Plan: | Riverparc |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.BP08RIVERPARC-VA01 |
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Een van de beoordelingsplichtige activiteiten is een "stedelijk ontwikkelingsproject". Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met minimaal 2000 woningen in een aaneengesloten gebied geldt een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd op de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Geringe wijziging ten opzichte van de huidige situatie
Het gaat om bestaand bebouwd gebied met 346 recreatiewoningen. Deze recreatiewoningen worden sinds het begin van deze eeuw voor veruit het grootste deel permanent bewoond. Deze woningen krijgen een woonbestemming en tevens worden 5 nieuwe woningen gebouwd. Ook wordt een voet-/fietspad aangelegd dat tevens dient als calamiteitenroute. In feite wijzigt de situatie dus slechts ondergeschikt ten opzichte van de reeds bestaande situatie, aangezien de woningen al jarenlang permanent worden bewoond. De uitstralingseffecten van het terrrein veranderen met deze wijziging van de bestemming dan ook niet.
Ver onder de drempelwaarde
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst). Voor woningbouw is de drempelwaarde "een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen".
In dit geval gaat het weliswaar om een aaneengesloten gebied, maar met veel minder woningen, namelijk 351 (346 bestaande woningen en vijf nieuw te bouwen woningen).
Onderzoek: geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel"
Uit de rapportage van Ecogroen (Natuurtoets uitbreiding Riverparc, Giesbeek, zie bijlage 4) blijkt dat de nieuwe ontwikkelingen en de 'verkleuring' van de recreatiewoningen naar reguliere woningen geen significante negatieve invloed hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel", waar het plangebied deels aan grenst. Daarom is geen passende beoordeling benodigd. Meer over de relatie van het plangebied met het omliggende Natura 2000-gebied is te vinden in paragraaf 4.6.
Conclusie
De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.