direct naar inhoud van Regels
Plan: Churchillweg-Spelstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0087ChurchillSpels-ONT1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Churchillweg-Spelstraat van de gemeente Wageningen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0289.0087ChurchillSpels-ONT1 met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale verbeelding van de digitale ruimtelijke informatie opgenomen in dit bestemmingsplan.

1.4 aanbouw

de toevoeging van afzonderlijke ruimten aan een woning;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afwijken van de bouwregels en of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bruto vloeroppervlak

het totaal aantal vierkante meters in gebruik voor een bepaald doel, al dan niet verspreid over meerdere vloeren;

1.20 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen en functie al dan niet vrijstaand ondergeschikt is aan dat hoofd)gebouw;

1.21 carport

is een stallingsplaats voor een of meer auto's onder een vrijstaand dak, al dan niet voorzien van wanden, waarbij het aantal wanden nooit meer dan drie mag bedragen;

1.22 escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 groen dak

een plat of hellend dak met een begroeiing , dat is opgebouwd uit een wortelkerende laag, een drainagelaag, een substraatlaag en extensieve begroeiing bestaande uit vetplanten, kruiden, mos of gras , die geen gebruiksfunctie hebben. Een groen dak is alleen voor onderhoud toegankelijk;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.26 kamergewijze verhuur

het al dan niet bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimte/kamers voor bewoning;

1.27 kamerverhuur

het al dan niet bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning;

1.28 nutsvoorzieningen

een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

  • de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • de verzorging van telecommunicatie;
  • de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.29 omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.30 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.31 peil

het Normaal Amsterdams Peil (NAP);

1.32 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.33 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte van een woning;

1.35 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.36 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.37 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

bebouwingspercentage

voor zover op de kaart een maximum bebouwingspercentage is aangegeven, is dit van toepassing op de oppervlakte van het terrein binnen het bouwvlak, danwel bouwperceel.

2.2 Dakkapellen en goothoogte

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een ondergeschikte dakkapel buiten beschouwing gelaten.

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde (ten aanzien van de plaatsing van gebouwen) ten aanzien van het bouwen (binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken) worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen; gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, brandtrappen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. aanleg, behoud en beheer van afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen', overeenkomstig het inrichtingssplan dat als Bijlage 1 bij deze regels is toegevoegd;
  • d. Parkeervoorzieningen in de vorm van carports, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carports'
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen en rioolbergingskelders;

met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. half verharde en onverharde ontsluitingsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het gestelde onder a, zijn, carports ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - carports toegestaan, met dient verstande dat:
    • 1. uitsluitend carports met een groen dak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van carports niet meer dan 3,00 meter t.o.v. maaiveld bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter t.o.v. maaiveld mag bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,0 m t.o.v. maaiveld mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de verharding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat parkeerplaatsen, met uitzondering van het bepaalde onder b en c, nadrukkelijk zijn uitgesloten.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd als uitbouwen in de vorm van erkers en/of balkons bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

  • a. de horizontale diepte ten hoogste 0,50 m t.o.v. bouwvlakgrens bedraagt;
  • b. voor zover erkers en/of balkons worden gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw, de breedte ten hoogste 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erkers ten hoogste 3,00 m t.o.v. maaiveld bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 2,00 m t.o.v. maaiveld bedragen;
  • b. de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend vergunningsvrij worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 zijn gebouwen toegestaan in de vorm van een ondergrondse parkeervoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden en tennisbanen.

Artikel 5 Verkeer -Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer -Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. voet- en (brom)fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

en in beperkte mate voor:

  • f. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5,00 meter t.o.v. maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. opslag of het laten opslaan van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, in de vorm van 2- of 3 kamerappartementen;
  • b. een ondergrondse parkeervoorziening ten behoeve van (bestel)auto's, motoren en brommers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, groenvoorzieningen, (half)verhardingen, taluds, erven en terreinen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • g. inpandige (fiets)bergingen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat de maximale goot- en bouwhoogte wordt gemeten ten opzicht van Normaal Amsterdams Peil;
  • c. de dakhelling bedraagt maximaal 700;
  • d. het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 90, met dien verstande dat:
    • 1. het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal niet mag worden overschreden;
    • 2. het totaal aantal 3-kamerappartementen tenminste 20 bedraagt.
6.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstanden dat balkons tot maximaal 0,30m buiten de bouwvlakgrens zijn toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bijgebouwen, carports en overkappingen mag respectievelijk niet meer dan 3,00 e n 5,00 meter t.o.v. maaiveld bedragen.
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mogen maximaal de ter plaatse aangegeven hoogte bedragen.
6.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

oor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter t.o.v. maaiveld bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter t.o.v. maaiveld mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter t.o.v. maaiveld bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. kamergewijze verhuur of kamerverhuur;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting geluidwering

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient aangetoond te worden dat, daar waar de geluidbelasting op gevels als gevolg van wegverkeerslawaai hoger is dan 53 dB ingevolge de rapportage als opgenomen in Bijlage 7 bij de toelichting, de geluidwering voldoende is om een binnenniveau te waarborgen van 33 dB.

6.4.3 Voorwaardelijke verplichting inrichting buitenruimte
  • a. Voorwaarde

Binnen 1 jaar na gereed melding van de bouw dienen de desbetreffende gronden ingericht, aangelegd aangeplant te zijn zoals aangegeven in het definitief inrichtingsplan d.d. 25-01-2022 als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels. Vervolgens dient deze inrichting en het afschermende groen plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend beplanting' door de eigenaar(en) in stand te worden gehouden inclusief het tijdig vervangen van dode bomen en overige groenvoorzieningen. Het niet voldoen aan deze verplichting is een vorm van strijdig gebruik van de bepalingen in artikel 6.1.

  • b. Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.3 onder a voor een langere termijn en / of een andere inrichting met dien verstande dat de termijn niet langer mag zijn dan 2 jaar. Tevens kan, na afwijking, besloten worden tot het staken van deze voorwaardelijk verplichting indien ten minste 5 jaar voorzien is geweest in de benodigde verplichting.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

7.2.2

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in artikel 7.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
  • c. een bouwwerk waarbij het op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek, dan wel andere informatiebronnen blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.5.2

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 7.5.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
7.5.3

Het verbod, als bedoeld in artikel 7.5.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maatvoering
9.1.1 Algemeen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.1.2 Afwijking

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

9.1.3 Afwijking bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • c. ondergrondse bouwwerken ten behoeve van het parkeren van (bestel)auto's en motoren zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van een vrije windvang voor de molen en de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de molen.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt op deze gronden dat:

  • a. binnen een afstand van 166 meter van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 166 meter tot 400 meter van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 22,50 meter ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil.
10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits een positief advies is verkregen van de provinciale molendeskundige.

10.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 10.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • b. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een bouwhoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 10.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 10.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.
10.1.5 Weigeringsgronden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1.4 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de cultuurhistorische waarde van de molen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

10.1.6 Advies molendeskundige

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1.4 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk molendeskundige.

10.1.7 Uitzondering omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1.4 is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van :

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits de bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kunstobjecten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje of kunstobject ten hoogste 50 m3 zal bedragen;
  • d. de bestemmingsregels en beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of hierbij behorende bijgebouwen toestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. er mag geen sprake zijn van strijdigheid met de Huisvestingsverordening van de gemeente Wageningen;
    • 2. er mag geen sprake zijn van een voor de ruimtelijke ordening relevant afwijkend gebruik. Dit betekent:
      • het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning en/of het bijgebouw uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
      • een omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend voor vestiging van bedrijven genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten III of welke naar aard gelijk te stellen zijn met de in die Staat van bedrijfsactiviteiten III genoemde bedrijven;
      • vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het mag niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het onttrekken van (een deel van) de bij de woning behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
    • 5. de parkeerbalans mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
    • 6. er mogen geen distributie-planologische gevolgen zijn;
    • 7. ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit mag maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- uitbouwen en bijgebouwen per woning worden gebruikt, tot een maximum van:
      • 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
      • 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
      • 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
  • e. het bouwvlak en de bouwhoogte met minimaal de dikte van de benodigde isolatie en installaties die nodig zijn om het gebouw energiezuiniger te maken of energie op te wekken , met dien verstande dat de regels ten aanzien van de molenbiotoop, zoals genoemd in Artikel 10 van deze regels, onverminderd van toepassing blijven

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
12.2 Wijzigingsbevoegdheid kamergewijze verhuur

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning kamergewijze verhuur toestaan binnen de bestemming 'Wonen', mits dit niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor auto en fiets. Bij de toepassing van deze bevoegdheid worden de “Beleidsregels kamergewijze verhuur gemeente Wageningen 2019”, vastgesteld op 10 september 2019 en de beleidsregels in de “Nota Parkeernormen”, vastgesteld op 10 november 2015 in acht genomen. Indien een of beide genoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, zullen de gewijzigde beleidsregels in acht worden genomen.

Artikel 13 Algemene procedureregels

13.1 Procedure voor nadere eis
13.1.1 Algemeen

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen omtrent een voorgenomen nadere eis als bedoeld in de artikelen 5.3 en 6.3.

13.1.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
13.2 Wijziging

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening is bij toepassing van de wijzigingsregels, als bedoeld in artikelen 26.6 en artikel 32 de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen procedure van toepassing.

13.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeernorm
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota parkeernormen Wageningen 2015' dat is vastgesteld op 10 november 2015 en als bijlage 1 aan deze regels is gehecht. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernormen als opgenomen in sub a wijzigen indien er een aanpassing of wijziging van genoemd beleidsdocument heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Toepasbaarheid

Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Churchillweg-Spelstraat'.