Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
-
a. De voor 'Waarde- Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor bescherming van de cultuurhistorische waarden zoals die worden omschreven in de aanwijzing van het plangebied als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet, 1988.
-
b. Secundair zijn deze gronden voor zover zulks op de verbeelding is aangewezen, bestemd voor de doeleinden als omschreven in het voor de betreffende bestemming geldende artikel, waarbij het in dat artikel bepaalde van toepassing is, met de daarbij behorende bouwwerken.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw, zoals staat aangegeven op de als bijlage 1 bij dit plan gevoegde gevelwandkaart; indien het hoofdgebouw of de breedte daarvan niet is aangegeven mag de bestaande breedte niet worden overschreden;
-
b. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
-
c. het aantal bouwlagen van ieder gebouw dient overeen te stemmen met hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 bij dit plan gevoegde gevelwandkaart;
-
d. de nokrichting en kapvorm dienen overeen te stemmen met hetgeen is vermeld op de als bijlage 2 bij dit plan gevoegde kappenkaart; indien de nokrichting en kapvorm niet is aangegeven op de kappenkaart, mag de bestaande nokrichting en kapvorm niet worden gewijzigd;
-
e. de dakhelling van de gebouwen is ten minste 45 graden, tenzij de bestaande toestand anders is
-
f. doorbraken in bouwmuren tussen panden en perceelsscheidende muren zijn niet toegestaan.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
-
a. lid 21.2 onder a voor het wijzigen van de breedte van een hoofdgebouw, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.
-
b. lid 21.2 onder a ten behoeve van het verbouwen van maximaal drie aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze afwijking bij een omgevingsvergunning eerder is toegepast en over een gezamenlijke pandbreedte van maximaal 15 m, tot één geheel, mits:
-
1. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale (bouwhistorische) waarden;
-
2. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
-
3. de samenvoeging niet onomkeerbaar is.
-
c. lid 21.2 onder c ten behoeve van het toevoegen van een extra bouwlaag mits:
-
1. Indien wonen in de kap niet is toegestaan, de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
- Woonkamer en woonkeukens dienen niet te zijn gelegen in de kap;
- De monumentale waarden van de kapconstructie en het dakenlandschap worden gerespecteerd.
-
2. Indien platte daken niet zijn toegestaan, ten behoeve van woningtoegangen en buitenruimten hiervan kan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- redelijkerwijs op andere wijze niet kan worden voorzien in buitenruimte;
- de erfscheiding van de buitenruimte over de eerste 2 meter uit de zij- of achtergevel maximaal 2 meter hoog is; voor het overige mag de scheiding maximaal 1 meter hoog zijn;
- het maken van een toegang op de begane grond aan de straatzijde van de woning praktisch niet redelijkerwijs uitvoerbaar is of het trappenhuis daar niet meer aanwezig is of niet te realiseren is of dat aankoop van ruimte daarvoor niet mogelijk is.
-
3. indien het aanbrengen van balkons tegen achter- en zijgevels niet is toegestaan, kan hiervan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- redelijkerwijs op andere wijze niet kan worden voorzien in buitenruimte;
- naar het oordeel van het bevoegd gezag mogen bewoners/gebruikers in de omgeving niet te zeer worden beperkt in hun privacy;
- de bovenzijde van het balkonhek blijft onder de goot.
-
4. daar waar het maken van meer dan één woning per pand niet is toegestaan, kan hiervan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:
- de monumentale waarden van het interieur niet te zeer worden aangetast;
- de aanwezige historische structuren/indeling/verkeersruimte zo veel mogelijk in stand blijft.
-
d. lid 21.2 onder d ten behoeve van het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
-
e. lid 21.2 onder e ten behoeve van de dakhelling, mits de dakhelling ten minste 40° bedraagt
-
f. lid 21.2 onder f ten behoeve van doorbraken in bouwmuren tussen panden in perceelsscheidende muren indien:
-
1. uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de muur, danwel het betreffende muurdeel in machinale baksteen is opgetrokken (na ongeveer 1870); of
-
2. uit bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de muur, danwel het betreffende muurdeel, op de voorgestelde plaats een oudere doorbraak bevat die in het verleden weer is gedicht; of
-
3. wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- de totale breedte van de voorgestelde doorbraken beslaat maximaal een derde deel van de lengte van de muur met een maximum van drie doorbraken;
- doorbraken hebben een maximale hoogte van 2,50 m en een maximale breedte van 2 m;
- de bovenzijde van de doorbraak blijft minimaal 0,50 m onder het plafond;
- ten opzichte van de voorgevel en de achtergevel komen de eerste drie meter niet in aanmerking als locatie voor een doorbraak;
- een doorbraak wordt niet toegestaan indien er sprake is van een ozendrup, gang of steeg tussen panden, behalve wanneer een deuropening wordt voorgesteld ten behoeve van een toegang tot een woning of als vluchtweg;
- voor plaatsbepaling van geplande doorbraken en uitvoering van de werkzaamheden is het laten uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek verplicht.
Voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a tot en met f wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan een deskundige inzake cultuurhistorie.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden binnen de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
-
b. Het verbod, als bedoeld in sub a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
-
1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
4. indien en voor zover reeds goedkeuring, vergunning of ontheffing is vereist uit hoofde van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening waarbij de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht (mede) in overweging zijn genomen.
-
c. Burgemeester en wethouders verlenen de in sub a bedoelde omgevingsvergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de stedenbouwkundige waarden of de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht worden aangetast.