direct naar inhoud van 5.2 Toelichting op het omgevingsvergunningenstelsel
Plan: RECREATIETERREINEN 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01052-vg02

5.2 Toelichting op het omgevingsvergunningenstelsel

In verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen is een stelsel opgenomen voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en afgezet tegen de verschillende werkzaamheden. Het doel van de werkzaamheden moet ten dienste zijn van de bijbehorende bestemming. Indien dit niet het geval is, dan is sprake van met de bestemming strijdig gebruik en wordt niet toegekomen aan de vraag of een omgevingsvergunning is vereist. Voor de situaties dat de werkzaamheid ten dienste van de basisbestemming of de dubbelbestemming is, dan is mogelijk een omgevingsvergunning vereist. Indien in de bestemming is opgenomen dat voor werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is, maar de werkzaamheden vallen onder 'normale exploitatie en beheer', dan is een omgevingsvergunning niet nodig.

Voor de werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning wel nodig is, is aan het vergunningenstelsel een afwegingskader gekoppeld. Het vergunningenstelsel biedt de mogelijkheid om per geval op basis van een belangenafweging te besluiten of een activiteit wel of niet kan worden vergund en of daarvoor bepaalde voorwaarden moeten gelden. De afweging is altijd maatwerk. Dit laat ruimte voor een afweging die recht doet aan de waarden en belangen die ter plaatse voorkomen.

Algemeen gelden omgevingsvergunningplichtige activiteiten

Hieronder is een aantal algemeen geldende omgevingsvergunningplichtige activiteiten opgenomen die in de regels van het bestemmingsplan bij vrijwel alle bestemmingen is opgenomen.

Aanbrengen van verhardingen > 200 m²

Het gaat hier om verhardingen ten behoeve van infrastructuur (verkeersfunctie) met een dusdanige oppervlakte dat er sprake is van wegen of parkeerterreinen. Het aanleggen van nieuwe wegen, parkeerterreinen en andere grote verharde oppervlakken kan gevolgen hebben voor de waterhuishouding, natuurwaarden of de verkeersveiligheid. Een toets is daarom vereist. De noodzaak van de verharding moet worden aangetoond door de aanvrager. Afhankelijk van de locatie vindt een afweging plaats: in natte gebieden moet het afstromende hemelwater goed worden afgevoerd en bij aansluitingen op andere wegen is de verkeersveiligheid van belang. De aan te leggen verharding moet ten dienste zijn van de bestemming.

Aanbrengen van ondergrondse leidingen

Aanbrengen van leidingen is omgevingsvergunningsplichtig omdat leidingen dieper dan 30 cm de bodem in worden gelegd, de bodem, bodemstructuur en eventuele archeologische bodemschatten worden hierdoor verstoord. Ook is het wenselijk om voorafgaand aan het aanleggen van leidingen te toetsen of bijvoorbeeld de afstand tot een woning voldoende groot is in verband met de veiligheid.

Aanleggen van recreatieve paden en voorzieningen

Het aanleggen van wandel- en fietspaden en bijbehorende voorzieningen (routeborden, informatieborden, picknickvoorziening, TOP etc.) kan verstoring voor mens en dier geven. Door middel van de vergunning kan nog een afweging worden gemaakt over de locatie in relatie tot bijvoorbeeld nabijgelegen woningen, bedrijven, landschapswaarden of natuurgebieden of op het aspect verkeersveiligheid.