1.1 Aanleiding planherziening
Voor de
binnenstad van Zaltbommel geldt een groot aantal bestemmingsplannen.
Deze zijn op onderdelen inmiddels verouderd en dienen ingevolge de Wet
ruimtelijke ordening te worden geactualiseerd. Het primaire doel van
het bestemmingsplan is dan ook het formuleren van een actuele
juridische regeling, met inachtneming van nieuwe wet- en regelgeving.
Tevens worden de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen die na
vaststelling van de vigerende plannen door middel van binnenplanse en
buitenplanse vrijstellingen hebben plaatsgevonden in de actualisatie
meegenomen. Nieuw beleid dat gedurende het bestemmingsplantraject is
vastgesteld, is waar nodig in het bestemmingsplan verwerkt.
Daarnaast biedt
het bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader waarbinnen
de ruimtelijke visie voor de binnenstad, zoals dat is verwoord in
de "Structuurvisie Centrum Zaltbommel" (oktober 2008), kan worden
gerealiseerd. De structuurvisie stuurt in hoofdlijnen, het voorliggende
bestemmingsplan vormt daarmee een nadere uitwerking.
Tot slot biedt
het voorliggende bestemmingsplan ruimte aan enkele
nieuwe ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn middels separate
ruimtelijke onderbouwingen gemotiveerd. Derhalve zijn deze
niet nader gemotiveerd in het beleidskader (hoofdstuk 4) of bij
het hoofdstuk 'Haalbaarheid'. De ruimtelijke onderbouwingen zijn
opgenomen als bijlage op de toelichting.
Uitzicht over Zaltbommel en de Waal (foto: P. van der Haar)
1.2 Plangebied
De grens van het
plangebied wordt in grote lijnen gevormd door rivier de Waal
(gemeentegrens) aan de noordzijde, de singels aan de oost- en
zuidzijde en de haven aan de westzijde. De plangrens is
zodanig gevormd dat de binnenstad, inclusief de vesting en enkele
percelen aan de Marten van Rossemsingel, en een groot gedeelte van
de Waal binnen de plangrenzen van het voorliggende bestemmingsplan
vallen. Dit heeft tot gevolg dat nagenoeg het
gehele rijksbeschermde stadsgezicht binnen de plangrenzen valt.
Hiernavolgende afbeelding toont de begrenzing van het plangebied.
Luchtfoto met begrenzing plangebied
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
In het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan |
Vastgesteld door gemeenteraad |
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten |
Zandstraat C.A. |
20-11-1975 |
26-04-1976 |
Kloosterstraat |
14-12-1976 |
16-11-1977 |
Nonnenstraat |
14-12-1976 |
04-07-1977 |
Oenselsepoort |
28-04-1977 |
02-08-1978 |
Boschstraat |
30-03-1978 |
15-11-1978 |
Waterpoort |
18-05-1978 |
16-11-1978 |
Stadswallen |
07-09-1983 |
06-06-1984 |
Nutsterrein |
27-09-1984 |
04-11-1985 |
Omhoeken (Rabobank) |
25-06-1992 |
07-08-1992 |
Kerkplein |
30-09-1993 |
20-01-1994 |
Kloosterstraat / Minnebroederstraat |
16-12-1993 |
29-03-1994 |
La Provence |
26-09-1996 |
19-12-1996 |
Bommels Gasthuis |
26-09-1996 |
12-11-1996 |
Waalbandijk Oost en Centrum |
12-05-1999 |
23-08-1999 |
Zaltbommel, Waalkade 4 |
07-10-2010 |
niet van toepassing |
Zaltbommel, Agnietentuin |
07-04-2011 |
niet van toepassing |
Zaltbommel, Waalkade 34 |
03-11-2011 |
niet van toepassing |
Zaltbommel, Rondvaartboot |
13-09-2012 |
niet van toepassing |
Zaltbommel, Bloemendaal 22/24 |
30-05-2013
|
niet van toepassing |
Zaltbommel, stadhuislocatie |
27-02-2014
|
niet van toepassing |
Daarnaast zijn in
de loop der jaren van een aantal bestemmingsplannen meerdere
herzieningen vastgesteld. Deze herzieningen hebben over het algemeen
betrekking op functiewijzigingen op perceelsniveau of een wijziging van
de bouwmogelijkheden op perceelsniveau. Deze herzieningen sluiten aan
bij de opbouw en plansystematiek van de moederplannen. Vanwege de
leesbaarheid van voorliggend bestemmingsplannen zijn deze niet benoemd.
Na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan zijn de vigerende bestemmingsplan niet langer van kracht.
1.4 Totstandkoming van het plan
Voorliggend
bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels
en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het
juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting is meer
het beschrijvende deel van het bestemmingsplan en bevat de
verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn
gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende
beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
Voorafgaand
aan het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een
(veld-)inventarisatie plaatsgevonden. Hiermee zijn bestaande functies
en bebouwing in beeld gebracht. Deze bebouwing en functies zijn terug
te vinden op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.
Het
"Handboek digitale ruimtelijke plannen" (versie 2.0 | 2013) van de
gemeente Zaltbommel heeft als leidraad gefungeerd bij het opstellen van
voorliggend bestemmingsplan. Het handboek heeft tot doel om de
verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente zoveel mogelijk
uniform te maken. In verband met voortschrijdend inzicht en
locatiespecifieke kenmerken zijn binnen het voorliggende plan een
groot aantal afwijkende keuzes gemaakt.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende
hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een gebiedsbeschrijving gegeven. In
hoofdstuk 3 is een planbeschrijving opgenomen. Het
relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid wordt
behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 komen alle voor het
bestemmingsplan relevante milieu- en overige aspecten aan de orde,
waarna het geheel wordt vertaald in een planopzet die in hoofdstuk 6
wordt toegelicht. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de economische en
maatschappelijk uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van
de inspraak- en overlegmomenten zijn opgenomen.
2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
De
ontwikkelingsgeschiedenis van Zaltbommel laat zich opdelen in de vijf
perioden. Deze perioden zijn hieronder beknopt beschreven en volgt
uit de indeling die het Bureau voor bouwhistorie en
architectuurgeschiedenis heeft gebruikt in het kader van haar
cultuurhistorische inventarisatie en waardenbepaling.
Prehistorie en Romeinse tijd
Over
een préstedelijke nederzetting ter plaatse van het huidige
Zaltbommel is weinig bekend. Aan de hand van archeologische vondsten
wordt aangenomen dat reeds sinds het einde van de eerste eeuw na
christus de hoger gelegen gronden langs de oude Waalarm, die destijds
meer zuidelijk gestroomd moet hebben, bewoond werden. Gelet op de
overstromingen van de rivier zal dit zich voornamelijk hebben
geconcentreerd op de hooggelegen stroomruggen.
Middeleeuwen (950 - 1550)
De
vroegst bekende vermelding van Zaltbommel onder de naam Bomela dateert
uit de negende eeuw. De toenmalige agrarische nederzetting zal gelegen
hebben op de hogere gronden in de omgeving van de huidige
Kerkstraat. In het rivierengebied waren al in de vroege
middeleeuwen een aantal handelsnederzettingen aanwezig, die een
belangrijke rol zouden gaan spelen in de economische ontwikkeling. De
belangrijkste was Dorestad aan de Neder-Rijn (het latere Wijk bij
Duurstede). Door aanvallen van Noormannen en de verzanding van de
Neder-Rijn, verloor Dorestad haar betekenis. De Waal zou door de
verzanding van de Rijn in betekenis toenemen als verkeersader.
Achtereenvolgens zouden Tiel, Heerewaarden, Zaltbommel en ten slotte
Dordrecht uitgroeien tot belangrijke handelsnederzettingen.
In
een vredesverdrag uit 1195 wordt Zaltbommel beschreven
als ‘oppidum quod Bomle vocatur’: de (stedelijke)
nederzetting Bomle geheten. Daarmee wordt aangenomen dat Zaltbommel
reeds in de Middeleeuwen een stedelijk en compact karakter had. Rond
1300 is begonnen met de bouw van de huidige Sint-Maartenskerk, ter
vervanging van een Romaanse in tufsteen uitgevoerde voorganger uit de
11de eeuw. Waarschijnlijk kreeg Zaltbommel reeds voor de 14de eeuw
stadsrechten. Gewoonlijk wordt het jaar 1316 wordt aangehouden
voor het verlenen van stadsrechten maar waarschijnlijk waren er al
eerder stadsrechten verleend. Feit is dat het stratenpatroon ten
noorden van de Sint-Maartenskerk een regelmatig karakter kende en
dichtbebouwd was. Mogelijk vormden de Strikstraten de centrale as. Deze
zetten zich, onderbroken door de vesting (toren Veldpoort), als landweg
voort. De Boschstraat zal de positie van centrale as hebben
overgenomen. Haaks daarop, over de oeverwal, de brede Gamerschestraat.
Vanouds werd hier markt gehouden. In de 14e eeuw kreeg Zaltbommel een
ruime stadsmuur, waarbij een groot gebied tussen Bosch- en
Gamerschestraat werd ingesloten. Dit stadsdeel zou nog lang dun bebouwd
blijven. De muur werd voorzien van vijf poorten: Waterpoort,
Steigerpoort, Oenselse Poort, Bossche Poort en Gamerse Poort. Bepaald
was dat buiten de stadsmuren geen huizen of andere gebouwen mochten
worden opgetrokken.
In
de economische bloeiperiode, gedurende de 14de, 15de en 16de eeuw, werd
de bebouwing, vooral in het oostelijk deel van de stad sterk verdicht.
De ligging van Zaltbommel, in het grensgebied tussen Utrecht, Gelre en
Brabant, en later op de scheidslijn tussen Staats en Spaans gebied,
zorgde voor een groot aantal belegeringen, verwoestingen en
plunderingen. Zo is bij een grote stadsbrand in 1524 het grootste deel
van de huizen verloren gegaan.
Nieuwe tijd (1550 - 1830)
Tijdens
de 80 jarige oorlog werd Zaltbommel een Staatse grensvesting. Ter
versterking werden eind 16de eeuw / begin de 17de eeuw de
vestingswerken gemoderniseerd en uitgebreid met onder meer enkele
bastions, beren en een vestingsgracht. Toen echter
's-Hertogenbosch door de Staten werd ingenomen verloor Zaltbommel haar
functie als grensvesting. Daarmee kwam een einde aan de groeiende
handel en werd Zaltbommel strategisch snel minder belangrijk.
Stadsbebouwing nam derhalve nauwelijks meer toe en de vestingswerken
werden verwaarloosd. Als gevolg van dit laatste was Zaltbommel in 1672
genoodzaakt, bij de inval van de Franse troepen, snel te capituleren.
Door de beperking in groei van de stad heeft de huidige
stadsplattegrond grote overeenkomsten met de stadsplattegrond uit 1560.
Stadsplattegrond Zaltbommel en omgeving (Jacob van Deventer, 1560)
Omstreeks
1810-1830 was het vanwege hygiënische redenen niet langer gewenst
om in de kerken en op de kerkhoven rond de stadskerken te
begraven. In het Ravelijnbolwerk, nabij de Bosschepoort, is een nieuwe
begraafplaats gerealiseerd.
Moderne tijd (1830-1960)
Rond 1830
onderging de buitenrand van de binnenstad grote veranderingen, die te
maken hebben met besluiten van de nieuwe landelijke overheid. Evenals
Utrecht, Leeuwarden en Zwolle en een aantal andere steden verloor
Zaltbommel haar functie als vestingstad en werden de vestingwerken
overgedragen aan de stedelijke overheid. Omstreeks 1834 is het plan
opgevat om de vestingwallen om te vormen tot plantsoen. Het
strenge militaire landschap veranderde in een romantisch park in de
Engelse landschapsstijl. Een groot deel van de padenstructuur uit het
midden van de 19de eeuw is nog aanwezig.
Naast de
vestingwallen ontwikkeld de plattegrond van Zaltbommel zich tot
1900 zeer beperkt. Alleen de sloop van de stadspoorten leidde tot een
aantal kleine wijzigingen van de aansluiting van de straten als
Gamerschestraat, Boschstraat en Oenselsestraat op de uitvalswegen. Mede
door de Woningwet groeit het aandeel sociale woningbouw na 1900
gestaag. Deze woningbouw werd met name op open terreinen in het westen
en oosten van de binnenstad gerealiseerd. Aan het eind van de
jaren '20 worden tevens grotere woningen aan de rand voor de stad
ontwikkeld. Deze woningen waren met name bedoeld voor de rijkeren,
zoals oud Oost-Indiëgangers. Met de komst van openbare
verlichting kwamen ook de komst van twee gasfabrieken. Later wordt
Zaltbommel aangesloten op het uit Slochteren afkomstige
aardgas. Een andere openbare nutsvoorziening is de waterleiding.
Nadat het water in de bodem, door vee en het grote aantal beerputten,
niet meer drinkbaar was is deze nutsvoorziening gerealiseerd. Vanwege
de noodzaak voor waterdruk in het waterleidingnet is de watertoren
gerealiseerd.
Door
het uitbreken van de iepziekte zag het gemeentebestuur zich in 1929
genoodzaakt alle iepen op de wallen te kappen. Er werden nieuwe bomen
ingeplant met een veel grotere variatie aan soorten: paardenkastanje,
plataan, koningslinde, es, gewone esdoorn, robinia, ratelpopulier, beuk
en treurwilg. Deze bomen bepalen nog steeds het beeld van de voormalige
vestingwerken van de stad.
In
de Tweede Wereldoorlog heeft de binnenstad geen oorlogsschade van
betekenis opgelopen, ondanks de nabijheid van de bruggen over de Waal.
In het kader van de wederopbouw werd in 1948 een nieuw uitbreidingsplan
opgesteld voor Zaltbommel buiten de singels.
Periode na 1960
Vanaf
de jaren '70 zijn veel slechte en onbewoonbaar verklaarde woningen
afgebroken en vervangen door door aangepast nieuwbouw. Het
toenemende autogebruik en de daarbijhorende parkeerproblematiek had als
gevolg dat voor de autobezitters een aantal autogarages op de
binnenterrein werden ontwikkeld. Bovendien werden aan de rand van
de binnenstad nieuwe parkeerterreinen aangelegd, zoals achter het
Marten van Rossemhuis (Stadskasteel), aan het begin van de Steenweg op
de een gedicht deel van de stadsgracht (Opa’s Gatje) en aan de
noordzijde van de stad op de Waalkade.
Vooral
het westelijke deel van de stad was in de loop van de 20ste eeuw steeds
meer in verval geraakt. In het kader van de stadsvernieuwing zijn in de
jaren tachtig vooral de bebouwing in het westelijk deel van de stad
gerenoveerd c.q. gerestaureerd. Toch waren er in de latere jaren
ongelukkige ingrepen in de historische structuur zoals de
‘verwinkeling’ van de Gamerschestraat en Boschstraat, de
uitbreidingen van het stadhuis, de Rabobank aan de Boschstraat en de
bouw van Theater De Poorterij aan de Nieuwstraat. Voor de Rabobank
geldt dat deze is ontworpen door architect Maaskant in 1958. Nu er
steeds meer waardering is voor de jaren '50 komt dit pand ook een in
ander daglicht te staan.
In het westelijke deel van de binnenstad en ook aan de uiterste
zuidwestzijde van de stad zijn binnen de stadsmuren nog grote
onbebouwde ruimten bewaard gebleven waarvan de percelering grotendeels
teruggaat op de situatie van 1823. In de laatste kwart eeuw zag men een
sterk toenemende belangstelling voor het wonen in de binnenstad. In de
loop van de tijd werden steeds meer huizen in kader van de
stadsvernieuwing verbeterd. Een van de voorbeeldige projecten was de
historiserende nieuwbouw langs de oostzijde van de Zandstraat. Veel
huizen elders in de stad werden in het kader van de stadsvernieuwing
opgeknapt, waarbij men de structuur en bouwvolumes zoveel mogelijk
heeft behouden.
Na
de watersnood van 1995 kon ook Zaltbommel niet meer aan de verhoging
van de Waaldijk ontkomen. In de tweede helft van de jaren negentig
wordt de Waalbandijk op Deltahoogte gebracht, waardoor de beleving van
de stad vanaf de rivier is veranderd.
2.2 Beschermd Stadsgezicht
In 1984 is
voor door de rijksoverheid (Ministeries Welzijn,
Volksgezondheid & Cultuur en Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening & Milieubeheer) het ruimtelijke stadsbeeld van
de binnenstad van Zaltbommel beschermd middels een aanwijzing tot
beschermd stadsgezicht. In de toelichting op het aanwijzingsvoorstel
werd gezegd dat het doel van de aanwijzing was de
‘karakteristieke en met de historische ontwikkeling samenhangende
structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te onderkennen als
een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het
gebied’. Vooral de 19de eeuw en de periode tussen 1900 en 1920
waren volgens de toelichting bepalend geweest voor het uiterlijk van
stad. Bovendien werd in de jaren '70 - '80 van de vorige eeuw steeds
meer duidelijk dat veel panden ondanks hun 19de-eeuwse
verschijningsvorm nog uit de 16de en 17de eeuw dateerden. Kenmerkend
voor de structuur van Zaltbommel waren volgens genoemde toelichting
vooral de grote binnenterreinen en ‘de brede groene rand binnen
de wallen aan de zuidzijde van de stad, waar de restanten van de
stadsmuur, de tuinmuren en de ommuurde Joodse begraafplaats eveneens
waardevolle gegevens vormen’. Als bijzonder kenmerkend wordt het
stadssilhouet genoemd.
De
volgende zaken die in de beschrijving van het beschermd stadsgezicht
genoemd worden als bepalend voor de kwaliteiten van de binnenstad zijn
relevant voor het bestemmingsplan:
- De historische
waarde van het ruimtelijk beeld en van de nog vrijwel gave middeleeuwse
stadsstructuur (en stratenpatroon) vormen de aanleiding van het besluit
tot aanwijzing van Zaltbommel als beschermd stadsgezicht.
- Langs het
assenkruis zijn vanouds de belangrijkste functies geconcentreerd. De
bebouwing hier bestaat in hoofdzaak uit 3 bouwlagen en een kap. In de
overige straten is de bebouwing van een meer kleinstedelijk karakter,
voornamelijk 2 bouwlagen en een kap aflopend naar de rand van de stad
tot 1 bouwlaag met een
kap.
- De straten
worden gekenmerkt door onregelmatig profiel en boeiende ruimtewerking.
Het profiel is vaak zeer ruim van schaal, de breedte van de straten is
zelden constant. In combinatie met een vaak licht gebogen verloop
resulteert dit bij verschillende benadering tot een steeds wisselend
perspectief, waarbij steeds andere gevelwanden een rol spelen.
- Bij de
woonpanden zorgen de wisselende goothoogten en de kleine verschillen in
perceelbreedte voor een boeiende afwisseling. In de gehele stad
komen schilddaken voor met de nok afwisselend evenwijdig aan, of
loodrecht op de straat. Opvallend is een gedeelte aan de zuidzijde van
de Gamersestraat met aaneengesloten zadeldaken evenwijdig aan de
straat.
- Het straatbeeld
wordt verlevendigd door het veelvuldig voorkomen van stoepen voor de
huizen. De straatprofielen met stoepen, rabatstroken en molgoten aan
weerszijden van de rijbaan zijn in vrijwel alle straten waardevol te
noemen. Opvallend zijn de hoge stoepen in de Nonnenstraat. De
verschillende stadspompen zijn bijzondere straatmeubilair.
- Kenmerkend voor de structuur zijn de vooral de in de stad voorkomende grote open binnenterreinen.
- De brede groene rand aan de zuidzijde van de stad.
- Stadssilhouet ook vanaf de Waal.
- Aan de westzijde
van de stad is het hotel Tivoli als waardevolle visuele
beëindiging van de Gamersestraat binnen de begrenzing van het
beschermd stadsgezicht opgenomen. Verder naar het noorden loopt de
grens langs het terrein van de scheepswerf, waardoor de gehele
stadshaven als waardevol historisch element is
opgenomen.
2.3 Cultuurhistorische waarden
Zoals uit de
aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht blijkt dragen de
bestaande cultuurhistorische waarden in grote mate bij aan de
kwaliteit van de binnenstad van Zaltbommel. Deze waarden bestaan uit
zowel archeologisch, historisch geografisch, bouwhistorisch en
architectuurhistorisch erfgoed. In 2010 is door Bureau voor
bouwhistorie en architectuurgeschiedenis een
uitvoerige cultuurhistorische inventarisatie en waardenanalyse
uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de huidige waarden gecategoriseerd in
de volgende negen rubrieken. De teksten uit de navolgende paragraven
zijn dan ook grotendeels afkomstig uit deze inventarisatie en analyse.
2.3.1 Structuur en stratenpatroon
De
stad heeft een goed bewaard gebleven middeleeuwse structuur met aan de
noordzijde een raster van haaks op elkaar staande straten en aan de
zuid- en oostzijde een stratenpatroon dat meer de hoogtelijnen volgt.
Uniek is de opmerkelijke breedte van de straten, die enerzijds
verklaard zou kunnen worden uit de agrarische bedrijvigheid en
anderzijds uit de functie als marktplaats. Brede straten als
Gamerschestraat, Gasthuisstraat en Nieuwstraat zullen als marktruimten
hebben gefunctioneerd. Vergelijking van het huidige stratenpatroon met
het 16de-eeuwse kaartbeeld leert dat op een enkele uitzondering na alle
straten uit de middeleeuwen dateren.
Aan
dit goed bewaard gebleven stratenpatroon kan een grote
cultuurhistorische betekenis worden toegekend. Deze betekenis wordt nog
versterkt door het bijzondere profiel van de straten, waarvan sommige
aan weerskanten van de rijweg stoepen hebben. Door de
privéstoepen is het straatbeeld zeer gevarieerd.
2.3.2 Stadssilhouet
Het
waardevolle silhouet van Zaltbommel neemt een bijzondere plaats in
binnen de kleinere Nederlandse riviersteden. Het karakteristieke
stadssilhouet bestaat uit een gedifferentieerd 16de-eeuws
dakenlandschap met grotendeels vrij steile zadeldaken met als
‘landmarks’ de Sint-Maartenskerk, de Gasthuistoren en het
Maarten van Rossemhuis (Stadskasteel).
Bovendien heeft de stad - met een klein aantal andere vestingsteden -
aan de zuidzijde nog een direct visueel contrast behouden tussen de met
hoge bomen omgeven ‘stadswandeling’ en het omringende
vlakke landschap. Bij stadsuitbreiding in de tweede helft van de 20ste
eeuw heeft men bewust een groenzone gehandhaafd en ingericht als
openbaar park om het stadssilhouet te sparen. Hierdoor is het
bijzondere kasteelachtige karakter van het Maarten van Rossemhuis nog
steeds goed ervaarbaar.
Belangrijke cultuurhistorische elementen van de stad vormen de
‘landmarks’: zoals de laat-middeleeuwse Sint-Maartenskerk,
die een oudere kerk vervangt en in de 14de eeuw kapittelkerk werd. Het
Waalfront kwam pas in de 19de eeuw tot stand. Bepalend is de in 1871
gebouwde Sociëteit De Verdraagzaamheid (nu restaurant) die de
noordelijke stadsrand bepaalt. Het dakenlandschap kan als beeldbepalend
worden aangemerkt, evenals de villa’s die op het Bastion de
Kat zijn gebouwd.
2.3.3 Verdedigingsgordel
De
binnenstad is aan de zuidzijde omsloten door een gaaf
verdedigingstelsel bestaande uit een 14de-eeuwse bakstenen stadsmuur.
Aan de noordzijde herinnert de Waterpoort aan de middeleeuwse
verdedigingswerken. Aan de binnenkant van de stadsmuur werd in de
vroege 16de eeuw een wallichaam aangebracht met een keermuur.
Vervolgens legde men een buitenwal met buitengracht aan. De
bijbehorende rondelen zijn rond 1600 veranderd in bastions, maar zijn
waarschijnlijk in de ondergrond nog grotendeels aanwezig. Van de
verschillende fasen in de verdedigingswerken zijn dus belangrijke
onderdelen bewaard gebleven. Zaltbommel is hiermee een van de weinige
steden in ons land waar de historische gelaagdheid van militaire
infrastructuur zo goed is af te lezen.
Na de opheffing van de vesting in 1834 zijn de buitenwal en bastions
veranderd in een licht geaccidenteerde parkaanleg in landschapsstijl.
Het doel was de woonomgeving van de stad te verbeteren. Profielen en
padenstructuur zijn grotendeels bewaard gebleven. Alleen de beplanting
is vanwege de in de jaren dertig van de 20ste eeuw heersende iepziekte
grotendeels vernieuwd. Het geheel vormt nu met de gevarieerde
beplanting bij de Algemene Begraafplaats op het voormalige
Ravelijnbolwerk, op de buitenwal en op de bastions Hoge en Lage Singel
en het aan de zuidzijde nog grotendeels bewaard gebleven schootsveld
als het ware een groene buffer tussen de binnenstad en de
laat-20ste-eeuwse uitbreidingen.
Er zijn weinig steden in ons land waar de verschillende fasen van de
vestingbouw zo gaaf bewaard zijn gebleven als in hier. De geograaf
Steegh spreekt in 1985 van de ‘gaafst bewaarde stadsrand in
Nederland’. De in de binnenstad gelegen stadsmuur en de keermuur
hebben op zichzelf, maar vooral ook in samenhang met de overige
verdedigingswerken uit de 16de en 17de eeuw, hoge cultuurhistorische
waarde.
2.3.4 Groene mantel van de stad
De
hierboven beschreven verdedigingszone zet zich aan de zijde van de
binnenstad als het ware voort in een open tuinengebied, bestaande uit
een ruime percelering met grote rechthoekige blokken aan de zuidzijde
van de Nonnenstraat en Nieuwstraat. Deze blokindeling is mogelijk
ontstaan door een herverkaveling ten gevolge van de aanleg van de
stadsmuur in het begin van de 14de eeuw. De grote kavels waren in de
late middeleeuwen en Nieuwe Tijd vanwege de directe nabijheid van de
Sint-Maartenskerk in trek bij de geestelijke instellingen voor
kloosters en bij de adel voor representatieve stadswoonhuizen. Het
betreft enkele voormalige kanunnikenhuizen, het Johan van Rossemhuis,
Maarten van Rossemhuis, het Oude Mannen- en Vrouwenhuis en het
voormalige Weeshuiscomplex, de beide laatste teruggaand op het
14de-eeuwse begijnhof.
Op
de grote (rest)kavels in het zuidoosten en het zuidwesten werden in de
15de eeuw kloosters gebouwd. Deze kloosters zouden na de Reformatie
worden opgeheven en vervolgens verdwijnen. De relatief grote kloosters,
die vanwege de verschillende functies veel ruimte in beslag namen,
waren nog actief in het zuidelijke deel van de binnenstad toen daar
zich een representatief woonkwartier ontwikkelde, waarvan het Johan van
Rossemhuis en het Maarten van Rossemhuis de exponenten zijn. Deze
ontwikkeling is echter blijven steken. Wel bleven de grote percelen
lange tijd gehandhaafd, zoals de percelen van het voormalige klooster
aan de Vogelenzang.
Deze zone ten zuiden van de binnenstad - bestaande uit o.a. de tuin van
het Johan van Rossemhuis, de stadskwekerij, de ponyweide, de heemtuin,
het perceel ten noordwesten van de Israëlitische begraafplaats en
de Algemene begraafplaats - vormt een cultuurhistorisch waardevol
element, dat als ‘groene mantel’ van de stad fungeert.
2.3.5 Schootsveld
In
1378 gedurende de Gelderse successieoorlog had hertogin Machteld van
Gelre bepaald dat in het gericht van Zaltbommel, buiten de muren geen
huizen of andere gebouwen mochten worden opgetrokken, opdat de vijand
geen steunpunten kon vinden. Zo ontstond een vrij schootsveld dat tot
op heden het zuidelijke deel van de binnenstad bepaalt. Dit historische
schootsveld bestaat nu uit een laat-middeleeuwse verkaveling met smalle
stroken weiland die nog deels in de huidige aanleg uit de tweede helft
van de 20ste eeuw bewaard bleef. Deze wordt aan de zijde van de stad
begrensd door de singel die zijn huidige vorm in de 16de en 17de eeuw
kreeg. Deze met laanbomen beplante singel heeft zijn oorspronkelijke
karakter behouden en is vanwege het wegprofiel en de beplanting van
hoge waarde en is derhalve terecht, hoewel slechts voor een klein deel,
opgenomen in het beschermde stadsgezicht
2.3.6 Laanstructuur
Onderdeel
van het historische schootsveld is ook een haaks op de gracht
gesitueerd 18de-eeuws complex ‘laantuinen’ voor de
Zaltbommelse elite, waar de buitenplaats Welgelegen in de 19de eeuw is
gesticht en waarvan de hoofdstructuur in het huidige stratenpatroon nog
herkenbaar is. Het gebied is in de tweede helft van de 20ste eeuw als
uitbreidingsplan Vergt opnieuw ingericht met voornamelijk sociale
woningbouw. De 19de-eeuwse buitenplaats Welgelegen vormt een groen
eiland in het uitbreidingsplan en moet als enige invulling van de nog
18de-eeuwse hoofdstructuur als waardevol worden gezien.
2.3.7 Agrarisch karakter
Het zuidelijke en
oostelijke deel van de binnenstad inclusief het open, landelijke
terrein ademt nog iets van de laat-middeleeuwse agrarische sfeer uit,
die zo kenmerkend is voor dit deel van de stad. De agrarische bebouwing
concentreerde zich binnen de stad, omdat buiten de stad de kans op
overstromingen in de winter te groot was. Een andere reden voor de
vestiging van boerderijen in de stad is het feit dat in 1378 bepaald
was dat buiten de stadsmuur geen bebouwing werd toegestaan. Deels was
de agrarische bedrijvigheid in de binnenstad gevestigd in verbouwde
woonhuizen, maar ook in achter de huizen aangebouwde schuren en
stallen. Bij de boerderijen hoorden grote erven op de binnenterreinen,
waar ook de hooibergen stonden. Verspreid over de stad lagen tot ver in
de 20ste eeuw nog boerderijen.
Het is mogelijk dat straten als Nonnenstraat, Nieuwstraat en andere hun
breedte ontlenen aan de agrarische functie, waarbij de hooiwagens
zonder veel moeite de draai konden maken om de erven op de
binnenterreinen te benaderen. Doordat verdere verdichting en stedelijke
ontwikkeling in het westelijke deel uitbleven, behield dit gebied lange
tijd, tot ver in de 20ste eeuw een agrarisch karakter. Hoewel na de
Tweede Wereldoorlog stallen en schuren aan de zuidzijde van de stad
werden afgebroken, is het agrarische karakter nog steeds te herkennen
aan de voormalige boerderijen aan de Nonnenstraat. En in feite vormen
ook de graslandpercelen aan weerszijden van de Oliemolen, de heemtuin
en de stadskwekerij naar het gebruik als boomgaard en tuinderij in het
verleden. Langs de singel ziet men nog steeds de restanten van de
strokenverkaveling, die verwijzen naar het voormalig gebruik als wei-
en hooiland.
Hoewel de laatste
stadsboerderij een kwart eeuw geleden ophield te bestaan, is aan de
voormalige boerderijen, schuren en erven de agrarische functie nog
steeds afleesbaar en vertegenwoordigt deze een hoge cultuurhistorische
waarde.
2.3.8 Bodemarchief
In
relatie tot de Sint-Maartenskerk is van bijzonder cultuurhistorisch
belang het feit dat onder de kerk begravingen uit het einde van de
zevende eeuw werden aangetroffen, die zouden kunnen wijzen op een
continuïteit van begraven en waarschijnlijk ook van religiositeit.
Aan de voet van de toren ontstond aan het begin van de 14de eeuw het
begijnhof. Het begijnhof is verdwenen, maar zal archeologische resten
in de bodem hebben achtergelaten. Dat geldt ook voor de
laat-middeleeuwse kloosters aan de Vogelenzang en de Nonnenstraat. Op
het aspect archeologie wordt in het hoofdstuk 'Haalbaarheid' verder
ingegaan.
2.3.9 Overige bijzondere elementen
Alleen
al het feit dat er binnen de binnenstedelijke context aanzienlijke
ruimten onbebouwd zijn gebleven, is opmerkelijk. Het geeft dit deel van
de stad (zuiden) een bijzonder karakter en is een mooie overgang van
het stedelijke gebied naar de parkaanleg buiten de stadsmuur op de
vroegere bolwerken. De vijf begraafplaatsen waaronder twee 18de-eeuwse
Israëlitische Begraafplaatsen vormen bijzondere en
cultuurhistorisch waardevolle elementen in deze open ruimte.
Bijzondere betekenis moet worden gehecht aan de tuinmuren op oude
kavelgrenzen. Ze bevinden zich op verschillende plaatsen langs de
straten en op de binnenterreinen. De muren gaan terug op een veel
dichter patroon van muren langs de tuinen en andere percelen en
vertegenwoordigen, mede door hun hoge ouderdom, een belangrijke
cultuurhistorische waarde.
2.4 Structuur
De
historische kern is onder te verdelen in vier verschillende gebieden
met ieder een eigen gezicht. Op stedenbouwkundige,
architectonische en functionele gronden is een onderverdeling te maken
in de volgende gebieden:
- De hoofdstraten van de binnenstad, waaronder het assenkruis;
- De achterstraten als ‘keerzijde’ van het assenkruis en de hoofdstraten;
- Het resterende kleinschalige gebied van de binnenstad.
- Het schootsveld, de groene mantel, de stadswallen en de Waalbandijk.
2.4.1 Hoofdstraten
De
hoofdstraten bestaan uit de bebouwing direct grenzend aan de
Gamerschestraat, de Markt, de Gasthuisstraat, de Boschstraat,
Waterstraat, Nieuwstraat, Kerkstraat en Kerkplein. Dit gedeelte van de
binnenstad vormt de hoofdstructuur, waaronder tevens het assenkruis,
dat de ruimtelijke structuur van de rest van de stad bepaalt. De
hoofdstraten buiten het assenkruis – Nieuwstraat, Kerkstraat
en Kerkplein – herbergen weliswaar (bijna) geen winkelfuncties,
maar sluiten met het formele karakter en de aanwezige rijke
geveldecoraties, wel aan bij de bebouwing van het assenkruis.
In veel van de gebouwen (met name in het assenkruis) zijn op de begane
grond bedrijfs- of winkelfuncties gevestigd. De woonfunctie is
voornamelijk vertegenwoordigd op de bovenliggende verdiepingslagen. De
meeste voorzieningen in de binnenstad bevinden zich in en rond deze
straten.
2.4.2 Achterstraten
Het
gebied van de achterstraten vormt als het ware de keerzijde van het
assenkruis en de overige hoofdstraten. Hiertoe behoort de bebouwing aan
de zuidzijde van de Molenwal, aan de Molengang, Walstraatje, Tolstraat,
de zuidzijde van de Korte Tolstraat, Lange Steigerstraat, Lange en
Korte Strikstraat, Rozemarijnsteeg, Spiesmakersstraat, de oostzijde van
de Oliestraat, de noordzijde van de Minnebroederstraat, het noordelijke
deel van de Kloosterstraat, het noordelijke deel van zowel de Karstraat
als Zandstraat en tenslotte de noordzijde van de Kommerstraat. Deze
achterstraten zijn ontstaan als achterzijdes van de belangrijkste
hoofdstraten. De percelen aan deze hoofdstraten liepen door tot aan de
achterstraten, waardoor hier veelal achterkantsituaties zijn ontstaan.
Vooral in de Kloosterstraat, Oliestraat en Minnebroederstraat, maar ook
in de rest van de achterstraten bestaat de bebouwing grotendeels uit
bedrijfsbebouwing, met oorspronkelijk pakhuizen, laad- en
losmogelijkheden, werkplaatsen, opslagruimten (waaronder ook
winkelmagazijnen) en garages ten behoeve van de bebouwing aan de
hoofdstraten.
2.4.3 Resterend kleinschalig gebied
Het
overige gedeelte van de historische binnenstad heeft een lagere
bebouwingsdichtheid dan het centrumgebied. In dit gebied zijn de
straten veelal smaller en is er een grote verscheidenheid aan
stedenbouwkundige ruimten zoals straten, stegen en kleinere pleinen.
Het overgrote deel van de bebouwing buiten de hoofdstraten heeft een
woonfunctie. Daarnaast komen er ook diverse maatschappelijke
functies, enkele galeries en kleine bedrijven voor.
2.4.4 Schootsveld, de groene mantel, stadswallen en de Waalbandijk
De
binnenstad van Zaltbommel is aan de zuidzijde nog steeds omloten door
een gaaf verdedigingsstelsel met schootsveld. Na de opheffing van de
vesting zijn de buitenwal en de bastions getransformeerd in een licht
geaccidenteerde parkaanleg in landschapsstijl. De glooiende
walkanten en padenstructuur zijn grotendeels bewaard gebleven. Het
geheel vormt nu als het ware een groene mantel om de binnenstad.
Ook de aanwezigheid van het schootsveld maakt de stad bijzonder.
Slechts in enkele steden in ons land zijn grote delen van het
schootsveld rondom de historische binnenstad bewaard gebleven. Het
schootsveld wordt aan de zijde van de binnenstad begrensd door een
singel. Deze met laanbomen beplante singel heeft zijn oorspronkelijke
landelijke karakter behouden.
De verdedigingsgordel zet zich aan de zijde van de binnenstad als het
ware voort in een open tuinengebied, bestaande uit een ruime
percelering met grote rechthoekige blokken aan de zuidzijde van de
Nonnenstraat en de Nieuwstraat. De stadskwekerij en de heemtuin
maken onderdeel uit van dit gebied. Ook ter hoogte van de Agnietentuin
wordt de verdedigingsgordel aan de zijde van de binnenstad doorgezet.
2.5 Groen- en waterstructuur
De
groen- en waterstructuur worden in belangrijke mate gevormd door de
Waal en de stadswallen met singels en omliggende schootsvelden. Deze
gebieden vormen een unieke omlijsting van de binnenstad. De binnenstad
van Zaltbommel kenmerkt zich door onbebouwde en groene
binnenterreinen. Na de realisatie van veel sociale woningen aan
het begin van de 20ste eeuw en de revitalisatie-opgaven uit de jaren
'70 en '80 van dezelfde eeuw hebben veel binnenterreinen hun
groene karakter verloren. De binnenterreinen
die onbebouwd zijn gebleven zijn waardevol voor de groenstructuur.
Het betreft met name de volgende drie terreinen:
- Waterstraat, Gasthuisstraat, Lange en Korte Steigerstraat;
- Boschstraat, Ruiterstraat, Lange Strikstraat, Nieuwstraat;
- Kerkstraat, Heilige Geeststraat, Bloemendaal,Maasstraat en de iets verderop gelegen Kastanjewal.
2.6 Verkeersstructuur
De binnenstad is
voornamelijk ontsloten via de west- en zuidkant, respectievelijk via de
Steenweg en de Koningin Wilhelminaweg / Boschstraat. De binnenstad zelf
kent op veel plekken eenrichtingsverkeer. Het profiel van de straten
laat niet op alle plekken aan beide kanten van de straat voetpaden toe.
De hoofdstraten (paragraaf 2.4.1) hebben veelal aan beide zijden van de
straat een voetpad. De straatprofielen in de achterstraten en het
overige kleinschalige gebied variëren sterk en laten aan beide
zijden, aan één zijde of zelfs geen voetpaden toe.
Behalve bij de entree ter hoogte van de Omhoeken / Poorterij zijn
in de binnenstad geen aparte fietspaden aanwezig.
Het huidige
parkeerbeleid is erop gericht het langparkeren en het parkeren van het
winkelpersoneel zoveel mogelijk aan de rand of buiten het centrum te
brengen, zodat er voor bewoners en bezoekers
voldoende parkeerruimte in de binnenstad beschikbaar is. Gemiddeld
gezien is de parkeerdruk in de binnenstad hoog. Daarbij dient wel
onderscheid gemaakt te worden tussen gebieden. Zo is rondom de Omhoeken
de parkeerdruk laag terwijl deze elders in de binnenstad vele malen
groter is. Daarbij vormen met name de momenten waarop de winkels /
voorzieningen open zijn en de bewoners thuis zijn de knelpunten.
3.1 Aard van het bestemmingsplan
Zoals al in
de inleiding is aangegeven, is het verkrijgen van een actueel en
eenduidig bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor
het opstellen van dit bestemmingsplan. Bij het opstellen van een
bestemmingsplan kan er uit verschillende plansystematieken gekozen
worden. Afhankelijk van de aard van het plangebied, de ontwikkelingen
binnen het plangebied en het daarmee samenhangende ruimtelijk beleid
wordt de keuze voor een vorm gemaakt. Er zijn op hoofdlijnen drie
soorten systematiek te onderscheiden, te weten: een globaal plan,
een flexibel plan en een gedetailleerd plan.
Om een
toekomstbestendig plan te realiseren is er voor gekozen voorliggend
bestemmingsplan overwegend in gedetailleerde vorm op te stellen. Een
dergelijk plan wordt vaak opgesteld om een bestaande situatie vast te
leggen, waardoor het plan overwegend een conserverend karakter
krijgt. Dit sluit aan bij de cultuurhistorische kwaliteiten en de
aanwijzing als beschermd stadsgezicht. Daarnaast biedt het
bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader waarbinnen
de ruimtelijke visie voor de binnenstad, zoals dat is verwoord in
de "Structuurvisie Centrum Zaltbommel" (oktober 2008), kan worden
gerealiseerd.
3.2 Planuitgangspunten en beleidsmatige ontwikkelingen
3.2.1 Ruimtelijke visie
In
2008 is door de gemeenteraad van Zaltbommel de ‘Structuurvisie
Centrum Zaltbommel’ vastgesteld. Deze structuurvisie moet in het
in voorbereiding zijnde bestemmingsplan ‘Zaltbommel,
Binnenstad’ nader uitgewerkt worden. Eén van de uit te
werken punten betreft de ontwikkelruimte voor nieuwe detailhandel,
cultuurvoorzieningen, bedrijven en kleinschalige kantoren. Vanuit de
vastgestelde structuurvisie volgt dat versterking (nieuw vestiging) en
behoud van deze voorzieningen in het volledige assenkruis in de
binnenstad (Gamerschestraat, Markt, Gasthuisstraat, Waterstraat en
Boschstraat) is gewenst.
In
de jaren na 2008 heeft de wereld niet stilgestaan. Algemene
ontwikkelingen zoals internetwinkelen en een economische crisis zorgen
samen met de lokale ontwikkelingen voor een veranderd speelveld. De
realisatie van Buitenstad, een gemengd gebied met detailhandel,
voorzieningen, parkeren en wonen direct ten westen van de binnenstad,
is één van deze lokale ontwikkelingen. Maar ook de
verplaatsing van de bibliotheek heeft gevolgen gehad voor de
binnenstad. Daarnaast kan de (toeristische) overnachtingsfunctie
in de binnenstad verder ontwikkeld worden.
Heden
te dagen wordt ervaren dat de aanlooproute naar de Markt
verschuift van de Boschstraat naar de Gamerschestraat. De ontwikkeling
van Buitenstad zal er in toenemende mate zorgen voor een zogenaamd
‘boomerangmodel’. Een model dat uitgaat van drie
belangrijke plekken: de Buitenstad, de Markt en de Poorterij/Omhoeken.
Het boomerang model verdeelt de binnenstad in drie soorten gebied:
hoofdstructuur (de Boomerang), het bijhorende uitloopgebied en de
woongebieden.
In
het voorliggende bestemmingsplan is de structuurvisie middels
een nadere uitwerking vertaald naar de huidige tijd. Dit
biedt mogelijkheden rekening te houden met bestaande en verwachte
ontwikkelingen. Daarmee omvat het voorliggende plan geen vernieuwende
of koersverleggende visie maar vormt het een kapstok voor een verdere
ontwikkeling van de binnenstad van Zaltbommel. Hiernavolgende
afbeelding en tekst geeft verder uitleg over de vertaling van de
Structuurvisie.
Doorvertaling structuurvisie
De
‘boomerang’ gaat uit van een verdere opwaardering
/ flexibilisering van de Gamerschestraat. Gelet op de
ontwikkelingen van de Buitenstad en de aldaar geboden mogelijkheden
voor parkeren zal de Gamerschestraat zich ontwikkelen tot de
belangrijkste aanlooproute van de Markt. Mensen moeten verleid worden
om deze route te nemen en daarmee meer dan alleen de Buitenstad te
bezoeken.
Vanuit
de ondernemers is duidelijk aangegeven dat de vraag naar vierkante
meters detailhandel in Zaltbommel beperkt is. De Kopgroep (samenwerking
tussen lokale ondernemers en gemeente) pleit voor een duidelijke
concentratie van detailhandel. Een concentratie van winkels biedt
schaalvoordelen voor winkelier en consument. Voor consumenten biedt een
concentratiegebied mogelijkheden voor windowshopping, iets wat bij
gericht bezoek van een solitaire winkel niet optreedt. Een van de
andere voordelen is dat winkeliers consumenten kunnen doorverwijzen
naar de buurman.
Gelet
op de beperkte vraag naar vierkante meters detailhandel is het niet
aannemelijk dat de gehele Gamerschestraat en Boschstraat zich
ontwikkelen als florerend winkelgebied. Om te komen tot een
aantrekkelijk winkelgebied wordt het zuidelijk gedeelte van de
Boschstraat aangewezen als uitloopgebied en maakt daarmee geen
onderdeel uit van de winkelstimuleringszone. Voor de zone zelf worden
ook andere functies mogelijk gemaakt. Deze functies worden met name
gevonden in kantoren, dienstverlening en ondersteunende horeca. Op de
verdiepingen binnen de stimuleringszone zijn verblijfsfuncties zoals
woningen en bed&breakfast mogelijk. Andere
overnachtingsmogelijkheden, zoals een hotel, zijn gewenst
maar vragen om zodanige hoeveelheid maatwerk dat hiervoor een
aparte planologische procedure doorlopen zal worden.
Om
maximaal in te kunnen spelen op de wensen van de winkelier en de
consument is de mogelijkheid tot vergroting van winkelpanden gewenst.
Dat deze ontwikkeling op gespannen voet kan staan met de monumentale
status van de binnenstad en de cultuurhistorische waarden wordt erkent.
Echter, indien het binnen deze kaders verantwoord is panden samen te
voegen, dient het bestemmingsplan dit te faciliteren. Het stimuleren
van winkels buiten de winkelstimuleringszone is niet gewenst. Daarom is
het samenvoegen enkel binnen deze zone mogelijk.
In het kader van
de inspraak is voor het noordelijke deel van de Boschstraat
aangegeven dat een functieverruiming naar wonen op de begane grond wel
wenselijk is. Nu de Gamerschestraat de verbindingsroute wordt met de
Buitenstad is deze verruiming een logische en ruimtelijk acceptabele
functieverruiming. Hierbij wordt wel de mogelijkheid behouden dat dit
deel van de Boschstraat blijft functioneren als winkelgebied.
Om
tevens het westeinde van de Gamerschestraat onderdeel uit te laten
maken van een attractieve route tussen de Buitenstad en de Markt is een
breder scala aan functies gewenst. Hetzelfde geldt voor de zuidzijde
van de Boschstraat. Dit gedeelte straat leent zich, gelet op
dwarsprofiel, weliswaar in mindere mate voor nieuwe functies maar maakt
wel onderdeel uit van de route Poorterij/Omhoeken - Markt. Deze
uitloopgebieden vormen samen met de winkelstimuleringszone een sterke
‘boomerang’.
De
uitloopgebieden kunnen zich verder ontwikkelen met wonen,
maatschappelijke dienstverlening en/of ambachtelijke bedrijven. Andere
functies zoals bed&breakfast zijn middels een algemene regeling
mogelijk.
De
Waterstraat blijft aantrekkelijk voor horeca. Ook hier gelden de
voordelen van een geconcentreerde stimulering. Het beleid uit de, in
2008 vastgestelde, visie wordt daarmee voortgezet. Dit houdt in dat in
de winkelstimuleringszone winkelondersteunende horeca en bijvoorbeeld
cafetaria zijn toegestaan. Wel wordt gebroken met de gedachte
één horecaconcentratiegebied aan te wijzen. De huidige
horecavoorzieningen en het raadsbesluit inzake de Poorterij (zie
paragraaf 3.3.1) maken de aanwijzing van een tweede
concentratiegebied noodzakelijk.
Waar
het horecaconcentratiegebied van de Waterstraat de
winkelstimuleringszone ontmoet (Markt) is een gecombineerde regeling
gewenst. Het toestaan van horeca en detailhandel is tevens in lijn met
de huidige situatie. De nachthoreca is nu gesitueerd op de Markt en de
Waterstraat. Nieuwe vormen van nachthoreca zijn, enkel na een
zorgvuldige belangenafweging, enkel mogelijk binnen het
horecaconcentratiegebied aan de Waterstaat / Markt.
Het
streven van ‘een gezicht naar de Waal’ blijft actueel.
Daarmee blijft een verdere aanvulling van het horeca-aanbod op het
plein bij de Waalkade gewenst. Los van de bestaande rechten is enkel
horeca in de eerste bouwlaag toegestaan, de verdiepingen daarboven
bieden mogelijkheden voor woningen.
Met
het wegvallen van de bibliotheek heeft de aanwijzing van de Poorterij
vanuit de Structuurvisie als ‘cultuurcluster’ betekenis
verloren. De ontwikkeling van dit sociaal-cultureel complex is reeds
ingezet met de vestiging van detailhandel en een raadsbesluit hier een
brede bestemming met onder meer horeca en bedrijvigheid op te nemen. In
paargraaf 3.3.1 wordt verder ingegaan op dit raadsbesluit en de
Poorterij.
Rondom
de Poorterij / Omhoeken bestaan plannen en ideeën voor een verdere
versterking van de bestaande functies. Eén van de vragen die
leeft is of de Omhoeken niet ook een aantrekkende werking zou moeten
hebben door aanvullende horeca zoals een hotel. In de Structuurvisie is
het gebied bovendien aangewezen als horecaconcentratie. Daarnaast heeft
de Stadskwekerij aangegeven haar bedrijfsvoering te willen versterken
en verbreden (zie paragraaf 3.3.4). Alle functies richten zich in meer
of mindere mate op horeca.
Middels een
verdere versterking met dag- en avondhoreca alsmede een hotel of
bed&breakfast kan een nieuwe impuls worden gegeven aan het
gebied.
Woongebieden
De woongebieden
zijn de gebieden buiten de boomerang met een overwegende
woonfunctie. Het bedrijfsmatig ontplooien van nieuwe activiteiten zoals
horeca, bedrijven of detailhandel is hier niet gewenst. Deze
activiteiten dienen geconcentreerd te worden binnen de hoofdstructuur
met haar uitloopgebieden.
Het vanuit huis
ontplooien van activiteiten, beroep aan huis, is mogelijk en biedt
mogelijkheden voor een prettige functiemenging en levendigheid.
Voorwaarde daarbij is wel dat de activiteit de belangen van de
winkelstimuleringszone of de horecaconcentratiegebieden niet
schaadt. Ook zullen de beroep aan huis-activiteiten binnen een goed
woon- en leefklimaat moeten passen. Deze activiteiten worden bij
recht toegelaten. Voor omvangrijkere initiatieven is een bedrijven /
beroepen aan huis regeling opgenomen.
In het verlengde
van een beroep aan huisregeling wordt een bed&breakfast-regeling
opgenomen. Deze regeling biedt, ook buiten de woongebieden,
mogelijkheid voor de het starten van een kleinschalige bed and
breakfast.
Het toevoegen van
woningen, ook buiten de woongebieden, is binnen panden met
cultuurhistorische waarden en onder specifieke voorwaarden toegestaan.
Buiten de winkelstimuleringszone en het horecaconcentratiegebied
zijn op diverse plaatsen solitaire bedrijfsvestigingen,
maatschappelijke voorzieningen, winkel- of onder andere horecalocaties
aanwezig. Het voorliggende plan biedt mogelijkheden om deze
voorzieningen om te zetten in woningen. Daarbij dient wel getoetst te
worden aan de regionale of provinciale woningbouwbeleid. Het is
niet mogelijk om binnen de winkelstimuleringszone en het
horecaconcentratiegebied nieuwe woonfuncties op de begane grond te
realiseren.
3.2.2 Cultuurhistorie
Het
rijksbeleid beoogt een modernisering van de monumentenzorg. Belangrijk
onderdeel van dit nieuwe beleid is, dat de monumentenzorg meer als
onderdeel van de ruimtelijke ordening wordt beschouwd en de bescherming
van cultuurhistorische waarden waar mogelijk via het bestemmingsplan
wordt geregeld. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op deze
regelgeving. Uit de aanwijzing van het beschermde stadsgezicht en de
waardering van de cultuurhistorische waarden (paragraven 2.2 en 2.3)
volgt dat een groot aantal kwaliteiten beeldbepalend is. Ingegeven door
het rijksbeleid en de wil haar unieke cultuurhistorische waarden te
beschermen en behouden kiest de gemeente er in voorliggend plan
voor deze kwaliteiten te willen behouden. Deze kwaliteiten worden
hiernavolgend opgesomd, waarbij tevens is aangegeven hoe het
voorliggende bestemmingsplan het behoud van deze kwaliteiten waarborgt.
Voor de
bescherming van de hiernavolgende kwaliteiten is een dubbel bestemming
‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ opgenomen. Deze
dubbelbestemming is bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van
de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van
Zaltbommel zoals omschreven in het aanwijzingsbesluit van het
beschermde stadsgezicht. Voor de monumenten is verder een aparte
regeling opgenomen waardoor bij deze gebouwen aanvullende mogelijkheden
zijn voor het behoud. Deze regeling biedt daarmee maatwerk. Aanvullend
aan deze regeling worden de kwaliteiten ook door bestemmingslegging of
specifieke gebruiks- en bouwmogelijkheden beschermd zoals hiernavolgend
uiteengezet.
Historische stratenpatroon (incl. wegprofielen)
De gave
middeleeuwse stadsstructuur en het stratenpatroon wordt voornamelijk
beschermd door de bestemmingslegging en het opnemen van bouwvlakken. De
openbare wegen zijn allen binnen de verkeersbestemming gebracht.
Bebouwing is daarmee niet mogelijk wat zorg draagt voor het behouden
van het profiel. Enkele locaties uitgezonderd (zie paragraaf 3.3), is
de bestaande en legale bebouwing positief bestemd waarbij geen
aanvullende nieuwe bouwmogelijkheden voor hoofdgebouwen is gegeven.
Belangrijkste functies langs het assenkruis
Zoals in
voorgaande paragraaf uiteengezet worden voor de Boschstraat,
Gamerschestraat en Waterstraat respectievelijk een
winkelstimuleringszone en horecaconcentratiegebied opgenomen. Het
zwaartepunt van deze voorzieningen ligt op de Markt. Daarmee blijven de
functies langs het assenkruis behouden. Omwille de in paragraaf 3.1
beschreven ontwikkelingen en gelet op de bestaande dynamiek is
Gasthuisstraat als uitloopgebied benoemd.
Gevelwanden
De indeling van
de straatwand, bepaald door de breedte van de individuele panden, wordt
ook wel parcellering genoemd. In de dubbelbestemming ‘Waarde -
Beschermd stadsgezicht’ is nadrukkelijk opgenomen dat de
bestaande parcellering behouden moet blijven. Daarmee zijn de bestaande
interessante gevelwanden beschermd. Aanvullend aan deze regeling is
tevens gesteld dat het samenvoegen van panden en doorbraken in
zijgevels tussen panden niet is toegestaan. De bestaande
perceelsbreedte blijft zodoende behouden.
Binnen de
winkelstimuleringszone en het horecaconcentratiegebied aan de
Waterstraat is, ten behoeve van het vergroten van bedrijfsoppervlak,
het doorbreken van panden mogelijk mits de cultuurhistorische waarden
niet worden aangetast. Daarbij is als voorwaarde gesteld dat het
doorbreken geen consequenties heeft voor de parcellering. Het
samengevoegde pand moet het uiterlijk van twee (of meer) individuele
panden behouden.
Dakenlandschap en stadssilhouet
Het
dakenlandschap wordt gevormd door een aantal aspecten: goothoogte, nok-
of bouwhoogte, nokrichting, kapvorm. Daarnaast spelen ook dakkapellen
een belangrijke rol in de beleving van het dakenlandschap. Voor het
behoud van het gave dakenlandschap is op de verbeelding overal een
goot- en/of een nok- of bouwhoogte opgenomen. De nokrichting en de
dakvorm is vastgelegd in de kappenkaart (bijlage bij de regels). Gelet
op de aanwijzing van rijksbeschermd stadsgezicht is het slechts
beperkt mogelijk om, middels de mogelijkheden uit de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, vergunningsvrij dakkapellen, daklichten of
-ramen te realiseren. Ter behoud van het dakenlandschap stelt het
voorliggende plan geen aanvullende regels.
Voor het
stadssilhouet zijn aanvullend aan het dakenlandschap nog de kerktorens,
aanwezige schoorstenen en de watertoren van belang. De kerktorens en
watertoren kennen elk een monumentale status als gevolg waarvan er
afvullend afwegingskader geldt bij bouw en sloop. Gebouwen of
bouwwerken die geen bescherming vanuit de monumentenwet kennen worden
middels een omgevingsvergunningstelsel in het bestemmingsplan
beschermd.
Straatmeubilair
Cultuurhistorisch
zijn de stoepen, rabatstroken en molgoten evenals stadspompen bijzonder
straatmeubilair. Zaltbommel kent vijf stadspompen waarvan er vier zijn
aangemerkt als rijksmonument. Voor het verlagen of ophogen van
stoepen, het verwijderen van rabatstroken of bijvoorbeeld het
verwijderen van stadspompen is, in de bestemming ‘Waarde –
Beschermd stadsgezicht’ een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
verplicht gesteld. Deze vergunning wordt enkel afgegeven indien blijkt
dat de karakteristiek van het stadsbeeld, hierdoor niet onevenredig
wordt benadeeld.
Tot
straatmeubilair worden ook bijzondere bouwwerken zoals delen van de
stadsmuur of andere bijzondere tuinmuren gerekend. Deze bouwwerken
zijn aangeduid op de verbeelding, daarmee is onderhoud en herstel
mogelijk. Middels de sloopvergunning uit de monumentenwet of de
sloopvergunning uit het voorliggende bestemmingsplan worden deze
bouwwerken beschermd.
Open binnenterreinen
Zowel uit het
aanwijzingsbesluit als uit de beschrijving van de groenstructuur blijkt
dat enkele open binnenterreinen zeer waardevol zijn. Deze
binnenterreinen zijn binnen de bestemming 'Tuin' gebracht. Deze
bestemming laat geen verdere verharding of bouwwerken toe. Daarmee is
het groen in deze gebieden beschermd. De aanwezige monumentale of
waardevolle bomen zijn middels een gemeentelijke lijst van monumentale
en waardevolle houtopstanden beschermd.
Singelpark en groene mantel
Het singelpark en
de groene mantel zijn binnen de bestemming ‘Groen’
gebracht. Deze bestemming laat bij recht geen nieuwe verharding toe.
Uitzondering is de bestemming ‘Groen –
Stadskwekerij’. Hier is verharding toegestaan mits het passend is
binnen de bestemmingsomschrijving. Het behoud van het groene karakter
van de stadskwekerij is uiteengezet in een in de bijlage opgenomen
motivatie.
Voor bomen,
struiken en heggen is een regeling opgenomen dat deze alleen ten
behoeve van normaal onderhoud gesnoeid mogen worden. Voor het
verwijderen, rooien of kappen is een omgevingsvergunning noodzakelijk.
Daarbij wordt gekeken naar de cultuurhistorische waarde van het groen
alvorens deze vergunning wordt verleend.
Doorzicht vanaf de singel (foto: Martin Klumper)
Singel en Stadshaven
Middels de
bepalingen in de bestemming ‘Water’ wordt bestemming wordt
het open water rondom en in de stad behouden. Enkel ter plaatse van een
nadere aanduiding zijn aanlegsteigers t.b.v. de
jachthaven toegestaan. Kunstwerken (viaducten, dammen, bruggen)
zijn in principe overal toegestaan, mits passend binnen de
cultuurhistorische waarden zoals beschermd met de dubbelbestemming
‘Waarde – Beschermd stadsgezicht’.
Gelet op de doorvaart is voor de Waal een andere waterbestemming opgenomen.
Schootsvelden
De velden rondom
de binnenstad, zoals aan de Marten van Rossemsingel en bij de
watertoren zijn van oudsher de schootsvelden waar bebouwing niet was
toegestaan. Aanvullende bebouwing is niet gewenst. De bestaande en
legale bebouwing wordt positief opgenomen, met inbegrip van
erfbebouwingsmogelijkheden. Zoals uiteengezet onder 'Singelpark en
groene mantel' wordt met de bestemming 'Groen' nieuwe bebouwing en
verharding voorkomen.
Bodemarchief
Het bodemarchief
is met een dubbelbestemming ‘Waarde –
Archeologie’ en landelijk wet- en regelgeving beschermd. In het
hoofdstuk 'Haalbaarheid' wordt hier verder op in gegaan.
3.3 Locatie specifieke ontwikkelingen
Vooralsnog
worden in de planperiode van het bestemmingsplan slechts een beperkt
aantal ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Hiernavolgend is een
overzicht gegeven, waarbij is aangegeven hoe voorliggend
bestemmingsplan in speelt op de ontwikkeling.
3.3.1 Herpositionering Poorterij
Het
Poorterij-complex wordt gevormd door een sociaal cultureel centrum
(onder andere een theater) en een voormalige bibliotheek in de
binnenstad van Zaltbommel. De eigenaren hebben in het verleden een plan
opgesteld om het totale complex te herpositioneren. De herpositionering
gaat uit van een gewijzigde bedrijfsvoering en daarmee samenhangende
exploitatie waarmee de toekomst van de theaterfunctie zeker is gesteld.
Als onderdeel van de herpositionering is door de gemeente Zaltbommel in
2012 een omgevingsvergunning verleend welke beperkte detailhandel,
expositieruimte en beperkte horeca toegestaan. In navolging van deze
omgevingsvergunning is door de gemeenteraad in oktober 2013 de intentie
uitgesproken om de bestemming zodanig te wijzigen dat naast de
maatschappelijke activiteiten volwaardige mogelijkheden ontstaan voor
(lichte) horeca, detailhandel en overige bedrijfsmatige activiteiten,
niet zijnde volumineuze detailhandel en gelegenheden/inrichtingen voor
seksuele en/of gokactiviteiten. Het verruimen van de
gebruiksmogelijkheden van het Poorterij-complex is in lijn met het
opgestelde herpositioneringsplan.
In de bijlage is
de ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarmee de beleidsmatige,
stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt
aangetoond.
3.3.2 Agnietentuin
Het
plangebied Agnietentuin omvat het voormalige terrein van
bejaardencentrum de Wielewaal en het terrein van de bejaardenflat aan
de Agnietenstraat. De oppervlakte van de locatie is circa 2 hectare. De
locatie is gesitueerd in de zuidoostelijke hoek van de historische
binnenstad en grenst aan de stadswallen van Zaltbommel.
In
2011 is door de gemeenteraad van Zaltbommel een bestemmingsplan voor de
locatie vastgesteld. Dit plan maakt de realisatie van 63 woningen
mogelijk. Doordat voor dit programma 24 woningen moeten wijken worden
er feitelijk 39 woningen aan de bestaande voorraad toegevoegd. Voor een
deel van deze woningen is in 2009 reeds een bouwvergunning afgegeven.
Voorliggend plan neemt de bouwrechten uit het bestemmingsplan
"Zaltbommel, Agnietentuin" over.
Momenteel
is er onvoldoende animo om het plan daadwerkelijk te realiseren. In de
tussentijd is gekozen om het tijdelijk gebruik als tuin mogelijk te
maken.
3.3.3 Peuterspeelzaal
Voor de
voormalige peuterspeelzaal is het plan voor een herontwikkeling naar
woningbouw opgevat. Het plan is onvoldoende concreet om bij recht te
worden meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Omdat verwacht
wordt dat in de komende planperiode vaker sprake zal zijn van een
herontwikkeling van solitaire bedrijfslocaties, maatschappelijke
voorzieningen, winkels of bijvoorbeeld kantoren is in het
voorliggende bestemmingsplan hiertoe een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen. Deze bevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om, binnen
enkele voorwaarden en buiten de winkelstimuleringszone
en het horecaconcentratiegebied, bestaande functies om te
zetten in woning(en).
3.3.4 Stadskwekerij
De stadskwekerij
aan de Omhoeken is voornemens haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden.
In overleg met de gemeente is een nieuwe bebouwings- en
gebruiksregeling opgesteld. Deze regeling geeft mogelijkheid aan een
verplaatsing van gebouwen. Het bestaand aantal vierkante meters wordt
daarbij zeer beperkt uitgebreid.
3.3.5 Vébé terrein
Op de voormalige
bedrijfslocatie van Vébé aan de Oenselsestraat is een
plan in voorbereiding voor maximaal 9 woningen. Op dit moment is geen
sprake van directe ontwikkeling van de locatie. Het is wel van belang
om de locatie een woonbestemming te geven in het bestemmingsplan, zodat
nieuwe bedrijfsvestiging niet mogelijk is. In het voorliggende plan is
een nader uit te werken woonbestemming opgenomen. Daarmee kan het
college in een later stadium de exacte kaders stellen voor
herontwikkeling van deze locatie.
In de bijlage is
de ruimtelijke motivatie opgenomen waarmee de beleidsmatige,
stedenbouwkundige en milieutechnische haalbaarheid voldoende wordt
aangetoond.
3.3.6 Lange Steigerstraat
Aan de Lange
Steigerstraat ligt een braakliggende locatie. Het vigerende
bestemmingsplan biedt de mogelijkheid garages te ontwikkelen. De
locatie zal grotendeels conform de bestaande bouwrechten
ontwikkeld zal worden. Daarnaast is het gewenst een klein deel van
het perceel aan te wenden voor overdekte opslag van de aangrenzende
bedrijfsvoering. Gelet op de huidige bouwrechten en het ontbreken
van mogelijke overlast van een opslagfunctie is besloten medewerking te
verlenen aan het verzoek.
4 Beleidskader
Hierna volgt een
samenvatting van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke
beleid. Het gemeentelijke beleidskader is het meest van belang maar
vindt zijn oorsprong in het regionale, provinciale en nationale
ruimtelijke ordeningsbeleid.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op
13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende
beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de
Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie
voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke
accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering
en toenemende regionale verschillen zijn de geldende beleidsnota's
gedateerd.
De
visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar,
leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het
‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de
ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en
provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
- een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland
heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent
vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder
andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke
regio’s en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports
Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports
met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De
groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden
gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale
ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming
van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De
woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de
kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en
herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en
beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt
eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke
cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en
faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen moet
toenemen.
Planspecifiek
Voorliggend
bestemmingsplan betreft geen rijksverantwoordelijkheid. Los van de
separaat gemotiveerde ontwikkelingen laat voorliggend plan slechts zeer
beperkt ontwikkelingen toe. De bestemmingsregeling is zo vorm gegeven
dat deze ontwikkelingen, in principe, niet strijdig zijn aan de
rijksdoelstellingen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en
veilig Nederland. Daarmee is voorliggend bestemmingsplan in lijn
met de nationale structuurvisie.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op
30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het
vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en
uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is
bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te
verwezenlijken. Op 1 oktober 2012 is een 1e aanvulling op het Barro in
werking getreden.
In
het Barro worden een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name
genoemd en exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels
gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het
nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen
rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte.
In
het Barro worden vijftien onderwerpen beschreven
zoals: kustfundament; grote rivieren; hoofdwegen en landelijke
spoorwegen, primaire waterkeringen, erfgoederen van uitzonderlijke
universele waarde en verstedelijking in het IJsselmeer.
Planspecifiek
Het
plangebied omvat een primaire waterkering, de Waal en een
rijksbeschermd stadsgezicht, inclusief een grote hoeveelheid
monumentale bouwwerken. De Waal is als vaarweg in de CEMT VIc
klasse aangewezen als rijksvaarweg. In het voorliggende
bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden
opgenomen op de gronden direct langs de vaarweg. Daarmee is het
plan passend binnen het onderwerp 'grote rivieren'. Daarnaast
is, conform het gestelde in de Barro een vrijwaringszone ten behoeve
van de zichtlijnen voor bemanning op schepen, toegankelijkheid van de
rijksvaarweg en het uitvoeren van beheer en onderhoud
opgenomen. Hierdoor wordt tevens voldaan aan het onderwerp
'rijksvaarwegen'. Zoals uit hoofdstuk 5 blijkt houdt het
voorliggende bestemmingsplan voldoende rekening met de in het
plangebied aanwezige ecologische hoofdstructuur. In het kader van
de watertoets is reeds overleg gevoerd met het waterschap.
Aangegeven is dat de bestemmingslegging van de primaire waterkering
correct is uitgevoerd. Daarmee zijn de relevante onderwerpen
uit het Barro verwerkt in het voorliggende
bestemmingsplan.
4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Om
een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in het
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een ladder voor duurzame
verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012
juridisch verankerd in het Bro. Dat betekent voor alle ruimtelijke
plannen:
- eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
- vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
- mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Naast
de landelijke ladder voor duurzame verstedelijking heeft de provincie
Gelderland in haar Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.2) tevens een
'Gelderse variant' geïntroduceerd. Deze ladder kent de volgende 6
treden:
- Voorziet de
voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele
lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met
beleidskaders en -programma's?
- Kan de
aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied
worden opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen?
- Zo niet, kan de
behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden
binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a.
stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten?
- Zo niet, kan de
behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie van
gebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend
ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen
passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk
gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke
geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen
passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het
stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter
plekke geldende gebiedskwaliteiten.
Doordat
de 'Gelderse variant' stringenter dan de ladder uit het Besluit
ruimtelijke ordening wordt met de toetsing van de 'Gelderse
Variant' in voldoende mate voldaan aan de verplichtingen vanuit het
Bro.
Planspecifiek
De
ladder gaat in op voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. De
ruimtelijke ontwikkeling in het voorliggende plan betreft de
vertaling van ruimtelijke visie voor de binnenstad, zoals dat is
verwoord in de "Structuurvisie Centrum Zaltbommel" en een nieuwe
regeling voor het behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische
waarden. De motivaties voor de overige ruimtelijke ontwikkelingen zijn
opgenomen in de bijlage van deze toelichting.
Ruimtelijke visie
De
ruimtelijke visie komt in hoofdzaak neer op een flexibilisering van
functies binnen de winkelstimuleringszone en het
horecaconcentratiegebied. Deze flexibilisering is lokaal
afgestemd met de Kopgroep (zie paragraaf 3.2.1). Gelet op de bestaande
rechten kan geconcludeerd worden dat het totaal aan
stedelijke functies niet verder zal toenemen. Zoals gemotiveerd in
paragraaf 4.2.2 is deze flexibilisering ingezet om de
winkelstimuleringszone verder te versterken. Enkele nieuwe functies,
zoals dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen,
worden toegevoegd, waarmee de
planologische randvoorwaarden worden gecreëerd voor een
aantrekkelijk winkelgebied. Aanvullende nieuwbouw, alsmede
grootschalige functiewijzigingen, worden niet voorzien of zijn middels
de in de bijlage opgenomen ruimtelijke onderbouwing voldoende
onderbouwd. Het voorliggende bestemmingsplan betreft voornamelijk
bestaand stedelijk gebied. Daarmee is het voorliggende plan geheel
in lijn met de beredeneerlijnen uit de twee varianten van de ladder
voor duurzame verstedelijking.
Cultuurhistorische waarden
Als onderdeel van
de regeling voor cultuurhistorische waarden worden bij karakteristieke
en monumentale panden eenmalig het toevoegen van woningen
toegestaan. Deze ontwikkeling sluit aan op de provinciale woonvisie,
inclusief de daarbij horende behoefteramingen. Omdat het hier de
toevoeging van nieuwe woningen binnen bestaande bebouwing in bestaand
stedelijk gebied betreft is het voorliggende plan in lijn met de
(Gelderse) ladder voor duurzame verstedelijking.
4.2.1 Omgevingsvisie
De Gelderse
omgevingsvisie is op 9 juli 2014 door de Provinciale Staten van
Gelderland vastgesteld en vervangt het Streekplan uit 2005. De
omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied
van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en
veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu,
inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de
vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Om
flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale
verschillen is de omgevingsvisie via cocreatie tot stand gekomen.
De titel
‘Gelderland anders’ duidt op de wijze van tot standkoming
van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent
‘Gelderland anders’ een andere manier van sturen door de
provincie. Niet vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Maar vanuit
heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de
leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende
omgeving. De visie kent drie hoofdthema’s.
- Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
- Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.
- Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
Deze Omgevingsvisie is een eerste stap van de provincie om samen te
werken aan ‘opgaven’ die de provincie en haar partners
delen. Over wat er in Gelderland ‘te doen’ is en wat ons
verbindt. Gelderland te ontwikkelen met kwaliteit. Dat betekent in veel
gevallen afscheid nemen van regels en maatvoering en in plaats daarvan
sturen op doelen. Dit vraagt om een deels aangepaste
instrumentenkoffer, met bestaande maar ook met nieuwe instrumenten.
Planspecifiek
Vanuit haar
verstedelijkingsbeleid zet de provincie in op krachtige en
vitale steden. De steden moeten ruimte bieden aan economische
ontwikkelingen en een aantrekkelijke en veilige leefomgeving
ontwikkelen en behouden. Daarbij dient aandacht te zijn voor
cultuurhistorische waarden en de mogelijkheden die de
vrijetijdseconomie biedt. Voorliggend plan streeft dit beeld na.
Ruimte wordt geboden aan ondernemers en winkelier door het
opnemen van een winkelstimuleringszone en een
horecaconcentratiegebied. In combinatie met de aanvullende
mogelijkheden voor beroep en bedrijf aan huis
(waaronder galeries en ateliers) en toeristische
voorzieningen zoals bed & breakfast, zal deze bundeling van
voorzieningen Zaltbommel als interessante lokale en
regionale 'boodschappenstad' en toeristische bestemming
versterken. Daarmee wordt tevens aangesloten bij de provinciale ambitie
om stedelijkheid te bundelen en concentreren.
De provincie
stuurt verder op versterking van steden door het gebruiken van de
unieke kracht. Voor Zaltbommel zijn dat in ieder geval haar unieke
cultuurhistorische waarden. Zoals uit paragraaf 3.2.2 blijkt biedt
voorliggend bestemmingsplan de zekerheid dat deze waarden behouden
blijven.
Zaltbommel ligt
in de regio Rivierenland. De provincie en haar partners
(maatschappelijke instellingen, gemeenten en ondernemers) richten zich
op vier speerpunten: logistiek, agribusiness, vrijetijdseconomie en een
vitaal platteland. Met name de pijler vrijetijdseconomie is voor
voorliggend bestemmingsplan van belang.
Uitsnede kaartblad Natuur
De provincie wil
de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en
heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening. Centraal
staat de bescherming van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten bestaan
uit bestaande natuurwaarden, uit nog te ontwikkelen potentiële
waarden en de omgevingscondities zoals stilte. Zoals uit hoofdstuk 5
zal blijken voorziet het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe
ontwikkelingen in het Gelders Natuurnetwerk en de Groene
ontwikkelingszone. Daarmee blijven de aanwezige kernkwaliteiten
gehandhaafd.
Met de
beantwoording van de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking in
voorgaande paragraaf vormt de provinciale omgevingsvisie geen
belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende
bestemmingsplan.
4.2.2 Omgevingsverordening
De
Omgevingsverordening is op 9 juli 2014 door de Provinciale Staten
van Gelderland vastgesteld. De regels in de Omgevingsverordening
hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of
gebiedsgerichte thema's. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden
afgestemd op deze verordening. De regels hebben met name betrekking op
het landelijk gebied. Enkele onderwerpen die in de verordening worden
geregeld zijn verstedelijking (wonen), bedrijventerreinen,
glastuinbouw, waterwingebieden, Gelders natuurnetwerk en energie.
Planspecifiek
Het
plangebied betreft bestaand stedelijk gebied. Voor deze
gebieden geeft de provincie een grote mate van beleidsvrijheid aan
de gemeente. Voor het plangebied zijn derhalve enkel de
onderwerpen woningbouw, natuur en detailhandel van belang.
Woningbouw
In
het voorliggende plan zijn mogelijkheden opgenomen voor woningsplitsen
bij karakteristieke en monumentale panden. De Omgevingsverordening
verplicht dat de mogelijk te bouwen woningen passen binnen de door
Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de
betreffende regio. In de hiernavolgende paragraaf wordt geconcludeerd
dat door middel van de gestelde voorwaarden in de planregels voldaan
wordt aan deze verplichting.
Natuur
Zoals
ook uit voorgaande paragraaf blijkt is een deel van het Gelderse
natuurnetwerk binnen het plangebied gesitueerd. De bestaande
functies binnen het natuurnetwerk worden gehandhaafd maar niet
verder uitgebreid. Daarmee is er geen sprake van areaal verlies
of het in geding zijnde van de kernkwaliteiten. Het natuurnetwerk
werkt in het voorliggende bestemmingsplan door middels een
dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.
Detailhandel
Het provinciaal
beleid voor detailhandel is onderdeel van het verstedelijkingsbeleid.
Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en
toekomstbestendige detailhandelstructuur in Gelderland die bijdraagt
aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van de bestaande
winkelgebieden staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van
bestaande winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe
marktontwikkelingen heeft prioriteit. Aanvullende mogelijkheden voor
detailhandel mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de
bestaande detailhandelstructuur. De vigerende regeling voor de
Gamerschestraat, Boschstraat en de Markt liet reeds, indirect of
direct, detailhandel toe. Het voorliggende plan zorgt voor
een flexibilisering van functies binnen de
winkelstimuleringszone. Het totaal aan stedelijke functies breidt
daarmee niet uit. Juist vanwege het veranderende winkellandschap is, in
overleg met de lokale ondernemers, gekozen om de winkelstimuleringszone
te flexibiliseren waarbij naast detailhandel ook andere
publieksfuncties zoals maatschappelijke voorzieningen en
dienstverlening wordt toegestaan. Dit alles heeft tot doel dat de
plinten in de winkelstimuleringszone interessant en levendig blijven:
een voorwaarde voor een goed functionerend winkelgebied. Overige
detailhandel is specifiek bestemd en begrensd.
4.2.3 Woonvisie Gelderland
Om
ontwikkelingen op de regionale woningmarkt inzichtelijk te maken, heeft
de provincie de ‘Woonvisie Gelderland’ opgesteld. Deze
woonvisie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (deel a: Woonbeleid
met kwaliteit) omvat algemene beleidsvoornemens om te komen tot een
woonbeleid met kwaliteit. Het tweede deel, deel b getiteld
‘Anders wonen in de regio’, is een toespitsing van het
algemene deel van de woonvisie op regionaal niveau. Deel c is een
regionaal afsprakenpakket over de ambities en opgave op het gebied van
wonen en is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
(KWP3). Het KWP is in formele zin een streekplanuitwerking.
Deel a: Woonbeleid met kwaliteit
De
provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt ‘De juiste woning
op de juiste plaats en op de juiste tijd’. Het betekent dat niet
alleen het aantal woningen dat in een gemeente wordt gebouwd van belang
is. Belangrijker is het in welke kern er wanneer welk soort woning
gebouwd wordt. Dit moet aansluiten op de behoefte van vooral de eigen
inwoners van de gemeente. Veel inwoners willen in hun eigen kern
blijven wonen. Niet alleen wordt aandacht geschonken aan nieuwbouw maar
ook aan doorstroming, aanpassing en renovatie van woningen. De
leefbaarheid in de (kleine) kernen vormt een belangrijk aandachtspunt.
Deel b: Anders wonen in de regio
Naast
het algemene woonbeleid, zoals hierboven verwoord, wordt in de
Woonvisie Gelderland ook gekeken naar het regionale woonbeleid. De
provincie Gelderland is hierbij verdeeld in 6 regio’s. Het
plangebied valt onder de regio Rivierenland. Voor regio Rivierenland
gelden de volgende belangrijke beleidsopgaven:
- de bouwproductie verhogen;
- levensloopbestendige of direct voor ouderen geschikte woningen bouwen;
- locaties in of nabij voorzieningencentra vrijwel uitsluitend bestemmen voor woningen, geschikt voor ouderen;
- herstructureringslocaties
nabij stedelijke centra zoveel mogelijk benutten om het aanbod aan
centrum(-stedelijk) wonen te vergroten. Dit geldt met name voor Tiel,
en in mindere mate ook voor Culemborg, Geldermalsen en Zaltbommel;
- woningsplitsing en functieverandering in het buitengebied goed benutten om aan de vraag naar landelijk wonen te voldoen;
- met
name in de kleinere kernen (maar wel bij voorzieningen) meer
meergezinswoningen bouwen, aangezien juist daar het woningaanbod te
eenzijdig is gericht op gezinnen met kinderen;
- beduidend
minder woningen in het dure segment en beduidend meer woningen in het
goedkope segment bouwen, mede door kleinere woningen te bouwen;
- meer verscheidenheid in woningtypen creëren, mede met behulp van particulier opdrachtgeverschap.
Deel c: Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
Voor
het kwalitatief woonprogramma (KWP) is uitgangspunt dat in de periode
2010 tot 2020 in totaal circa 69.000 woningen netto aan de voorraad in
Gelderland worden toegevoegd. Voor de regio Rivierenland is dit nader
uitgewerkt in een afsprakenkader. Regio Rivierenland gaat zich richten
op:
- de verhouding huur - koop. Een aanzienlijk deel (37%) van de nieuw te bouwen woningen dienen in de huursector te vallen;
- betaalbare
woningen. Bijna de helft (46%) van de nieuw te bouwen woningen dienen
in het betaalbare segment (dat zijn de goedkope huur, betaalbare huur
en goedkope koop) te vallen;
- nultredenwoningen.
Driekwart (74%) van de nieuw te bouwen woningen dient geschikt te zijn
of geschikt gemaakt worden, waarbij ze voldoen aan de definitie van
nultredenwoning of het vergelijkbare niveau conform de regionaal
bekende sterrenclassificatie;
- totaal aantal toe te voegen woningen. In de periode 2010-2019 worden 9.800 woningen netto toegevoegd;
- woningbouw
op korte termijn. In samenspraak met de woningcorporaties wordt een
lijst van uit te voeren projecten opgesteld, welke als basis zal dienen
voor de minimaal te realiseren woningbouw voor de jaren 2010, 2011 en
2012.
Planspecifiek
Het voorliggende
bestemmingsplan maakt bij karakteristieke en monumentale panden
eenmalig een extra woning mogelijk. Uit deel b. volgt de wens
woningbouw te realiseren op locaties nabij voorzieningencentra.
Bovendien ambieert deel b. het zo mogelijk benutten van
mogelijkheden om het aanbod aan centrum(-stedelijk) wonen te vergroten.
Dit geldt in mindere mate ook voor Zaltbommel. Deel c. van de woonvisie
omvat afspraken omtrent prijsstelling van de woningen, doelgroep
(nultreden) en woningcontingent. De provinciale monitoring 2013
laat zien dat de regionale doelstellingen omtrent huur - koop,
prijssetting en doelgroep in redelijke mate behaald
worden. De gemeenten in Rivierenland hebben
het regionale contigent verdeeld per gemeente. Voor Zaltbommel is
tot en met 2019 een contigent van 1230 woningen beschikbaar. Om
zeker te zijn dat de extra woningen ten allen tijden binnen
het contigent passen is dit als voorwaarde bij
de vergunningverlening gesteld. Daarmee wordt
(regionale) overcapaciteit voorkomen.
Zoals tevens in
de 'Structuurvisie centrum Zaltbommel' aangegeven is gebleken dat het
realiseren van sociale woningbouw in de historische binnenstad
financieel een steeds groter knelpunt wordt. In de binnenstad is daarom
weinig tot geen ruimte voor sociale woningbouw. Deze ruimte zal
gevonden worden in Buitenstad. Daarmee wordt er vanuit de gemeente
buiten het voorliggende bestemmingsplan wel gestuurd op doelstellingen
omtrent huur - koop, prijssetting en doelgroep.
Bij de
transformatie van solitaire functies buiten de winkelconcentratiezone
en het horecaconcentratiegebied is als voorwaarde opgenomen dat de
beoogde woningen passend dienen te zijn binnen de (regionale of
provinciale) afspraken rondom woningbouw.
4.3 Gemeentelijk beleid
4.3.1 Ontwikkelingsbeeld Zaltbommel 2020
In
het ontwikkelingsbeeld van de gemeente Zaltbommel zijn de belangrijkste
verwachte projecten in een programma gezet. Hiermee beoogt de gemeente
alle (grote) ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 in beeld te brengen,
waardoor het mogelijk is samenhang in de verschillende ontwikkelingen
te brengen. Ten aanzien van de Zaltbommelse (binnen)stad gaat de
gemeente er van uit dat er geen grootschalige veranderingen zullen
plaatsvinden. Het centrum krijgt de mogelijkheid om zich verder te
ontwikkelen.
Planspecifiek
Voorliggend
plan omvat geen grootschalige veranderingen. Wel wordt de ruimtelijke
visie uit de gemeentelijke structuurvisie doorvertaald
naar een juridisch-planologisch kader waarbinnen deze kan worden
gerealiseerd. De ruimtelijke visie uit de structuurvisie gaat uit van
een verder ontwikkeling van het centrum en past derhalve in het
ontwikkelingsbeeld. Voorliggend bestemmingsplan maakt verder geen
grootschalige veranderingen mogelijk. De ontwikkelingen benoemd in
paragraaf 3.3 zijn separaat gemotiveerd.
4.3.2 Structuurvisie centrum Zaltbommel
Op
23 oktober 2008 is de 'Structuurvisie centrum Zaltbommel vastgesteld.
Deze integrale visie voor het centrum van Zaltbommel is tot stand
gekomen na een interactief proces met bewoners, maatschappelijke
organisaties en enkele proffesionals. De Stuctuurvisie centrum is
opgesteld om sturing te geven aan toekomstige ontwikkelingen in de
binnenstad. De begrenzing van de binnenstad is, in
tegenstelling tot voorliggend bestemmingsplan, incl. buitenstad. De
stad functioneert onvoldoende als interessante stad, waar het goed
wonen, werken en recreëren is. In de visie spreekt de gemeente
zich uit voor een goed voorzieningenniveau in de historische binnenstad
zonder daarbij de cultuurhistorische kwaliteiten geweld aan te doen.
Uitsnede Structuurvisiekaart centrum Zaltbommel
In
de structuurvisie wordt gesignaleerd dat de binnenstad van Zaltbommel
een 'boodschappenplus-winkelgebied' heeft. Het centrum wordt
gebruikt om te winkelen en om boodschappen te doen. Boodschappenwinkels
(warenhuizen, drogisterijen en supermarkten) zijn daarbij
belangrijke trekkers. Het aantal vierkante meters voor deze en andere
vormen van detailhandel schiet echter te kort. Te weinig
uitbreidingsruimte zorgt ervoor dat winkels genoodzaakt zijn de
binnenstad te verlaten. De structuurvisie streeft derhalve een
kernwinkelgebied na dat groter is dan het huidige. Door een
gecontroleerde verschuiving van winkels in de richting
van Buitenstad, met als gevolg een verwinkeling van de
Gamersestraat, wordt nieuwe ontwikkelruimte verkregen voor de
winkels in de Boschstraat. De Buitenstad richt zich primair
op de dagelijkse boodschappen terwijl de binnenstad zich meer richting
winkelen, horeca en cultuur ontwikkelt. Deze strategie zorgt ervoor dat
de Buitenstad wordt gekoppeld aan de binnenstad. Een andere
koppeling wordt gevormd door het havenkwartier. Door dit kwartier
verder te ontwikkelen met een nautisch thema wordt bovendien
concurrentie met het kernwinkelgebied voorkomen.
In
de structuurvisie wordt geconstateerd dat, in vergelijking tot
referentiesteden, de dagelijkse sector zoals boodschappen en
persoonlijke verzorging, niet zijnde een supermarkt, en de niet
dagelijkse sector zoals wonen, fiets- en autoaccessoires en de
doe-het-zelf branche onder vertegenwoordigd zijn. De branche mode,
supermarkt en warenhuis zijn normaal tot sterk vertegenwoordigd. Het
gemiddelde horecaaanbod in de binnenstad ligt beduidend lager dan
gemiddeld in Nederland. Daarbij blijven met name de restaurants en
drankverstrekkers achter. De structuurvisie spreekt zich verder uit
voor onder andere recreatieve voorzieningen, een hotel, service
bioscoop en een kulturhus in de totale binnenstad (incl. Buitenstad).
Twee gebieden
kenmerken zich door een concentratie van horeca: de Waterstraat en de
Omhoeken/Poorterij. De Waterstraat kent een zodanige concentratie van
horeca dat deze in de structuurvisie wordt aangewezen als kern
horecagebied. Om de buitenstad en binnenstad nog sterker te verweven en
te gelijkertijd te onderscheiden van de omliggende woongebieden wordt
een stadswandelpark geïntroduceerd. Onderdeel van het
stadswandelpark is het verbinden van de wallen met de westzijde van de
waal en een verbijzondering van de drie entrees van de binnenstad. De
Omhoeken/Poorterij is aangewezen als cultuurcluster. Door de
verschuiving van winkelaanbod richting Buitenstad
(Gamerschestraat) kan de Boschstraat zich ook als aanloopstraat naar
dit cultuurcluster ontwikkelen. Daarmee leent de Boschstraat zich voor
de ontwikkeling van galeries of ateliers.
Om het
aantrekkelijk te maken om in de historische binnenstad te
verblijven, is het wenselijk om het verblijfsklimaat verder te
verbeteren. Eén van de onderdelen hiervan is een autoluwer
centrum. Met een goede verkeersstructuur wordt gegarandeerd dat elke
plek bereikbaar is, maar wel volgens een gestructureerd
routestelsel. Het instellen van een eenrichtingsstructuur
voor het kernwinkelgebied biedt ruimte aan een verdere kwaliteitsimpuls
aldaar.
Thema's
In de structuurvisie centrum Zaltbommel is voor verschillende
thema’s een programma benoemd. Dit programma bestaat uit diverse
acties die uitgevoerd gaan worden. De acties uit het programma die
direct of indirect van belang zijn voor het bestemmingsplan zijn
hieronder opgenomen.
Planspecifiek
In paragraaf 3.2 is de ruimtelijke visie van het voorliggende
bestemmingsplan gegeven. Deze ruimtelijke visie is de vertaling
van de in 2008 opgestelde structuurvisie. Hiernavolgend wordt
puntsgewijs aangegeven hoe de in de structuurvisie opgenomen thema's
zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
- Wonen en leefbaarheid
- Stimuleren
van het wonen boven winkels | het voorliggende bestemmingsplan maakt
het gebruik als woning van de bovenliggende verdiepingen mogelijk.
Omwille de parkeerdruk is het bestaande aantal woningen wel
gemaximaliseerd. Het verruilen van opslag voor woningen zal derhalve
middels een separate ruimtelijke procedure vorm moeten krijgen. Deze
procedure biedt maximaal ruimte aan maatwerk.
- Faciliteren
van initiatieven tot woonontwikkelingen buiten het
kernwinkelgebied, behoudens het gestelde onder a., onder
kwalitatieve voorwaarden (cultuurhistorie, parkeren, openheid en
dergelijke) | De woonontwikkelingen zijn in hoofdstuk 3.3 beschreven.
Daaruit volgt dat sommige ontwikkelingen onvoldoende concreet zijn om
direct bij recht op te nemen. In een later stadium kunnen deze middels
een separate ruimtelijke procedure geregeld worden. Hiertoe is in het
voorliggende plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
- Geen toename
parkeerdruk in openbaar gebied | Voorliggend bestemmingsplan biedt de
mogelijkheid voor functiewijziging in de winkelstimuleringszone en
het horecaconcentratiegebied. Zo kan detailhandel worden
getransformeerd naar dienstverlening. Het totaal aan stedelijke
functies neemt echter niet toe. Daarmee wordt geen onevenredige toename
van parkeerdruk in het openbaar gebied verwacht.
- Waar
mogelijk woningen ontwikkelen voor gevarieerde doelgroepen | Het
voorliggende plan maakt geen nieuwe woningbouw bij recht mogelijk.
Nieuwe woningbouw zal dus altijd middels separate ruimtelijke
procedures tot stand komen. Tijdens de procedures kan de gemeente hier
wel op sturen.
- Invoering ondergrondse afvalvoorzieningen | De bestemmingsregeling maakt ondergrondse afvalvoorzieningen mogelijk.
- Geen
uitbreiding van luidruchtige evenementen toestaan plus handhaving
van de huidige regels voor evenementen (voortzetting beleid) | De
bestaande evenemententerreinen zijn binnen het voorliggende
bestemmingsplan specifiek aangeduid. Enkel op deze terreinen zijn meer
dan 3 evenementen per jaar toegestaan. Daarmee wordt de bestaande
regeling ook planologisch verankerd.
-
Voorzieningen
- Opnemen van
een horeca en winkelconcentratiegebied | Het voorliggende
bestemmingsplan heeft een horecaconcentratiegebied voor de Waterstraat
opgenomen. In plaats van een kernwinkelgebied is gekozen voor een
winkelstimuleringszone. Dit gebied sluit beter aan bij de huidige
inzichten en marktontwikkelingen. Hiertoe is in hoofdstuk 3 een
motivatie opgenomen.
- Opstellen
integraal afwegingskader ten behoeve van behoud en versterking
winkelfunctie van het centrum | Hoofdstuk 3 van de voorliggende
toelichting voorziet in dit afwegingskader.
- Cultuur, recreatie en toerisme
- Ontwikkelen
van de Bosschepoort als cultureel kloppend hart van Zaltbommel | Met
het vertrek van de bibliotheek uit de binnenstad is deze ambitie vanuit
de structuurvisie aan verandering onderhevig. In plaats van een
cultureel kloppend hart worden mogelijkheden geboden voor een bredere
ontwikkeling in de Poorterij. Daarmee wordt, in het verlengde van de
structuurvisie, wel de Bosschepoort als gebied verder versterkt.
- Realiseren
nieuwe fiets- en wandelverbindingen | Het voorliggende plan verzet zich
niet tegen nieuwe fiets- en wandelverbindingen. Als gevolg van de hoge
cultuurhistorische waarden van bestaande groene gebieden (uiterwaarden)
is wel een omgevingsvergunning benodigd voor het aanleggen van nieuwe
verhardingen.
- Versterking
horeca-aanbod (onder meer hotel) | In het bestemmingsplan wordt gewerkt
met horecacategorieën. Mogelijkheden voor nieuwe hotels
worden niet bij recht gegeven. Niet overal is een hotel mogelijk of
gewenst, aspecten als parkeren en mogelijke overlast spelen daarbij een
grote rol. Wel biedt het voorliggende plan mogelijkheden voor
kleinschalige bed&breakfastfuncties. Deze functies laten
zich beter inpassen in bestaand woongebied. Wel is
de voorwaarde voor een goede parkeeroplossing opgenomen.
- Openbare ruimte en beeldkwaliteit
- Inrichting
openbare ruimte moet de relatie tussen binnenstad en omgeving
versterken | Het bestemmingsplan maakt een herinrichting van de
openbare ruimte mogelijk, mits geen cultuurhistorische waarden verloren
gaan.
- Inrichting
openbare ruimte van het kernwinkel- en kernhorecagebied mag zich
onderscheiden van de overige straten in de binnenstad | zie
beantwoording d.1
- Verbeteren straatmeubilair | zie beantwoording d.1
- Verkeer en parkeren
- Uitbreiding
van het aantal parkeerplaatsen aan de zuidkant van de binnenstad bij de
Bosschepoort en aan de westkant in Buitenstad | De planvorming
voor de parkeerplaatsen aan de zuidkant van de binnenstad bij de
Bosschepoort is onvoldoende concreet om bij recht op te nemen. Daarom
neemt het voorliggende bestemmingsplan dit plan niet mee.
- Realiseren
van een aantrekkelijke looproute tussen parkeerplaats Buitenstad
en de binnenstad | In paragraaf 3.2 is ingegaan op de wijze waarop de
looproute tussen de Buitenstad en de binnenstad begeleid moet worden.
Gekozen is om deze looproute aantrekkelijk te maken door het opnemen
van een winkelstimuleringszone. Door de mogelijkheden van deze zone
zullen in de plinten meer functies worden gerealiseerd. Onderdeel van
een aantrekkelijke looproute is tevens een goede inrichting van de
openbare ruimte. Zie hiervoor de beantwoording onder d.1.
- Wijzigen van
de verkeersstructuur en beperking parkeerplaatsen Gamerschestraat en
Boschstraat | Zoals ook onder d.1 gesteld verzet het
voorliggende bestemmingsplan zich niet tegen een herinrichting van de
openbare ruimte. Het beperken van parkeerplaatsen in
de Gamerschestraat en de Boschstraat vormt een spanning
tussen de reeds hoge parkeerdruk en de kwaliteiten van de
binnenstad. Het reduceren van parkeerplaatsen is binnen de kaders van
het bestemmingsplan wel mogelijk.
- Parkeerplaatsen
bij Oude Wasserij en aan de Gisbert Schairtweg uitbreiden en/of
aanleggen en landschappelijk inpassen | De planvorming voor de
parkeerplaatsen is onvoldoende concreet om bij recht op te nemen.
Afhankelijk van de definitieve planvorming biedt het bestemmingsplan
wel mogelijkheden voor een landschappelijke inpassing.
- Het aantal
parkeerplaatsen in de binnenstad dient zoveel mogelijk gehandhaafd te
worden. Bij inbreidingslocaties dient het parkeren op eigen terrein
opgelost te worden, aangezien er in de openbare ruimte in de binnenstad
geen ruimte voor extra parkeerplaatsen meer is | Zoals geconcludeerd
onder a.1 en a.2 worden voor nieuwe inbreidingslocaties separate
ruimtelijke procedures doorlopen. Tijdens deze procedures zal
aangetoond moeten worden dat het inbreidingsplan niet leidt tot nieuwe
knelpunten in de parkeerdruk.
- Toegankelijkheid
voor fietsers en voetgangers verbeteren door het aanpakken van
knelpunten in openbare ruimte | Zie hiervoor de beantwoording onder
d.1.
4.3.3 Welstandsnota
De
gemeente Zaltbommel heeft in 2013 haar welstandsbeleid herzien.
Resultaat van de herziening is de Welstandsnota 2013. Deze
welstandsnota hanteert, op basis van een gebiedsindeling, verschillende
beleidsniveau's. Daarnaast zijn specifieke richtlijnen voor
kleinschalige bebouwing opgenomen. Aan de binnenstad is het
beleidsniveau 'behoud' toegekend.
Uitsnede gebiedsindeling
De binnenstad
is een cultuurhistorisch zeer waardevol gebied en beeldbepalend voor
het totaalbeeld van de kern Zaltbommel. Vanwege de hoge
cultuurhistorische waarde is de kern aangewezen als Rijksbeschermd
stadsgezicht. Het beleid is gericht op behoud en waar nodig versterking
van de bestaande kenmerken en cultuurhistorische kwaliteiten. In een
dynamische omgeving als deze betekent dit dat er met zorg moet worden
omgegaan met historisch gegroeide situaties. De eigen beeldaspecten van
de verschillende delen van de historische kern zijn daarbij van
doorslaggevend belang. De kernkwaliteiten betreffen de specifieke
gebiedskenmerken, zoals de stedenbouwkundige structuur, de samenhang in
de straatbeelden en per pand, de individuele herkenbaarheid van de
bebouwing, de kenmerkende (historische) bebouwingskarakteristieken
waaronder maatverhoudingen, bouwmassa’s, kappen, gevelindelingen,
materialen, kleuren, detaillering en de (historische)
inrichtingselementen van de openbare ruimte.
Bij
ontwikkelingen in de binnenstad moet het welstandsbeleid in eerste
instantie waarborgen dat de bestaande kwaliteit behouden blijft, zonder
dat eigentijdse ontwikkelingen daarbij worden uitgesloten.
Planspecifiek
Bij de vergunningverlening van gebouwen of werkzaamheden zal aanvullend
aan het bestemmingsplan tevens aan de Welstandsnota 2013 worden
getoetst. Het voorliggende bestemmingsplan staat deze toetsing niet in
de weg. Daarmee is de Welstandsnota 2013 complementair aan het
bestemmingsplan.
4.3.4 Waal tot Waal
Er staat op en
rond de vesting van Zaltbommel veel te gebeuren. Zo moet er een
Buitenstad tot ontwikkeling komen en zijn er tal van andere plannen die
direct of indirect aan de vesting raken. Deze toenemende druk
op de vesting is aanleiding geweest voor het opstellen van een
Visie Waal tot Waal. Aan de hand van deze visie kan de vesting zich in
de toekomst staande houden ten opzichte van projecten die zich in
de nabijheid ervan afspelen.
De visie is
nadrukkelijk geen plan. De visie is echter wel in belangrijke mate
richting gevend voor de plannen die uit visie voortvloeien.
Uitgangspunt van de visie is: Respecteer de verschillende tijdslagen en
behoud en herstel deze waar mogelijk. Hierbij hoort een eenduidige
groene inrichting van de bolwerken. Van het Beerebolwerk tot en met het
Oranjebolwerk gaat het hierbij om het herstel van het landschapspark
van de Virieu, wellicht niet letterlijk, maar in ieder geval naar de
geest van het oorspronkelijke ontwerp. Bolwerk de Kat verdient het
hierbij ook een groenere en meer parkachtige inrichting te krijgen,
waarbij hier voor het benadrukken van het voormalige militaire karakter
wordt gekozen.
Herstel van het
ontbrekende water nabij de Gamerse Poort wordt essentieel geacht. Het
gaat hierbij zowel om het scharnierpunt tussen binnenstad en
toekomstige buitenstad als om de continuïteit van de vesting, die
hier in het geding is.
Planspecifiek
Onderhavig
bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe
ontwikkelingen mogelijk welke afbreuk doen van de waarden zoals
toegekend in de visie Waal tot Waal aan de vesting. Door de algemene
regeling met betrekking tot het beschermd stadsgezicht en het positief
bestemmen van specifieke elementen in het gebied, zoals stadsmuren,
tuinmuren en cultuurhistorisch bouwelementen draagt dit bestemmingsplan
bij aan het beleid zoals verwoord in de visie.
5.1 Inleidend
De
uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet
ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de
Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende
ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de
economische uitvoerbaarheid van het plan. Zoals uit
hoofdstuk 3 is gebleken is het voorliggende bestemmingsplan
overwegend conserverend van aard. Derhalve is in veel gevallen geen
nader onderzoek noodzakelijk.
Als gevolg van
enkele particuliere initiatieven en als gevolg van de ambities gesteld
in de gemeentelijke structuurvisie voorziet het voorliggende
bestemmingsplan in enkele wijzigingen ten opzichte van het huidige
planologische regime. Waar de wijzigingen het directe gevolg zijn van
particuliere initiatieven zijn in de bijlagen van het
bestemmingsplan separate ruimtelijke onderbouwingen of
motivaties opgenomen.
Het is om deze
reden dat in hoofdstuk 5 enkel wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van
het overwegend conserverend bestemmen en de enkele wijzigingen als
gevolg van de ambities van de structuurvisie (winkelstimuleringszone en
horecaconcentratiegebied).
5.2 Milieueffectrapportage
De
milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse
procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming
te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en
besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van
publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het
milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7
van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit
m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een
plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij
toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vijf mogelijkheden:
- het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
- het plan of
besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven
de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2
‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden
beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit
is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3
‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct
een (plan-)m.e.r.-plicht;
- het plan of
besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de
drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van
onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende
plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het
uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of
het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze
keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit
gemotiveerd;
- de
activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet
genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen
m.e.r.-(beoordelings)plicht;
- aan de hand van
een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet
1998 kan geconcludeerd worden dat het plan mogelijk
m.e.r.-plichtig is.
Planspecifiek
Voorliggend
bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging en
gebruiksverbreding bij enkele gronden. Uit toetsing aan het Besluit
m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van voorliggend
bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk
wel een activiteit uit kolom 1 (namelijk de aanleg, wijziging of
uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de
bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D11), maar er wordt niet
voldaan aan de gegeven drempelwaarde van respectievelijk 2000 of meer
woningen of een aaneengeslotengebied van 100 hectare of meer. Omdat het
in onderhavig plan gaat om slechts geen tot zeer beperkte
toevoegingen ten opzichte van de drempelwaarden kan afgezien worden van
een m.e.r.-beoordeling en kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.
beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies
leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke
nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch
een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden
gekozen voor m.e.r.
De vormvrije
m.e.r.-beoordeling wordt gevormd door de hiernavolgende
paragraven. Daarin worden geen belangrijke nadelige milieugevolgen
gesignaleerd. Deze gevolgen kunnen derhalve worden uitgesloten
waardoor een nadere m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is.
5.3.1 Bedrijvigheid
Het aspect
bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen
hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand
tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige
bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn
voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een
gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook
landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een
zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een
ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige
bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor
dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige
functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een
verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het
waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit
van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering
beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals:
geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden
en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type
bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten'
(VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en
Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst
opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige
bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt
dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van
milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds
vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen
waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige
bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het
bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten
(bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen
aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte aan woningen
en bedrijven. Veel van deze bedrijven, zoals kantoren,
maatschappelijke voorzieningen en winkels (detailhandel) vallen
binnen de VNG publicatie in categorie 1 en 2. Omdat het hier
gaat om bestaande rechten en bestaande situaties heeft de afweging of
de functie passend is binnen een woongebied reeds in het verleden
plaats gevonden. Het bestemmingsplan biedt wel nieuwe
ontwikkelingsruimte in de winkelstimuleringszone en het
horecaconcentratiegebied (Gamerschestraat, Marktstraat, Boschstraat en
Waterstraat). Ruimte wordt hier geboden aan restaurant, café's,
cafetaria's, winkels, kantoren, dienstverlening, publiekverzorgende
ambacht en muziekcafé's. Op de muziekcafé's na vallen al
deze bedrijven binnen de VNG publicatie in categorie
1. Omdat de Gamerschestraat, Marktstraat, Boschstraat en
Waterstraat aan te merken zijn als gemengd gebied kennen categorie 1
bedrijven hier een richtafstand van 0 meter tot woningen. Daarmee zijn
de nieuwe bedrijven inpasbaar met woningen.
Muziekcafé's
vallen binnen de VNG publicatie in categorie 2. Voorliggend
bestemmingsplan maakt nieuwvesting, na het doorlopen van een
procedure, enkel mogelijk op de Markt en de Waterstraat. Het is
derhalve mogelijk dat binnen de richtafstand van 10 meter woningen zijn
gesitueerd. Op basis van het Activiteitenbesluit Milieubeheer
worden de woningen binnen (en buiten) deze afstand beschermd tegen
overlast.
5.3.2 Luchtkwaliteit
In
de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze
paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel
bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit
introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten.
Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de
verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten
dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de
luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en
infrastructuur (wegen).
Wat
het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de
algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate
bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat
'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de
jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram
per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de
luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen,
kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale
overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te
toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling
naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in
betekenende mate bijdragen'.
Een
belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het
Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL,
dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies
en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te
realiseren.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op
16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking
getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel
5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van
zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en
rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke
ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde
gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het
bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking
heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen
op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter
langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het
totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet
toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2
dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
- scholen;
- kinderdagverblijven;
- verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het
woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte
aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
In
het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee
aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de
nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de
luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert.
Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt
aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te
toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen
overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog
gerealiseerd worden.
Planspecifiek
In voorliggend
bestemmingsplan worden, bij recht, geen nieuwe gevoelige
bestemmingen mogelijk gemaakt. De toets of een nieuwe functie inpasbaar
is zal plaats vinden indien hiervoor een afzonderlijke procedure
doorlopen wordt. In zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat de
huidige luchtkwaliteit niet van dien aard is dat vestiging van nieuwe
gevoelige functies op voorhand uit te sluiten is.
5.3.3 Externe veiligheid
Externe
veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico
voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en
het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een
gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.
Onderzocht
dient te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van
risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan
zowel inrichtingen als transporten betreffen. Voor zover van toepassing
dient van die activiteit het plaatsgebonden risico (PR) en het
groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats
overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke
stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou
verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een
inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van
een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande
situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6
per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing. Het GR kan
worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval
van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen
van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van
een calamiteit). De normstelling heeft de status van een
oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke
norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een
inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde
en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.
Wet-
en regelgeving voor het aspect externe veiligheid laat zich opdelen in
inrichtingen (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en Regeling
Externe Veiligheid Inrichtingen), vervoer van gevaarlijke stoffen door
buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen, Regeling
externe veiligheid buisleidingen en Structuurvisie Buisleidingen
2012-2035) en tot slot het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg,
water en spoor (Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Nota Risiconormering
vervoer gevaarlijke stoffen en Circulaire Rnvgs). In verband met de
ontwikkeling van het Basisnet wordt naar verwachting op korte termijn
het Besluit transportroutes externe veiligheid van kracht. Vanuit het
Btev moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen
(plaatsgebonden risico) opgenomen worden en moet een transparante
afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. De Wet Basisnet, het
Btev en de ontwerp regeling Basisnet zijn reeds gepubliceerd maar nog
niet in werking getreden. Vooruitlopend op de inwerkingtreding zijn de
Basisnetten Weg en Water al als bijlage bij de circulaire Rnvgs
opgenomen.
Planspecifiek
Op basis van de
risicokaart is onderzocht welke risicobronnen relevant zijn voor het
plangebied. Hiernavolgende afbeelding toont alle aanwezige
risico’s.
Bewerkte uitsnede risicokaart
In het onderzoek
Externe Veiligheid (zie bijlage) wordt geconcludeerd dat van de
hiervoor afgebeelde risico’s enkel de Waal, Hogedruk
aardgastransportleiding W-531-02, Rijksweg A2 en het Gasdrukregel- en
meetstation relevant zijn. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico
wordt geconcludeerd dat deze geen belemmering vormt voor het
bestemmingsplan.
Het groepsrisico
van de A2 ligt tussen de 0.1 en 1 keer de oriëntatiewaarde en het
groepsrisico van de Waal is kleiner dan 0.1 keer de
oriëntatiewaarde. Tevens neemt het groepsrisico niet toe ten
gevolge van het plan. Voor het gasdrukregel- en meetstation geldt geen
groepsrisico toetsing. Het groepsrisico van de aardgastransportleiding
dient beperkt verantwoord te worden. Voor de Waal en de A2 geldt dat in
de verantwoording van het groepsrisico alleen ingegaan moet worden op
de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
In de
verantwoording groepsrisico (zie bijlage) wordt nader ingegaan op het
groepsrisico. Gesteld wordt dat het groepsrisico niet toe neemt ten
gevolge van het plan.Binnen het invloedsgebied van de
aardgastransportleiding zijn een aantal woningen aanwezig, het gaat om
36 personen. Het plangebied maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten
mogelijk binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding.
Aangezien het
bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen
het invloedsgebied van de aardgastransportleiding en daarmee ook niet
bijdraagt aan de hoogte van het groepsrisico, hoeft er voor de
aardgastransportleiding niet verder ingegaan te worden op de
mogelijkheden van zelfredzaamheid en rampenbestrijding.
5.3.4 Bodem
In
het kader van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat de
kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in
overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet
Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem
waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is
gemaakt voor het beoogde doel.
Bij
herinrichtingssituaties is doorgaans een bodemonderzoek noodzakelijk in
het kader van de Woningwet. Bij een bestemmingswijziging is een
bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging
tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een
bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng
bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de
bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet
noodzakelijk.
Voor bodemgebruik wordt uitgegaan van acht verschillende bodemfuncties:
- landbouw;
- moestuin/volkstuin;
- wonen met tuin;
- kinderspeelplaatsen;
- natuurgebieden;
- groen met natuurwaarden;
- industrie en ander groen;
- bebouwing en infrastructuur.
In
het kader van de Wet bodembescherming worden de acht bodemfuncties
in het Besluit Bodemkwaliteit onderscheiden in drie bodemklassen:
- klasse landbouw en natuur (1, 2 en 5);
- klasse wonen (3, 4 en 6);
- klasse industrie/bedrijven (7 en 8).
Wanneer onderzoek noodzakelijk is wordt in eerste instantie
volstaan met een historisch vooronderzoek. De NVN-5725 (Bodem -
Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend,
oriënterend en nader onderzoek) van het Nederlands Normalisatie
Instituut (NNI) vormt de leidraad voor het historisch
onderzoek. Wanneer uit het vooronderzoek blijkt dat op grond van de
resultaten een verontreiniging te verwachten is, dient een verkennend
bodemonderzoek conform de NEN 5740 (Bodem - Landbodem - Strategie voor
het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de
milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond) van het NNI te
worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Binnen het
plangebied worden geen gebruikswijzigingen voorzien die uitgaan van een
andere bodemklasse. Het toevoegen van woningen (strikte klasse) is
enkel mogelijk na een separate ruimtelijke procedure waarbij de
afwijkingsbevoegdheid bij monumenten de lichtste procedure is. Bij de
afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk woningen toe te voegen indien de
bodemkwaliteit deze woning toelaat en de belangen van derden niet
worden belemmert. Bij de overige procedures is in het kader van een
goede ruimtelijke ordening en onder meer de Wet
Bodembescherming een afweging in de milieuhygiënische
haalbaarheid verplicht. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid in
het kader van voorliggend bestemmingsplan is derhalve niet
noodzakelijk.
5.3.5 Geluid
De
mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de
Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige
objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh
worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige
terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan
categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen,
woonwagenstandplaatsen);
- andere
geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en
verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en
verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit
geluidhinder (Bgh):
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand
van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de
Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai,
wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer
ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en
actieplannen.
Planspecifiek
Voorliggend
bestemmingsplan biedt geen nieuwe mogelijkheden geboden voor
industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Het is mogelijk
om, middels afwijking, nieuwe woningen te realiseren. Deze nieuwe
geluidsgevoelige bestemmingen zijn allen binnen de binnenstad
gesitueerd. Het snelheidsregime is daar zodanig dat niet getoetst hoeft
te worden aan wegverkeerslawaai. Spoorweglawaai is niet aan de orde.
Zoals uit paragraaf 5.3.1 blijkt zijn alleen bedrijven categorie 1 en 2
binnen het plangebied toegestaan en aanwezig. Deze bedrijven laten
woningbouw in de directe omgeving toe. Daarmee vormt industrielawaai
geen belemmering.
Voorliggend
bestemmingsplan maakt wel terrassen mogelijk binnen de gehele
verkeersbestemming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening
dient een afweging plaats te vinden of het terras niet strijdig is aan
een goed woonklimaat bij omliggende woningen. Deze afweging wordt bij
de gemeente Zaltbommel in het kader van de terrasvergunning gemaakt en
behoeft dus niet al in het planologische traject plaats te vinden.
5.4 Flora- en Fauna
Bij ruimtelijke
ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter
plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en
soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van
een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van
toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en
diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden
getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige
natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of
vrijstelling worden aangevraagd.
5.4.1 Gebiedsbescherming
De
Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de
Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten;
- wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een
samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en
omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische
verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de
hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur
en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een
leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de
volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Planspecifiek
In
de directe omgeving van het plangebied is het Natura 2000
gebied "Rijntakken" gelegen. Voorts zijn binnen het plangebied de
uiterwaarden aangewezen als EHS (of Gelders Natuurnetwerk).
Hiernavolgende afbeelding toont de ligging van deze natuurgebieden.
Natuurgebieden in en rond plangebied
Het voorliggende
bestemmingsplan heeft voor de gronden aangewezen als EHS
een dubbelbestemming opgenomen. Deze
dubbelbestemming beschermd de aldaar voorkomende
natuurwaarden. Op deze gronden worden geen
nieuwe gebruiksmogelijkheden gegeven. Daarmee wordt de EHS (of
Gelders Natuurnetwerk) beschermd.
Anders dan de EHS
kennen Natura-2000 gebieden een externe werking. Het plangebied is
gelegen nabij het Natura 2000 gebied Rijntakken, deelgebied
Uiterwaarden Waal. Dit deelgebied omvat het winterbed van de Waal
en daarmee alle uiterwaardgebieden aan de noord- en de zuidoever van de
Waal van Nijmegen tot aan Zaltbommel.
De rivier vormt
een dynamisch systeem, een samenspel tussen natuurlijke processen en
menselijk ingrijpen. De Waal moet in perioden met hoge rivierafvoer
twee derde van de Rijnafvoer voor haar rekening nemen en is daarmee de
grootste vrij-afstromende Rijntak. Het is ook de meest dynamische
riviertak van het Rijnsysteem. In perioden met hoog water vindt erosie
en sedimentatie plaats en 'vormt' de rivier het landschap. Het
rivierenlandschap bestaat uit een breed, voornamelijk laaggelegen,
hoogdynamisch winterbed. De reliëfrijke uiterwaarden bestaan
voornamelijk uit graslanden, afgewisseld met enkele akkers, bosjes,
bomenrijen, moerasgebiedjes en geïsoleerde oude riviertakken
(strangen en geulen). Veel uiterwaarden zijn vergraven voor zand en/of
kleiwinning. In het westelijk deel van het gebied liggen de Rijswaard
en de Kil van Hurwenen met oude riviermeanders, aangrenzende
oeverlanden en stroomruggen. Daarnaast liggen er enkele grote plassen,
die ontstaan zijn door zand- en kleiwinning. Deze uiterwaarden bevatten
soortenrijke glanshaverhooilanden, stroomdalgraslanden en open water,
waar deels verlanding plaatsvindt.
Voor het Natura
2000-gebied Rijntakken – deelgebied Uiterwaarden Waal zijn een
aantal broedvogelsoorten aangewezen. Twee van deze soorten en
grutto komen in verschillende typen graslanden voor. Enkele van
deze graslanden zijn gevoelig voor een toename in stikstof. Derhalve
kunnen door aantasting door stikstof deze typen graslanden ongeschikt
worden voor de kievit en grutto. De instandhoudingsdoelstellingen
kunnen hierdoor onder druk komen te staan.
Bij
gebruikswijzigingen moet beoordeeld worden of deze van invloed zijn op
de aldaar aanwezige natuurwaarden. Voorliggend plan is een conserverend
plan waarbij slechts beperkt ruimte wordt gegeven aan nieuwe
ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen beperken zich tot de
winkelstimuleringszone en het horecaconcentratiegebied. Aangezien het
totaal aan stedelijke functies niet toeneemt zal het aantal
verkeersbewegingen ook niet verder toenemen, zie paragraaf 5.8.
Verder maakt het
voorliggende plan geen nieuwe woningen in die
aantallen mogelijk dat hierdoor een forse toename van het
aantal verkeersbewegingen plaatsvindt. Veelal komen 'nieuwe woningen'
in plaats van andere stedelijke functies zoals detailhandel of
dienstverlening. Deze functionele transformaties binnen bestaande
bebouwing leidt daarmee in veel gevallen niet tot een toename van
verkeersintensiteiten en daarmee in een toename van stikstofdepositie.
Daarmee worden signifcanten gevolgen op het nabijgelegen
Natura2000-gebied uitgesloten.
5.4.2 Soortenbescherming
De Flora- en
faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse
planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op
het in stand houden van populaties van soorten die bescherming
behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten
aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de
wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden
om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet
een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel
75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen
negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of
er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt
voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende
beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden
bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien
deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar
is.
Planspecifiek
Voorliggend
bestemmingsplan omvat geen concrete ontwikkelingen of aanleidingen om
te veronderstellen dat beschermde soorten flora en fauna in het geding
zijn.
5.5 Cultuurhistorie
Goede ruimtelijke
ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle
belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die
belangen is de cultuurhistorie.
Planspecifiek
In hoofdstuk 2 en
3 is aangegeven welke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied
aanwezig zijn en hoe hier mee omgegaan is.
5.6 Archeologie
In 1992 is in
Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het
archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van
Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed
onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken.
Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de
Monumentenwet en de Wet op Archeologie en Monumentenzorg (Wamz). Op
basis van deze wetten zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het
verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een
meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat
melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede
ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek
naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden
veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
Planspecifiek
De
gemeenteraad van Zaltbommel heeft in zijn vergadering van 7 juli 2011
beleid vastgesteld hoe het aan die wettelijke verplichtingen invulling
wenst te geven. Daarvoor zijn onder andere verschillende archeologische
(beleids)kaarten vastgesteld. Daarnaast zijn vrijstellingsgrenzen
vastgesteld die aangeven of in een specifiek geval (aanvullend)
archeologisch onderzoek noodzakelijk is als de bodem bij een bepaalde
(bouw)activiteit wordt verstoord. Hiernavolgend is een uitsnede uit de
beleidskaart opgenomen. Daaruit volgt dat binnen het plangebied drie
verschillende beschermingsregimes voor de archeologie van kracht zijn.
Deze regimes zijn doorvertaald naar de planregels.
Uitsnede beleidskaart archeologie
5.7 Water
Het
aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door
verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast
(waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de
kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
5.7.1 Generiek beleid
Op Rijksniveau en
Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt
met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid
voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste
eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige
waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het
rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste
eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte
moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid
voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden,
bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk
bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater.
Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in
bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren
wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden,
scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk
schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel
mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd
water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de
Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de
‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het
geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties
tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar
ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten
voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning
regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de
juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de
Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene
regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er
de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes
vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in
één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de
Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het
Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de
periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het
Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen,
beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van
gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015
genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties
veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te
benutten.
5.7.2 Beleid Waterschap Rivierenland
Voor de periode
2010-2015 heeft het Waterschap Rivierenland een waterbeheerplan
opgesteld. Dit plan is op 30 oktober 2009 vastgesteld door het Algemeen
Bestuur van het waterschap. Het plan gaat over het waterbeheer in het
hele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap:
waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen.
Het nieuwe
waterbeheerplan bouwt vooral voort op het bestaande beleid uit de
voorgaande waterbeheerplannen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft een
integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren
is in het plan vastgelegd.
De opgaven waar
het waterschap voor staat, zijn groot. Het waterschap wil het
beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige
klimaatscenario’s. De primaire waterkeringen zijn dan op orde,
dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan geldende normen. En het
bergend vermogen van watersysteem in het landelijk gebied is zodanig
vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wateroverlast
optreedt. Daarnaast stellen we ons tot doel dat in 2027 de
KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is
het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal
maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te
verbeteren.
Ook het stedelijk
gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de
gemeenten gaat het waterschap in de planperiode verder op de ingeslagen
weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de
waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het waterschap met de
gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen.
Tenslotte wil het waterschap de watercondities voor de natte natuur,
zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de
waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en
waar mogelijk verbeteren. Het waterschap vindt het belangrijk dat het
waterbeheerplan niet alleen betrekking heeft op de ontwikkeling van
nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de
wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bijvoorbeeld over
peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer.
5.7.3 Watertoets
De
‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige
belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het
opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische
toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en
de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk
stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van
een eventueel overleg opgenomen.
Planspecifiek
Voorliggend
bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Alle watergangen en
waterpartijen worden positief bestemd. Met voorliggend bestemmingsplan
worden, los van de ruimtelijke ontwikkelingen zoals onderbouwd in de
bijlage, geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed
kunnen zijn op de waterhuishouding of strijdig zijn met het beleid van
de waterbeheerders. In de ruimtelijke onderbouwingen van de
ontwikkelingen die wel van invloed zijn op de waterhuishouding zijn,
indien noodzakelijk, aparte watertoetsen opgenomen.
Ingevolge het
nationale beleid (Barro) wordt tevens voorzien in vrijwaringzones ten
einde de doorvaart en veiligheid van de Waal als vaarweg te
borgen.
5.8 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een
goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuwe project
op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied.
Planspecifiek
Het voorliggende
plan heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied. Zoals
gemotiveerd in paragrafen 4.1.3 en 4.2 wordt het totaal van stedelijke
functies niet verder uitgebreid. Daarmee is ook geen onevenredige
toename van verkeersbewegingen of parkeerdruk te
verwachten. Het voorliggende bestemmingsplan biedt, middels
afwijking of wijziging, wel mogelijkheden voor nieuwe functies. In
de voorwaarde voor de afwijking of wijziging is het aspect 'verkeer en
parkeren' zodanig opgenomen dat daarmee nieuwe knelpunten worden
voorkomen.
6.1 Inleidend
In dit hoofdstuk
is beschreven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald
naar regels; er wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem
en op alle afzonderlijke bestemmingen.
6.2 Planmethodiek
Voor dit
bestemmingsplan is uitgegaan van een consoliderende regeling. In
overwegende mate is getracht bestaand gebruik en bestaande rechten
zoveel als mogelijk opnieuw op te nemen. Voorgaande laat onverlet dat
als gevolg van een 'goede ruimtelijke ordening' wel opnieuw afgewogen
is of bestaande rechten ook heden ten dage nog ingepast kunnen worden.
De verschillende
enkelbestemmingen zijn zoveel als mogelijk uniform opgebouwd. Op deze
wijze laten de verschillende bestemmingen zich zoveel als mogelijk
gelijk lezen. In specifieke gevallen zijn hierop uitzonderingen
gemaakt. Deze uitzonderingen komen in hoofdzaak voort uit specifieke
bepalingen welke nu voor deze verschillende gebieden of panden gelden.
Veelal is gebruik gemaakt van een nadere aanduiding om dit te tonen.
De regeling welke
opgenomen dient te worden als gevolg van de aanwijzing als beschermd
stadsgezicht is ondergebracht in één dubbelbestemming. Op
deze wijze is eenvoudig na te lezen welke 'beperkingen' er gelden als
gevolg van deze aanwijzing. Met de regeling kunnen de waardevolle
elementen van het beschermd stadsgezicht, zoals beschreven in het
aanwijzigingsbesluit, geborgd en waar mogelijk versterkt worden.
6.3 Regels
De
planregels zijn, conform het SVBP 2012, opgedeeld in vier hoofdstukken.
In hoofdstuk 1 zijn de begrippen en de wijze van meten opgenomen.
Begrippen zijn alleen opgenomen indien er vanuit de bestemmingsregeling
aanleiding is deze begrippen nader te duiden. In de regels zullen ook
begrippen voorkomen welke in artikel 1 niet nader geduid zijn. Hiervoor
geldt dat het normale spraakgebruik leidend is voor de uitleg van deze
begrippen indien hierover een discussie of verschil van inzicht bestaat.
In artikel 2 is
de wijze van meten opgenomen. In dit artikel is terug te lezen hoe de
maatvoeringen zoals deze opgenomen zijn in de hoofdstukken 2 en 3 van
de planregels gemeten dienen te worden.
In hoofdstuk 2
zijn de enkel- en dubbelbestemmingen opgenomen. De enkelbestemmingen
zijn op de verbeelding weergeven met een specifieke voorgeschreven
kleur. De dubbelbestemmingen zijn op de verbeelding weergegeven met een
arcering. Voor de dubbel bestemmingen geldt dat deze gelden naast de
enkelbestemmingen. Hierbij is de vuistregel dat de dubbelbestemming
voor gaat op de enkelbestemming.
In de navolgende
alinea's worden de specifieke bestemmingen toegelicht. Hierbij worden
niet alle bestemmingen uitputtend behandeld. Alleen indien binnen een
bepaalde enkel bestemming een regeling is opgenomen welke om een nadere
toelichting vraagt wordt dit hieronder beschreven.
Bedrijf
De bestemming is
opgenomen voor de bedrijven zoals deze voorkomen binnen het plangebied.
Hierbij geldt dat alleen de begane grond bestemd is voor een bedrijf en
de bovenliggende bouwlagen voor het bestaand aantal woningen. In de
nadere detailering van de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan in ten hoogte de
bedrijfscategorie 2, zoals opgenomen in de bedrijvenlijst. Deze
bedrijvenlijst is ontleent aan de VNG uitgave Bedrijven en
milieuzonering. Specifiek moet opgemerkt worden dat niet alle
functies zoals deze in de lijst voorkomen aan te merken zijn als
'bedrijf'. Wat verstaan wordt onder 'bedrijf' is bepaald in artikel 1
van de regels.
Centrum 1, 2, 3 en 4
De bestemming
Centrum is feitelijk een gemengde bestemming, of te wel een bestemming
waar een verschillende hoeveelheid aan centrumfuncties in verenigd is.
De opgenomen vierdeling volgt uit de visie op de Binnenstad welke is
opgesteld voor het centrumgebied van Zaltbommel. Voor de Centrum 1
gebieden (de zogenaamde aanloop gebied) geldt dat er een hoeveelheid
aan functies is toegestaan op de begane grond, dit met uitzondering van
wonen, behoudens de nu aanwezige woningen. Voor Centrum 2, het
kernwinkelgebied, geldt dat de hoeveelheid functies beperkt is. Hiermee
wordt geregeld dat de aanwezige panden zoveel als mogelijk behouden
blijven voor de functies detailhandel en horeca. Bestaande afwijkende
functies zijn specifiek aangeduid. Binnen dit gebied is het ook
toegestaan, na het doorlopen van een aanvullende procedure, zwaardere
horeca categorieën te vestigen.
Binnen Centrum 3 en 4, de zogenaamde uitloop gebieden, zijn
eveneens verschillende functies op de begane grond toegestaan,
waaronder ook wonen. Hier bij is Centrum 4 functioneel ruimer en
vergelijkbaar aan Centrum 1. Het primaire verschil is dat binnen
Centrum 4 ook wonen is toegestaan. Binnen deze bestemming is het
mogelijk dat het gebied lopende de planperiode 'verkleurt' naar een
woongebied.
Binnen de
bestemmingen Centrum is middels een specifieke gebruiksbepaling nader
bepaald waar de publieksontsluiting van winkels gesitueerd moet zijn.
Deze entrees moeten gelegen zijn aan het zogenaamde 'assenkruis'
hiermee wordt de levendigheid van het gebied behouden en voorkomen dat
de publieksontsluiting aan een meer 'afgelegen' straat komt te liggen.
Cultuur en ontspanning
Deze bestemming
is opgenomen voor de verschillende verspreid gelegen
cultuurvoorzieningen in het gebied. In de praktijk betreft het
functies van cultuur en ontspanning welke sinds jaar en dag gevestigd
zijn binnen het gebied. De bestemmingsomschrijving laat in beperkte
mate een uitwisseling van functies toe.
Detailhandel en dienstverlening
Deze
bestemmingen zijn opgenomen voor de detailhandelsbedrijven en
dienstverlenende instellingen welke gevestigd zijn buiten het
centrumgebied van Zaltbommel. Binnen deze bestemmingen kan de
specifieke bedrijfsvoering worden voortgezet. Bij bedrijfsbeeindiging
is omzetting naar een woonfunctie mogelijk.
Erf
Deze bestemming
staat ten dienste van de aanliggende bestemming, veelal Centrum of
Wonen. Het gebruik van deze erven is toegestaan overeenkomstig het
toegestane gebruik van de aanliggende bestemming. Binnen de bestemming
Erf is een bebouwingsregeling opgenomen voor bijbehorende
bouwwerken.
Gemengd
Binnen het
plangebied komen vijf verschillende bestemmingen Gemengd voor. De
bestemmingen Gemengd is opgenomen voor objecten waarbinnen
verschillende functies zijn ondergebracht, of worden ondergebracht, en
waartussen geen duidelijke hoofdfunctie aan te wijzen is. De bestemming
verzet zich er niet tegen dat een bepaald gebruik de overhand neemt of
in zijn geheel komt te vervallen lopende de planperiode. Door het
opnemen van de bestemming Gemengd ontstaat er in gebruik ook een zekere
mate van flexibiliteit.
Groen en Groen-Stadskwekerij
Voor het groen
binnen het plangebied is de bestemming Groen opgenomen. Met het opnemen
van deze bestemming wordt het groene karakter van de omliggende schil
bewaard en geborgd. Binnen de bestemming Groen komen verschillende
cultuurhistorische elementen voor. Deze zijn op de kaart voorzien van
een nadere aanduiding. In de regels is vervolgens een beschermende
regeling opgenomen voor het behoud van deze elementen. Binnen het groen
is ook de stadskwekerij gevestigd. De stadskwekerij is ondergebracht in
een specifieke bestemming waarbinnen de huidige bedrijfsactiviteiten
kunnen worden voortgezet. Vanuit de stadskwekerij is wel de wens
gekomen tot uitbreiding. Deze wens is onderbracht in een
wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Groen. Hiermee kan de
bestemming Groen veranderd worden in Groen - Stadskwekerij. Hiermee kan
de uitbreiding ook planologisch ingepast worden.
Horeca
voor de horeca
bedrijven buiten het centrumgebied is de bestemming Horeca opgenomen.
Binnen horeca is een onderverdeling gemaakt in verschillende horeca
categorieën. De horecacategorie is op de verbeelding opgenomen.
Hiermee is het bestaande type horecabedrijf vastgelegd.
Tuin
De tuin
bestemming is gelijk aan de Erf bestemming een bestemming welke ten
dienste staat tot de aanliggende bestemming. Specifiek voor deze
gebieden geldt dat de nu aanwezige openheid een belangrijke
cultuurhistorische waarde is welke ook in het aanwijzingsbesluit
beschreven staat. Binnen de bestemmingsregeling worden uitsluitend de
bestaande bouwwerken positief bestemd. Deze mogen in de huidige omvang
herbouwd worden maar niet vergroot. Op deze wijze wordt de openheid van
de binnen gebieden geborgd.
Wonen 1 - 2
Voor Wonen zijn
twee bestemmingen opgenomen. Inhoudelijk zijn deze bestemmingen gelijk
aan elkaar met uitzondering van de erfbebouwingsregeling. Wonen - 1
kent een regeling voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Wonen -
2 kent deze regeling niet, dit omdat deze bestemming is gelegen in
aansluiting op de bestemming Erf. Binnen de bestemming Erf is
vervolgens weer voorzien in een erfbebouwingsregeling.
Wonen - Uit te werken
Deze bestemming
is opgenomen voor het gebied aan de Oenselsestraat. Voor dit gebied is
woningbouw voorzien. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 9
woningen. Omdat de planvorming nog niet afgerond is, is er voor gekozen
te werken met een uit te werken bestemming. Het college van
burgemeester en wethouders kan het plan verder uitwerken binnen de
randvoorwaarden die opgenomen zijn in deze bestemming. Nadat het plan
is uitgewerkt kan daadwerkelijk uitvoering gegeven worden aan de bouw.
Waarde - Archeologie
Binnen het
plangebied zijn drie verschillende verwachtingswaarden aanwezig.
Afhankelijk van de verwachtingswaarde is de dubbelbestemming
Archeologie opgenomen. Met deze regeling wordt geborgd dat bij een
bepaalde verstoringsdiepte of verstoringsoppervlak verkennend
archeologisch onderzoek wordt gedaan. Deze verplichting komt voort uit
het verdrag van Malta. De gemeente Zaltbommel beschikt over een
uniforme regeling welke ook voor dit plangebied is opgenomen.
Waarde - beschermd stadsgezicht
Deze
dubbelbestemming is opgenomen de aanwezige cultuurhistorische en
monumentale waarden, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit,
duurzaam te borgen. Bouwen of verbouwen conform de enkelbestemming si
alleen mogelijk indien de toegekende waarden niet worden aangetast.
In de regeling
worden bijvoorbeeld de kapvormen en de parcellering van panden geborgd.
Maar ook bevat de regeling de mogelijkheid voor het college om nadere
eisen te stellen aan een bouwplan ten einde de toegekende waarden te
beschermen of te versterken. Met deze regeling wordt de bestaande
bescherming van het stadsgezicht, zoals deze is opgenomen in de
verschillende bestemmingsplannen, voortgezet.
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij
de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel
3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de
(economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij
vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan
vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op
basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2
van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het
bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen
indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het
bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste
lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het
stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in
artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet
noodzakelijk is.
Planspecifiek
De
nieuwe locatiespecifieke ontwikkelingen die het voorliggende
bestemmingsplan mogelijk gemaakt zijn in de bijlage onderbouwd. In deze
onderbouwingen is tevens aangegeven hoe is omgegaan met de economische
uitvoerbaarheid. Conform de gemeentelijke werkwijze is door het sluiten
van een anterieure overeenkomst geen noodzaak voor het opstellen van
een exploitatieplan.
De
ontwikkelingen opgenomen in het bestemmingsplan en niet verder voorzien
van een onderbouwing in de bijlage, zoals de winkelstimuleringszone en
het horecaconcentratiegebied zijn uitvoering van bestaand beleid. Het
betreffen geen ruimtelijke plannen waarvoor een exploitatieplan hoeft
vastgesteld te worden, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke
ordening. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan kan derhalve
besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen.
Bij
nieuwe ontwikkelingen kan alsnog een exploitatieplan verlangd worden
als er geen anterieure overeenkomst wordt gesloten of het kostenverhaal
niet via de leges is geregeld.
7.2 Maatschappelijke haalbaarheid
Bij de
voorbereiding van een voorontwerp bestemmingsplan dient op grond van
artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in
artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt
overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en
Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of
belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het
geding zijn.
Een
ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken
ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder
om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad
wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt
na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de
mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak
Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop
van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is
er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking,
tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige
voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt
indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt
met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State.
7.2.1 Proces
In aanloop naar
de publicatie van het voorontwerp bestemmingsplan is de ruimtelijke
visie alsmede de opgenomen cultuurhistorische regeling
voorgelegd een klankbordgroep. De klankbordgroep is een brede
groep van circa 20 bewoners en ondernemers uit de Zaltbommelse
binnenstad. Vanuit de klankbordgroep is sterk naar voren gekomen
dat de levendigheid in de binnenstad behouden dient te blijven. De
binnenstad dient als ontmoetingsplek te blijven functioneren. Vanuit
dit streven is in het voorliggende plan een verdere flexibilisering van
het horecaconcentratiegebied en de winkelstimuleringszone opgenomen.
Eveneens is een ruime beroepen en bedrijven aan huisregeling opgenomen.
Deze regeling biedt mensen de kans om vanuit huis activiteiten te
ondernemen die levendigheid in de stad met zich meebrengen.
De gehele
klankbordgroep erkende de toeristische en recreatieve potentie van de
binnenstad. Daarbij constateerde de groep dat de huidige regelingen
onvoldoende ruimte lieten aan kleinschalige recreatieve voorzieningen
zoals bed&breakfast. Deze kleinschalige voorzieningen zijn in het
voorliggende plan, door middel van een zogenaamde afwijking, mogelijk.
Gelet op de eveneens geconstateerde parkeerdruk zijn hier wel
voorwaarden aan verbonden.
Uit de
klankbordgroep bleek eveneens dat een ieder andere eisen stelt aan zijn
of haar woon- en werkomgeving. Waar de één juist
de kruisbestuiving van ontmoeting en activiteiten zoekt, hecht de
ander juist waarde aan een afwisseling tussen rust en
levendigheid. Dit leert dat nieuwe functies, buiten de
winkelstimuleringszone en het horecaconcentratiegebied, altijd een
goede afweging behoeven. Deze afweging is enkel mogelijk als de
functies niet direct bij recht, maar middels afwijking, wijziging of
partiële herziening, toelaatbaar zijn.
7.2.2 Vooroverleg en inspraak
Het
voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 20 november 2014 voor een
periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft
ook het vooroverleg plaatsgevonden. In de periode zijn 30 reacties
ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en voorzien van een
gemeentelijke beantwoording. De Nota inspraak en
vooroverleg is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.