Plan: | BUITENGEBIED 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01045-vg04 |
In de Nota Ruimte zijn op rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. In de Nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid.
In de Nota Ruimte is de Ecologische Hoofdstructuur aangewezen. Samen met de Natuurbeschermingswetgebieden en vogel- en habitatrichtlijngebieden (Natura 2000) zijn deze gebieden van nationaal belang voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van deze gebieden. Bescherming, instandhouding en ontwikkeling van daarbuiten gelegen kleinere natuurgebieden en leefgebieden van in (inter)nationaal verband beschermde soorten is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten.
Voor de EHS-gebieden geldt een 'nee, tenzij'-benadering. De wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden moeten in stand worden gehouden. Tenzij er geen reƫle alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang.
De primaire verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het Nederlandse landschap ligt bij de provincies. Een aantal bijzonder waardevolle gebieden is aangewezen als Nationaal Landschap. Voor deze gebieden heeft het rijk een specifieke verantwoordelijkheid. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten. Binnen de nationale landschappen is 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt; 'ja, mits'-regime. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen.
De Veluwe is aangewezen als een Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten:
Provincies dienen in hun plannen voldoende ruimte te scheppen om de veranderende behoefte aan toeristisch-recreatieve voorzieningen in de samenleving te faciliteren. Concreet betekent dit dat rekening moet worden gehouden met nieuwe vormen van recreatie en toerisme en met uitbreiding en aanpassing van de bestaande toeristische verblijfsrecreatieve voorzieningen. Het gaat daarbij ook om vergroting van de mogelijkheden voor recreatie als nevenactiviteit op agrarische gronden.
Provincies en gemeenten hebben beperkte ruimte om in bepaalde gevallen de recreatiefunctie van bestaande recreatiewoningen te wijzigen naar een woonfunctie, mits aan de gebruikelijke voorwaarden voor woningbouw is voldaan. De beperkte verruiming biedt de mogelijkheid om bestemmingswijzigingen door te voeren voor situaties waar op 31 oktober 2003 (of eerder) onrechtmatig in een recreatiewoning werd gewoond. Deze beleidsruimte is niet van toepassing op recreatiewoningen die zich bevinden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, de Natuurbeschermingswetgebieden en de EHS-gebieden. Het is bovendien niet de bedoeling dat complexen waar nu niet of nauwelijks permanent wordt gewoond (dus grotendeels recreatief worden gebruikt) worden omgezet.
De land- en tuinbouw, met inbegrip van de gehele agrofoodketen, levert een substantiƫle bijdrage aan de Nederlandse economie. De landbouw is tevens de belangrijkste grondgebruiker in Nederland. Vooral de grondgebonden landbouw heeft naast het produceren van voedsel een grote rol bij de instandhouding en het beheer van grote delen van de groene ruimte. Voorwaarde voor een transitie naar een vitale en duurzame landbouw is, dat er een economisch perspectief aanwezig is. Het kabinet ziet een aantal handelingsperspectieven voor agrarische bedrijven: concurreren op de wereldmarkt, werken onder specifieke natuurlijke handicaps, economisch verbreden door andere maatschappelijke en/of economische diensten te leveren of een combinatie hiervan. In de Nota Ruimte zijn landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, glastuinbouw en bloembollenteelt aangewezen. Van provincies wordt verwacht dat zij sturing geven aan de ontwikkeling van de grondgebonden landbouw, en daarbij rekening dient te houden met de eisen die de wereldmarkt stelt aan landbouwbedrijven en met de wens van landbouwbedrijven om hun bedrijfsvoering te verbreden.
In de provincies Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht geldt een specifiek ruimtelijk beleid in het kader van de Reconstructiewet Concentratiegebieden. Deze wet voorziet in een integrale en ruimtelijke aanpak van de mest-, milieu- en veterinaire problemen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding en deze is eind 2009 vastgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kader RichtlijnWater.
In Waterbeleid voor de 21e eeuw (augustus 2000) is door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen inzake de wenselijke aanpassingen in de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland met aandacht voor de gevolgen van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling. Voor de gewenste veiligheid en ter voorkoming van overlast en schade moet naar de mening van de Commissie Waterbeheer het reeds ingezette beleid inzake waterberging worden voortgezet. De Commissie Waterbeheer ziet in de mogelijkheid om natuurontwikkeling te combineren met de aanpassing van het watersysteem een extra reden om te pleiten voor een meer op ruimte geconcentreerd waterbeleid.