direct naar inhoud van Artikel 5 Groen - 1
Plan: Park Schothorst e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00068-0301

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. recreatief gebruik onder andere in de vorm van spelen, verblijven en beleven;
  • d. schaapskooien;
  • e. het weiden van vee;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  • g. bestaande voet- en fietspaden;
  • h. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening” (sz): tevens een speelvoorziening;
  • j. geluidswerende voorzieningen;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Schaapskooien zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. Voor het overige mogen op de gronden (zowel binnen als buiten het bouwvlak) uitsluitend nutsvoorzieningen en gebouwen ten dienste van de bestemming - zoals abri's en schuilvoorzieningen voor personen of dieren - worden gebouwd met een maximale inhoud van 50 m3 en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 meter.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, recyclingcontainers, (beeldende) kunstwerken, losse speeltoestellen, hekwerken en overige terreinafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden;
  • b. speelvoorzieningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden met de aanduiding speelvoorziening (sz);
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
(beeldende) kunstwerken   10 m  
lichtmasten, andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties   6 m  
speeltoestellen   5 m  
geluidwerende voorzieningen   1,5 m  
hekwerken en overige terreinafscheidingen   1,5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': een antennemast   37,5 m  

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige inpasbaarheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten, andere intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen en military en als kampeerterrein.

5.5 Afwijking
5.5.1 Parkeervoorzieningen, wegen, fiets- en voetpaden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 teneinde parkeervoorzieningen, wegen, fiets- en voetpaden ten dienste van de bestemming aan te leggen en te gebruiken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling of een verbetering van de ontsluiting van een gebied dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid mag niet in negatieve zin worden beïvloed;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden en bebouwing.

5.5.2 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 voor het bouwen van andere bouwwerken met een afwijkende hoogte, met dien verstande dat:

  • a. tegen deze hoogte geen bezwaren bestaan vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en /of natuurlijke waarden.

5.5.3 Toestaan speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder i, voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding “speelvoorziening” is opgenomen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in negatieve zin worden beïnvloed;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige natuurlijke waarden.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:

  • a. gronden op te hogen en te egaliseren;
  • b. het profiel van wegen en paden te verharden of te wijzigen;
  • c. andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.

5.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60m2.

5.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.