Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Brakel, Kommerstraat/ Kooihoek 10
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BKLBP20210019-VS01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Brakel, Kommerstraat/Kooihoek 10‘ met identificatienummer NL.IMRO.0297.BKLBP20210019-VS01 van de gemeente Zaltbommel;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
 
1.3 beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie de bijlage: Aan huis gebonden beroepen en bedrijven);
 
1.5 aan huis gebonden beroep:
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie Bijlage 1 Aan huis gebonden beroepen);
 
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.8 arbeidsmigranten:
personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;
  
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.11 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.12 bestaand:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het voorafgaande planologische regime;
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.21 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand halfvrijstaand of aaneengebouwd, waarbij:
  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “halfvrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder "gestapeld" wordt verstaan dat het hoofdgebouw uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.22 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.25 hoofdgebouw:
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.26 horeca:
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
 
1.27 horecabedrijf:
de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
  • categorie 1:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs;
  • categorie 2:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • categorie 3:
    vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;
1.28 huishouden:
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
 
1.29 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond);
 
1.30 overig bouwwerk:
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
1.31 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één omsloten wand;
 
1.32 vloeroppervlakte:
oppervlakte gemeten op de begane grond;
 
1.33 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
 
1.34 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.35 voldoende laad- en losgelegenheid
Van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid.
 
1.36 voldoende parkeergelegenheid
Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  
1.37 vrijstaand:
het hoofdgebouw van een woning wordt niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
 
1.38 wonen:
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;
 
1.39 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.40 wooneenheid:
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.41 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning:
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voorzover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;
 
2.6 de diepte van een gebouw:
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het gebouw.
 
2.7 het peil:
  1. voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
  2. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. bedrijven uitsluitend in ten hoogste categorie 1 als opgenomen in bijlagen bij de regels in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. daghoreca uitsluitend in categorie 3 en met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  3. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt is uitgesloten;  
  4. wonen;
  5. mantelzorg; 
  6. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, paden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  3. Verkeersaantrekkende werking en parkeren dienen te voldoen aan de regels opgenomen in artikel 10 lid 1 .
3.2.2 Hoofdgebouwen
Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ met dien verstande dat de voorgevel van de hoofdgebouwen in de voorste begrenzing van het bouwvlak moet worden geplaatst;
  2. de maximale goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
3.2.3 Maatvoering aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m te bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en niet hoger is dan 1 m;
  6. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% per bouwperceel worden bebouwd met een maximum van 100 m²;
  7. het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
3.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag buiten het bouwvlak en/of ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. overkappingen niet zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag binnen het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  3. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m;
  4. het bouwen van overige bouwwerken is niet toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken geen gebouw zijnde uitgesloten'.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de situering van het laden en lossen op het perceel.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met dit plan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. een seksinrichting;
  2. de verkoop en/of opslag van consumentenvuurwerk;
  3. een supermarkt;
  4. meer dan één pick-up-point;
  5. bedrijfswoningen;
  6. voormalige agrarische bedrijfswoningen;
  7. dienstwoningen;
  8. woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidensafhankelijke bewoning.
3.4.2 Aan huis verbonden beroepen
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, tevens de bewoner van dewoning dient te zijn;
  3. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m²;
  4. door degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  5. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met de bijbehorende voorzieningen, tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
  3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;  
  2. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  3. ter plaatse van de gevellijn dient de voorgevel van de hoofdgebouwen op de gevellijn  te worden gebouwd;
  4. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met een maximale diepte van 3,3 m. onder peil.
  6. de vloeroppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 130 m²;
  7. hoofgebouwen dienen te worden voorzien van een kap.
4.2.3 Maatvoering aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  5. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m;
  6. het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met een maximale diepte van 3,3 m. onder peil;
  7. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% per bouwperceel worden bebouwd met een maximum van 100 m²;
  8. voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden voorts de volgende regels:
    1. de maximale diepte aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 5,5 m bedragen;
    2. de maximale breedte aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
  9. het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
4.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. er zijn geen gebouwde erf- of terreinafscheidingen toegestaan; (erf)afscheidingen dienen te worden uitgevoerd in de vorm van groenvoorzieningen
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag binnen het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  3. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m;
  4. het bouwen van overige bouwwerken is niet toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken geen gebouw zijnde uitgesloten'.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 onder b en c, teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdmassa aangeduide goot- en bouwhoogte;
  2. indien de goot- en bouwhoogte gelijk zijn aan die van het hoofdgebouw dan mag het bijbehorende bouwwerk in afwijking van artikel 4 lid 2.3 onder a in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels

 
4.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  2. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
 
4.4.2 Aan huis verbonden beroepen
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, tevens de bewoner van de woning dient te zijn;
  3. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m²;
  4. door degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  5. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.4.3 Aan huis verbonden bedrijven
Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 5.1  is verleend.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 onder a, teneinde binnen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
4.5.2 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of haar de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
4.5.3 Huisvesting arbeidsmigranten
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidsmigranten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten gemeente Zaltbommel 2019', dat op 20 juni 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolgers van deze beleidsregel.
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1  aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Omgevingsvergunning bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.
5.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3 Weigeren
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1  genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 5 lid 2.2  genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uit- gevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3 Archeologisch onderzoek
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
5.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in artikel 5 lid 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.5 Verlening
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in artikel 5 lid 1 genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 5 lid 3.4  genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

7.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
7.1.2 Overschrijding bouwhoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.

7.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en overige bouwwerken gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
  1. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en overige bouwwerken de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - dijk

 
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
8.1.2 Specifieke gebruiksregels
Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden ter plaatse van de in artikel 8 lid 1.1 bedoelde gronden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit bestemmingsplan vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in dit bestemmingsplan voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
 

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeren

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien;
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.

10.2 Laden en lossen

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien;
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de situatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 met maximaal 10 %.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

artikel 11 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 11 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Brakel, Kommerstraat/Kooihoek 10”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  16 juni 2022. 
de griffier,   de voorzitter,  
................................   ................................