direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, Waluwe Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20170018-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zaltbommel, Waluwe Oost met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20170018-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroepen

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.11 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor bouwen;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bijzonder kwetsbaar object

een gebouw voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen minderjarigen (tot 12 jaar), ouderen, zieken en/of gehandicapten;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 bouwwijze

de wijze van bouwen van hoofdgebouwen, te weten vrijstaand, twee-aaneen (= halfvrijstaand), geschakeld, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • onder 'geschakeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning (het hoofdgebouw) niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa’s, maar door middel van bijbehorende bouwwerken is verbonden met andere hoofdmassa's;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat de hoofdmassa (het hoofdgebouw) deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan dat de hoofdmassa’s van de woningen naast elkaar en/of boven elkaar zijn gesitueerd en waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd.
1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan degenen, die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 dove gevel

De bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin:

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), dan wel;
  • b. alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw

één of meer panden, of gedeelte daarvan die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;

1.30 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.31 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;

1.32 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 plat dak

een dak met een dakhelling van minder dan 20°;

1.34 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.35 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.36 rooilijn

voorgevelrooilijn:

  • de denkbeeldige lijn die wordt gevormd door de krachtens deze regels toegelaten bebouwing, in het geval langs een wegzijde geen bebouwing aanwezig is;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

achtergevelrooilijn:

  • de van de weg afgekeerde lijn, zoveel mogelijk evenwijdig aan de voorgevelrooilijn, waarbij in de regels een maximum afstand tot die voorgevelrooilijn is voorgeschreven;
  • (bij bestaande bebouwing) langs de van de weg gekeerde zijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de achtergevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.37 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voldoende laad- en losgelegenheid

van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid;

1.39 voldoende parkeergelegenheid

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

1.40 voorgevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan de voorgevel(s) van de hoofdmassa en het verlengde daarvan;

1.41 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.42 zorgwoning

een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 diepte van een aangebouwde bouwmassa

de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.9 peil
  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare sport- en spelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen t.b.v. het financiële verkeer;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare sport- en spelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van het financiële verkeer;
  • b. overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,0 m;
  • b. de maximum oppervlakte bedraagt 25 m².

3.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting bedraagt 8,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 4,0 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Aan huis verbonden beroepen

Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • b. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².

b Aan huis verbonden bedrijf

Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4 is verleend.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  • d. de maximum goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

4.2.3 Bouwwijze

Voor de bouwwijze gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn tevens gestapelde woningen toegestaan.

4.2.4 Maatvoering aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen';
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 3,0 m dan wel maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m;
  • d. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien de maximum bouwhoogte van het 1,0 m bedraagt.

4.2.5 Bouwen voor de voorgevel

In afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.4 onder a is een aangebouwd bijbehorend bouwwerk buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen' toegestaan, mits:

  • a. de maximum diepte van het bijbehorende bouwwerk 1,5 m bedraagt;
  • b. de maximum breedte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximum bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. het bijbehorende bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd.

4.2.6 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 3,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c, bedraagt de maximum bouwhoogte zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de minimum afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt 1,0 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

4.2.7 Bebouwde oppervlakte

Het maximum bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt 50 %, met een maximum van 100 m².

4.2.8 Maatvoering overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 1,0 m bedraagt;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' bedraagt 4,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2,0 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een maximum bouwhoogte van 8,0 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • b. een seksinrichting.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 4.3 onder a, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. De maximum oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf bedraagt 30 m2.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een maatschappelijke voorziening in de vorm van zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • c. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 30 m2 per woning, mits de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • d. verkeers- en verblijfsgebied in de vorm van ontsluitingswegen, toegangswegen, voet- en fietspaden en pleinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening';
  • h. speel- en wandelgelegenheid;
  • i. waterpartijen en watergangen, inclusief waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken zoals bruggen;
  • j. sport- en speelvoorzieningen;
  • k. beeldende kunstwerken;
  • l. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdmassa met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken;
  • b. het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 %, met uitzondering van percelen voor gestapelde woningen waarvoor geen bebouwingspercentage geldt.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 320, met dien verstande dat het aantal zorgwoningen binnen de aanduiding 'zorgwoning' niet meer mag bedragen dan 20;
  • b. de voorgevelrooilijnen dienen te worden georiënteerd op de aansluitende wegen of voetpaden;
  • c. de maximum afstand van de achtergevelrooilijn tot de voorgevelrooilijn bedraagt 12,0 m, behoudens bij gestapelde woningen;
  • d. behoudens het bepaalde onder h. mogen er vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd;
  • e. behoudens het bepaalde onder h., bedraagt bij vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen die zijn afgedekt met:
    • 1. een kap, de maximum goot- en bouwhoogte 6,0 m respectievelijk 12,0 m, met dien verstande dat maximaal drie bouwlagen zijn toegestaan;
    • 2. een plat dak of een andere dakvorm, de maximum bouwhoogte 9,5 m voor maximaal 70 % van de oppervlakte van de woning en 6,0 m voor het overige deel. met dien verstande dat de maximum goot- en bouwhoogte mogen worden opgehoogd met de hoogte van de ruimte die in gebruik is ten behoeve van (gedeeltelijk ondergrondse) parkeervoorzieningen, met een maximum van 1,5 m.
  • f. behoudens het bepaalde onder h., bedraagt de maximum bouwhoogte van gestapelde woningen 12,0 m, met dien verstande dat de maximum goot/ en bouwhoogte mogen worden opgehoogd met de hoogte van de ruimte die in gebruik is ten behoeve van (gedeeltelijk ondergrondse) parkeervoorzieningen, met een maximum van 1,5 m;
  • g. de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen 2,5 m. Bij geschakelde, halfvrijstaande en aaneengesloten woningen bedraagt de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aaneengebouwde zijde 2,5 m, uitgezonderd de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' waar de afstand 0 m mag bedragen langs openbaar gebied;
  • h. voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de woningen moeten een gesloten wand vormen bestaande uit aaneengebouwde woningen danwel gestapelde woningen;
    • 2. de woningen die (per bouwlaag) zijn voorzien van een rode markering in Bijlage 1 Visualisatie geluidbelasting A2 per bouwlaag moeten aan de zijde van de aanduiding voor de aangegeven bouwlagen voorzien zijn van een dove gevel conform de Wet geluidhinder;
    • 3. de minimum bouwhoogte bedraagt 9,0 m;
    • 4. de maximum bouwhoogte bedraagt 10,0 m, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' waarbij een maximum bouwhoogte van 16,0 m geldt tot een maximum oppervlakte van 200 m² met dien verstande dat deze aanduidingen indicatief zijn, wat betekent dat een verschuiving van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' van maximaal 15,0 m aan weerszijden mogelijk is;
    • 5. een verschuiving met maximaal 5,0 m aan weerszijden van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' is toegestaan indien dit uit het oogpunt van de meest optimale geluidwering noodzakelijk wordt geacht.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. behoudens het bepaalde in sub b. en c. bedraagt de minimum afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn 3,0 m;
  • b. vóór de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van minder dan 3,0 m vanaf de voorgevelrooilijn mag per hoofdgebouw één uitbouw, zoals een portaal of een erker, worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 6,0 m², een maximum diepte van 1,5 m en een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat indien een hoofdgebouw is gelegen op een hoekperceel en waarvan het verlengde van de zijgevel overgaat in de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw van het naastgelegen perceel een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd tot in die voorgevelrooilijn. Dit geldt uitsluitend voor het hoekperceel;
  • d. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 100 m2 per woning;
  • e. de maximum goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • f. de maximum goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m;
  • g. de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 6,0 m;
  • h. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en mits de maximum bouwhoogte van het hekwerk 1,0 m bedraagt;
  • i. de maximum diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, bedraagt 15,0 m, met dien verstande dat de maximum diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerk, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, 4,0 m bedraagt.

5.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, bedraagt de maximum bouwhoogte 2,0 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de maximum bouwhoogte 1,0 m bedraagt alsmede vlaggenmasten waarvan de maximum bouwhoogte 8,0 m bedraagt;
  • b. op de gronden, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, bedraagt de maximum bouwhoogte 4,0 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de maximum bouwhoogte 2,0 m bedraagt alsmede vlaggenmasten waarvan de maximum bouwhoogte 8,0 m bedraagt.

5.2.5 Kleine bouwwerken t.b.v. nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen bedraagt 30 m²;
  • b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken bedraagt 3,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken in verkeers- en verblijfsgebieden, inclusief de groen- en speelvoorzieningen, bedraagt 4,0 m, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, waarvan de maximum bouwhoogte 8,0 m bedraagt.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de:

  • a. situering en afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken;
  • b. kapvorm van gebouwen;
  • c. omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein;
  • d. functie en inrichting van de openbare ruimte;

Indien zulks noodzakelijk is:

    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 3. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. van ruimten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening' ten behoeve van functies die zijn aan te merken als geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder tenzij toepassing is gegeven aan het bepaalde in sublid 5.2.2 onder h;
  • d. van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 5.4 onder b, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de maximum oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf bedraagt 30 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5,0 m onder peil mag bedragen. Verder gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken moeten grondwaterneutraal worden aangelegd;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo);
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
  • g. een gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
  • h. een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, behoudens in die gevallen dat het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.

8.2 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

8.3 Laden en lossen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de situatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Veiligheidszone - zone A2
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - zone A2' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van bijzonder kwetsbare objecten.

9.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - zone A2' wordt tot een strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bijzonder kwetsbare objecten.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zaltbommel, Waluwe Oost'.