direct naar inhoud van 3.4 Provinciaal beleid
Plan: BUITENGEBIED 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01045-vg04

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Streekplan Gelderland 2005 en Ontwerp ruimtelijke Verordening Gelderland

Het Streekplan geeft de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende 10 jaar. Het geeft de beleidskaders op hoofdlijnen voor de komende jaren weer. De provincie wil meer ruimtelijke ontwikkelingen in regionaal verband afstemmen. Het Streekplan is op een aantal onderdelen verder uitgewerkt in Streekplanuitwerkingen (EHS, Nationale en waardevolle landschappen en Krimp en Groei).

Op de Beleidskaart ruimtelijke structuur zijn het blauw-groene of groen-blauwe raamwerk, het multifunctionele gebied, de EHS-gebieden, de waardevolle open gebieden en de concentratiegebieden voor de rode functies aangegeven.

In de EHS-gebieden geldt de “nee, tenzij”-benadering. Deze “nee, tenzij”-benadering houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

In het blauw-groene of groen-blauwe raamwerk geldt een “ja, mits”-benadering. In het gebied multifunctioneel platteland is ruimte voor ontwikkelingen zoals groei van de agrarische bedrijven.

Stiltegebieden

De Veluwe kent een aantal stiltegebieden en is voor het overige aangemerkt als stiltebeleidsgebied. In de stiltegebieden geldt de akoestische streefwaarde van 40 dB(A) als 24-uursgemiddelde geluidbelasting. In de stiltebeleidsgebieden vormt de akoestische nulsituatie het ijkpunt waaraan de ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst.

3.4.1.1 Dag- en verblijfsrecreatie

Het volgende beleid is opgenomen ten aanzien van dag- en verblijfsrecreatie.

Concentratiepunten dagrecreatie
De provincie acht het wenselijk om de ontwikkeling van concentratiepunten van dagrecreatie te laten aansluiten bij de omgevingskenmerken en waar mogelijk gebruik te maken van de regionale identiteit. In de nabijheid, of aansluitend aan het terrein zijn er mogelijkheden voor particuliere initiatieven en/of commerciële activiteiten mits dit een aanvulling op het bestaande recreatieaanbod vormt en niet leidt tot aantasting van het openbare karakter van de basisvoorziening. Gezien de omvang spelen mobiliteitsaspecten, zoals fietsbereikbaarheid en aansluitingsmogelijkheden op het openbaar vervoer een belangrijke rol. De Zandenplas bij Nunspeet is aangewezen als een concentratiepunt dagrecreatie.

Toeristische infrastructuur / routenetwerk
Door de provincie Gelderland lopen acht LAW's (lange afstands wandelroutes) en zeven LF's (lange afstand fietsroutes), terwijl tevens een aantal belangrijke rondgaande wandel- en fietsroutes aanwezig zijn. Deze routes worden van zo'n groot belang geacht voor de toeristisch-recreatieve belevingswaarde van Gelderland, dat zij planologische bescherming behoeven; zij dienen dus op adequate wijze in bestemmingsplannen te worden opgenomen. Door de gemeente lopen een Lange Afstands Wandelroute en een Lange Afstands Fietsroute.

Verblijfsrecreatie
Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief (in het Reconstructieplan Veluwe Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) genoemd) geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en krimpscenario, zoals ontwikkeld in het kader van de nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het Reconstructieplan Veluwe. Hoofdlijn van dit scenario is enerzijds het toestaan van groei (ontwikkelingsmogelijkheden) aan recreatiebedrijven op -vanuit natuuroverwegingen- minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn. Groei vindt plaats binnen de aangegeven zoekgebieden voor recreatieclusters van bedrijven. Buiten de zoekgebieden is op het Veluwemassief sprake van het krimpgebied. Krimp zal op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. In navolgend figuur zijn de groei- en krimpgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01045-vg04_0003.png"

Fragment kaart Streekplanuitwerking Groei en krimp

De recreatieterreinen zijn opgenomen in het bestemmingsplan Recreatieterreinen. De begrenzing van de terreinen is afgestemd op de bestaande en vergunde situatie. Eventuele uitbreidingen en ontwikkelingen van recreatieterreinen in de zoekgebieden zijn in dit bestemmingsplan meegenomen.

3.4.1.2 Agrarische bedrijvigheid

Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is dat de bedrijfsontwikkeling in de landbouw wordt gefaciliteerd onder voorwaarden van economische en ecologische duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschouwt voedselproductie en bloemen- en plantenteelt als de primaire functie van agrarische bedrijven. Gecombineerd met productie zijn er tal van mogelijkheden zoals niet-agrarische productie, landschapsbeheer en zorgverlening. Ligging in het groenblauwe raamwerk of multifunctioneel gebied geven daarbij verschillende ontwikkelings- en transformatiemogelijkheden. De precieze invulling van die voorwaarden is mede afhankelijk van de specifieke gebiedskwaliteiten. Land- en tuinbouwbedrijven hebben de mogelijkheid om in een deel van hun bedrijfsgebouwen niet-agrarische nevenactiviteiten te ontplooien.

De provincie hanteert het principe van concentratie van alle intensieve vormen van land- en tuinbouw, zoals de intensieve veehouderij en glastuinbouw.

Grondgebonden landbouw en veehouderij
De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. De sector staat onder grote druk en de algemene tendens is dat er veel bedrijven stoppen en een relatief gering aantal overblijft. Zij krijgen de ruimte om hun agrarische activiteiten uit te breiden. Bij de groei wordt op grond van de wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei wordt door het ruimtelijk beleid gefaciliteerd. Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven is toegestaan, met uitzondering in het groenblauwe raamwerk en in de weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang.

Neveninkomsten uit andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken samenhangende, landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ook niet-agrarische activiteiten ruimte bieden.

Voor bedrijven met glastuinbouw als neventak of in gemengde bedrijfsvoering geldt dat de huidige omvang van de glasopstanden per bedrijf bij recht eenmalig mag worden vergroot met maximaal 20%. Het oprichten van nieuwe glasopstanden wordt op het multifunctioneel platteland met het oog op verbreding toegestaan tot een maximumomvang van 200 m2.

Intensieve veehouderij
In de reconstructieplannen zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden bepaald. Buiten de reconstructiegebieden is nieuwvestiging niet toegestaan; hervestiging en uitbreiding wel.
In het kader van de Reconstructiewet zijn plannen vastgesteld voor Gelderse Vallei/Utrecht-Oost (deels gelegen in de provincie Utrecht), Veluwe en Achterhoek/Liemers. Behalve een belangrijke impuls voor de uitvoering van doelstellingen op het vlak van met name landbouw, natuur, water en landschap, bevatten de plannen voor enkele thema's ook nieuw ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de zonering.

In het groenblauwe raamwerk en in de extensiveringsgebieden (zoals vastgelegd in de Reconstructieplannen) kan het verplaatsen van (intensieve) veehouderijbedrijven van provinciaal belang zijn; bijvoorbeeld als een dergelijke verplaatsing bijdraagt aan het realiseren van in provinciale plannen vastgelegde gebiedsdoelen (o.a. bescherming of verbetering kwetsbare natuur, of verbetering kwaliteit waardevolle landschappen). Om dergelijke verplaatsingen mogelijk te maken kan worden afgeweken van de algemene randvoorwaarden.

Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) zijn voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Onder TOV worden onder andere verstaan tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen. Verwacht wordt dat het gebruik van TOV in de toekomst, gelet op het economisch belang en de dynamiek van de sector zal toenemen. Dit geldt met name voor het gebruik van hoge, al dan niet langdurig toegepaste, TOV.

Pot- en containerteelt kan worden aangemerkt als een niet-grondgebonden agrarische activiteit. Containerteelt heeft consequenties voor de waterhuishouding. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze vorm van agrarische activiteit dienen de gevolgen voor de waterhuishouding nadrukkelijk in de afweging betrokken te worden.

Beleid voor functieverandering
Vanwege ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw, zorg en defensie, verliezen in de komende periode veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen.
De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn de volgende:

    • 1. land- en tuinbouwbedrijven de mogelijkheid geven niet-agrarische nevenfuncties te vervullen;
    • 2. de behoefte aan landelijk wonen en in tweede instantie werken accommoderen in vrijgekomen gebouwen in het landelijk gebied. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied;
    • 3. niet-agrarische bedrijvigheid die gebonden is aan de kwaliteiten en de functies van dat buitengebied ruimte bieden;
    • 4. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijgekomen gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende vrijgekomen gebouwen te slopen.


Voor functieveranderingen waarbij nieuwe wooneenheden worden gecreëerd of nieuwe bedrijfsactiviteiten worden opgezet gelden de volgende algemene voorwaarden:

    • 1. functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied;
    • 2. de functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bestemmingsvlak;
    • 3. met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
    • 4. functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; mocht dit zich voordoen dan is het veroorzakersbeginsel van toepassing;
    • 5. met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving;
    • 6. overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen;
    • 7. voor glastuinbouwbedrijven geldt het beleid voor functieverandering alleen buiten de concentratiegebieden in de Bommelerwaard en Huissen-Bemmel en begrensde clusters. Bovendien geldt voor deze sector het aanvullende uitgangspunt dat op elk vrijgekomen perceel alle glasopstanden worden gesloopt. Bij de beëindiging of verplaatsing van glastuinbouwbedrijven mag 100% van de bedrijfsgebouwen van functie veranderen naar wonen of werken onder de algemene randvoorwaarden die daarvoor gelden. Onder bedrijfsgebouwen wordt verstaan bij glastuinbouwbedrijven de gebouwen die niet voor de primaire teelt bedoeld zijn, maar ondersteunend daaraan (zoals opslag- en sorteerruimtes, koelcellen, ketelhuizen e.d.).

3.4.1.3 Landgoederen

Ter bevordering van de landschappelijke en ecologische kwaliteit, de toegankelijkheid en de aantrekkelijkheid voor recreanten met name wandelaars, wordt in Gelderland de mogelijkheid geboden om nieuwe landgoederen aan te leggen.

Nieuwe landgoederen kunnen gesticht worden in delen van het groenblauwe raamwerk (EHS-verweving, EHS-verbindingszones) en in het multifunctioneel gebied, niet in EHS-natuur, waardevol open gebied, in weidevogel- en ganzen-gebieden van provinciaal belang of in het concentratiegebied voor intensieve teelten. Gebieden die met name geschikt geacht worden zijn gebieden met een grote mate van verweving, gebieden waar bosaanleg gewenst is, grondwaterbeschermingsgebieden en dergelijke.

De hoofdfunctie van het nieuwe gebouw of de nieuwe gebouwen, is wonen. Een daaraan ondergeschikte kantoorfunctie is acceptabel.

Bij initiatieven voor een nieuw landgoed dient er sprake te zijn van een totaalvisie inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet. Behalve de bestemmingsplanwijziging dient de gemeente met de initiatiefnemer voor een nieuw landgoed een privaatrechtelijke overeenkomst met kettingbeding af te sluiten over de inrichting en beheer van het nieuwe landgoed. Deze overeenkomst dient bij het bestemmingsplan te worden gevoegd. Het gaat immers ook om het duurzaam in stand houden van de landgoedkwaliteiten.

3.4.1.4 Thema's Noord Veluwe in Streekplan

Voor de regio Noord-Veluwe is er een aantal thema's dat bijzondere aandacht heeft gekregen in het provinciaal beleid. 

Groenblauwe raamwerk
Het groenblauwe raamwerk, met de daarbijbehorende opgaven, is in de regio ruim aanwezig en draagt in belangrijke mate bij aan het groene imago van de Noord- Veluwe: aaneengesloten bosgebied, open weidevogelgebieden, half-open landgoed- en coulissenlandschappen. Voor het groen betreft het gebieden van de EHS, Vogel- en Habitatrichtlijn en waardevolle open landschappen waarvoor als algemeen principe de “nee, tenzij”-benadering geldt bij de afweging van rode ontwikkelingen.
Deze “nee, tenzij”-benadering houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Ontwikkelingen binnen de EHS kunnen op basis van de EHS-salderingsbenadering op gebiedsniveau worden afgewogen, waarbij ingeval significante invloeden zijn te verwachten op vogel- en habitatrichtlijngebieden een passende beoordeling moet plaatsvinden.
Met het van kracht worden van het streekplan treedt het groenblauwe raamwerk in de plaats van de voormalige CVN-verstedelijkingscontour. Voor de sturingsmogelijkheden voor transformaties in de randzone van de Veluwe geldt dan de bij het groenblauwe raamwerk horende “nee, tenzij”-benadering.

Waardevolle open gebieden
In de regio Noord-Veluwe zijn binnen de landschappen Randmeerkust Harderwijk-Elburg, Oosterwolde-Oldebroek en de Noordelijke IJsselvallei waardevolle open gebieden te onderscheiden met als belangrijkste kernkwaliteit grootschalige openheid. De kernkwaliteiten van deze landschappen zijn leidend voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze landschappen geldt conform het generieke beleid dat ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Voor overige ruimtelijke ingrepen geldt een “nee, tenzij”-benadering.

Water
Naast het groen is er ook sprake van een blauwe opgave. Het Veluwemassief functioneert als blauwe motor in het regionaal watersysteem van inzijging en kwel en van beken en sprengen. Inzet is om de natte natuur, waaronder de wateren van het hoogste ecologische niveau (HEN), te herstellen en de zoekgebieden voor regionale waterberging in samenspraak tussen gemeente en waterschap Veluwe nader te begrenzen. Op en rond de Veluwe is de ruimtelijke (ecologische) verbondenheid tussen de wateren van het hoogste ecologische niveau onderling van essentieel belang voor hun kwaliteit. Deze samenhang dient gewaarborgd te blijven en niet doorsneden te worden door bepaalde verstorende ruimtelijke ontwikkelingen.

Randmeren
Het project Integrale Inrichting VeluweRandmeren (IIVR) is gericht op versterking van zowel natuur als recreatie langs de Randmeerkust. In 2001 hebben betrokken overheden, waaronder de provincie, een convenant ondertekend om tot een gezamenlijke uitvoering van het inrichtingsplan te komen. De zonering en de maatregelen van IIVR passen in dit streekplan. Het groenblauwe raamwerk voorziet in invulling van de afspraken omtrent de smalle natuurzones. De brede, meer voor recreatie in te richten zones behoren tot multifunctioneel gebied.

Groene wiggen
Voor alle regio's rond het Veluwemassief, dus ook voor de Noord-Veluwe, geldt als ruimtelijk doel dat de krans van dorpen, stadjes en steden niet dichtslibt en volledig versteent. Het Veluwebeleid richt zich op het veiligstellen van de nog gave randen in de vorm van de groene wiggen. Daarmee worden de landschappelijke overgangen tussen Veluwemassief en randgebieden gewaarborgd. Groene wiggen liggen tussen kernen in. De breedte van een groene wig is afhankelijk van de maximale ruimte tussen de kernen. De groene wiggen kennen een karakteristieke verweving van functies. De groene wiggen in de gemeente Nunspeet zijn Harderwijk – Nunspeet en Nunspeet – 't Harde.

Binnen enkele groene wiggen zijn ook ecologische poorten voorzien, die zorgen voor natuurlijke verbindingen tussen de hoge en drogere gronden van het Veluwe-massief en de lage, natte gronden van de Randmeerkust en IJsselvallei. Het gaat in de gemeente Nunspeet om de poort Harderwijk - Nunspeet: Hierdense Poort.
De ecologische poorten zijn begrensd. Als ze gerealiseerd zijn, zullen ze, voor het deel dat als (nieuwe) natuur is aangewezen, deel uit maken van de EHS en daarmee van het groenblauwe raamwerk. De aanpak van ruimtelijke ontwikkelingen in de groene wiggen is te zien als een ontwerpopgave met oog voor nieuwe rood/groen relaties met toepassing van vereveningsmogelijkheden. Deze actie kan door de regio in gang worden gezet met gebiedsplannen per groene wig. In de groene wiggen zijn nieuwe bouwlocaties niet uitgesloten, op voorwaarde dat deze passen in de zoekzones landschappelijke versterking en kan worden bijgedragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, bijvoorbeeld bij afronding van kernen, hergebruik (agrarische) bebouwing, nieuwe landgoederen en amoveren van overtollige bebouwing. In deze zin kan met het regionale concept “zwermgebieden” dat de regio op de Veluweflanken wil toepassen, invulling worden gegeven aan uitwerking van het concept van de groene wiggen. De groene wiggen en ecologische poorten zijn aangegeven op de beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling van het streekplan.

In 2005 is voor de Hierdense Poort een ontwikkelvisie in de vorm van een uitvoeringsprogramma opgesteld, te weten “Uitvoeringsprogramma Hierdense Poort (april 2005)”. In het uitvoeringsprogramma zijn zeven doelen geformuleerd die allen als gemeenschappelijk doel hebben om de karakteristieke kwaliteiten van het gebied te versterken.

Waardevolle landschappen
In de regio Noord-Veluwe zijn het gebied van het Veluwemassief, de Randmeerkust, het gebied Oosterwolde Oldebroek, de Noordelijke IJsselvallei, de wiggen Oost-Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel te beschouwen als waardevolle landschappen. Deze landschappen liggen behalve in het groenblauwe raamwerk deels ook in het multifunctioneel gebied. Voor de delen van deze waardevolle landschappen die samenvallen met gebieden die op grond van andere dan landschappelijke waarden (bijvoorbeeld EHS of water) tot het groenblauwe raamwerk behoren, geldt de daarbijbehorende “nee, tenzij”-benadering. Voor dat deel van deze landschappen dat is gelegen in het multifunctioneel gebied geldt conform het generieke beleid een “ja, mits”-benadering voor het toevoegen van bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen, waarbij recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Voor eventuele nieuwe bebouwing dienen bovendien zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking te zijn vastgesteld.

Regiospecifiek beleid voor gebiedsgerichte onderwerpen ontwikkelen van het Veluwemassief
Het Veluwemassief vormt het belangrijkste en omvangrijkste onderdeel van de ecologische hoofdstructuur en daarmee van het groenblauwe raamwerk van Gelderland. Het vormt tevens een landschap met een nationale en zelfs internationale uitstraling. Inzet is bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden, extensivering van menselijke activiteiten (stilte/rust als kernkwaliteit), versterking van de toeristisch-recreatieve kwaliteit en verminderen van de barrièrewerking van verkeerswegen.
In de regionale structuurvisie van de Noord-Veluwe wordt onder de noemer van het kerngebied van de Veluwe ingezet op voortzetting van het Groei-en-krimpproject, het verbeteren van de ecologische relaties met omringende gebieden (de wiggen en ecologische poorten) en het terugdringen van de versnippering. Voor het stroomgebied van de Hierdense beek/Agrarische enclave wordt uitgegaan van een integrale gebiedsontwikkeling van de waterkwaliteit, de groene wig, de natuur- en landschapswaarden en de landbouw overeenkomstig het reconstructieplan.

3.4.2 Streekplanuitwerkingen
3.4.2.1 Streekplanuitwerking Nationale Landschappen

Het Nationaal Landschap Veluwe beslaat vrijwel het gehele gebied tussen de Randmeerkust, de IJssel en de Nederrijn. Het omvat de provinciale waardevolle landschappen Noordelijke IJsselvallei, Oosterwolde-Oldebroek, Randmeerkust agrarisch, Veluwemassief, Wiggen Oost-Veluwe/Beekbergen en Loenen, Zuidelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden.
Deze waardevolle landschappen vertegenwoordigen samen het geheel van Veluwe en de omringende flanken van de Veluwe. In een deel van deze gebieden liggen opgaven die goed bij het Nationaal Landschap passen, zoals ecologische poorten, stedelijke uitloopgebieden. Andere delen zijn toegevoegd als afrondingen.

Ecologische poorten
Rondom de Veluwe zullen 7 Ecologische poorten in de vorm van Robuuste verbindingen uitgevoerd worden. Deze poorten hebben invloed op het bestaande landschap en zullen leiden tot een aanvulling op- en versterking van de bestaande kernkwaliteiten. Hier wordt invulling gegeven aan landschapsontwikkeling met een Nationale kwaliteit. Een van deze ecologische poorten is de Hierdense Poort.

3.4.2.2 Waardevolle landschappen

De kernkwaliteiten van de waardevol landschappen zijn per waardevol landschap opgenomen in de Bijlage 6 bij deze toelichting.

Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Daarom dienen gemeenten in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.

Om het structureel omgaan met kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen te bevorderen, vragen GS van gemeenten het vaststellen of aanpassen van een landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat de kwaliteiten (inter)lokaal in beeld brengt en dat richting geeft aan het (inter)lokaal omgaan met de kernkwaliteiten.

Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt.

  • A. Waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied
    Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het “ja, mits”-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking.
    Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn.

  • B. Waardevol landschap - samenvallend met EHS
    Hier geldt het “nee, tenzij”-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

  • C. Waardevol open gebied - binnen Waardevol landschap
    De Waardevolle open gebieden van het streekplan liggen alle binnen Waardevolle landschappen. Hier geldt nee voor ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, en nee, tenzij voor ruimtelijke ingrepen die de openheid niet aantasten maar eventueel wel andere kernkwaliteiten. In dat laatste geval kan compensatie aan de orde zijn zoals onder B. is omschreven. Uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend op het bestaande bestemmingsvlak is mogelijk; gaat het hierbij om een omvangrijke uitbreiding, dan is een beeldkwaliteitsplan of beeldkwaliteitsparagraaf in het ruimtelijke plan vereist.

3.4.2.3 Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur

In de EHS verweving en verbindingszone kan regulier agrarisch gebruik worden voortgezet en kan vergroting van aanwezige bestemmingsvlakken via bestemmingsplanwijziging plaats vinden, mits rekening wordt gehouden met de omgeving, inclusief het (potentiële) functioneren van verbindingszones.

Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:

  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren.
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewater-omstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast.
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).

Gedeputeerde Staten maken op bovenstaande een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities.

Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten:

  • 1. In de gehele EHS
    • a. De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.

  • 2. In de Veluwe
    • a. Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zoveel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
    • b. De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (zoals de Hierdense Poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van de Veluwe en de lage randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
    • c. De landschappelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden en kruidenrijke akkers en bossen.
    • d. De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
    • e. De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.

  • 3. In de Randmeerkust
    • a. De droog-nat en voedselarm-rijk gradiënt vanaf de Veluwe tot aan de randmeren en het samenhangend systeem van infiltratie op de Veluwe en kwel in de overgangszone en de Randmeerkust, tussen Harderwijk en Elburg met de daarbijbehorende hoge waarden van en potenties voor beken, kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden) en weidevogels.
    • b. De openheid en hoge waterstanden in Arkemheen, van de veen- en kleigebieden tussen Harderwijk en Elburg, in polder Oosterwolde en bij Dasselaar en de daarvan afhankelijke weidevogels.
    • c. De relatie tussen de randmeren (slaapplaats) en open veen- en kleigebieden langs de randmeerkust (foerageergebied) voor ganzen, zwanen en eenden.
    • d. De samenhang die de randmeerkust heeft met andere gebieden in de nationale natte as van water- en moerasgebieden met aan (riet)moeras gebonden soorten.
    • e. De strandwallen langs de randmeren met de daarbijbehorende droge (stroomdal)graslanden en struwelen.
    • f. De (potentiële) uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de Veluwe en het Randmeer, in de nog weinig bebouwde delen van de Veluwerand, in het bijzonder de Hierdense poort.

De beoordeling of een ontwikkeling van groot openbaar belang is, vindt plaats door GS. Bij de beoordeling hanteren Gedeputeerde Staten de volgende uitgangspunten:

  • 1. Alleen belangen die op langere termijn nog steeds aanwezig zijn, kunnen van groot openbaar belang zijn.
  • 2. Bij groot openbaar belang gaat het niet om belangen van één of enkele individuen.

Voor Natura 2000-gebieden geldt een ander afwegingskader. In deze gebieden moet er sprake zijn van dwingende redenen van groot openbaar belang. De beoordeling hiervan ligt, afhankelijk van de ingreep, bij Gedeputeerde Staten of bij de Minister van LNV.

3.4.2.4 Streekplanuitwerking functieverandering Noord Veluwe

De Streekplanuitwerking is tot stand gekomen na een intensief proces in de regio, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau. De uitwerking is door GS geaccordeerd. In de Streekplanuitwerking worden spelregels gegeven voor functieveranderingsgevallen. Afhankelijk van het gebied waarin een perceel ligt, de omvang van de te slopen bebouwing en de gewenste vervolgfunctie worden regels gegeven waaraan de functieverandering moet voldoen. In de Streekplanuitwerking zijn ook regels gegeven over uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.

3.4.3 Reconstructieplan Veluwe

Inleiding

De Reconstructiewet schrijft een zonering van de intensieve veehouderij voor. Dit zoneringsbeleid is er op gericht te bereiken dat intensieve veehouderijbedrijven in de toekomst in gebieden gelokaliseerd zijn die goed geschikt zijn voor intensieve veehouderij. Hiermee wordt voor verzuring gevoelige natuur ontlast. De Reconstructiewet geeft aan dat het reconstructieplan een beschrijving moet bevatten van de ruimtelijke indeling van het reconstructiegebied in drie zones (tabel A5). Deze indeling heeft vooral betrekking op het ruimte bieden aan of ontwikkelingsruimte weghalen van intensieve veehouderij. Voor grondgebonden bedrijven (melkveehouderij, schapen, paarden, akkerbouw, tuinbouw) zonder intensieve veehouderijtak stelt het reconstructieplan, conform de Reconstructiewet, geen beperkingen aan de ontwikkelingsruimte. Voor deze grondgebonden bedrijven gelden de bepalingen van het op enig moment vigerende ruimtelijke en milieubeleid van gemeente en provincie.

Intensieve veehouderij en zeer kwetsbare natuur gaan moeilijk samen. Bedrijven kunnen zich niet voldoende ontwikkelen en de hoge uitstoot van ammoniak bedreigt de natuur. Het Reconstructieplan heeft tot doel veehouderij en kwetsbare natuur ruimtelijk te scheiden. Hiertoe zijn drie zones vastgesteld: extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze laatste komen niet voor in de gemeente Nunspeet.

Extensiveringsgebied
In deze zone van 250 meter rond de zeer ammoniak-gevoelige natuur mag de intensieve veehouderij niet meer groeien. In Gelderland liggen binnen deze zone enkele honderden bedrijven waar varkens, pluimvee, vleeskalveren of eenden worden gehouden. De meeste zijn klein. Er liggen ook 65 moderne, grootschalige bedrijven die toekomstperspectief hebben en willen houden. Voor deze categorie is een verplaatsingsregeling. In dit gebied zijn er zo min mogelijk intensieve veehouderijen.

Verwevingsgebied
Het grootste deel van de reconstructiegebieden heeft de aanduiding 'verwevingsgebied' gekregen. Vestiging van nieuwe intensieve veehouderij is hier niet mogelijk. Voor bestaande bedrijven zijn er soms wel (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden.

Landbouwontwikkelingsgebied
Bedrijven die met subsidie uit de extensiveringsgebieden vertrekken, kunnen in deze zone een nieuwe locatie vinden. Het kan dan gaan om volledige nieuwbouw of om het hergebruik van een bestaand bedrijf dat te koop is. De betreffende gemeente moet de mogelijkheden voor uitbreiding en nieuwvestiging nader uitwerken in het bestemmingsplan. In de drie Gelderse reconstructieplannen zijn vijftien gebieden aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied; deze liggen niet in de gemeente Nunspeet.

In de onderstaande tabel is aangegeven welke mogelijkheden er voor de intensieve veehouderij worden geboden in de verschillende gebieden.

Zonering intensieve veehouderij   Hoofdregel   Doel   Soort gebied  
Extensiveringsgebied   Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderij is niet mogelijk, of wordt onmogelijk gemaakt, behalve om te voldoen aan eisen van dierenwelzijn en –gezondheid.   Natuur vrijwaren van te grote ammoniakbelasting.   Bos en natuur. CVN, exclusief de Agrarische enclave, en de voor verzuring gevoelige bos- en natuurelementen.  
Verwevingsgebied   Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is niet toegestaan.   Passende combinaties van bestaande intensieve, andere vormen van landbouw, landschapskwaliteiten, natuur, recreatie en wonen bevorderen. Ontwikkeling van intensieve veehouderij op geschikte bestaande locaties mogelijk maken.   Verweven gebied met gevarieerde activiteiten en kwaliteiten: landbouw, verspreide landschapswaarden, wonen, recreatie.  
  (Her)vestiging van intensieve veehouderij is mogelijk uitsluitend op bestaande bouwpercelen.
   
   
  Uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven of de intensieve veehouderijtak is mogelijk tot maximaal 1 hectare.      
  Uitbreiding van bebouwing voor intensieve veehouderij(tak) boven de 1 hectare is in beginsel uitgesloten, tenzij de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, zonder dat het aantal dierplaatsen toeneemt.      
  Omschakeling van volledig grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij is toegestaan mits is getoetst of deze zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water).      
  Concentratie van intensieve veehouderijtakken van één bedrijf is mogelijk indien een toetsing door de gemeente aan de ter plaatse van belang zijnde omgevingsfactoren leidt tot de slotsom dat een bestemmingsvlak kan worden vergroot. Daarbij is uitbreiding van het bestemmingsvlak tot meer dan 1 hectare mogelijk. Voorwaarde hierbij is dat de intensieve veehouderij op de andere locaties van het bedrijf in het extensiverings- of verwevingsgebied wordt beëindigd.      
  Concrete rechten mbt bestemmingsvlak groottes op basis van vigerende bestemmingsplannen worden gerespecteerd.      
  In verwevingsgebied is het mogelijk om intensieve veehouderijbedrijven of de intensieve veehouderijtak op een bedrijf uit te breiden tot 1,5 hectare mits de locatie voldoet aan de criteria voor sterlocaties intensieve veehouderij: verdergaande uitbreiding is afhankelijk van de feitelijke, ruimtelijke en milieuhygiënische situaties.      

Het beleid met betrekking tot de Natura 2000 gebieden heeft gevolgen voor de toepassing van het Reconstructieplan. Enkele onderdelen van het Reconstructieplan zijn daarmee achterhaald.

3.4.4 Waterhuishoudingsplan

Inleiding

Het provinciaal waterhuishoudingsplan geeft de kaders weer voor de mogelijkheden om de kansen van een goed waterbeheer te benutten.

Het waterhuishoudingsplan is gebaseerd op de stroomgebiedenbenadering en kent zes speerpunten:

  • Ruimte voor de rivier tussen de dijken.
  • Beschermen van waterbergingsgebieden en natte natuur.
  • Inrichten van waterbergingsgebieden.
  • Vasthouden van regenwater in de actiegebieden.
  • Herstellen van de natte natuur in de actiegebieden.
  • Riooloverstorten op ecologisch waardevolle wateren worden volledig gesaneerd in de actiegebieden.

Voor de gemeente Nunspeet is met name van belang dat in het Randmeerkustgebieden gebieden zijn aangewezen die belangrijk zijn voor weidevogels (hoge grondwaterstand) en een aantal waterlopen met een specifieke ecologische doelstelling (SED-wateren) en waterlopen van het hoogste ecologische niveau (HEN-wateren) zijn aangewezen. Op de Veluwe liggen vennen en kleine waterpartijen met een specifieke ecologische doelstelling of van het hoogste ecologische niveau. Rondom deze kwetsbare gebiedjes liggen beschermingszones.