direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Stede Oost
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Zevenaar ligt de woonwijk Groot Holthuizen. Deze woonwijk is gelegen aan de oostzijde van Zevenaar en wordt aan drie zijden scherp begrensd door infrastructuurlijnen, namelijk de spoorlijn Arnhem-Winterswijk en Arnhem-
Oberhausen, de Betuwelijn en de A12. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het agrarisch buitengebied.

De Woonwijk Groot Holthuizen is ingedeeld in vier buurtschappen met elk een eigen karakter: De Tol, De Bem, Studentenplaats en De Holtkamp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Woonwijk Groot Holthuizen met de 4 buurtschappen, Buurtschap Studentenplaats (nu: De Stede) aangeduid met rode contour

De Tol en De Bem zitten in de afrondende fase zitten. Met de ontwikkeling van Studentenplaats is gestart. Fase 1 wordt gerealiseerd in het noordwestelijk deel van dit buurtschap. Hiervoor is in2017 een bestemmingsplan vastgesteld.

Het voorliggende uitwerkingsplan omvat de oostelijke ontwikkeling van het buurtschap Studentenplaats. Ten tijde van het Stedenbouwkundig plan Zevenaar Oost (2007) is de naam Studentenplaats gekozen als naam voor het derde buurtschap. Alle buurtschappen hebben een naam die verwijst naar een historische naam van de locatie. De locatie van het derde buurtschap is gelegen op de locatie met de naam Studentenplatz of Capittelstede. De naam Studentenplaats is verwarrend en ook commercieel niet handig. Op basis daarvan is de van Capittelstede afgeleide naam 'de Stede' ontstaan.

Voorliggend uitwerkingsplan heeft betrekking op een plandeel, dat geregeld is in het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" (hierna: moederplan), dat op 27 juni 2007 door de gemeenteraad van Zevenaar is vastgesteld. Het plan is op 23 november 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en met de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 maart 2008 grotendeels inwerking getreden.

Voor de invulling van De Stede is de gemeente voornemens om marktpartijen meer vrijheid te bieden en ook niet vanuit een reeds vastliggend stedenbouwkundig plan te werken. Verschillende deelgebieden worden aangeboden aan ontwikkelaars, waarbij de gemeente voornamelijk toets op de ruimtelijke en functionele kwaliteit van woningen en buitenruimte waarbij ook het toekomstig beheer op goede wijze mogelijk moet zijn. Dit alles uiteraard passend binnen de grondexploitatie. Ondanks het streven naar vrijheid voor ontwikkelende partijen, worden er wel een aantal basis uitgangspunten en wensen meegegeven. In hoofdstuk 2 wordt dat nader toegelicht.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied is in onderstaande figuur met een rode contour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Ligging plangebied

1.3 Vigerend planologisch regime

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • het bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II, dat 1 juni 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar;
  • het bestemmingsplan Archeologie, dat 7 april 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar.
  • het bestemmingsplan De Stede, dat 25 september 2017 is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar.

Bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II

Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming Wonen - Uit te werken. In figuur 1.3 is een uitsnede van de plankaart weergeven met in het rood het plangebied van onderhavig plan.

Deze gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, als ook voor woonstraten, paden, maatschappelijke voorzieningen, parkeerterreinen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en waterlopen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, geluidwerende voorzieningen, tuinen, erven, terreinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, tunnels en bruggen inbegrepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0003.png"

Figuur 1.3: Vigerende bestemmingsplan (plangebied met rode contour aangegeven)

Zolang het op te stellen uitwerkingsplan geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd. De omschreven bestemming moet worden uitgewerkt met inachtneming van onder meer de volgende regels.

Geluid

  • a. De te realiseren woningen dienen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder.

Tempo van uitwerken

  • a. Het tempo van uitwerken geschiedt, met inachtneming van de regionale behoefte aan woningen, zoals die voor Zevenaar volgens het Streekplan (dan wel een uitwerking daarvan) gelden, met dien verstande dat:
    • 1. de realisatie in oostelijke richting plaatsvindt;
    • 2. in de eerste uitwerking niet meer dan 450 woningen mogen worden gerealiseerd, waarbij de ontsluiting van de woningen hoofdzakelijk plaatsvindt via de bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 3. de uitwerking van 450 tot 1.000 woningen mag worden gerealiseerd indien de aansluiting op de weg Hengelder via een overkluizing over het spoor is gerealiseerd, dan wel indien op basis van verkregen vrijstelling ex artikel 19 WRO vergunning;
    • 4. de uitwerking van 1.000 tot 1.500 woningen mag worden gerealiseerd - indien en voor zover de aansluiting op de rijksweg is gerealiseerd - dan wel indien deze planologisch mogelijk is gemaakt;
    • 5. andere voorzieningen - anders dan de woningen - mogen eerder worden gerealiseerd, waaronder begrepen groenvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en nutsvoorzieningen. De noodzaak hiertoe zal in het uitwerkingsplan moeten worden gemotiveerd;
    • 6. uitwerking binnen de aangeven geurcontour: de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven geurcontour aangeduid met de aanduiding milieuzone worden niet eerder uitgewerkt dan nadat is voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
  • b. van de fasering genoemd onder a mag worden afgeweken en de woningbouwproductie kan worden versneld indien uit milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat zulks geen belemmeringen oplevert. Bij het onderzoek dient in ieder geval te worden betrokken de aspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.

Inrichten van het gebied

Voor het inrichten van het gebied gelden de volgende bepalingen:

  • a. het totaal aantal te bouwen woningen mag niet meer dan 1.500 bedragen;
  • b. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de uitgangspunten vanuit het gemeentelijk beleid leidend zijn;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat per bestemmingsvlak voor ten hoogste 30% van de gronden geldt dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 16 m;
  • d. bij de uitwerking zijn - voor zo ver toepasbaar - de in dit plan opgenomen bestemmingsbepalingen van toepassing;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de uitwerking vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin de uitvoerbaarheid (waaronder begrepen de archeologische toelaatbaarheid) is aangetoond;

In paragraaf 3.3.3 wordt beschreven op welke wijze aan deze uitwerkingsregels wordt voldaan.

Bestemmingsplan Archeologie

Voor een deel van de gronden geldt een archeologische dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0004.png"

Figuur 1.4: Uitsnede plankaart Archeologie

De gronden waar de ontsluitingsweg is geprojecteerd zijn deels aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting' en deels als 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting'.

Ter plaatse van de genoemde aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders:

  • bij specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' voor bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m;
  • bij specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting ' voor bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5m.

Bestemmingsplan De Stede

Voor de ontsluitingsweg (langzaam verkeer) aan de zuidkant en een klein deel aan de westkant geldt het bestemmingsplan De Stede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0005.png"

Figuur 1.6: Vigerende bestemmingsplan (plangebied met rode contour aangegeven)

Deze gronden zijn deels bestemd voor wonen (aaneengebouwd, twee-aan-een en vrijstaand en gestapeld, waarbij gestapele woningen alleen waar dat specifiek is aangeduid mogen worden gerealiseerd), het (onder voorwaarden) uitoefenen van een beroep aan huis, bijbehorende gebouwen, (al dan niet ondergrondse) parkeervoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelafscheidingen, overkappingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair en tuinen, erven en ontsluiting spaden.

De gronden aan de zuidkant zijn aanwezen voor Verkeer - Verblijfsgebied en bestemd voor wegen, woonstraten, pleinen, autovoorzieningen, waarbij de ontsluiting van het autoverkeer op de Landeweerdijk uitsluitend mag uitsluitend plaatsvinden via gronden aan de noordkant met de aanduiding 'ontsluiting'. Verder zijn de gronden bestemd voor parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, watergangen en -partijen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer en bijbehorende voorzieningen, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, nutsvoorzieningen, kunstobjecten en straatmeubilair.

Bij het opstellen van dit plan is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het moederplan en het recente uitwerkingsplan 'De Stede'.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en kaart c.q. verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven.

In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘De Stede Oost' weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk en wettelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. In dit hoofdstuk wordt tevens gemotiveerd, dat aan de uitwerkingsregels van het moederplan wordt voldaan. De milieu- en duurzaamheidaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.

Hoofdstuk 2 Het plan

Met dit uitwerkingsplan wordt de in het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' vastgestelde bestemming 'Wonen - Uit te werken' voor een deel van buurtschap De Stede uitgewerkt. De gronden aan noordwestkant worden opnieuw uitgewerkt in dit plan. Aangezien de bestemming van die gronden uit het plan De Stede nog niet zijn gerealiseerd is dit toegestaan. De vigerende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied van het bestemmingsplan De Stede aan de zuidkant wordt voor de leesbaarheid van het plan één op één overgenomen en op grond van de Uit te werken bestemming aan de zuidkant iets uitgebreid.

2.1 Planbeschrijving

Het woongebied Groot Holthuizen bestaat uit de volgende te onderscheiden gebieden: een viertal buurtschappen (De Tol, De Bem, De Stede en De Holtkamp), die van elkaar gescheiden zijn door groene velden en één afzonderlijk cluster van woningen (Het Hof).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0006.png"

Figuur 2.0: Ligging 5 gebieden (4 buurtschappen en Het Hof) in Groot Holthuizen

De gehele woningbouwlocatie is planologisch bestemd voor maximaal 1.500 woningen. Onder invloed van veranderingen op de woningmarkt staan circa 1300 woningen in het programma, de vermindering wordt vooral veroorzaakt door het schrappen van appartementen in de jaren 2011/2012. De invulling van twee buurtschappen is nader te bepalen, de totale woonaantallen is nu teruggebracht tot circa 950. In De Stede zijn in totaal circa 260 woningen geprojecteerd. Voor wat betreft typelogie / sfeer van het buurtschap wordt uitgegaan van een tuindorp.

Voor een uitgebreide toelichting op het stedenbouwkundig plan wordt verwezen naar de toelichting op het moederplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II'. In dit hoofdstuk wordt op enkele aspecten ingegaan die betrekking hebben op het plangebied 'De Stede Oost'. Hierbij wordt opgemerkt, dat de stedenbouwkundige verkaveling zoals die in de toelichting van het moederplan is opgenomen, niet wezenlijk is veranderd. In figuur 2.1 is de meest recente indicatieve stedenbouwkundige verkaveling van De Stede en Boerenerfkavels weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0007.png"

Figuur 2.1: Stedenbouwkundige verkaveling (indicatief)

2.2 Algemeen

Vanaf 2017 wordt de start van de ontwikkeling van De Stede voorzien als derde buurtschap in Groot Holthuizen. Terugkijkend op de afgelopen 10 jaar zijn er redenen om de ontwikkeling van dit buurtschap op onderdelen anders aan te pakken.

Bij de Tol was sprake van een hoge mate van regie op het totaalbeeld (met een tot op detail uitgewerkt beeldkwaliteitplan en een zwaar opgetuigde toetsingscommissie). In beginsel golden ook voor de Bem strikte eisen. Gaandeweg de jaren van crisis in de woningbouw zijn, waar mogelijk, de strikte eisen steeds verder losgelaten maar is vooral gestuurd op samenhang binnen een buurtschap, zowel vanuit het projectbureau als vanuit de CRK (welstand). Op basis van een globaal ruimtelijk kader en een goede dia-loog met ontwikkelende partijen is de afgelopen jaren in de Bem in relatief hoog tempo invulling gegeven aan het projectmatige deel binnen de gegeven stedenbouwkundig hoofdopzet.

Nu dit in de afrondende fase zit, moet er gestart worden met nadere planuitwerking voor de Stede. De eerste fasen zullen gerealiseerd worden in het noordwestelijk deel van dit buurtschap. Hiervan is nu ook een bestemmingsplan/uitwerkingsplan van kracht.

Voor de invulling van Stede is de gemeente voornemens om verschillende deelgebieden aan te bieden aan ontwikkelaars. De gemeente zal voornamelijk toetsen op de ruimtelijke en functionele kwaliteit van woningen en buitenruimte waarbij ook het toekomstig beheer op goede wijze mogelijk moet zijn. Dit alles uiteraard passend binnen de grondexploitatie.

2.3 Stedenbouwkundig

In de basis zal De Stede een stedenbouwkundige invulling krijgen die vergelijkbaar is aan de eerder ontwikkelde buurtschappen Tol en Bem, waarbij in De Stede geen ruimte wordt geboden voor appartementenvolumes.

Het stedenbouwkundig beeld is opgebouwd uit helderde hoofdvolumes. Samengestelde hoofdvolumes zijn bespreekbaar, zolang dit niet leidt tot gekunstelde en complexe bebouwing. Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume, maar sluiten in het geval van een woonfunctie in vormgeving en uitstraling hier nadrukkelijk bij aan.

Binnen het buurtschap wordt samenhang nagestreefd. Doordat hier sprake is van de eerste projectmatige bouwfase van een nieuw buurtschap zijn er ruime mogelijkheden ten aanzien van architectuur en materiaalgebruik die mogelijk de toon kunnen zetten voor de vervolgfasen. De reeds uitontworpen fase 1 vormt hierbij een startpunt waar in ieder geval in fase 2 aansluiting bij gezocht dient te worden. Fase 3 is kan veel meer een eigen identiteit hebben.

De Stede is voor een uitbreidingslocatie tamelijk landelijk gelegen en dorps qua omvang en woningdichtheid. Zodoende wordt ook hier, evenals in de Tol en de Bem, een eigentijdse architectuur verwacht met aandacht voor de individualiteit van de woning en verbijzonderingen binnen het straatbeeld. Een spel van heldere kapvormen en diversiteit in kaprichting is daarbij uitgangspunt.

Hoofdopzet

Met de opzet voor het eerste deel is ook sterk een stempel gedrukt op het vervolg van de wijk. Verkavelingsrichtingen, parkeeroplossingen, wegprofielen en dergelijke kunnen immers niet bij elk deelgebied weer geheel anders worden wanneer er oog is voor de samenhang van het totale buurtschap. De uitgesproken opzet van de eerste fase is daarbij goed doordacht, waarbij er geleerd is van ervaringen bij Tol en Bem.

Aandacht zal er nadrukkelijk moeten zijn voor de hoofdader in het buurtschap. Met de eerste fase is bepaald hoe deze wordt ingezet. Bij de Tol en Bem is deze vooral functioneel met bomenrijen als structurerend groen en zijgevels van bouwblokken als begeleiding. Bij de Bem moet de entree ook nog in veel parkeercapaciteit voorzien. Voor dit nieuwe buurtschap is dit anders benaderd. Er is gekozen voor een statige entree die begeleid wordt door voorgevels en bomenrijen in een ruim profiel waarbij de geparkeerde auto niet of nauwelijks afbreuk doet aan het straatbeeld.

Materiaalkeuze

Voor de woningen wordt aangesloten bij de eerdere buurtschappen. Hierbij vormt een sprekende gevelsteen de basis. Hierbij is het brede spectrum van aardtinten uitgangspunt desgewenst aangevuld met wit gekleurde geveldelen als contrastvlakken. In de detaillering van de gevels is ondergeschikte toepassing van andere materialen bespreekbaar, waarbij hout het uitgangspunt is voor kozijnen, ramen en deuren.

De kappen worden in beginsel uitgevoerd met gebakken pannen, maar in uitstraling en duurzaamheid gelijkwaardige betonproducten zijn mogelijk voorstelbaar.

Beoordeling

Bouwplannen worden tijdens de (concept)aanvraag voor een omgevingsvergunning ter beoordeling voorgelegd bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (Welstand). Deze ziet samen met de stedenbouwkundige van de gemeente op het naleven van bovenstaande uitgangspunten en beoordeelt de uiterlijke verschijningsvorm van een plan, mede rekening houdend met de omgeving.

Beleid en bestemmingsplan

Om Groot Holthuizen & 7Poort mogelijk te maken, is het bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II opgesteld en zijn milieueffectkaders (MER) opgesteld. Op basis van het genoemde bestemmingsplan is een uitwerkingsplan voor de Stede opgesteld. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is een zo ruim mogelijke invulling met de bestemming 'wonen'. De verkeersstructuur is niet apart vastgelegd teneinde in de ontwikkelfase ontwerpers niet (nodeloos) te beperken.

Duurzaamheid

De gemeente wil graag de realisatie van duurzame woningen stimuleren. De uitwerking hiervan heeft nader vorm gekregen de grondprijsbrief 2017. Hierin wordt de ontwikkeling van meer duurzame woningen gestimuleerd door een koppeling met de te hanteren grondquote. Voor duurzamere woningen geldt een lagere grondquote dan voor reguliere woningen.

2.4 Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma is gevarieerd met een verdeling van circa 50% rijenwoningen en 50% 2^1 kap woningen en vrijstaande woningen. Er is ook ruimte voor vrije kavels en huurwoningen. In de eerste fasen zijn ook meerdere drie onder een kap woningen opgenomen. Voor het eerste deel van de Stede gaat de gemeente uit van circa 100 woningen.

Voor onderhavig plan wordt uitgegaan van in totaal 95 woningen.

Voor wat betreft de prijsdifferentiatie laat de gemeente de marktpartijen aan zet, maar is de gemeente wel kritisch op het bouwen van goedkope koopwoningen. Voor Groot Holthuizen is immers het beleid (Woonvisie gemeente Zevenaar) om heel terughoudend te zijn in het toevoegen van goedkope rijwoningen in de koop. In dat segment is er al een ruim aanbod in Zevenaar en dreigt op termijn een overaanbod.

Voor de ontwikkeling van dit plandeel is daarom de inzet om geen goedkope koopwoningen te realiseren (goedkoper dan € 150.000,-). Om de gewenste kwaliteitsslag in het aanbod te bereiken in het woningaanbod hanteert de gemeente een minimale beukmaat van 5,40 meter.

2.5 Openbaar gebied

Woonpaden en woonstraten

De gehele openbare ruimte zal worden ingericht met gebakken klinkers. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar woonstraten, waarin zoveel mogelijk het parkeren voor (of in ieder geval nabij) de deur wordt opgelost, dan wel woonpaden met een parkeervoorziening in de nabijheid. Achterpaden zijn functioneel en bevinden zich op uitgegeven terrein.

De maximumsnelheid van de wijk is 30 km/u. De CROW-richtlijnen moeten aangehouden worden voor het wegontwerp, waarbij niet uitgegaan moet worden van de minimale maar van de ideale maatvoering. Dus een tweerichtingsweg van minimaal 5,8 m met een voetpad van minimaal 1.8 m. Bij lange rechtstanden snelheidsremmers toepassen. Bij kruispunten plateaus in afwijkende kleur bestrating.

Bij doodlopende straten dient rekening te worden gehouden met de aanbiedmogelijkheid van huishoudelijk afval.

Inrichting openbare ruimte tussen de buurtschappen

Speelgelegenheden en recreatieruimte wordt geboden in de nabije groene velden. Door de vorm van het buurtschap is de afstand vanuit elke woning tot de groene velden kort en bereikbaar. Om die reden wordt binnen het buurtschap zelf ten aanzien van de woonstraten ingezet op een voornamelijk functionele inrichting waarbinnen voornamelijk bomen de wegen begeleiden en bijzondere punten markeren. In het geval er plantvakken worden toegepast zullen deze van redelijke omvang en beperkt in aantal moeten zijn. De aanwezigheid van snippergroen moet worden voorkomen. Centraal in de Stede wordt wel een centrale groene ruimte nagestreefd.

Overgang privé-openbaar

Ten behoeve van een hoogwaardig woonmilieu, is de wijze waarop de overgang van de privé-ruimte naar de openbare ruimte wordt ingericht van groot belang. Net als in de overige buurtschappen wordt uitgegaan van een vast type haag: in het geval van de Stede: Ligustrum ovalifoliumen. Voor overige afscheiding van (hoog) hekwerk met hedera.

Fietspad

Door het buurtschap is een fietspad geprojecteerd in oostwest richting. Dit fietspad vormt de zuidelijke grens van het deel dat met onderhavig bestemmingsplan planologisch gereed wordt gemaakt.

Als uitgangspunt geldt, dat er geen ontsluiting van woningen via dit fietspad dient plaats te vinden. Verder dient het aantal kruisingen met wegen voor gemotoriseerd verkeer in het buurtschap geminimaliseerd te worden. Rondom het fietspad dient voldoende ruimte te worden aangehouden.

Parkeernormen

De hoofdlaan die de toegang vormt tot het buurtschap zal niet gedomineerd mogen worden door parkeergelegenheid om zo het beeld van een uitnodigende entree te kunnen bereiken die bepaald wordt door bomenrijen, hagen en (voor)gevels.

Binnen de gehele fase wordt zoveel mogelijk ingezet op een uniforme parkeeroplossing voor de openbare ruimte waarbij dus voorkomen moet worden dat resthoekjes met een diversiteit aan oplossingen (haaksparkeren, langsparkeren, schuinparkeren, parkeerkoffers) worden ingevuld.

De totale parkeercapaciteit op eigen terrein en in de openbare ruimte zal moeten resulteren in een sluitende parkeerbalans conform de CROW-richtlijnen uitgaande van matig stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld. Zie onderstaande tabel, waarin is aangegeven wat de parkeernorm is en hoeveel hiervan minimaal op eigen terrein gerealiseerd moet worden. Wat overblijft aan parkeernorm moet in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Parkeerplaatsen op eigen terrein tellen minder mee, zie hiervoor de tabel met de berekeningsaantallen die gehanteerd moeten worden voor parkeren op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0008.png"

Figuur 2.2: Parkeernorm inclusief minimale aandeel eigen terrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0009.png"

Figuur 2.3: Berekeningsaantallen parkeren op eigen terrein

In onderstaande tabel is aangegeven op welke manier parkeren op eigen terrein berekend wordt. Bij het realiseren van de parkeerruimte op het eigen terrein gelden de berekende normen volgens de uitgave ' Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering' (C.R.O.W. publicatie 182).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0010.png"

Figuur 2.4: Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen

2.6 Civiele techniek

Door de gemeente Zevenaar wordt de grond bouwrijp overgedragen aan de ontwikkelaar/ aannemer. De gemeente Zevenaar zorgt voorts voor de aanleg van de benodigde infrastructuur om tot bouw te komen, waaronder bouwwegen, en maakt het openbaar gebied na realisatie van de bouwprojecten woonrijp.

Warmtenet

Binnen Groot Holthuizen heeft Ennatuurlijk een collectief warmtenet aangelegd. Op naastgelegen bedrijventerrein 7Poort staat de warmtevoorziening, een op houtpellets gestookte verwarmingsinstallatie. Er komt dus geen gasaansluiting. Voor het verwarmen van de woningen wordt dus gebruik gemaakt van dit warmtenet. Koken geschiedt op elektriciteit.

Duurzame waterhuishouding

Ten behoeve van een duurzame waterhuishouding heeft de gemeente Zevenaar in overleg met het Waterschap een aantal afspraken gemaakt. Voor het totale woongebied van het project gelden de volgende eisen:

  • minimaal 80 procent van het verharde oppervlak wordt afgekoppeld (niet gekoppeld aan de vuilwaterafvoer);
  • hemelwater wordt zoveel mogelijk oppervlakkig en zichtbaar afgevoerd. Bij toepassing voor goten geldt als uitgangspunt een hellingspercentage van 0,5 procent;
  • hemelwater dat over wegen en parkeerplaatsen wordt afgevoerd, wordt via een filter (bij voorkeur een bodempassage) afgevoerd;
  • toepassing van uitloogmaterialen (zoals koper, lood, zink, bitumen etc.) of andere voor het milieu schadelijke materialen, wordt zoveel mogelijk voorkomen;
  • minimaal 25 procent van het niet-aangekoppelde verhard oppervlak wordt verbonden met voorzieningen voor het vasthouden van hemelwater in de bodem.

Uitgangspunt is dat het schone hemelwater, dat op de woning en op het perceel valt, via de voorzijde van de kavel afwatert en bovengronds, dus zichtbaar, naar het openbare gebied wordt gebracht. Daar wordt het afgevoerd naar de groene velden of het oppervlaktewater in de buurt. Voor een deel van het buurtschap kan gelden dat het hemelwater dat op de woning en het perceel valt eveneens naar het openbaar gebied moet worden gebracht maar hier (gedeeltelijk) via een ondergronds stelsel naar de groene velden wordt gebracht. De nadere invulling hiervan wordt bepaald aan de hand van een onderzoek van de doorlatendheid van de ondergrond (k-waarde).

Bodem en water

De gemeente Zevenaar laat op het moment dat het bouwrijp maken van de grond is afgerond een bodemonderzoek uitvoeren naar kwaliteit van grond en grondwater. Dit onderzoek vindt dus plaats na bouwrijp maken, maar voor de overdracht van de grond.

Bouwwegen

Voor bouwverkeer is een bouwweg worden aangelegd vanuit 7poort naar De Stede. Dit om verdere belasting van de Landeweerdijk te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Het beleid van de gemeente Zevenaar vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het algemene rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht. In paragraaf 3.3 wordt getoetst in hoeverre wordt voldaan aan de in hoofdstuk 1 genoemde uitwerkingsregels.

Het themaspecifieke beleid op het gebied van bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, ecologie, flora en fauna, milieuhinder, geluidhinder, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en eventuele overige omgevingsaspecten worden beschreven in hoofdstuk 4.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat een bindende werking heeft bij het opstellen van bestemmingsplannen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro zijn de nationale belangen opgenomen, die een juridische borging vereisen in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. in het Barro zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het Barro kent geen specifieke regels voor het plangebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen
waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft. Met deze wijzigingen is niet
beoogd het doel van de regeling te wijzigen. De nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt. Een deel van de omvangrijke rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met betrekking tot de ladder blijft ook na 1 juli 2017 van belang. De hoofdlijnen van die rechtspraak zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak in een overzichtsuitspraak (28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) opgenomen. Deze overzichtsuitspraak is bedoeld om de rechtspraktijk houvast te bieden bij de toepassing van de ladder. Artikel 3.1.6 tweede lid van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Ook wanneer er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte.

Eerst wordt beoordeeld of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In de vigerende bestemmingsplannen zijn de gronden grotendeels aangewezen als Wonen - Uit te werken en bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, als ook voor woonstraten, paden, maatschappelijke voorzieningen, parkeerterreinen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en waterlopen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, geluidwerende voorzieningen, tuinen, erven, terreinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, tunnels en bruggen inbegrepen.

Er is voor onderhavig plangebied geen maximum aantal woningen bepaald. In de gehele wijk Groot Holthuizen en Hengelder II mogen volgens het vigerende bestemmingsplan 1.500 woningen worden gebouwd.

Op de gronden waar de woningen zijn geprojecteerd geldt een uit te werken woonbestemming. De Ladder van duurzame verstedelijking is van toepassing als een planologisch besluit voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien een nieuw bestemmingsplan ten opzichte van het vorige niet in meer bouwmogelijkheden voorziet dan het vorige plan, ook al waren die oude mogelijkheden niet benut, dan voorziet het nieuwe plan niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Uit een uitspraak van 24 februari 2016 (ABRvS, ECLI:NL:RVS:2016:489) volgt dat mogelijkheden op grond van een niet benutte uitwerkingsplicht ook als planologisch onbenutte mogelijkheden worden aangemerkt. Voorliggend plan voorziet niet in een wijziging van functies en voorziet evenmin in meer woningen dan op grond van het voorheen geldende plan mogelijk was. Conform jurisprudentie geldt, dat dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro, zodat reeds daarom die bepaling niet van toepassing is.

Op basis hiervan hoeft het plan niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking, Dit laat echter onverlet dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van dat uitwerkingsplan beoordeeld dient te worden of de toegekende bestemming uitvoerbaar is. In dat kader wordt getoetst aan het gemeentelijk woonbeleid / woningbouwprogramma in paragraaf 3.3.

Het bestemmingsplan past binnen het hierboven beschreven rijksbeleid.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Voor de toets aan de omgevingsvisie is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 1 januari 2018.

In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn twee hoofddoelen benoemd: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, met als hoofdthema's:

  • Divers Gelderland - regionale verschillen en regionale identiteit;
  • Dynamisch Gelderland - ambities op ruimtelijk-economisch vlak, waaronder wonen, werken en mobiliteit;
  • Mooi Gelderland - bescherming en ontwikkeling van Gelderse kwaliteiten als cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. Als leidend principe en afwegingskader hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, in samenhang met de rijksladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (aantonen van de behoefte, afwegen van de mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied, motiveren bereikbaarheid).

De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De provincie streeft ernaar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen, onder andere door een verandering van aanbodgestuurd bouwen in vraaggestuurd bouwen. Voor woningbouw geldt dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe bebouwing staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De ladder vervangt het beleid van de woningbouwcontour en zoekzones zoals opgenomen in het Streekplan 2005. Met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Als juridische basis wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gebruikt, die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. In ieder bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening. In paragraaf 3.1 is gemotiveerd dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is op dit bestemmingsplan, omdat er op basis van jurisprudentie geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Kaart

Op basis van de kaart behorend bij de Omgevingsvisie zijn de volgende onderwerpen relevant voor het projectgebied:

  • Windenergie: De locaties liggen in een gebied waar windturbines zijn uitgesloten wegens wettelijke beperkingen. Voor dit onderdeel zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Glastuinbouw: De locaties zijn gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'glastuinbouw in overige gebieden'. Hier zijn beperkte mogelijkheden voor glastuinbouw. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van glastuinbouw. Daarom zijn er geen beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden in verband met glastuinbouw.
  • Stedelijke agglomeratie (toelichtend):De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden. De grote steden en hun omgeving hebben elkaar nodig. De provincie en partners willen niet alleen de (economische) kracht van steden en stedelijke netwerken versterken, maar ook die van het platteland. Bij dit laatste is een sterke land- en tuinbouwsector van groot belang. Verbindingen tussen de steden helpen om agglomeratie-voordelen te benutten. De provincie meent dat de economische kracht van steden toeneemt als de steden en de (landelijke) omgeving een samenhangend geheel vormen. Het over en weer bereikbaar maken van voorzieningen en werkgelegenheid biedt veel potenties, ook over de grens met de buurprovincies en Duitsland.
  • Logistieke sector. Het plangebied ligt op gronden die zijn aangewezen als 'Europese corridors en achterlandverbindingen- weg en spoor (toelichtend)'. De provincie wil de juiste voorwaarden scheppen, zodat de logistieke bedrijvigheid in Gelderland de ruimte krijgt om zich optimaal te ontwikkelen. Gelderland heeft een strategische ligging ten opzichte van de zeehavens in het Westen en het Europese achterland in het Oosten. Gelderland heeft een aantal belangrijke (Europese) vervoerassen zoals de A15, de Waalen de Betuweroute. Deze bieden kansen voor een sterke duurzame logistieke toekomst in Gelderland, zeker gezien de groeiprognoses van het goederenvervoer. De provincie zet primair in op die regio's waar de kansen voor een sterk logistiek vestigingsklimaat het grootst zijn: de Stadsregio Arnhem Nijmegen en Rivierenland. In het bijzonder zet de provincie in op een goed toegerust multimodaal vervoersnetwerk door het ontwikkelen van de corridor tussen Rotterdam en het Europese achterland, het versterken van de waterinfrastructuur en het benutten van de Betuweroute ('Achterlandagenda'). De maatregelen van de provincie zijn hierbij: voorzien in een goed toegerust multimodaal vervoersnetwerk, logistiek als economische sector op duurzame wijze versterken en samenwerking en kruisbestuivingen stimuleren tussen de vele partners in het Gelderse logistieke netwerk. Deze ambitie heeft geen gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan.
  • Landbouw: De locatie ligt aan de zuidoostzijde op gronden aanduid als Plussenbeleid. Voor deze gronden heeft de provincie als doel de randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden landbouw. Daarbij gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit beleid heeft gen gevolgen voor voorliggend plan.

Conclusie

De omgevingsvisie leidt niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, die is vastgesteld op 24 september 2014, is een juridisch instrument dat tot doel heeft om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de toets aan de omgevingsverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 1 januari 2018.

In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen. De verordening bevat onder andere regels voor de ontwikkeling van woningen, bedrijvigheid, glastuinbouw en veehouderijen. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelingszone (GO) en verschillende landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden.

Natura2000

In de verordening zijn de gronden als weergegeven in figuur 3.1 als Natura 2000-gebied aangeduid. Dit gebied ligt op circa 1 kilometer van het plangebied. Voor de Natura 2000-gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0011.png"

Figuur 3.1: Natura2000-gebied (groen gearceerd, plangebied met rode contour aangeduid)

In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan op basis van een natuurtoets. Uit de natuurtoets volgt dat het Natura 2000-gebied binnen het invloedsgebied van het plan ligt het plan voor wat betreft vermesting en verzuring, zodat een stikstofonderzoek is uitgevoerd. Dat onderzoek, dat als bijlage bij de natuurtoets is gevoegd, wordt ook in paragraaf 4.4 beschreven. Uit de natuurtoets en het stikstofonderzoek volgt dat effecten op soorten, habitats van soorten of habitattypen in het Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de omgevingsverordening en Natura 2000.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Zevenaar 2030

Op 20 februari 2013 is de structuurvisie Zevenaar voor 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Zevenaar is het ontwikkelingskader van de gemeente Zevenaar tot 2030. De visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de gemeente Zevenaar tot 2030. Het geeft een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkelingen met een ruimtelijke component voor de periode tot 2030. De Structuurvisie is het integrale kompas voor toekomstig beleid van de gemeente Zevenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0012.png"

Figuur 3.2 Uitsnede Structuurvisieplankaart 2012-2030

Binnen de structuurvisie is het plangebied gelegen binnen 'nieuw wonen kernen' en is hierbij aangeduid als woningbouwlocatie 2010-2030. Voor wonen streeft de gemeente ernaar om een aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen/leefstijlen en leeftijdsgroepen te zijn. Dit betekent dat er sprake is van een divers en onderscheidend aanbod aan woonmilieus en een kwalitatief goede woningvoorraad, met voldoende aanbod om in de behoefte te voorzien. De samenstelling van de woningvoorraad draagt bij aan de sociale binding van de mensen aan de 'gemeenschap' in de wijken, buurten en dorpen.

Met betrekking tot het aspect wonen zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • voldoende passende woonruimte, aansluitend op de bevolkingsontwikkeling en inzetten op vergroten van het aandeel vestigers ter ondersteuning van het behoud van de streekfunctie van het voorzieningenapparaat;
  • Het behouden en realiseren van goed bereikbare woongebieden;
  • Het behouden en waar noodzakelijk versterken van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
  • Het bieden van de juiste condities voor levensloopbestendige wijken en dorpen;
  • Inspelen op veranderende vragen;
  • Aansluiten bij de vraag naar diverse woonmilieus.

Conclusie

Door de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het past binnen de hoofddoelen van de structuurvisie. Er zijn derhalve geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de structuurvisie van de gemeente Zevenaar.

3.3.2 Woonbeleid

Regionale Woonagenda 2017-2027

De Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen met de provincie gewerkt aan een nieuwe, kwalitatieve woonagenda. Het resultaat is een woonagenda met als titel ‘Het recept van de Liemerse Woonagenda 2017 – 2027’. Op 14 november 2017 hebben Gedeputeerde Staten (GS) de Liemerse Woonagenda vastgesteld.

Kwaliteit als vertrekpunt

Via zeven uitgangspunten geven de Liemerse gemeenten richting aan de ontwikkeling van de woningmarkt in de regio. Zo is er speciale aandacht voor transformatie van bestaande gebouwen en locaties tot woningen. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats binnen de bestaande woonkernen. Kleinschalige plannen vormen daarbij het uitgangspunt. Ook wordt ruimte geboden voor maatwerk in de verschillende dorpskernen. De gemeenten willen dat oude woningbouwplannen, die niet van de grond komen, goede nieuwe woningbouwplannen niet in de weg zitten. Bovendien zal extra aandacht worden geschonken aan verduurzaming en vernieuwing van de bestaande woningvoorraad.

Programmeren vanuit regionale behoefte

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers (Primos). De gemeenten kiezen er voor om behoedzaam te programmeren en flexibiliteit bij planvorming in te bouwen. Hierdoor is er ruimte gecreëerd om - onder regionale voorwaarden - goede plannen voor de regio te realiseren.

De prognosecijfers laten voor de Liemers een groei zien van 2.800 huishoudens voor de periode 2017-2027

De regionale afspraken, in deze Woonvisie, zijn gemaakt op basis van een behoefteonderzoek naar woningen in de Stadsregio. Het college van B&W van gemeente Zevenaar heeft deze prognose afgezet tegen de harde plancapaciteit in de gemeente. Daarbij is tevens gekeken naar het huidige woningaanbod in de gemeente én de noodzaak tot aanpassing van dit aanbod op basis van woonwensen in de gemeente. De gemeente Zevenaar heeft twee grote uitbreidingslocaties: Groot Holthuizen en het BAT-terrein.

Het stoplichtmodel houdt het volgende in.

De lijst met zogenaamde Groene plannen voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking en een goede ruimtelijke ordening en is daar door de provincie op getoetst. De groene plannen, zijn in overeenstemming met de Primos prognose. Als deze plannen nog niet juridisch hard zijn kan bij de onderbouwing van de plannen verwezen worden naar deze afspraak.

Oranje plannen zijn projecten op locaties die gemeenten niet direct in ontwikkeling willen of kunnen nemen, maar waar wel de wens is om daar op korte of langere termijn woningbouw te realiseren. Indien dit juridisch harde plannen betreft, spant de gemeente zich maximaal in om te voorkomen dat deze plannen ontwikkeld worden, tenzij een gemeente besluit deze projecten van Oranje naar Groen te verschuiven.

Gemeenten die juridisch harde plannen op Rood zetten spannen zich maximaal in om de ontwikkeling van deze plannen te voorkomen en uiteindelijk de planologische ruimte voor deze plannen weg te nemen.

Op basis van de regionale afspraken over de woningbouw mag de gemeente Zevenaar van 2017 tot 2027 circa 110 nieuwe woningen per jaar bouwen. Het college van B&W van gemeente Zevenaar geeft zelf aan dat dit aantal woningen binnen bestaande plancapaciteit gerealiseerd kan worden, maar dat dit niet, per definitie, leidt tot woningbouw die aansluit bij de behoeftes. Om die reden wordt de harde plancapaciteit teruggedrongen en komt er ruimte voor gewenste initiatieven. Voor De Stede is rekening gehouden met de bouw van nog 80 woningen tot en met 2020, dus die passen in het programma tot 2020. Het restant van de woningen na 2020 worden gerealiseerd, waarbij er een herijking zal plaatsvinden binnen het lopende woningbouwprogramma.

Woonvisie

Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Woonvisie Gemeente Zevenaar 2015-2025 “samen werken aan een aantrekkelijke toekomst". In de Woonvisie ligt de focus op de drie belangrijkste opgaven:

  • het aantrekkelijk houden van de bestaande woningvoorraad;
  • het verbeteren van de positie van doelgroepen met een kwetsbare positie
  • bewaken dat de woningbouw aansluit bij de behoefte: om de potentiële groei maximaal op te vangen én tegelijkertijd het voorkomen van overaanbod.

De gemeente laat in principe de markt aan zet bij het bepalen van de gewenste woningtypen.

Conclusie

Het plan past daarmee het woonbeleid.

3.3.3 Uitwerkingsregels

In het moederplan is bepaald dat bij de uitwerkingsplicht het bestemmingsplan moet worden uitgewerkt met inachtneming van de hieronder beschreven regels. In deze paragraaf wordt gemotiveerd dat hieraan wordt voldaan.

Geluid

De te realiseren woningen dienen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder.

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek volgt dat voor het gehele plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) vanwege railverkeerslawaai zoals bepaald in de Wet geluidhinder. Voor wegverkeer geldt alleen een voorkeurswaarde vanwege de Bemweg en de geprojecteerde Oostelijke rondweg, Voor de overige wegen geldt geen voorkeurswaarde, omdat die wegen allemaal 30 km/uur wegen betreffen. Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet-zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk. Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij een ruimtelijke procedure, de geluidinvloed van 30 km wegen wel dient te worden beschouwd. Er dient sprake te zijn van een 'deugdelijke motivering' bij het vaststellen van een bestemmingsplan. In het kader van de zorgvuldigheid is hier derhalve wel aan getoetst. Uit het onderzoek volgt, dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer op de woningen overal lager is dan 48 dB, de formele voorkeurswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0013.png"

Figuur 3.3: Geluidbelasting vanwege wegverkeer

Tempo van uitwerken

  • a. Het tempo van uitwerken geschiedt, met inachtneming van de regionale behoefte aan woningen, zoals die voor Zevenaar volgens het Streekplan (dan wel een uitwerking daarvan) gelden, met dien verstande dat:
    • 1. de realisatie in oostelijke richting plaatsvindt;
    • 2. in de eerste uitwerking niet meer dan 450 woningen mogen worden gerealiseerd, waarbij de ontsluiting van de woningen hoofdzakelijk plaatsvindt via de bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 3. de uitwerking van 450 tot 1.000 woningen mag worden gerealiseerd indien de aansluiting op de weg Hengelder via een overkluizing over het spoor is gerealiseerd, dan wel indien op basis van verkregen vrijstelling ex artikel 19 WRO vergunning;
    • 4. de uitwerking van 1.000 tot 1.500 woningen mag worden gerealiseerd - indien en voor zover de aansluiting op de rijksweg is gerealiseerd - dan wel indien deze planologisch mogelijk is gemaakt;
    • 5. andere voorzieningen - anders dan de woningen - mogen eerder worden gerealiseerd, waaronder begrepen groenvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en nutsvoorzieningen. De noodzaak hiertoe zal in het uitwerkingsplan moeten worden gemotiveerd;
    • 6. uitwerking binnen de aangeven geurcontour: de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven geurcontour aangeduid met de aanduiding milieuzone worden niet eerder uitgewerkt dan nadat is voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet geurhinder en veehouderij;
  • b. van de fasering genoemd onder a mag worden afgeweken en de woningbouwproductie kan worden versneld indien uit milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat zulks geen belemmeringen oplevert. Bij het onderzoek dient in ieder geval te worden betrokken de aspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.

Ad a1: De realisatie van de woonwijk geschiedt in oostelijke richting. Het deelplan De Stede Oost ligt immers ten oosten van De Tol, De Bem en De Stede (1e fase, noordwest) , die reeds in ontwikkeling zijn.

Ad a2-a4 en ad b: De Bem en De Tol worden in totaal 700 woningen gerealiseerd. In de eerste fase van De Stede 104 woningen. Hiermee komt het totaal tussen de 450 en 1.000 woningen. Op grond van de uitwerkingsregels moet de aansluiting op de weg Hengelder via een overkluizing over het spoor zijn gerealiseerd. De overkluizing is gerealiseerd. Deze is ook aangesloten op De Wijk Groot Holthuizen. Van de oostelijke ontsluiting mag worden afgeweken indien wordt aangetoond dat dit geen belemmering oplevert voor wat betreft de aspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.

Uit een verkeersonderzoek, waarin voor de gehele woonwijk de optimale verkeersafwikkeling is onderzocht blijkt dat de voorkeur uitgaat naar tweezijdige ontsluiting van de gehele wijk Groot Holthuizen via Landeweerdijk en via 7Poort. Hierover heeft aparte besluitvorming plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0014.png"

Figuur 3.4: tweezijdige ontsluiting van de gehele wijk Groot Holthuizen via Landeweerdijk en via 7Poort

In dat kader is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.6). Voor wat betreft geluid is de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Landeweerdijk van de gehele woonwijk in beeld gebracht. De resultaten zijn in figuren 3.5 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0015.png"

Figuur 3.5: Geluidbelasting vanwege Landeweerdijk bij 30 km/uur

Op basis van deze contouren wordt geconcludeerd dat in vrijwel de gehele woonwijk de geluidbelasting op de (toekomstige) woningen voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB(A). Langs de Landeweerdijk liggen een paar de woningen in een zone tot maximaal 58 dB(A). Deze waarde ligt weliswaar boven de voorkeurswaarde, maar blijft binnen de ambitiewaarde die de gemeente stelt voor dit gebied. Deze waarde kan op grond van de Wet geluidhinder worden toegestaan via een hogere waardenbesluit. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de gehele wijk voor wat betreft het aspect geluid.

Er is tevens onderzoek gedaan naar de effecten voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit (zie paragraaf 4.8). Uit dit onderzoek volgt dat aan de luchtkwaliteitnormen normen wordt voldaan.

Daarmee volgen er uit de ontsluitingsvariant geen milieuhygiënische belemmeringen en wordt voldaan aan de uitwerkingsregels.

Ad a5: Het plan kent geen voorzieningen die eerder worden gerealiseerd.

Ad a6: De gronden zijn geheel buiten de op de plankaart aangegeven geurcontour (aanduiding milieuzone) gelegen.

Inrichten van het gebied

Voor het inrichten van het gebied gelden de volgende bepalingen:

  • a. het totaal aantal te bouwen woningen mag niet meer dan 1.500 bedragen;
  • b. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de uitgangspunten vanuit het gemeentelijk beleid leidend zijn;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat per bestemmingsvlak voor ten hoogste 30% van de gronden geldt dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 16 m;
  • d. bij de uitwerking zijn - voor zo ver toepasbaar - de in dit plan opgenomen bestemmingsbepalingen van toepassing;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de uitwerking vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin de uitvoerbaarheid (waaronder begrepen de archeologische toelaatbaarheid) is aangetoond;

Ad a: De Bem en De Tol worden in totaal circa 700 woningen gerealiseerd. In deze eerste fase van De Stede 104 woningen. In De Stede Zuid en Boerenerfkavels, waarvoor ook bestemmingsplannen in voorbereiding zijn, zijn in totaal 70 woningen voorzien; in voorliggend plan 95. Het totale aantal woningen blijft daarmee ruim onder de 1.500 woningen.

Ad b: In de planregels is bepaald dat bij een bouwaanvraag moet worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de geldende parkeernormen en dat de parkeerplaatsen in stand moeten worden gehouden.

Ad c: In de bouwregels is opgenomen dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 14 meter. Dit is conform het bepaalde in het moederplan.

Ad d: Er is aangesloten op de bestemmingsplanbepalingen uit het moederplan en het recente uitwerkingsplan 'De Stede'.

Ad e: Er is een nadere eisen regeling opgenomen.

Ad f: Er heeft een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. De uitvoerbaarheid is in het volgende hoofdstuk getoetst aan alle relevante omgevingsaspecten, waaronder archeologie.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. In het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' (moederplan) zijn deze reeds betrokken bij de afweging van belangen en het leggen van de bestemmingen. Het uitwerkingsplan moet vervolgens worden uitgewerkt conform de uitwerkingsregels. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als gegeven.

Daarnaast dient er sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en moet worden voldaan aan de huidige wetgeving. In dit hoofdstuk wordt daarom waar mogelijk verwezen naar de motivatie die ten aanzien van omgevingsaspecten is opgenomen in het moederplan. Daar waar nodig, vanwege eisen uit de wetgeving of vanuit een goede ruimtelijke ordening, worden enkele omgevingsaspecten uitgebreider toegelicht.

4.1 Bodem

Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s).

Op basis van onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' blijkt dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Op basis van luchtfoto's en historisch kaartmateriaal kan geconcludeerd worden dat het plangebied braakliggend was tussen 2005 en heden. Daarnaast geldt dat uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt, dat bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden. Op deze wijze wordt het aspect bodem voldoende geborgd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in het kader van het plan er geen belemmering zijn geconstateerd voor het aspect bodem.

4.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Naar aanleiding van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is er archeologisch vooronderzoek geweest en naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek. Daarna is in 2010 het bestemmingsplan Archeologie vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft aan een deel van de gronden een archeologische dubbelbestemming toegekend. Uit nader archeologisch onderzoek dat in 2018 is uitgevoerd volgt dat er voor een deel van het plangebied geen archeologische waarden hoeven te worden beschermd. Het onderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd. Een beperkt deel aan de oostzijde wordt nog onderzocht. Voor dat deel is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen, met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelmatige archeologische verwachting'.

Cultuurhistorie

Er zijn geen monumenten in het gebied aanwezig. Aanwezige cultuurhistorische waarden zijn gebruikt om het plan te versterken: aantakking op de Landeweerdijk, behoud oude landweg, behoud boerderijen, groenbeplanting is geënt op reeds in het gebied voorkomende soorten. Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. Ook hoeft er geen dubbelbestemming opgenomen te worden.

Conclusie

Gezien bovenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.3 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

De huidige situatie voorziet niet in problemen op het gebied van de waterhuishouding. Met dit plan worden eveneens geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

4.4 Natuur

Kader

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. In de voorliggende Natuurtoets wordt niet ingegaan op de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.

Onderzoek

In het kader van dit bestemmingsplan is een natuurtoets uitgevoerd. Het doel van dit document is om vast te stellen of de natuurwetgeving de geplande ontwikkeling in de weg staat. De resultaten daarvan zijn weergegeven in bijlage 2 en hieronder samengevat.

Natura 2000

De bouw van de woningen en de ingebruikname zal naar verwachting geen directe significant negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden. Volgens de Aeriusberekening (zie bijlage 2) wordt de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jaar van stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden als gevolg van het plan niet overschreden. Het aspect stikstofdepositie vormt dan ook geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan. Het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of het doen van een melding onder de PAS is dan ook niet nodig.

Natuurnetwerk Nederland

Omdat er geen negatieve effecten op het Natuurnetwerk Gelderland zijn te verwachten, zijn er op dit punt geen bezwaren vanuit het provinciale natuurbeleid.

Beschermde planten en dieren

Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën

In het plangebied komen mogelijk enkele algemene zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in de provincie Gelderland een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Vleermuizen

De bomen ten zuiden van het plangebied fungeren mogelijk als vaste vliegroute en/of foerageergebied van vleermuizen. Doordat deze bomen blijven gehandhaafd, blijven eventueel aanwezige vliegroutes en foerageergebied behouden. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, mag er tot op een afstand van 10 meter van deze bomen, alleen vleermuisvriendelijke buitenverlichting worden geplaatst: van de bomen af omlaag gerichte straatverlichting (niet wit- of groenkleurig) met een scherpe bundel, zoals ledlampen, of amberkleurige UV-vrije led armaturen (Zoogdiervereniging, 2011). Hierdoor worden negatieve effecten op de voorkomende vleermuizen in het GNN voorkomen. Dit is in de planregels geborgd met een voorwaardelijke verplichting.

Algemeen voorkomende vogels

Door de opgaande vegetatie buiten het broedseizoen (dus buiten de periode 15 maart – 15 juli) te verwijderen, wordt schade aan vogelnesten, eieren of jonge vogels voorkomen. Door naleving van deze aangepaste werkwijze worden ten aanzien van vogels geen overtredingen van de Wnb begaan.

Steenuil

de hoogstamboomgaard ten zuiden van het plangebied broedt waarschijnlijk een steenuil. Daarnaast zijn delen van het plangebied waarschijnlijk in gebruik als foerageergebied van deze soort. Steenuilennesten zijn jaarrond beschermd en rond het nest dient voldoende foerageergebied aanwezig te blijven om de jongen groot te doen krijgen. Om overtredingen op de Wet natuurbescherming te voorkomen, dient de functie van het plangebied en haar directe omgeving voor steenuilen in kaart te worden gebracht. Conform BIJ12 (2017b) is de meest optimale periode om de aanwezigheid van steenuilen aan te tonen de periode 15 februari tot en met 15 april. Dit onderzoek wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd.

Afhankelijk van de uitkomt van het steenuilenonderzoek moet worden bepaald of er compensatie/mitigatie en een aangepaste werkwijze nodig is en of er een ontheffing ten aanzien van de steenuil dient te worden aangevraagd. Vooruitlopend op het steenuilenonderzoek is aannemelijk dat het blauw en groen omlijnde gebied in figuur 4.1 door de steenuil als foerageergebieden worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0016.png"

Figuur 4.1: Waarnemingen steenuil

Geel omlijnd = hoogstamboomgaard met mogelijk steenuilennest, blauw omlijnd = weitje waar regelmatig steenuil wordt waargenomen en groen omlijnd = grasland dat mogelijk als steenuilenfoerageergebied dient.

Om geen vertraging op te lopen zal de gemeente een gebied (met eenzelfde oppervlakte) ten zuiden van de hoogstamboomgaard in 2019 inrichten als optimaal steenuilengebied (momenteel is dit gebied in gebruik als akker). Optimaal steenuilenleefgebied bestaat uit begraasde hoogstamboomgaard(en) met hagen. De ligging van dit compensatiegebied is indicatief weergegeven in figuur 4.2. Dit kan binnen de vigerende bestemming zo worden ingericht. De gemeente maakt over de exacte inrichting afspraken met het Landgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0017.png"

Figuur 4.2: In te richten steenuilenleefgebied (indicatief)

Indien er aan deze voorwaarde wordt voldaan, zullen steenuilen hoe dan ook geen beperking vormen voor de voorgenomen bestemmingswijziging in het plangebied. Omdat de voorgenoemde maatregelen worden uitgevoerd is het namelijk aannemelijk dat een eventuele ontheffing voor de steenuil zal worden verleend.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor het aspect natuur, rekening houdend met de genoemde maatregelen er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan, waarbij wel geldt dat er onderzoek moet worden gedaan naar de steenuil. Afhankelijk van de uitkomt van het steenuilenonderzoek moet worden bepaald of er compensatie/mitigatie en een aangepaste werkwijze nodig is en of er een ontheffing ten aanzien van de steenuil dient te worden aangevraagd.

4.5 Milieuhinder

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat toekomstige bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient te worden aangetoond dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Bij het moederplan is bij het leggen van de bestemmingen uitgegaan van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), waarbij rekening is gehouden met de minimaal aan te houden richtafstanden ten opzichte van omliggende bedrijven..

Op basis daarvan wordt geconcludeerd, dat er gezien de afstand tot de omliggende activiteiten er ter plaatse van de woningbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

4.6 Geluidhinder

Kader

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai.

Het bedrijventerrein Hengelder dat op bijna 900 meter ten westen van het plangebied is gelegen is een gezoneerd bedrijventerrein. De in het voorliggende plangebied geprojecteerde woningen vallen ruim buiten de geluidzone van het bedrijventerrein, zodat er geen specifieke maatregelen behoeven te worden genomen om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

Onderzoek

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de invloed van het wegverkeer en railverkeer te bepalen. Dit onderzoek is als bijlage 6 bijgevoegd.

Met het akoestisch onderzoek is in beeld gebracht wat de geluidinvloed van omliggende wegen en het nabijgelegen spoor op het plan bedraagt. Daarnaast is de in beeld gebrachte geluidinvloed getoetst aan de kaders die volgen uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid.

De geluidbelasting vanwege de nabijgelegen spoorweg op de rand van het geprojecteerde plangebied voor de nieuw te bouwen woningen bedraagt voor voorliggend plangebied minder dan de voorkeurswaarde van 55 dB,. De voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder en de ambitiewaarde ingevolge het gemeentelijk geluidbeleid (beide 55 dB) wordt dus niet overschreden.

Uit het onderzoek volgt dat het plangebied ligt binnen de geluidzone ingevolge de Wet geluidhinder van de geprojecteerde Oostelijke rondweg en de Bemweg. Daarnaast ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van de 30 km/uur wegen Landeweerdijk, Sleeg, Bemlaan, Bemsingel en de wijkontsluiting. De geluidbelasting als gevolg van de Oostelijke rondweg en de Bemweg bedraagt respectievelijk ten hoogste 45 en 31 dB (inclusief aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ingevolge de Wet geluidhinder en de ambitiewaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid (eveneens 48 dB). Nadere beschouwing naar maatregelen kan daarmee achterwege blijven.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de (nog te realiseren) wijkontsluiting binnen het plangebied mogelijke geluidimpact op de beoogde woningen heeft. De maximaal toegestane rijsnelheid op de wijkontsluiting bedraagt 30 km/uur, waardoor er geen sprake is van wettelijk geldende geluidsgrenswaarden. Uit het gemeentelijke geluidbeleid volgt echter dat bij de beoordeling van het geluid door 30 km/uur wegen dezelfde werkwijze wordt gehanteerd als voor formeel gezoneerde wegen. Uit de resultaten volgt dat het geluidniveau op het plangebied, vanwege de wijkontsluiting ten hoogste 55 dB bedraagt. Dit is weliswaar hoger dan de ambitiewaarde, maar lager dan de bovengrenswaarde die uit het gemeentelijke geluidbeleid volgt. De geluidsinvloed is daarmee aanvaardbaar.

Desalniettemin kan worden overwogen om bij de verdere planinvulling rekening te houden met een minimale afstand van 10 meter tussen de woningen en de wijkontsluitingsweg, waarmee wordt gewaarborgd dat aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijke geluidbeleid wordt voldaan.

Uit het onderzoek volgt dat slechts een deel van het plangebied een cumulatief geluidniveau als gevolg van wegverkeer ondervindt dat boven de ambitiewaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid ligt. Het invloedsgebied van de gecumuleerde situatie is nagenoeg vergelijkbaar met het invloedsgebied vanwege sec de wijkontsluiting en is lager dan de bovengrenswaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid. Gezien deze resultaten is er, vanwege cumulatie van het wegverkeerslawaai, geen aanleiding voor inzet van verdergaande geluidsreducerende maatregelen. De hoogst berekende cumulatieve geluidbelasting (als gevolg van weg- en railverkeerslawaai) op de beoordelingspunten waar relevante cumulatie optreedt is 54 dB. De maatgevende bron alhier is het railverkeer met 53 dB (omgerekend naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer die evenveel hinder veroorzaakt als de geluidbelasting vanwege spoorwegverkeer). Hiermee wordt
voldaan aan de ambitiewaarde voor railverkeer van 55 dB ingevolge het gemeentelijk geluidbeleid.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0018.png"

Figuur 4.3: Geluidbelasting (boven vanwege Bemweg, onder vanwege Oostelijke rondweg)

Conclusie

Het aspect geluid is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt voor autoverkeer via de Landeweerdijk in oostelijke en westelijke richting ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0019.png"

Figuur 4.4: Verkeersstructuur

Uit verkeerskundig onderzoek (zie bijlage 4) volgt dat dit leidt tot een goede verkeersafwikkeling. Het plangebied is daarmee uitstekend ontsloten.

Parkeren

Voor wat betreft parkeren geldt dat in de planregels is bepaald, dat er dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Dit is onderdeel van de toets van de omgevingsvergunning,waardoor geborgd is, dat er voldoende parkeervoorzieningen worden aangelegd.

Aangezien er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en de aanleg van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de planregels wordt geconcludeerd dat voor het aspect verkeer en parkeren er gen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Kader

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 Wm (lid 1) staat onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging.
  • Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Onderzoek

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van 95 woningen en valt daarmee ruimschoots onder de norm van 1.500 woningen. De ontwikkeling draagt hierbij niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Desondanks is er luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan voor de gehele wijk in het kader van de uitwerkingsregels, zoals beschreven in paragraaf 3.3.3. In dat onderzoek, dat als bijlage is bijgevoegd zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uitgerekend op een groot aantal maatgevende beoordelingspunten in en rond het projectgebied. Op basis van het luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd, dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), dat beperkingen stelt aan de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen is vanwege de afstanden tot dergelijke wegen niet van toepassing. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Daarom stelt het besluit onderzoekszones in. Binnen die onderzoekszones is luchtkwaliteitsonderzoek nodig. Deze zones worden gemeten vanaf de rand van de weg. Ze zijn aan weerszijde 300 meter breed bij rijkswegen en 50 meter bij provinciale wegen. Binnen 50 meter is geen provinciale weg gelegen. De rijksweg A12 ligt op circa 1.000 meter. De ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Kader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In het kader van de ruimtelijke procedure dient in het kader van wet- en regelgeving het aspect externe veiligheid beschouwd te worden.

Onderzoek

Door Antea Group is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het complete onderzoek is als bijlage 5 bijgevoegd.

Uit het onderzoek volgt dat verantwoording van het groepsrisico voor zowel de Betuweroute als de Rijksweg A12 verplicht is. In bijlage 5 zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd. Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Zevenaar, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van de ruimtelijke procedure.

Conclusie

Voor de Betuweroute, de Rijksweg A12 als de hogedruk aardgastransportleidingen is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt door de gemeente advies ingewonnen bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

4.10 Geur

De Wet geurhinder veehouderij (Wvg) is het toetsingskader bij aanvragen om een vergunning van veehouderijen. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. Op basis van de wet zijn onderzoeken uitgevoerd om te bepalen of zich onder andere met de ontwikkeling van het woningbouwgebied Groot Holthuizen knelpunten voordoen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen niet over het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP01STEDEOOST-VA01_0020.png"

Figuur 4.5: Geurcontouren (plangebied met rode contour deels weergegeven)

Er bestaat geen overlap tussen de locatie De Stede Oost en de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen. Het aspect geur vormt hierdoor geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is. In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage activiteiten opgenomen, waarbij besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r.beoordelingsplichtig aangeduid. De voorgenomen activiteit, de realisatie van 95 woningen, overschrijdt de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen niet. Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient in dat geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

In de vormvrije m.e.r. beoordeling wordt nagegaan, of belangrijk nadelige milieueffecten te verwachten zijn die aanleiding geven om voor de ontwikkeling een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Uitgangspunt hierbij is dat geen MER wordt opgesteld, tenzij belangrijk negatieve effecten te verwachten zijn. Ten behoeve van de vormvrije m.e.r. beoordeling is een aanmeldnotitie (bijlage 7) opgesteld. Daarbij is aandacht besteed aan:

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

Op basis van de aanmeldnotitie is inzichtelijk gemaakt, dat geen belangrijk nadelige milieueffecten bestaan die aanleiding geven tot het opstellen van een milieueffectrapport. Effect op gevoelige gebieden Zoals uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt zijn er zijn geen effecten op gevoelige gebieden.

Relatie met bestaande of autonome ontwikkelingen

In de Aanmeldnotitie is ingegaan op de cumulatie van effecten vanwege andere projecten in de omgeving,i.c. Boerenerfkavels en De Stede Zuid.

Conclusie

Dit bestemmingsplan leidt niet tot "belangrijke nadelige milieugevolgen". Er bestaat daarom geen noodzaak tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de beoogde ontwikkeling is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de uitwerkingsregels uit het moederplan en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van I&M ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en heeft betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.2 Toelichting op de artikelen

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming is toegekend aan de openbare ruimte. De ontsluiting van de woningen op het omliggende wegennet vindt plaats aan de noordkant. Dit is via een aanduiding 'ontsluiting' geborgd in de regels in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Aan de zuidzijde wordt een fietspad aangelegd. Ter bescherming van vliegroutes en foerageergebied is een aanduiding 'ecologie' opgenomen, waarbij is geregeld dat er op gronden met die aanduiding geen verlichting mag worden gebruikt waardoor de vliegroute / foerageergebied van vleermuizen, zoals weergegeven in bijlage 3, niet meer als zodanig zal worden gebruikt.

Artikel 4 Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de woningen binnen het plangebied. Qua typologie zijn diverse grondgebonden woningtypen mogelijk, mits deze blijven binnen de maatvoeringseisen van het plan. Er mogen maximaal 95 woningen worden gerealiseerd. Er is een regel opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken, mits het totaal aantal woningen in De Stede, zoals bepaald in de bestemmingplangebieden De Stede, De Stede Oost, De Stede Zuid en locatie Schooneveld in het bestemmingsplan Boerenerfkavels gezamenlijk niet meer bedraagt dan 254. Daarnaast mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, worden de parkeernormen betrokken zoals die in bijlage 2 van de regels zijn opgenomen. De totale parkeercapaciteit op eigen terrein en in de openbare ruimte zal moeten resulteren in een sluitende parkeerbalans conform de CROW-richtlijnen uitgaande van matig stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld. In de bijlage bij de regels is aangegeven wat de parkeernorm is en hoeveel hiervan minimaal op eigen terrein gerealiseerd moet worden. Wat overblijft aan parkeernorm moet in de openbare ruimte worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Binnen dit artikel is de bestaande matenregeling opgenomen die bepaal dat wanneer bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande maten (legaal) al hoger dan wel lager zijn dan de gestelde minimale of maximale maten, deze maten als minimaal dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is opgenomen dat het gebruik in strijd met de bestemming verboden is. In dit artikel is daarnaast expliciet de exploitatie van een seksinrichting als verboden gebruik opgenomen, het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens en het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten is tevens ook als strijdig gebruik opgenomen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Artikel 11 Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen die bepaalt dat waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, er wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.

Artikel 13 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen Bestemmingsplan "De Stede Oost".

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast het opstellen van dit bestemmingsplan en de procedurekosten, geen verdere kosten verbonden. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De kosten voor gedekt via de grondprijs bij de uitgifte van de bouwkavels. Er is geen exploitatieplan nodig. Hieruit volgt tevens, dat voldoende inzichtelijk is gemaakt en is aangetoond, dat het plan economische gezien uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing

7.1 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht.

7.2 Maatschappelijke toetsing

Het ontwerp van het bestemmingsplan ‘De Stede Oost’ heeft gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage gelegen. Tevens is het plan tijdens de periode van terinzagelegging elektronisch beschikbaar gesteld. Gedurende deze termijn kon een ieder een zienswijze indienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. .