De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren,
met de daarbij behorende:
b. parkeervoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. erven en tuinen;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. bouwwerken.
7.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding. Indien de maximale goot- en bouwhoogte niet zijn aangegeven op de gevelwandkaart c.q. de verbeelding dan mag de maximale goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
3. indien van toepassing vindt het bouwen overeenkomstig artikel 21 plaats;
4. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedragen mag dan 50% van het bouwperceel en met een gezamenlijk maximaal oppervlak van 50 m², voor zover de oppervlakte van de bebouwing meer bedraagt, mag deze niet worden vergroot;
de gronden gelegen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn mogen niet worden bebouwd;
de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m.
b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels:
1. de inhoud mag niet meer dan 25 m3 bedragen;
2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.