direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Haven-Costerweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Wageningen wil tot herontwikkeling van de Wageningse haven komen. De haven is één van de grotere binnenhavens van Nederland met overslag van bulkgoederen en met een belangrijke functie voor de veevoedervoorziening van de regio Food Valley, een regionaal samenwerkingsverband van acht gemeenten, waaronder Wageningen, Barneveld en Veenendaal. Aan de noordzijde van de Rijnhaven grenst het bedrijventerrein Nudeparken (inclusief Costerweg) en aan de zuidzijde liggen de uitwaarden van de Nederrijn, die zijn aangewezen tot Natura2000-gebied.

De economische functie van de haven is versterkt door de realisatie van afmeervoorzieningen en kademuren. De beoogde herontwikkeling van de Rijnhaven is opgenomen in de Structuurvisie Wageningen (2013) en diverse andere beleidsnota's. Een belangrijk onderdeel van de herontwikkeling is de verplaatsing van een betonmortelcentrale en een opslagbedrijf voor zand en grind van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven. Het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgezet in natuur- en recreatiegebied. De verplaatsing zorgt voor een afname van de milieuhinder (geluid, licht, luchtvervuiling) op de uiterwaarden. Dit betekent een versterking van de natuurlijke omstandigheden en de omgevingskwaliteit.

Crisis- en herstelwet

Voor de beoogde herontwikkeling van de haven van Wageningen is het uitgangspunt om aan de noordzijde van de haven de bedrijvigheid te intensiveren. Die intensivering brengt met zich mee dat de geluidcontour in noordelijke richting groter wordt en dat een toename zal plaatsvinden van de stikstofdepositie op de Natura2000- gebieden langs de Nederrijn.

De aanwijzing tot ontwikkelingsgebied binnen de Crisis- en herstelwet moet de gemeente meer speelruimte bieden om een oplossing te vinden voor deze negatieve gevolgen van de versterking van de ruimtelijk-economische structuur. De instrumenten waar de gemeente Wageningen met name gebruik van denkt te maken zijn de mogelijkheid om de geluidruimte optimaler te verdelen en juridisch te borgen in het bestemmingplan-plus en de mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van milieunormen.

Daarnaast betekent de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied dat de gemeente Wageningen al in het bestemmingsplan-plus de voorwaarden, voorschriften en beperkingen kan opnemen waaronder een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verleend. Dan moet een passende beoordeling bij het bestemmingsplan-plus wel aantonen dat projecten die aan deze voorwaarden, voorschriften en beperkingen voldoen de natuurlijke kenmerken van Natura2000-gebieden niet (kunnen) aantasten.

Op 27 juni 2017 is het plangebied opgenomen in de Crisis- en Herstelwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0001.png"

Figuur 1.1: Bijlage Crisis- en herstelwet, plangebied van het experiment-gebied

Rijnhaven-Costerweg in de gemeente Wageningen (zwart kader)

Prioritair Project, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

In overleg met het Ministerie van IenM (bij de aanmelding voor de Crisis- en herstelwet) is besproken dat de gemeente Wageningen voor de haven een aanmelding als Prioritair Project in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet indienen.

De reden hiervoor is dat de Crisis- en Herstelwet het niet mogelijk maakt om af te kunnen wijken van regels en normen ten aanzien van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Rijntakken. Deze mogelijkheid is wel opgenomen binnen het PAS.

In de Gelderse Prioritaire Projectenlijst is de haven en een deel van de Costerweg opgenomen als onderdeel van het PAS. Dit is vastgelegd in een besluit van 17 maart 2017 van de provincie Gelderland. Voor de ontwikkeling van het plangebied zijn “Stikstofdepositieberekeningen Rijnhaven en Costerweg Wageningen” uitgevoerd om de ontwikkelruimte vast te leggen, zie Bijlage 2.

1.2 Achtergrond

Raadsbesluit 7 november 2011

De gemeenteraad van de gemeente Wageningen heeft op 7 november 2011 de kaders voor de actualisering van bestemmingsplan Havengebied vastgesteld. Deze kaders zijn als Bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting.

Kaders bestemmingsplan 2018

De kaders uit 2011 zijn deels door de ontwikkelingen in de tijd ingehaald. In dit bestemmingsplan is de vertaling gemaakt naar kaders die ten grondslag liggen aan de ruimtelijk-juridische context in 2018.

De onderstaande wijzigingen in de kaders en uitgangspunten zijn opgetreden:

Ad.4.h (in relatie met Ad.4.k)

De visie van de gemeente Wageningen richt zich op minnelijke overeenkomst voor de verplaatsing van het bedrijf Bruil (voorheen Edense Beton Centrale). De asfaltcentrale van dit bedrijf is al beëindigd. Gelet op de beoogde planperiode van het bestemmingsplan van 10 jaar is het voornemen om de verplaatsing mogelijk te maken door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Als beoogde locatie wordt het steunpunt van Rijkswaterstaat (De Taats) gezien voor huisvesting van het bedrijf waarbij ruimte in de haven is opgenomen in het wijzigingsgebied. Gelet hierop zijn onderstaande kaders opgenomen:

  • Het huidige bedrijfsterrein krijgt een bestemming 'Bedrijf' waarbij de huidige vergunde situatie (zonder asfaltcentrale) mogelijk is. Bij verplaatsing van het bedrijf hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestemming te wijzigen naar 'Groen' en/of 'Recreatie';
  • Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid op de locatie De Taats (Rijkswaterstaat) en de gronden bestemd als 'Water' om op die locatie een volwaardige bedrijfslocatie met kadevoorziening te kunnen realiseren;
  • Een directe relatie aan te geven in het bestemmingsplan tussen het perceel van Bruil en de wijzigingsbevoegdheid zodat de relatie is geborgd en alleen Bruil gebruik kan maken van de wijzigingsbevoegdheid. Bedrijfsvestiging op de locatie De Taats passend binnen het huidige ruimtebeslag, de bestemming en de mileuzonering is voor andere bedrijven, zoals het huidig gebruik door Rijkswaterstaat, mogelijk.

Ad.4.j.

Het bedrijf Mattëus installatietechniek is verhuist naar het Nudepark. De voormalige locatie aan de Grebbedijk maakt onderdeel uit van AgruniekRijnvallei. Dit kader is vervallen.

Ad.4.n.

De gemeente Wageningen heeft met Van Leusden een overeenkomst gesloten waarbij het bedrijf wordt verplaatst naar de locatie 't Stek (zie Ad.4.g.). Daardoor wordt het perceel van Van Leusden aan de zuidoostzijde van de haven bestemd als 'Groen' aansluitend op de bestemming 'Groen' die is opgenomen voor de zuidzijde van de haven. Deze gronden zijn daardoor geschikt voor invulling aansluitend op de bestaande natuur aan de zuidzijde van de Haven.

Ad.4.s.

Dit kader is uitgewerkt in de aanmelding voor de Crisis en herstelwet, zie paragraaf 1.1.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied bestaat uit het buitendijks gelegen industrieterrein Havengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0002.png"

Figuur 1.2: Luchtfoto met straatnamen en plangebied (gele arcering) bron:

www.globespotter.nl

Aan de noordzijde van de Grebbedijk is de Costerweglocatie onderdeel van het plangebied. Op deze locatie is woningbouw voorzien binnen de geluidzone van het industrieterrein (zie figuur 1.3). Het toevoegen van nieuwe geluidsgevoelige functies (nieuwe woningen) binnen een geluidzone is in principe niet mogelijk. Door middel van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden, worden afgeweken van de verbodsbepaling. Eén van de voorwaarden is dat het bevoegd gezag aan de hand van een akoestisch onderzoek en rekening houdend met het geluidzonemodel van het industrieterrein onderzoekt wat de geluidbelasting op de nieuwe woonlocatie wordt en of deze past binnen de wettelijke kaders.

Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een hogere geluidbelasting dan wettelijk is toegestaan kan de aanmelding voor de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid bieden om tijdelijk af te kunnen wijken van deze geluidnormen. Daarbij dienen dan wel maatregelen te worden vastgesteld waaruit blijkt dat binnen de planperiode van 10 jaar de geluidbelasting wordt teruggebracht naar de wettelijke normen.

Het gebied tussen de Grebbedijk en de Costerweglocatie is eveneens opgenomen binnen het plangebied. Op deze percelen worden geen ontwikkelingen voorzien. Wel is er sprake van één aaneengesloten plangebied en is voor deze zone het vigerende bestemmingsplan overgenomen.

Het plangebied is grotendeels bij besluit van 20 augustus 1992 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen als gezoneerd industrieterrein (zie figuur 1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede kaartbeeld gezoneerd industrieterrein Havengebied (wit kader) met daaromheen de geluidzone (gearceerd grijs gebied)

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voorliggend bestemmingsplan herziet de bestemmingsplannen die momenteel van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen, wijzigingsplannen en vrijstellingsbesluiten ex artikel 19 lid 1, 2 en 3 WRO. Hieronder volgt het overzicht:

  • bestemmingsplan ‘Havengebied 2002’, vastgesteld 15 juli 2002, goedkeuring onthouden door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland d.d. 13 april 2004 en eerder ook op d.d. 18 februari 2003;

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0004.png"

Figuur 1.4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Havengebied 2002

  • bestemmingsplan ‘Buitengebied’, geheel onherroepelijk in werking d.d. 11 juni 2014;
  • bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Wageningen’, vastgesteld d.d. 30 januari 2017;

Daarnaast zijn er diverse vrijstellingen en ontheffingen verleend van deze bestemmingsplannen. Ook deze rechten zijn verwerkt in het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0005.png"

Figuur 1.5: Plangrens van het voorliggende bestemmingsplan

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is conform de RO-standaarden 2012 opgesteld.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied.

De plantoelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachtegang. De lezer die alleen geïnteresseerd is in de juridische regelingen, heeft voldoende aan de verbeelding en de regels. Indien u meer wilt weten over de achtergronden van deze regels, biedt deze toelichting uitkomst. De toelichting is opgebouwd uit vier hoofdstukken.

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven. Hiertoe is allereerst de historische ontwikkeling en ruimtelijke hoofdstructuur van Wageningen behandeld. In hoofdstuk 3 is vervolgens het beleidskader beschreven. De gewenste ontwikkeling van het gebied is in hoofdstuk 4 beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitgevoerde onderzoeken voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is uiteen gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 7 is tot slot verslag gedaan van de inspraak van burgers, bedrijven en instellingen en het vooroverleg met diverse instanties.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Inleiding

Voorliggend plan is gericht op het mogelijk maken van de gewenste ontwikkeling van de Costerlocatie voor wonen en de aanpassingen met bedrijfsverplaatsingen in de haven van Wageningen.

De visie voor het plangebied is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Daarbij is voor de leesbaarheid zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet van gemeentelijke bestemmingsplannen.

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van het plangebied. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk in op de huidige en gewenste ruimtelijke structuur, met als doel een globaal kader te bieden waaraan de ontwikkelingen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de ruimtelijke kwaliteiten, die op de bedrijventerreinen aanwezig zijn, worden gewaarborgd.

In de navolgende paragrafen komen allereerst de historische ontwikkeling van de stad Wageningen en haar hoofdstructuur aan bod. Daarna wordt het plangebied beschreven.

2.2 Historische ontwikkeling Wageningen

De vesting Wageningen is in de 12de eeuw ontstaan op de kruising van twee handelswegen. De eerste handelsweg liep evenwijdig aan de Rijn (de Generaal Foulkesweg, Hoogstraat, Nudestraat en Nude) en verbond Wageningen met Arnhem en Rhenen. Haaks hierop vormde de handelsroute op de grens van de Gelderse Vallei en het Veluwemassief (de Bevrijdingsstraat, Churchillweg, Oude Bennekomseweg en Oude Diedenweg) de verbinding van de Nederrijn naar de Gelderse Vallei. Deze routes komen samen op een landschappelijk uniek punt, waar rivier, stuwwal en moerasgebied elkaar ontmoeten.

Voorheen bevond zich al op de westelijke flank van de Wageningse Berg een nederzetting nabij een doorwaadbare plaats in de Nederrijn ter plaatse van het huidige Lexkesveer. In 1263 kreeg Wageningen stadsrechten. Ten noorden van Wageningen lagen brinkgehuchten. De Stadsbrink, Brakel, Vierhuizen (samen destijds de Benedenbuurt), de Dolderbrink, de Leeuwenbrink en de Peppel (destijds samen de Bovenbuurt) waren voornamelijk gericht op het oosten, waar de Eng de gezamenlijke bouwlanden vormde. De wegenstructuur langs deze brinken is nog steeds in de structuur van Wageningen te herkennen. Tot 1850 bleef de uitbreiding van Wageningen beperkt tot het gebied binnen de vestingwerken.

Pas in de jaren daarna kwamen de gebieden daarbuiten voor planmatige bebouwing in aanmerking. Rond 1930 werd de stad uitgebreid met arbeidersbuurten langs de uitvalwegen. Langs de Lawickse Allee en de Rijksstraatweg (nu de Generaal Foulkesweg) ontstonden villawijken. Aan de oostzijde van Wageningen was voor 1940 al een deel van de huidige Benedenbuurt gebouwd.

In de Bovenbuurt was alleen de lintbebouwing langs het oude wegenpatroon aanwezig. Ook werden toen de eerste contouren zichtbaar van de villawijk Wageningen Hoog, gelegen in het bos tegen het dorp Bennekom aan.

In mei 1940 en de jaren daarna heeft Wageningen door bombardementen een aanzienlijke oorlogsschade opgelopen. In de jaren 1960 komt er een breuk in de ontwikkeling van bebouwing langs oude uitvalswegen. Een nieuwe tangentiële wegenstructuur wordt aangelegd, ondersteund door grootschalige bebouwing in westelijke en noordelijke richting. Op de knooppunten van deze wegenstructuur worden in de jaren 1970 sterflats geplaatst. Ze markeerden de toenmalige begrenzing van het stedelijke gebied aan de noord- en westzijde. Deze hoogbouw is nu nog altijd bepalend voor de skyline van Wageningen.

Uitbreiding van stedelijke bebouwing vindt lange tijd plaats binnen het kwadrant van hoofdwegen. De sprong naar het zuiden wordt in 1976 bij een ministeriële beschikking voorkomen, maar heeft haar schaduw vooruit geworpen in de nu nog herkenbare structuurlijnen als van bijvoorbeeld de Rooseveltweg. De grootschalige uitbreidingen ten noorden van de Nijenoord Allee vinden plaats na de jaren 1980. De belangrijkste uitbreidingen zijn de wijk Noordwest en de instituten van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen UR). De uiterwaarden van de Nederrijn, de Wageningse Berg en de Eng vormen momenteel een duidelijke begrenzing van het bebouwde gebied van Wageningen aan de zuid- en oostzijde. Ook aan de westzijde van de stad zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt door de nabijheid van het Binnenveld, dat een bufferfunctie vervult voor de uitbreiding van het stedelijke gebied van Wageningen.

2.3 Ruimtelijk en functionele situatie

Het onderstaande kaartbeeld (figuur 2.1) is een uitsnede van de Structuurvisie kaart van de gemeente Wageningen. De ligging van het plangebied in relatie tot de Deltadijk en de koppeling tussen de dijk en ontsluiting is in de visiekaart ingetekend. Aan weerszijden van de dijk, bovendijks en benedendijks zijn bedrijven gevestigd.

Aan de zuidoostzijde van de haven is in de visiekaart de ligging van de uiterwaarden en kansen voor natuur en recreatie ingetekend. Ter hoogte van de havenkom is de recreatieve - landschappelijk knoop aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0006.png"

Figuur 2.1: Uitsnede kaart van Rijnhaven (bron: Structuurvisie 2013, gemeente Wageningen)

Wageningen vervult een belangrijke werkgelegenheidsfunctie voor de regio. Wordt gekeken naar de economische structuur van Wageningen dan blijken de zakelijke dienstverlening en onderwijs/overige dienstverlening de grootste werkgevers met ruim 73% van alle beschikbare banen (Gelderland: 40%).

De groei van de werkgelegenheid is eind jaren negentig sterk toegenomen, met name in de twee genoemde bedrijfssectoren. Wageningen kent een aantal grote werkgevers. Wageningen UR steekt daar duidelijk bovenuit. Daarna volgen enkele grote onderzoeksinstellingen en adviesbureaus, een verzekeraar en enkele scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs. De kennisintensieve bedrijvigheid is gevestigd op een aantal locaties in de stad, zoals op het Agro Businesspark (ABP), Bedrijventerrein Nieuwe Kanaal (nu beiden onderdeel van het Business & Science Park Wageningen), in het Verenigde Bedrijvencentrum (VBC, het voormalige bedrijvencentrum VBC) en op de terreinen van Wageningen UR: De Born, De Dreijen en Duivendaal.

De Rijnhaven in Wageningen is een voor Nederlandse begrippen belangrijke binnenvaarthaven aan de Nederrijn met een jaarlijkse overslag van circa 1,3 miljoen ton. De Rijnhaven bevindt zich in het zuidwesten van Wageningen en is op korte afstand gevestigd van het centrum en woonwijk. De binnenhaven van Wageningen heeft drie functies:

  • industriële functie (aanvoer van grondstoffen voor lokale bedrijven. De belangrijkste hiervan zijn:
    • 1. Land- en tuinbouwcoöperatie Rijnvallei
    • 2. Argos Oil (VARO Energy Terminal Wageningen)
    • 3. Bruil beton & mix
  • distributiefunctie
  • recreatiefunctie

Het bedrijventerrein (oppervlak circa 13 ha) gelegen aan de binnenhaven draagt dezelfde naam: Rijnhaven. Het benedendijks gelegen bedrijventerreinen zijn Nudepark en Nude 1980 voor niet-watergebonden bedrijven (oppervlak circa 24 ha).

2.4 Visie plangebied

De voorgenomen herinrichting van de haven heeft als doelen het revitaliseren van de haven, het verbeteren van de relatie tussen haven en centrum, het versterken van de woonfunctie, recreatiefunctie en van de ecologische functie van de uiterwaard, en het realiseren van een betere verhouding tussen het stedelijk gebied en de uiterwaarden. Het is de bedoeling het gebruik van de noordkant van de haven te intensiveren en de industriële activiteiten aan de zuidkant op termijn te beëindigen. Daarnaast is het de bedoeling dat aan de Costerweg woningbouw mogelijk wordt gemaakt.

De beoogde herontwikkeling van de haven is opgenomen in de Structuurvisie Wageningen (2013). Een belangrijk onderdeel van de herontwikkeling is de verplaatsing van een betonmortelcentrale (Bruil) en een opslagbedrijf voor zand en grind (van Leusden) van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven. Het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgezet in natuur- en recreatiegebied met mogelijk de jachthaven en watersportverenigingen. De verplaatsing zorgt voor een afname van de milieuhinder (geluid, licht, lucht) op de uiterwaarden. Dit betekent een versterking van de natuurlijke omstandigheden en de omgevingskwaliteit. De economische functie van de haven is al versterkt door de realisatie van afmeervoorzieningen en kademuren.

De bestaande situatie (figuur 2.2) is in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0007.png"

Figuur 2.2: Huidige situatie Wageningse haven

Het vertrekpunt voor de verdere uitwerking van de plannen is weergegeven in figuur 2.3. Kern van de voorgenomen ontwikkeling is het continueren en intensiveren van het gebruik aan de noordkant (tussen haven en Grebbedijk) en het terugdringen of geheel stopzetten van bedrijvigheid aan de zuidkant (tussen haven en de uiterwaarden, het Natura 2000 gebied Rijntakken). Om dat laatste mogelijk te maken worden wort gestreefd naar afspraken tussen gemeenten en de afzonderlijke bedrijven. Daarbij is het uitgangspunt dat aan de noordzijde ruimte wordt geboden aan bedrijven die momenteel aan de zuidkant gevestigd zijn. In figuur 2.3. zijn de beoogde verplaatsing van een betonmortelcentrale en een opslagbedrijf voor zand en grind van de zuidzijde naar de noordzijde van de Rijnhaven te zien. Het is de bedoeling dat het vrijkomende bedrijventerrein wordt omgevormd tot natuur- en/of recreatiegebied.

Vooralsnog is het uitgangspunt dat de bestaande watergebonden recreatieve bestemmingen (jachthaven) en de roeivereniging aanwezig blijven en niet worden verplaatst.

Voor een groot deel van het plangebied heeft het bestemmingsplan dus een conserverend karakter, wat wil zeggen dat de bestaande bestemmingen in het nieuwe bestemmingsplan worden overgenomen. Per saldo zal het areaal bedrijventerrein naar verwachting afnemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0008.png"

Figuur 2.3: Beoogde ontwikkeling Wageningse haven

Ook in deze toekomstvisie geldt dat het bedrijf onder D inmiddels is beëindigd en onder de bedrijfsfunctie van het bedrijf onder H valt.

Met het bedrijf Van Leusden (de oude locatie is aangeduid met K) is overeenstemming bereikt om te verhuizen naar de locatie aangeduid als A in figuur 2.3. De locatie K is net als de locatie I in het vigerend bestemmingsplan als 'Groen' bestemd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • Rijks verantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water) veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • Rijks belangen met betrekking tot (inter) nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • Rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve Rijks betrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijks bufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0009.png"

Figuur 3.1: uitsnede regio Arnhem - Nijmegen, met Food Valley (Wageningen) en Health Valley (Nijmegen) (bron: www.rijksoverheid.nl)

Raakvlak met bestemmingsplan

De structuurvisie heeft geen direct raakvlak met voorliggend bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Per 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Als in een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, dient in de toelichting van dat plan een onderbouwing/toetsing van het initiatief aan de ladder plaats te vinden. Daarbij dient te worden beschreven op welke wijze, met betrekking tot onder meer bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, rekening is gehouden met de voorkeursvolgorde uit de ladder.

  • 1. Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, woningen in dit segment of aan bedrijventerreinen binnen deze milieucategorie.
  • 2. Als er wordt voorzien in een regionale behoefte, dan bij voorkeur hiervoor ruimte vinden binnen bestaand stedelijk gebied, bijvoorbeeld door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Als de ontwikkeling voorziet in een behoefte, maar het niet mogelijk is om hiervoor ruimte binnen bestaand stedelijk gebied te vinden, dan bij voorkeur ontwikkelen op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende vervoerswijzen.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Wel zal er op grond van de beleidslijn grote rivieren worden ingezet op beperkte uitbreiding (10%) van bestaande bebouwing op grond van de mogelijkheden die dit rijksbeleid biedt. De onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 3.1.3.

3.1.3 Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De borging van het stroomvoerend deel van het rivierbed is ook vastgelegd in artikel 2.4.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

De Beleidslijn grote rivieren bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. De Beleidsbrief

In deze brief worden de hoofdlijnen van de Beleidslijn grote rivieren geschetst. Deze brief is een uitwerking van het nationaal ruimtelijk beleid.

  • 2. de Beleidsregels

De beleidsregels berusten op artikel 6.12 van het Waterbesluit

  • 3. de Handreiking

Geeft een uitgebreide toelichting op de Beleidslijn grote rivieren en is bedoeld voor iedereen die plannen heeft in het rivierbed. De Handreiking is in december 2013 geactualiseerd.

  • 4. de Kaarten

Deze geven het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren aan.

Toetsing

Het deel van het plangebied ten zuiden van Grebbedijk is op kaartbladen 68 en 69 van de Beleidslijn grote rivieren aangegeven als 'stroomvoerend regime'.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0010.png"

Figuur 3.2: uitsnede kaarten Beleidslijn grote rivieren (bron: www.waterwet.nl)

In de Beleidsregels grote rivieren is artikel 3, 5 en artikel 6 voor dit bestemmingsplan relevant.

Artikel 3

In het rivierbed wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste lid, toestemming gegeven voor:

  • a. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
  • b. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
  • c. tijdelijke activiteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel b, van de Waterregeling, en
  • d. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.

Artikel 5 (riviergebonden activiteiten in het stroomvoerend regime

Voor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste en tweede lid, toestemming gegeven:

  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • e. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
  • f. de realisatie van natuur;
  • g. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
  • h. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of
  • i. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

Artikel 6 (niet - riviergebonden activiteiten in het stroomvoerend regime)

Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaalde in artikel 7, sprake is van:

  • a. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • b. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • c. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • d. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
  • e. een activiteit die onderdeel uitmaakt van een projectbesluit als bedoeld in de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering door de Staatssecretaris wordt gefinancierd.

Conclusie

In het bestemmingsplan Haven Wageningen worden riviergebonden activiteiten (artikel 5 beleidsregels) verplaatst binnen de haven van Wageningen. Deze activiteiten zijn mogelijk en hebben ondermeer betrekking op de genoemde bedrijvigheid in artikel 5 lid a en b (nieuwe kades en afwikkeling van scheepvaart), d (overslagfaciliteiten voor scheepvaart) en f (ontwikkeling natuur ten zuiden van de haven).

3.1.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang en de Ecologische hoofdstructuur.

De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels in het Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Dit project voorziet in de herontwikkeling van de haven van Wageningen en daarbij ook het aanpassen van het stroomvoerend deel van het rivierbed.

Op grond van artikel 2.2.4 geldt het onderstaande:

Onverminderd artikel 2.4.3 (van het Barro) kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:

  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
  • c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • e. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
  • f. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  • g. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
  • h. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • i. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • j. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • k. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • l. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • m. activiteiten die onderdeel uitmaken van de lijst van maatregelen opgenomen in de Bijlage bij de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering wordt gefinancierd door Onze Minister;
  • n. het behoud van bekende of te verwachten archeologische monumenten.

Conclusie

De mogelijke wijzigingsbevoegheden en wijze van bestemmen zijn in overeenstemming met artikel 2.2.4 van het Barro onder sub b., d., f. en h.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland (2018)

De provincie Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

Het plangebied heeft in de Omgevingsvisie een aantal kwaliteiten die hieronder worden samengevat:

FoodValley

FoodValley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Deze komt ook terug in het Rijksbeleid (zie 3.1.1). Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving.

De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving. De regio heeft deze doelen opgenomen in de (concept-)Gebiedsagenda van de regio FoodValley.

De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om de opgaven in FoodValley waar te maken. De gezamenlijke inspanningen, opgenomen in de Omgevingsvisie en in de Gebiedsagenda van de regio, richten zich op zes speerpunten:

Bedrijven en bedrijvigheid

  • de Topsector Food verder uitbouwen;
  • het toerisme verder ontwikkelen;
  • bedrijventerreinen;
  • ontwikkelen bedrijventerreinen en kennis-as;

Onderwijs en arbeidsmarkt

  • de kennisas Ede - Wageningen versterken;
  • een goede match tussen onderwijs en arbeidsmarkt realiseren;

Mobiliteit en bereikbaarheid

  • bepalen van de beste locaties voor gespecialiseerde bedrijfsterreinen;
  • mobiliteitsmanagement;
  • een aantal knelpunten aanpakken;

Wonen en woningmarkt

  • afstemming van de ontwikkelingen op de woningmarkt;
  • woonbeleid ook laten gaan over het bestaande woningaanbod;

Vernieuwing landbouwsector

  • hoe omgaan met het afnemende aantal bedrijven;
  • schaalvergroting combineren met innovatie: license to produce;

Kwaliteit leefomgeving en duurzaamheid

  • dynamiek is nodig om de economische waarde te behouden;
  • anticiperen op meer extreme weersomstandigheden.

Steden en regio's die elkaar versterken

De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden.

In samenhang met de sterke steden zijn vitale dorpen van groot belang. Met name in de regio's waar vergrijzing, speelt, is een evenwichtige ontwikkeling gewenst, gericht op de kwaliteit van de bestaande voorraad.

De grote steden en hun omgeving hebben elkaar nodig. De provincie en partners willen niet alleen de (economische) kracht van steden en stedelijke netwerken versterken, maar ook die van het platteland. Bij dit laatste is een sterke land- en tuinbouwsector van groot belang.

Verbindingen tussen de steden helpen om agglomeratie-voordelen te benutten. De provincie meent dat de economische kracht van steden toeneemt als de steden en de (landelijke) omgeving een samenhangend geheel vormen. Het over en weer bereikbaar maken van voorzieningen en werkgelegenheid biedt veel potenties, ook over de grens met de buurprovincies en Duitsland.

De provinciale ambitie is het versterken van de economische kracht en uitstraling van de steden:

  • het benutten van agglomeratie-voordelen en de economische potenties van de stedelijke agglomeraties Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en Apeldoorn-Zutphen-Deventer om de (inter-)nationale concurrentiepositie te verbeteren (zie kaart bijlage 7 Internationale positionering van Gelderland);
  • het versterken van (top)vestigingslocaties in de stedelijke netwerken en centra, omdat de binnensteden van de grote steden van essentieel belang zijn voor de aantrekkingskracht en het functioneren van de stedelijk netwerken;
  • de focus op de verdere ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in de economisch stuwende sectoren, zoals AgroFood (incl. primaire land- en tuinbouw, Life Science & Health, maakindustrie, logistiek en toerisme en recreatie;
  • het versterken van de regionale centrumfunctie van Doetinchem, Harderwijk en Tiel;
  • een 'slimme samenwerking' en verbindingen tussen steden onderling en tussen steden en hun omgeving;
  • extra aandacht voor de 'overgangsgebieden' tussen stad en land, door ruimte te laten voor een creatieve en kwalitatief hoogwaardige invulling van deze stadsrandzones.

De provincie wil de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen waar mogelijk behouden en versterken. Dit vergt een evenwichtige benadering van stedelijke functies. De ambitie is te zorgen voor een optimale kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen, niet om alle voorzieningen te behouden.

Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke bepalingen

In deze gebieden gelden wettelijke beperkingen. Het gaat om:

  • hoogspanningsleidingen;
  • bebouwde kommen, met uitzondering van bedrijventerreinen;
  • laagvliegroutes;
  • luchthavens en omliggende zone;
  • buisleidingen;
  • hoogspanningsleidingen;
  • spoorwegen;
  • rijkswegen.

De plaatsing van windturbines in deze gebieden is niet toegestaan. De provincie zal niet meewerken aan ruimtelijke planvorming hiervoor. In de Verdieping 3.7.7 Windturbines uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen worden deze wettelijke beperkingen nader toegelicht.

Conclusie

Het bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland. De ontwikkeling van de Costerweglocatie draagt bij aan de versterking van de agglomeratie Ede-Wageningen en zorgt voor meer woningen in de nabijheid van de binnenstad van Wageningen.

Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een actuele juridische regeling voor het buitendijks gelegen bedrijventerrein van de haven van Wageningen.

3.2.2 Omgevingsverordening (2018)

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. In dit kader wordt opgemerkt dat besloten is de huidige Waterverordeningen die gelden per waterschap en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 op dit moment nog niet op te nemen in de Omgevingsverordening nu dit in verband met de afstemming met de diverse waterschappen en provincies meer tijd zal vergen. Opname van de waterschapsverordeningen en de Vaarwegverordening in de huidige verordening zal echter wel onderwerp zijn van een verder ontwikkeltraject.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer
  • Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet

Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland. De ontwikkeling van de Costerweglocatie draagt bij aan de versterking van de agglomeratie Ede-Wageningen en zorgt voor meer woningen in de nabijheid van de binnenstad van Wageningen.

Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in een actuele juridische regeling voor het buitendijks gelegen bedrijventerrein van de haven van Wageningen. Hierbij is aangesloten op de begripsbepaling voor watergebonden bedrijvigheid uit de provinciale omgevingsverordening.

3.2.3 Gelders Natuurnetwerk

Naast de nationale landschappen is er ook het Gelders Natuurnetwerk. De provincie beschermt het Gelders Natuurnetwerk. Dit is een netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur en bestaat uit alle gebieden van de voormalige EHS met natuurbescherming en zoekgebieden voor nieuwe natuur. Een groot deel van het Gelders Natuurnetwerk valt binnen de natura 2000-gebieden. De provincie wil 5.300 hectare nieuwe natuur in 2025, de natuur verbeteren en herstellen en dit goed beheren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0011.png"

Figuur 3.3: Overzicht natuurwaarden nabij het plangebied, met Gelders natuurnetwerk, groene ontwikkelingszone en Natura 2000-gebieden (bron: Omgevingsvisie planviewer, Provincie Gelderland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0012.png"

Figuur 3.4: Locaties Nationale landschappen (bron: Omgevingsvisie planviewer, Provincie Gelderland)

Voor de groene ontwikkelingszones heeft de provincie (en partners) een dubbele doelstelling, als volgt verwoord in de omgevingsvisie: “Ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. (..) In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.”

Voor behoud van de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zet de provincie de Omgevingsverordening in als juridisch vangnet, zodat zij in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt. Nieuwe bestemmingen zijn mogelijk als deze de Kernkwaliteiten van de behouden of versterken binnen het subsidiekader landschap (gemeenten, eigenaren cultuurhistorische landgoederen).

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Uitvoeringsprogramma 2016-2019

De gemeente Wageningen maakt onderdeel uit van de regio Food Valley.

Ondernemers, onderwijs en overheid werken samen in de Triple Helix Regio FoodValley. Doel van hun samenwerking is: een economische topregio vormen.

Het uitgangspunt van de samenwerking is het gezamenlijke ideaalbeeld voor de FoodValley regio in 2025. Om de ambities te realiseren hebben ondernemers, overheid en onderwijs- en onderzoeksinstellingen samen de Strategische Agenda 2015 – 2019 opgesteld met heldere afspraken over wat de regionale partners de komende jaren gaan DOEN. Samenwerken is hierbij cruciaal.

De Strategische Agenda bestaat uit onderstaande vijf opgaven:

  • 1. Verbeteren kennisinteractie
  • 2. Uitbouwen globale pipelines
  • 3. Vergroten innovatiekracht
  • 4. Branding en marketing
  • 5. Versterken fysiek en sociaal duurzame leefomgeving.

Raakvlak met bestemmingsplan

Het uitvoeringsprogramma 2016-2019 heeft geen direct raakvlak met voorliggend bestemmingsplan.

3.3.2 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio’s in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningbouw en bestaande woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners.

Om het woningbouwprogramma zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat op regionaal niveau meer huurwoningen en meer betaalbare woningen in het woningbouwprogramma moeten worden opgenomen Bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen.

De afspraak in het KWP3 is dat de gemeenten in het Gelderse deel van de Foodvalley in 2011 de taak kregen om de opgaven om het woningtekort terug te dringen naar 0%, regionaal af te stemmen en vorm te geven. In het advies binnenregionale woningbouw wordt voorgesteld dat Wageningen in de periode 2010 t/m 2019 netto maximaal 1.400 woningen zal opleveren. De Regio Foodvalley is vervolgens met een traject gestart om de woningbouwprogrammering lokaal te faseren en doseren. De woningbouwprogrammering in de komende jaren voorziet namelijk in grote aantallen nieuwbouw die deels niet goed aansluiten om de huidige vraag van de zeer kritische woonconsument. Afname verloopt niet voorspoedig en de huidige economische omstandigheden en de onderlinge concurrentie van plannen versterken dit natuurlijk aanzienlijk. Gezien het feit dat de komende jaren alweer de nodige nieuwbouw op stapel staat, vraagt dit om inzicht in en afstemming van de totale productie.

Doorwerking plangebied

Voorliggend bestemmingsplan kent in principe grotendeels een conserverend karakter waarbij bestaande bedrijven positief zijn bestemd.

De afspraken over verplaatsing van het bedrijf Van Leusden naar 't Stek zijn positief bestemd. De mogelijkheden om de haven van Wageningen her in te richten zijn met wijzigingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. De haalbaarheid van verplaatsingen en herinrichting is één van de voorwaarden die zal moeten worden uitgewerkt in wijzigingsplannen.

De Costerweglocatie is een woningbouwlocatie die ontwikkeld gaat worden in de planperiode van het bestemmingsplan. De kaders voor invulling van deze locatie zijn meegenomen in de uitgevoerde onderzoeken. In het bestemmingsplan is voor deze locatie de bestemming Wonen - Uit te werken opgenomen met de gemeentelijke kaders voor invulling van dit gebied. De woningbouw heeft een directe relatie met het KWP3.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Wageningen (2013)

In de structuurvisie wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en afwegingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie biedt voldoende flexibiliteit om te kunnen sturen op veranderingen in de markt en om te kunnen anticiperen op nog onbekende ontwikkelingen.

De structuurvisie Wageningen is op 3 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0013.png"

Figuur 3.5: Uitsnede pagina 96 van de Structuurvisie Wageningen (2013, bron: www.wageningen.nl)

Voor het gebied Nude(parken) en Rijnhaven is het volgende opgenomen in de structuurvisie:

Het betreffen meerdere, losse projecten die alle deel uitmaken van de strategische zone Nude (parken)/Rijnhaven. De ruimtelijke en programmatische kaders zijn nog niet volledig in beeld. Deze kristalliseren de komende tijd uit, al dan niet in het revitaliseringsplan of gebiedsuitwerking. Nu wordt volstaan met een opsomming van mogelijke projecten binnen deze strategische zone.

De opgave:

  • Revitalisering van woon- en werkgebied en uitbreiden werkgebied
  • Verbinden haven en centrum
  • Verbetering landschappelijke inpassing
  • Koppeling met project Deltadijk, zoeken naar koppelingsmogelijkheden

Kader structuurvisie

  • Onderdeel van Strategische zone: Nude(parken) / Rijnhaven
  • Ligging in stedelijke wijk, wijkstrategie: vitaliseren

Ruimtelijk kader

  • Kwalitatieve-recreatieve versterking Kop Haven en Herontwikkeling driehoek Nude, Grebbedijk en Havenafweg (17)
  • Herstructurering woongebied (18)
  • Revitalisering, herstructurering Nudestrip (19)
  • Revitalisering Industrieweg e.o. Nudepark en haven (20)
  • Ontwikkeling / bebouwing Costerweg 65 (21)
  • Ontwikkeling Rijn- businesspark (22)

Rollen en verantwoordelijkheid

  • Gezamenlijke opgave van verschillende partijen, die ieder voor hun deel een actieve ontwikkelende rol hebben
  • Gemeente: Verleiden door investeringen in de openbare ruimte
  • Ontwikkelaar(s): Ontwikkelen

Financiën (overheidsinvesteringen)

  • Verbetering openbare gebied

Uitwerking

  • Nog onbekend

Periode

  • Middellange termijn
  • Indicatief: 2016 – 2025 e.v.
3.4.2 Welstandsnota Wageningen (2018)

Het uitgangspunt van de Welstandsnota 2018 is de burger meer vrijheid geven – regel niet wat zonder regel ook goed komt. Minder regels moeten wel afgewogen worden tegen de kwaliteitsambities die binnen de gemeente leven. De opgave ligt daarbij in het oplossen van de schijnbare tegenstelling tussen de wens om de bestaande ruimtelijke kwaliteit blijvend te waarborgen, en de wens de burger meer vrijheid te geven.

De oplossing is: een bescheidener opstelling met betrekking tot het toetsen van de ruimtelijke kwaliteit – minder welstandsregels en minder bemoeienis met details. Het nieuwe beleid zal vooral daar bescherming bieden waar dat nodig is vanuit cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt. Uitgangspunt is compact en toegankelijk welstandsbeleid.

Conclusie

Voor het plangebied geldt een welstandsvrij regime, tenzij grenzend aan een monument.
Alleen de belangrijkste gebieden met cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige waarden worden van een specifiek beschermingsregiem vanuit welstand voorzien. 

3.4.3 Duurzame gebiedsontwikkeling

Vanuit een overstijgend, internationaal perspectief krijgt Wageningen te maken met de gevolgen van klimaatveranderingen en de transitie naar een duurzamere leefomgeving. Wageningen hecht al jaren belang aan een duurzame ontwikkeling van de gemeente.

Vanwege de Wageningen UR is ‘Wageningen’ zelfs een internationaal merk wat wordt geassocieerd met duurzaamheid. Duurzaamheid is een goede balans tussen People, Planet en Profit, waarbij natuurlijke hulpbronnen aan volgende generaties kunnen worden doorgegeven. De gemeente legt de ruimtelijk relevante aspecten van duurzaamheid op hoofdlijnen vast in de structuurvisie. Het gaat om doelstellingen voor klimaatneutraliteit, klimaatadaptatie, groen en water.

Routekaart Wageningen Klimaatneutraal 2030

De ‘Routekaart Wageningen Klimaatneutraal 2030’ geeft invulling aan de ambitie om klimaatneutraal te worden op het gebied van gas, elektriciteit, mobiliteit en indirect energiegebruik. De Routekaart gaat voor het gebruik van gas en elektriciteit uit van 50% energiebesparing en 50% duurzaam opwekken, zoveel mogelijk binnen de gemeentegrenzen.

Energiebesparende maatregelen zijn geen agendapunt voor de structuurvisie. Mobiliteit en het duurzaam opwekken van energie zijn dat wel. Vanwege de klimaatveranderingen neemt de behoefte aan water en groen toe. In de structuurvisie is een groenblauwe structuur opgenomen die globaal bestaat uit de stadsgrachtzone, de Waterlus (Dijkgraaf- Rooseveltweg – Costerweg Nieuwe Kanaal), de waterlopen en plantsoenen in Roghorst en Tarthorst en het Oude Hart. De Campus, Kortenoord en de Dreijen completeren dit beeld. Deze groenblauwe structuur in de stad draagt bij aan ‘technische eisen’ zoals voldoende ruimte voor waterretentie (conform het Waterplan uit 2005 wordt tot 2030 ca 60 hectare afgekoppeld van het riool), het minimaliseren van de verharding en de aanwezigheid van verkoelende vegetatie. Daarnaast voorziet de groenblauwe structuur in aangename routes en mooie verbindingen naar de omliggende landschappen. De klimaatadaptatie zal zo gevolgen hebben voor de ruimtelijke inrichting van de stad.

Een belangrijke ontwikkeling in dit kader is de mogelijke omvorming van de Grebbedijk tot een Deltadijk. De Grebbedijk zal robuuster en stabieler moeten worden. Deze versterking kan worden gekoppeld aan lokale wensen zoals de kwaliteitsverbetering van de kop van de Rijnhaven, de verplaatsing van de recreatiehaven richting het centrum, aanleg kanaal voor recreatievaart en natuurontwikkeling, het uitbreiden van het recreatieve routenetwerk, het maken van een verbinding met de binnenstad en Revitalisering Industrieweg e.o., Nudepark en Rijnhaven.

3.4.4 Ontwikkeling Grebbedijk

De Grebbedijk heeft een hoge prioriteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma om de dijk te versterken. Momenteel wordt er gewerkt aan plannen om de dijk te versterken en veilig te maken. Deze plannen kunnen een ruimtelijke impact hebben op de Haven van Wageningen. Een keuze voor een uit te werken variant met bijbehorend investeringsbudget is nog niet genomen. Vandaar dat deze ontwikkeling niet is vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan.

De te kiezen variant, bijbehorende financiële uitvoerbaarheid en ruimtelijke impact zullen een apart besluitvormingsproces doorlopen. Inmiddels zijn er op basis het proces drie mogelijke varianten uitgewerkt voor de Grebbedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0014.png"

Figuur 3.6: Variant 1: smalle Grebbedijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0015.png"

Figuur 3.7: Variant 2: brede Grebbedijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0016.png"

Figuur 3.8: Variant 3: integrale Grebbedijk

3.4.4.1 Raakvlak bestemmingsplan

De planning voor de uitwerking van de Grebbedijk is dat de drie mogelijke varianten voor besluitvorming worden voorgelegd aan de partners. Daarna zal er één voorkeursvariant worden gekozen en verder worden uitgewerkt.

Voor deze uitwerking zal een zelfstandige ruimtelijke procedure worden doorlopen. In deze ruimtelijke procedure zullen ook de onderzoeken en een milieueffectrapport worden opgesteld. In het proces van de Grebbedijk maakt de haven van Wageningen een klein deel uit van de maatregelen voor het gehele dijktraject.

Gelet op dit proces is voor het bestemmingsplan Haven Wageningen ingestoken op de volgende uitgangspunten:

  • 1. Het vigerend ruimtebeslag is leidend voor de verbeelding en de regels;
  • 2. Langs de Grebbedijk wordt de bestemming 'Verkeer' zodanig ingetekend dat een mogelijke profielverbreding (met vrijliggend fietspad op de dijk) kan worden gerealiseerd. Indien voor een mogelijke verbreding ook bedrijfsgronden (voorterrein grenzend aan het huidig profiel van de Grebbedijk) noodzakelijk zijn zal het project hiervoor zelfstandig met de bedrijven het overleg moeten aangaan.

Hoofdstuk 4 Toelichting planvoornemen

4.1 Economisch belang

In ruimtelijk en economisch opzicht zijn de plannen voor de Rijnhaven van belang voor de gemeente, de provincie, de regio de Vallei/ Food Valley. In diverse studies en onderzoeken is de status en de toekomstmogelijkheden van de Rijnhaven geanalyseerd:

  • De 'De Voortuin van Wageningen' (Aveco de Bondt, 2002)
  • Het 'Economisch Actieplan WERV' (BCI, 2005)
  • De 'Casestudie Binnenhaven Wageningen' als onderdeel van het rapport 'Economisch Belang Nederlandse Binnenhavens' (NVB/TNO, 2004)
  • Het rapport van de Kamer van Koophandel 'Toekomst Rijnhaven Wageningen' (BCI, 2007)
  • De Netwerkanalyse Binnenhavens Oost-Nederland (Ecorys Nederland, 2008)

Daarnaast ziet de gemeente Wageningen de bijdrage van EUR 3,15 miljoen door het voormalig Ministerie van Verkeer & Waterstaat in het kader van de impulsregeling voor de binnenvaart, als ondersteuning van het belang van de haven in regionaal verband. Dit geldt tevens voor de contourennota 'Stimulering goederenvervoer over water en spoor in Gelderland' (Provinciale Staten, januari 2009). Met de subsidie zijn afmeervoorzieningen en kademuren gerealiseerd, waarmee de economische functie van de Rijnhaven is versterkt.

Om tot succesvolle realisatie van de ontwikkeling van de Wageningse haven te komen, is het nodig dat de ruimtelijke en functionele ambities voor de haven worden verenigd met de beleidsuitgangspunten voor het aangrenzende uiterwaardengebied (Aanwijzingsbesluit Natura 2000, Ecologische Hoofdstructuur uiterwaarden Nederrijn) en ook de Veluwe als Natura2000-gebied.

Uit onderzoek, dat op grond van de Wet natuurbescherming is gedaan in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan Haven, blijkt dat een significant negatief effect niet uit te sluiten is. In dit onderzoek is rekening gehouden met de bestaande (milieu)vergunningen en de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies.

De bovengenoemde projecten konden daarom niet in het bestemmingsplan en worden opgenomen en zijn niet uitgevoerd.

Herstructurering Costerweg

In de Structuurvisie Wageningen van 2013 is dit gebied opgenomen als te herstructureren gebied (wonen en werken). Waar nu in het gebied alleen bedrijvigheid voorkomt - met aan de rand een woonappartement - gaat het ruimtelijke beleid uit de structuurvisie uit van een verkleuring van het gebied naar wonen al of niet in combinatie met werken. Bij de woonfunctie is ook permanente studentenhuisvesting in beeld. Een voorziening waaraan in Wageningen concreet behoefte is door de groei van de Universiteit. Door de herontwikkeling van de Rijnhaven zullen de milieucontouren wijzigen.

Niet uit te sluiten is dat dit gevolgen kan hebben voor de bestaande en nieuw te bouwen woningen, in die zin dat een ontwikkeling tot woon- en werklocatie niet past binnen de huidige regelgeving. Het gaat hier dan met name om de geluidsbelasting vanuit de Rijnhaven. De Costerweg maakt onderdeel uit van de bedrijventerreinen Nudeparken. Sommige van deze terreinen worden gerevitaliseerd. Deze revitalisering van bedrijventerreinen is mogelijk binnen de bestaande regelgeving en daarom niet in dit project opgenomen.

4.2 Voorgenomen ontwikkelingen

Het bestemmingsplan zal voor de meeste bedrijvigheid de mogelijkheid bieden om 10 % uit te breiden in oppervlakte van de bestaande bebouwing. Voor AgruniekRijnvallei is deze uitbreiding al specifieker bekend; de daadwerkelijk voorziene uitbreiding wordt daarom meegenomen, aangezien deze op dit moment door het bedrijf wordt voorbereid. Daarnaast is sprake van opvulling van braakliggende terreinen langs de Costerweg met woningbouw. Ook is voor de beoogde situatie ervan uitgegaan dat op de nog niet ingevulde delen van het bedrijventerrein categorie 4 bedrijven worden gerealiseerd. Het verkeer is gemodelleerd tot op een afstand van 5 km van het plangebied. Ook de verkeersgeneratie van de locatie Costerweg 5 is meegenomen.

De volgende wijzigingen met invloed op de stikstofdepositie worden voorzien:

  • Invloed op verkeersintensiteiten en scheepvaart
  • Uitbreiding AgruniekRijnvallei
  • Invulling van het braakliggende terrein 't Stek
  • Invulling van het braakliggende terrein tussen de Varo Energy Terminal Wageningen (voorheen Argos Oil) en AgruniekRijnvallei
  • Uitbreiding Varo Energy Terminal Wageningen
  • EBC
  • Van Leusden
  • Gemeentelijke kade
  • Roeivereniging VADA, studentenroeivereniging Argo en de jachthaven
  • Bestaande woningen en bedrijvigheid Costerweg
  • Opvullen terrein Costerweg 5 en omgeving met woningen en bedrijvigheid

4.3 Cultuurhistorie

In het plangebied is het Pompgemaal Pabstsendam gelegen. Dit pompgemaal is gebouwd in 1927-1929 door de Dienst Gemeentewerken in een aan het Nieuwe Bouwen verwante stijl, naar een ontwerp uit 1925. De eveneens onder bescherming vallende Uitwateringssluis is op enkele meters afstand van het gemaal in de uiterwaarden geplaatst.

Het pompgemaal is als Rijksmonument (nr. 522215) aangewezen en als volgt gewaardeerd:

  • Van architectuurhistorisch belang als goed en gaaf bewaard voorbeeld van een pompgemaal in een aan het Nieuwe Bouwen verwante stijl. In het geval van een pompgemaal als utiliteitsgebouw is hier zelfs sprake van een opmerkelijke vormgeving.
  • Van stedenbouwkundig belang vanwege zijn ligging aan de dijk in het poldergebied nabij de haven.
  • Van cultuurhistorisch belang vanwege de eeuwenoude verbintenis inzake de waterregulering in dit gebied die vanaf het eerste kwart van de 19de eeuw plaats vond met behulp van een electromotor.

Ter hoogte van het pompgemaal vinden in het kader van dit bestemmingsplan geen wijzigingen plaats die gevolgen kunnen hebben voor het Rijksmonument.

Hoofdstuk 5 Milieueffecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Bureauonderzoek archeologie

In juli 2018 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Haven te Wageningen, gemeente Wageningen, zie Bijlage 3. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de BRL 4000, protocol 4002 met daarin besloten de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0.

Aanleiding voor het onderzoek zijn de voorgenomen ontwikkelingen in het havengebied. Het plangebied beslaat in totaal ca. 43 hectare en is gelegen aan de zuidwestkant van Wageningen, langs de beide oevers van het Havenkanaal. Bij de werkzaamheden kunnen eventuele archeologische waarden worden verstoord. Het plangebied valt gedeeltelijk binnen een bestemmingsplan waarop een dubbelbestemming archeologie rust. Het plangebied is derhalve onderzoeksplichtig conform het beleid van de gemeente Wageningen.

Voor het noordelijke deel van het plangebied (de Costerweglocatie) geldt een brede archeologische verwachting. Er kunnen in principe archeologische resten worden aangetroffen uit de steentijd tot en met de nieuwe tijd, afhankelijk van de bodemopbouw in het plangebied. Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele gemeentelijke en rijksmonumenten. Indien op deze plaatsen ingrepen in de bodem of aan de gebouwen plaatsvinden, dient eerst een monumentenvergunning te worden aangevraagd. De rest van het plangebied heeft een lage archeologische verwachting.

De aanwezigheid van archeologische sporen is sterk afhankelijk van het feit of de bodem in het plangebied verstoord is geraakt door bebouwing of andere grondwerkzaamheden. Dit kan niet voldoende worden bepaald door een bureauonderzoek alleen. Wij adviseren dan ook om op de Costerweglocatie (het gedeelte van het plangebied waarop een dubbelbestemming Archeologie rust) een verkennend booronderzoek uit te voeren om de mate van intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische lagen te bepalen. Op die manier kan een gefundeerd advies worden gegeven over de impact van de herinrichting van het plangebied en de noodzakelijke archeologische onderzoeken die daarvoor moeten worden uitgevoerd.

De overige deelgebieden zijn naar verwachting zodanig verstoord dat er geen archeologische resten meer zullen worden aangetroffen. Wij adviseren dan ook om deze gebieden vrij te geven ten behoeve van de voorgenomen plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0017.png"

Figuur 5.1: Advieskaart met in rood het gebied waar vervolgonderzoek wordt geadviseerd, en in groen het gebied dat geadviseerd wordt voor vrijgave.

Bestemmingsplan Haven-Costerweg

Voor de Costerweglocatie is vanwege de hoge verwachting de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 met vrijstellingsgrenzen van 250 m2 en 0,3 m –Mv opgenomen. Hier zal een verkennend booronderzoek worden uitgevoerd, mogelijk gevolgd door een waarderend proefsleuvenonderzoek en eventueel een opgraving.

Voor de overige delen van het plangebied van het bestemmingsplan Haven-Costerweg is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen met vrijstellingsgrenzen van 10.000 m2 en 0,3 m –Mv.

5.2 Bedrijven

5.2.1 Wet- en regelgeving

Wet geluidhinder

Het industrieterrein Haven Wageningen is een geluidgezoneerd industrieterrein, conform de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is daarmee eveneens onderdeel van het wettelijk kader. Op een gezoneerd industrieterrein kunnen inrichtingen zich vestigen die veel geluid produceren. Om duidelijkheid te bieden voor alle belanghebbende is een geluidszone vastgesteld, hiermee is een maximale geluidbelasting op geluidgevoelige functies geborgd en is er geluidsruimte voor de bedrijvigheid. De geluidbelasting mag buiten de geluidszone niet hoger zijn dan 50 dB(A).

Voor de bestaande woningen in de zone zijn hogere grenswaarden vastgesteld. In de zone kunnen alleen onder voorwaarden nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door het vaststellen van een hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder. Nieuwe bedrijven of wijzigingen binnen bedrijven worden getoetst aan de geluidszone (de zonebewakingspunten) en de hogere grenswaarden of zogenaamde MTG-punten (Maximaal Toegelaten geluidsniveau).

De Wet geluidhinder stelt een zogeheten voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) en een maximaal toelaatbare geluidbelasting. Bij de laatste wordt onderscheid gemaakt in geprojecteerde woningen (55 dB(A)) en bestaande of in aanbouw zijnde woningen (60 dB(A)). Als de geluidsbelasting in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting ligt, dan is het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en alleen met een ontheffing mogelijk. Een dergelijke ontheffing wordt een 'hogere waarde' genoemd en wordt conform artikel 45 Wet geluidhinder met een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders. Een vastgestelde hogere waarde kan slechts eenmaal met een hogere grenswaarde procedure met 5 dB(A) worden verhoogd (artikel 46 Wet geluidhinder).

VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Voor het beschouwen van richtafstanden tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies is door de VNG de systematiek “bedrijven en milieuzonering” opgesteld. Deze publicatie dient als leidraad voor richtafstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies. De bedrijven en milieuzonering is breder dan het aspect geluid en stelt de gemeente in staat om meer sturing uit te oefenen op de vestiging van soorten (categorieën) bedrijven op het industrieterrein. De bedrijf soorten (categorieën) staan beschreven in de VNG-publicatie, hierin zijn richtafstanden per milieucategorie opgenomen. Naast de milieucategorie van het bedrijf speelt het type gebied een belangrijke rol bij het bepalen van de richtafstanden, gezien de omgeving kan voor de Wageningse haven uitgegaan worden van een gemengd gebied.

Regeling

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van milieucategorieën. Deze categorieën zorgen ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden.

Voor de milieuzonering in dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 bestemmingsplan Haven-Costerweg'. Deze is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend wijze in relatie tot de aanwezige woonbebouwing goed te regelen. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Voor de benedendijks gelegen bedrijven is aangesloten bij het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan voor dit gebied. Daarin zijn de toelaatbare milieucategoriën en de bijbehorende lijst met bedrijfsactiviteiten overgenomen in het bestemmingsplan Haven-Costerweg en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 2.

Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde en landelijke gebieden. Voor het plangebied dat voornamelijk bestaat uit een industrieterrein met drukke wegen, vaarweg, benedendijks gelegen bedrijvigheid en omliggend wegennet geldt dat het plangebied en omgeving kan worden gekarakteriseerd als gemengd gebied.

Kenmerkend voor een gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Een overschrijding van de wettelijke norm (qua geluidsbelasting, stof, geur en gevaar) is echter niet toelaatbaar.

5.2.2 Onderzoek

Met behulp van de VNG-richtafstanden voor een gemengd gebied zijn de afstanden bepaald voor de verschillende milieucategorieën van bedrijfsactiviteiten die zijn toegestaan in het plangebied.

Onderstaande richtafstanden uit de VNG-publicatie zijn gebruikt voor voorliggend bestemmingsplan om de milieucategorieën ten opzichte van de gevoelige functies (woningen) te bepalen:

Milieucategorie   Gebiedstype Gemengd Gebied  
1   0 meter  
2   10 meter  
3.1   30 meter  
3.2   50 meter  
4.1   100 meter  
4.2   200 meter  
5.1   300 meter  
5.2   500 meter  
5.3   700 meter  
6   1.000 meter  

Uitgangspunten

De Wageningse haven is een gezoneerd industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Ontwikkeling in het gezoneerde industrieterrein dienen te worden getoetst aan de zone.

Om naar de toekomst toe een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is gekozen om gebruik te maken van een bedrijven en milieuzonering. De milieuzonering is opgezet middels een inwaartse zonering, wat betekent dat de milieucategorie is teruggerekend vanuit de omliggende woningen. Het toepassen van deze inwaartse milieuzonering leidt tot onderstaande milieuzonering (figuur 5.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0018.png"

Figuur 5.2: Overzicht inwaartse milieuzonering gemengd gebied Haven Wageningen (Antea Group, 2018).

Maatbestemming

Enkele van de reeds gevestigde bedrijven vallen onder een hogere milieucategorie dan de (inwaartse) zonering toestaat, deze bedrijven mogen op grond van het overgangsrecht blijven functioneren. Deze bedrijfspercelen hebben een zogenaamde 'maatbestemming' gekregen waarbij de huidige bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet. Bij eventuele beëindiging van de betreffende bedrijfsactiviteit zijn bedrijfsactiviteiten uit de ter plaatse toelaatbare categorie toegestaan.

Voor onderstaande bedrijven is in het bestemmingsplan een maatbestemming opgenomen. Daarbij kan de maatbestemming ook deels op het perceel van toepassing zijn omdat de activiteiten deels wel en deels niet in de toegestane milieucategorie (zie figuur 5.2) valt.

Aanduiding maatbestemming   SBI-code / milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 1   1091.6 / 4.2
4621.1 / 4.2  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 2   52242.9 / 5.2  
binnen de bestemming Bedrijf, maatbestemming voor huidig bedrijf   2363.2 en 2364.2 / 4.2
46735.5 / 3.2  

Gezoneerd industrieterrein

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft bij besluit van 20 augustus 1992 de zonering industrieterrein Havengebied Wageningen vastgesteld.

In dit besluit is de begrenzing van het industrieterrein (wit kader in onderstaande afbeelding) vastgelegd. Daarnaast is een zone opgenomen (grijze cirkel) waarbinnen nieuwe gevoelige functies (zoals woningen) niet zijn toegestaan. Hierdoor kunnen grote (zware) industriële bedrijven zich vestigen op het industrieterrein zonder dat omliggende gevoelige functies deze vestiging hinderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0019.png"

Figuur 5.3: Kaart behorende bij Koninklijk Besluit tot aanwijzing gezoneerd industrieterrein Haven Wageningen (bron: gemeente Wageningen).

De bewaking van de geluidbelasting van het industrieterrein op de omgeving wordt geborgd door het zonebeheersmodel voor industrielawaai.

Bedrijfswoningen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. De bestaande bedrijfswoning op het perceel Nude 1-3 is wel op grond van het vigerende bestemmingsplan bestemd.

5.3 Bodem

5.3.1 Aanleiding onderzoek

Om te voorkomen dat tijdens de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan wordt gestuit op bodemverontreinigingen is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd zie Bijlage 8.

De aanleiding voor het historisch onderzoek wordt gevormd door de beoogde ontwikkeling van het plangebied en dient ter voorbereiding op het eventueel later uit te voeren vervolgonderzoek.

Wettelijk kader

Het historisch vooronderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009).

Indien de resultaten van het historisch onderzoek hiertoe aanleiding geven zal deze worden opgevolgd door verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) en/of verkennend asbestonderzoek (NEN 5707).

5.3.2 Onderzoek

Het historisch vooronderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de reeds bekende bodemkwaliteitsgegevens en potentieel bodembedreigende activiteiten en installaties ter plaatse van het plangebied. Op basis van het vooronderzoek worden potentieel verdachte activiteiten in beeld te gebracht die de bodemkwaliteit ter plaatse van het werkgebied mogelijk negatief hebben beïnvloed en kan worden bepaald of de bodemkwaliteit mogelijk belemmeringen op kan leveren voor de voorgenomen bestemming.

5.3.3 Toetsing

Het historisch onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen uit de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009), waarbij aanvullend aandacht is besteed aan de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. In onderstaande tabel staan de conclusies van de twee onderzoekslocaties inzake het uitgevoerde historisch onderzoek beschreven. De uitgebreide resultaten zijn terug te lezen in Bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Locatie   't Stek   Costerweglocatie  
Adres   Jachthaven ongenummerd / Grebbedijk t.h.v. nr 57   Costerweg 5  
Topografische ligging   De onderzoekslocatie wordt aan de noordelijke zijde begrensd door de Grebbedijk, aan de zuidelijke zijde door het Havenkanaal en aan de oostelijke en westelijke zijde door de perceelsgrens.   Begrensd door de Costerweg en in de oostelijke richting. De noordelijke grens wordt gevormd door het gebouw van de Hoogvliet aan de Troelstraweg. De Vadaring vormt de onderzoeksgrens in zuidelijke en westelijke richting.  
Huidige eigenaar   Rijkswaterstaat en gemeente Wageningen   Bedrijvencentrum Wageningen B.V.  
Oppervlakte (m2)   19.000   21.000  
Kadastrale aanduiding   Gemeente Wageningen, sectie G, nummers 1910 en 2445 en 2444 gedeeltelijk   Gemeente Wageningen, sectie I, nummer 3932 (gedeeltelijk)  
Huidig gebruik   Recreatie, waterweg en kantoorgebouw   Gedeeltelijk als parkeerplaats, overige deel braakliggend  
Toekomstig gebruik   Industrie   Wonen met tuin  
Bodemkwaliteitskaart   Functie: Industrie
BG: Landbouw/natuur
OG: Landbouw/natuur  
Functie: Wonen
BG: Wonen
OG: Wonen  
Algemene bodemkwaliteit   BG/OG: licht tot plaatselijk matig verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie
GW: licht verontreinigd met zware metalen en/of vluchtige aromaten.  
BG/OG: licht tot plaatselijk matig verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie
GW: licht verontreinigd met zware metalen en/of vluchtige aromaten  
Verdachte locaties   Gehele terrein opgehoogd met grond welke bodemvreemde bijmengingen in de vorm van puin en/of kolenas bevat (oorlogspuin)
 
Gehele terrein opgehoogd met grond welke bodemvreemde bijmengingen in de vorm van puin bevat (oorlogspuin)
Deellocatie B/D, restverontreinigingen met VOCl in grond en grondwater (GE028900068)
Niet gespecificeerde slootdempingen  
Verontreinigingen nabij de onderzoekslocatie   -   Mennonietenweg 15 (GE028900090); in de grond (rond de grondwaterstand, i.e. 2,5-3,0m -mv.) en in het grondwater sterk verhoogde gehalten/concentraties aan minerale olie en vluchtige aromaten zijn gemeten. De sterke verontreiniging in de grond wordt ingeschat op circa 3.000m3 en de grondwaterverontreiniging op circa 8.400m3. De verontreinigingen zijn beschikt onder gevalnummer GE028900090 en zijn gelegen op een afstand van circa 75-100 meter van de huidige onderzoekslocatie.

Kloosterstegen (GE028900035); vanuit het grondwater vindt toestroming van met VOCl verontreinigd grondwater middels nalevering van de gesaneerde locatie richting het huidige onderzoeksgebied plaats.  
Bodemkwaliteit voldoende inzichtelijk   Nee   Nee  
Asbest   Verdacht   Verdacht  
NGE's   Verdacht   Verdacht  
Overig   Gedeeltelijke demping van de waterbodem.
Milieuhygiënische kwaliteit en vooronderzoek van de waterbodem dient te worden vastgesteld.
De onderzoekslocatie is gelegen binnen de kernzone en beschermingszones (A&B) van de Grebbedijk.  
Voor de percelen die zijn gelegen binnen de contour die de verontreiniging boven de interventiewaarde in vaste bodem weergeeft (VOCl) geldt een kadastrale registratie.
Voor de locatie geldt een gebruiksbeperking, i.e. de locatie is geschikt voor het gebruik zoals beschreven in het saneringsplan (industrie). Verandering van de gebruiksfunctie naar een gevoeliger gebruik dient schriftelijk gemeld te worden aan het bevoegd gezag Wbb, i.e. Provincie Gelderland.
Tevens geldt er een meldingsplicht bij grondwater onttrekking binnen deze percelen.  

Toelichting tabel:

BG: bovengrond

OG: ondergrond

GW: grondwater

5.3.4 Conclusie

De resultaten van het historisch onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van beide onderzoekslocaties.

't Stek

De resultaten van het onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie. Aanbevolen wordt een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uit te voeren, waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd.

De locatie wordt beoordeeld als asbestverdacht. Geadviseerd wordt ter plaatse van de deellocatie 't Stek een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te voeren.

Tevens zal ter plaatse van 't Stek zal een watergang (gedeeltelijk) worden gedempt. De milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem dient derhalve te worden vastgesteld middels een waterbodemonderzoek (NEN 5720). Voorafgaand aan het waterbodemonderzoek dient voorinformatie over de waterbodemkwaliteit middels de NEN 5717 te worden verzameld.

Deellocatie 't Stek is verdacht op het voorkomen van niet-gesprongen explosieven uit WOII. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan enige grondroerende werkzaamheden een bureaustudie naar het mogelijke voorkomen van NGE's te doen. Indien grondroerende werkzaamheden zullen plaatsvinden voorafgaand aan de bureaustudie dienen deze onder WSCS-OCE (Werkveldspecifieke certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven) begeleiding plaats te vinden.

Costerlocatie

De resultaten van het onderzoek geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie. Aanbevolen wordt een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uit te voeren, waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd.

De locatie wordt beoordeeld als asbestverdacht. Geadviseerd wordt ter plaatse van de Costerlocatie een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te voeren.

De Costerlocatie is verdacht op het voorkomen van niet-gesprongen explosieven uit WOII.

Tot slot wordt aanbevolen om de resultaten van voorliggend historisch onderzoek ter beoordeling bij het bevoegd gezag in te dienen en voorafgaand aan de uitvoering van de vervolgonderzoeken de onderzoeksopzet af te stemmen.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten aanwezig zijn of geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

5.4.2 Onderzoek

In het kader van de ruimtelijke procedure is het aspect externe veiligheid beschouwd. De rapportage is opgenomen als Bijlage 7 van het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt de risicobeschouwing samengevat.

Varo Energy Terminal Wageningen

  • Het bedrijf heeft een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Binnen deze contour zijn geen ontwikkelingen voorzien. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op;
  • Het groepsrisico van het bedrijf bevindt zich in zowel de huidige als de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. De hoogte van het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie beperkt toe ten opzichte van de huidige situatie;
  • Het invloedsgebied van het bedrijf bevindt zich binnen het plangebied, daarom is verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen verplicht.

Nederrijn

  • De vaarroute heeft geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op;
  • Binnen het invloedsgebied van deze vaarroute zijn geen ontwikkelingen geprojecteerd.

Havenkanaal

  • Er vindt geen (significant) vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in het Havenkanaal. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.

Leerdammer Company

  • De veiligheidsafstand van het bedrijf reikt niet tot het plangebied. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.

Provinciale weg N225 (Lawickse Allee)

  • Het invloedsgebied van deze weg reikt niet tot het plangebied. Het is daarmee geen relevante risicobron in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.
5.4.3 Verantwoording groepsrisico

Verantwoording van het groepsrisico is, zoals geconcludeerd in 5.4.2, verplicht ten aanzien van Varo Energy Terminal Wageningen (voorheen Argos).

Ter verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. Deze elementen zijn afgeleid uit het Bevi en zijn tevens beschreven in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007) en benoemd in hoofdstuk twee. In dit hoofdstuk worden elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Wageningen.

In dit hoofdstuk zijn alle elementen beschouwd. Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • algemene beschouwing veiligheidssituatie;
  • ruimtelijke veiligheidsmaatregelen;
  • zelfredzaamheid;
  • bestrijdbaarheid.
5.4.3.1 Algemene beschouwing veiligheidssituatie

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van een bedrijf waar brandbare stoffen worden opgeslagen. In deze paragraaf wordt het relevante scenario verduidelijkt.

Plasbrandscenario

Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warmtestraling door een (plas)brand. Het maximale invloedsgebied bedraagt 162 meter. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand.

Hoogte groepsrisico

Het groepsrisico van het bedrijf bevindt zich zowel in de huidige als de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. De hoogte van het groepsrisico van het bedrijf zal beperkt worden beïnvloed door de verruiming in het bestemmingsplan (tien procent extra bebouwing op elk perceel), er zijn geen overige ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het bedrijf voorzien.

5.4.3.2 Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

De meest effectieve veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen aan de risicobron zelf. Ten aanzien van Varo Energy Terminal Wageningen geldt dat dit een provinciale inrichting is en maatregelen niet te borgen zijn in een ruimtelijke procedure. Het afwegen van maatregelen ten aanzien van het bedrijf vindt plaats bij de vergunningverlening. De huidige vergunde situatie van het bedrijf wordt daarbij aanvaardbaar geacht. Veiligheidsmaatregelen bij Varo Energy Terminal Wageningen worden daarom in deze rapportage niet nader beschouwd.

Voor nieuwbouw in de omgeving van het bedrijf (bijvoorbeeld op basis van het verruimde maximale bouwoppervlak per perceel) verdient het de voorkeur afstand te houden tot de risicovolle activiteiten bij het bedrijf (het maximaliseren van de afstand tussen risicobron en -ontvangers is een effectieve veiligheidsmaatregel). Doordat (verplicht) rekening dient te worden gehouden met de vergunde contour van het bedrijf wordt een zekere afstand gehouden van de risicovolle activiteiten. Veiligheidsmaatregelen in de omgeving (zoals fysieke barrières om de gevolgen van een plasbrand te beperken) worden niet realistisch geacht vanwege het conserverende karakter van het plan.

5.4.3.3 Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario.

Gerichte risicocommunicatie met aanwezigen (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten).

Vluchtwegen

Naast interne vluchtwegen op een bedrijfsterrein dienen er voldoende externe vluchtwegen te zijn om het gebied te ontvluchten, bijvoorbeeld bij secundaire branden. De bestaande infrastructuur biedt voldoende mogelijkheden om het gebied via meerdere richtingen te verlaten: in noordelijke en zuidelijke richting via de Grebbedijk, in westelijke en oostelijke richting via het Nude en de hierop aansluitende wegen.

Beperkt zelfredzame groepen

Binnen het invloedsgebied van Varo Energy Terminal Wageningen zijn geen bestemmingen opgenomen die de langdurige aanwezigheid van groepen beperkt zelfredzame personen (zoals kinderen, ouderen) faciliteren. Aanbevolen wordt dit ook volledig uit te sluiten in de planregels.

5.4.3.4 Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De mate waarin uitvoering aan een aanvalsstrategie kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Wageningen in het kader van de bestemmingsplanprocedure advies ingewonnen bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

Plasbrandscenario

Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan is het van belang dat de brandweer snel ter plaatse is. Een plasbrand is dan goed te bestrijden. Door het tijdig arriveren van de brandweer kan voorkomen worden dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan.

5.4.4 Conclusie

In deze paragraaf zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Het bevoegd gezag (de gemeenteraad van Wageningen) kan deze elementen gebruiken bij de besluitvorming ten aanzien van het ruimtelijk plan.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Wageningen in het kader van de ruimtelijke procedure advies ingewonnen bij Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

5.5 Geluid

5.5.1 Aanleiding onderzoek

De gemeente Wageningen wil tot herontwikkeling van de Wageningse haven komen. Het plan beoogd de bedrijvigheid aan de noordzijde te intensiveren door aanpassingen met bedrijfsverplaatsingen in de haven van Wageningen. Daarnaast maakt het plan de ontwikkeling mogelijk van de Costerweglocatie voor wonen.

Deze ontwikkelingen worden door middel van een bestemmingsplanwijziging mogelijk gemaakt.

Onderdeel van deze ruimtelijke procedure is het beoordelen van het milieuaspect geluid, onder andere als gevolg van de bedrijven die zijn gelegen op het geluidgezoneerde industrieterrein. Omdat DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. namens de gemeente Wageningen het technisch zonebeheer uitvoert, is door de DGMR onderzoek verricht om de verschillende scenario's inzichtelijk te maken. Het onderzoek en de berekeningen zijn als Bijlage 9 opgenomen. In deze paragraaf wordt uiteenzetting gegeven van de akoestische consequentie op de woonomgeving in de huidige autonome situatie en een gewenst scenario na bedrijfsverplaatsing.

5.5.2 Gezoneerd industrieterrein

Zonebewaking

De gemeente Wageningen kent op het gebied van industrielawaai geen lokaal gebiedsgericht geluidsbeleid. Daarnaast is voor industrieterrein Haven geen zonebeheerplan vastgesteld. Dit betekent dat er geen regeling bestaat omtrent geluidsverdeling. De zone wordt wel actief beheerd door de gemeente Wageningen.

Zonebewakingsmodel

In verband met de voorgenomen woningbouw, is de omgeving van het zonebewakingsmodel geactualiseerd met de daarbinnen liggende (woon-)bebouwing en hoogte-informatie.

In figuur 5.4 volgt een weergave van het geactualiseerde zonebewakingsmodel met daarin opgenomen de huidige vastgestelde zonegrens, de huidige grens van het gezoneerde industrieterrein en het beoogde woningbouwplan (Costerweglocatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0020.png"

Figuur 5.4: weergave van geactualiseerd zonebewakingsmodel

5.5.3 Gevolgen planontwikkeling geluid (industrie)

In de figuren 5.5 en 5.6 volgt een weergave van het plangebied waarop de wijzigingen van het bestemmingsplan (Bestemmingsplan Plus) van toepassing zijn. De te onderscheiden kavels waarvoor een bedrijfsbestemming geldt, zijn met letters in deze figuren opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0021.png"

Figuur 5.5: bedrijvigheid noordzijde plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0022.png"

Figuur 5.6: bedrijvigheid zuidzijde plangebied

Verplaatsing Van Leusden

Het bestemmingsplan Haven-Costerweg maakt wijziging moet bedrijven op kavel A mogelijk maken. Kavel A is bestemd voor de inrichting van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. Kavel A zal hiervoor aan het geluidgezoneerde industrieterrein worden toegevoegd.

Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. is nu nog gehuisvest op een kavel ten zuidwesten van kavel B, buiten de grens van het geluidgezoneerde industrieterrein. In figuur 5.7 wordt inzicht gegeven in de mogelijke ligging van de grens van het gezoneerde industrieterrein wanneer invulling wordt gegeven aan het hierboven beschreven scenario.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0023.png"

Figuur 5.7: weergave van grens van het gezoneerde industrieterrein bij verplaatsing Van Leusden

In figuur 5.8 volgt een weergave van de 50 dB(A) etmaalwaardecontour op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld in de situatie volgens scenario verplaatsing Van Leusden (bruine lijn).

Voor dit scenario is rekening gehouden met:

  • Het akoestisch onderzoek dat onderdeel uitmaakt van de conceptaanvraag van VARO Energy Tankstorages B.V. Dit betreft het akoestisch onderzoek met kenmerk 083701865 B genaamd 'Akoestisch onderzoek VARO Energy Tankstorage B.V. – Terminal Wageningen' van 31 oktober 2018 opgesteld door Arcadis Design & Consultancy.
  • DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin gekeken is naar de bedrijfsvoering na verhuizing van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. naar kavel A.

Uit de figuur 5.8 volgt dat de huidige zone (blauwe lijn) in westelijke richting wordt overschreden door de berekende 50 dB(A) etmaalwaarde contour (bruine lijn). In de figuur wordt met een rode lijn (buitenste rode lijn) de ligging van de voorgestelde zonegrens (het zonevoorstel) weergegeven.

Ter plaatse van de sterflat en de Costerweglocatie is sprake van hoogbouw en daarmee een beoordelingshoogte boven de 5.0 meter van het plaatselijk maaiveld. De geluidsbelasting (Bi) op de rekenpunten ter plaatse van de sterflat en de Costerweglocatie laten boven de 5.0 meter boven het maaiveld bedraagt meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Dit is niet te zien in de contour, deze ligt immers op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld. Dit komt wel tot uitdrukking in de berekening op de rekenpunten. De voorgestelde zonegrens ligt om deze reden om de sterflat en om de Costerweglocatie heen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0024.png"

Figuur 5.8: ligging 50 dB(A) etmaalwaarde contour volgens scenario I

5.5.4 Toetsing wijzigingsbevoegdheid Bruil

In het bestemmingsplan Haven-Costerweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de verplaatsing van de bedrijven op kavel B naar de kavels G en L mogelijk moet maken (zie figuur 5.5 en 5.6).

Op kavel G zal ruimte worden geboden aan het bedrijf Bruil (voorheen Edense Beton Centrale (EBC) en de Gemeentekade. Gelet op de inpassing en huidige ligging naast de Wageningse studenten roeivereniging Argo is de wijzigingsbevoegdheid vergroot om een goede inpassing te kunnen realiseren. Onderdeel van de wijzigingsbevoegdheid is de verhuizing van Bruil van kavel B naar kavel G (en mogelijk L).

Dit houdt in dat kavel G dan ook aan het geluidgezoneerde industrieterrein wordt toegevoegd en dat kavel B wordt onttrokken aan het geluidgezoneerde industrieterrein. De geluidszone moet dan wederom worden herzien. Dit volgt in een later stadium.

In figuur 5.9 wordt inzicht gegeven in de mogelijke ligging van de grens van het gezoneerde industrieterrein wanneer invulling wordt gegeven aan het hierboven beschreven scenario.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0025.png"

Figuur 5.9: weergave van grens van het gezoneerde industrieterrein bij verhuizing

Bruil

In figuur 5.10 volgt een weergave van de 50 dB(A) etmaalwaardecontour op 5.0 meter hoogte boven het maaiveld in de situatie volgens het scenario met de verplaatsing van Bruil. Voor dit scenario is rekening gehouden met:

  • Het akoestisch onderzoek dat onderdeel uitmaakt van de conceptaanvraag van VARO Energy Tankstorages B.V. Dit betreft het akoestisch onderzoek met kenmerk 083701865 B genaamd 'Akoestisch onderzoek VARO Energy Tankstorage B.V. – Terminal Wageningen' van 31 oktober 2018 opgesteld door Arcadis Design & Consultancy.
  • DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin gekeken is naar de bedrijfsvoering na verhuizing van Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. naar kavel A.
  • DGMR-notitie met kenmerk M.2012.0898.00.N002 van 17 augustus 2012, waarin ook is gekeken naar de bedrijfsvoering na verhuizing van de Gemeentekade naar kavel A.
  • Het verplaatsen van de vergunde bedrijfsvoering van Havenzuid van kavel B naar Kavel A.
  • Het verplaatsen van de vergunde bedrijfsvoering van Bruil van kavel B naar kavel G.

Uit de figuur 5.10 volgt dat de huidige zone (blauwe lijn) in (zuid)westelijke richting wordt overschreden door de berekende 50 dB(A) etmaalwaarde contour (bruine lijn). De berekende contour (bruine lijn) in noordoostelijke richting is kleiner dan de huidige zone (blauwe lijn). In de figuur wordt met een rode lijn (buitenste rode lijn) de ligging van de voorgestelde zonegrens (het zonevoorstel) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0026.png"

Figuur 5.10: ligging 50 dB(A) etmaalwaarde contour volgens scenario verplaatsing Bruil

Toetsing (on)mogelijkheden verplaatsing Bruil

Bij verplaatsing van Bruil is er sprake van een overschrijding van de huidige zone in zuidwestelijke richting. De geluidszone zal dan moeten worden herzien.

Op de gevel van woning Nude 48 is sprake van een geluidsbelasting (Bi) van 56 dB(A) etmaalwaarde Daarmee is sprake van een overschrijding van de vastgestelde MTG waarde van 1 dB. Op de gevel van de sterflat (Alberdaweg 1-191) is sprake van een geluidsbelasting (Bi) van 53 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee is sprake van een overschrijding van de zoneringsgrenswaarde van 3 dB.

Op de beoogde Costerweglocatie bedraagt de optredende geluidsbelasting (Bi) maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde.

Uit de toetsing volgt dat verplaatsing niet direct mogelijk is. Nader onderzoek en maatregelen dienen te worden genomen. Verplaatsing is op voorhand wel uitvoerbaar.

5.5.5 Gevolgen planontwikkeling geluid (wegverkeer)

Aanleiding

De gemeente Wageningen is van plan om door middel van een bestemmingsplanwijziging woningbouw op de Costerweglocatie toe te staan. De beoogde woningbouwlocatie is geprojecteerd binnen de vastgestelde geluidszone die ligt rondom het geluidgezoneerde industrieterrein Haven in Wageningen, maar ook binnen de wettelijk geluidszone van een aantal wegen.

Onderdeel van de ruimtelijke procedure is het beoordelen van het milieuaspect geluid als gevolg van wegverkeer. In deze paragraaf wordt de akoestische situatie ten gevolge van wegverkeer en de cumulatie van wegverkeer en industrie op de Costerweglocatie inzichtelijk gemaakt.

Wet geluidhinder

Wegverkeer

Voor de Costerweglocatie geldt een binnenstedelijke situatie. De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszones van de Walstraat, de Costerweg, de Troelstraweg, de Achterweg, de Industrieweg, de Nude, de Havenafweg en de Grebbedijk. Al deze wegen zijn 50 km/uur wegen, waarvoor volgens artikel 110g Wet geluidhinder een aftrek van 5 dB kan worden toegepast. De voorkeurswaarde voor nieuwbouw is 48 dB Lden met een maximaal toelaatbare waarde van 63 dB Lden.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft richtlijnen opgesteld voor wegverkeersgeluid. Boven deze waardes kunnen negatieve gezondheidseffecten optreden. De richtlijn voor wegverkeer is weergegeven in : een streefwaarde van 53 dB Lden wordt geadviseerd en voor de nachtperiode 45 dB. Voor het geluid door industrie zijn door de WHO geen richtlijnen opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0027.png"

Figuur 5.11: richtlijnen voor wegverkeerslawaai opgesteld door de

Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Uitgangspunten

Voor de berekening van de geluidsbelasting zijn de, door de gemeente Wageningen, aangeleverde verkeersgegevens die representatief zijn voor het peiljaar 2018 gebruikt. Deze gegevens betreffen werkdaggemiddelden en zijn in het onderzoeksrapport, zie opgenomen. Op verzoek van de gemeente zijn de etmaalintensiteiten niet omgerekend naar weekdaggemiddelden. Door het toepassen van werkdaggemiddelden zijn de berekende waarden in deze notitie circa 0,2 dB hoger dan als zou zijn uitgegaan van weekdaggemiddelden.

5.5.6 Conclusie

Wegverkeersgeluid

Aan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden na aftrek van 5 dB wordt door alle omliggende wegen voldaan, met uitzondering van de Costerweg inclusief de parallelweg. De geluidsbelasting door de Costerweg is maximaal 63 dB na aftrek, waarmee wordt voldaan aan de maximale grenswaarde.

Om aan de richtlijn van de WHO te kunnen voldoen, kan een deel van het plangebied niet worden bebouwd: een afstand van minimaal 25 meter tot aan de parallelweg moet dan worden aangehouden. Deze afstand kan worden verkleind door het wijzigen van het wegdek van klinkers naar asfalt.

Bedrijven en milieuzonering

Aan de zuid- en westzijde bevindt zich een bedrijventerrein met bedrijven tot categorie 2. Hierbij moet er rekening worden gehouden met een richtafstand van 10 meter voor een goede ruimtelijke ordening.

Industrielawaai

Wordt Van Leusden Transport en Grindopslag B.V. verplaatst naar kavel A en wordt de vergunning aan VARO Energy Tankstorages B.V. zonder verdere geluidsbeperkende maatregelen verleend, dan treedt er een overschrijding op van de zoneringsgrenswaarde van 1 dB ter plaatse van zonebewakingspunt 16 en de Sterflat (Alberdaweg 1-191 oneven). Op de beoogde woningbouwlocatie (Costerweglocatie) blijft sprake van een heersende geluidsbelasting (Bi) van 52 dB(A) etmaalwaarde.

Met het zonevoorstel zoals opgenomen in figuur 5.8 zullen de in de onderstaande tabel opgenomen woningen vanuit bestemmingsplan technisch oogpunt moeten worden voorzien van een hogere waarde. In de tabel wordt boven de 55 dB(A) onderscheid gemaakt in de maximaal toegestane grenswaarden (MTG's) die al zijn vastgesteld binnen de vastgestelde zone en hogere waarden (HW) die nog moeten worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0028.png"

Cumulatie Costerweglocatie

Doordat in het zuidelijk deel van het plangebied de voorkeurswaarden worden overschreden door het gezoneerde industrieterrein en het wegverkeer is sprake van relevante blootstelling door verschillende geluidsbronnen (cumulatie). De gecumuleerde geluidsbelasting is maximaal 68 dB waarbij het wegverkeer bepalend is. Door het toepassen van asfalt op de parallelweg van de Costerweg kan deze gecumuleerde waarde worden verminderd.

Vervolgstappen

De gemeente Wageningen zal voor de woningbouw op de Costerweglocatie hogere waarden moeten vaststellen voor het wegverkeer en het geluid vanwege het gezoneerde industrieterrein. Hoe hoog deze waarden zijn is afhankelijk van de invulling van het gebied zelf en een mogelijke bronmaatregel voor de parallelweg Costerweg.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Wet- en regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in 'Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer (Wm). In artikel 5.16, lid 1 van de Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:

  • Er wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden;
  • Het besluit leidt (per saldo) niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het besluit draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10);
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (ook wel NSL genoemd).

Specifieke uitvoeringsregels zijn vastgelegd in besluiten (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder meer om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen.

Grenswaarden

In samenhang met Titel 5.2 zijn de (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgelegd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen. In onderstaande tabel zijn de grenswaarden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0029.png"

Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) maatgevend. Voor deze stoffen is de kans het grootst dat de bijbehorende grenswaarden worden overschreden. Overschrijding van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 (200 µg/m3) is, in relatie tot wegverkeer, redelijkerwijs uitgesloten. Dergelijke hoge concentraties doen zich niet voor langs wegen en uit metingen over een periode van 10 jaar blijkt dat overschrijding van de uurnorm voor NO2 niet meer aan de orde is.

Net als voor de jaargemiddelde concentratie PM10 is voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 ook een grenswaarde vastgesteld (25 µg/m3). PM2,5 is een deelverzameling van PM10 en de PM10- en PM2,5-concentraties zijn dan ook sterk aan elkaar gerelateerd. Uitgaande van de huidige kennis over emissies en concentraties van PM2,5 en PM10 kan worden gesteld dat, als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarden voor PM2,5 zal worden voldaan.

Overige luchtverontreinigende stoffen

Voor de overige luchtverontreinigende stoffen, waarvoor grens- of richtwaarden zijn opgenomen in de Wm, zijn de laatste jaren nergens in Nederland overschrijdingen opgetreden van deze waarden en de concentraties vertonen een dalende trend. Dit beeld wordt bevestigd door metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM. Het is dan ook aannemelijk dat een overschrijding van de voor deze (overige) stoffen vastgestelde grens- en richtwaarden, als gevolg van een besluit, redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

5.6.2 Onderzoek

Bedrijven hebben zowel een directe als een indirecte invloed op de luchtkwaliteit in het plangebied en haar omgeving. De directe invloed wordt ondervonden als gevolg van alle bedrijfsactiviteiten (productieprocessen) en alle ondersteunende processen als intern transport en afzuiging. De indirecte invloed wordt veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven die van invloed is op het totaal aantal motorvoertuigbewegingen op de omliggende wegen (zowel personenvervoer als de aan- en afvoer van goederen). In dit luchtkwaliteit-onderzoek zijn zowel de directe als de indirecte effecten van de bedrijven op de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht, in beeld gebracht en beoordeeld. Het onderzoek is als Bijlage 10 opgenomen van dit bestemmingsplan.

Achtergrondconcentratie en lokale bronnen

De huidige luchtkwaliteit (achtergrondconcentratie) wordt bepaald door lokale bronnen en aanvoer van luchtverontreinigende stoffen van elders. Lokale bronnen zijn met name de N225 en daarnaast, lokale wegen en lokale niet bedrijven. Figuur 7.2 geven de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) voor de huidige situatie en de verwachte toekomstige situatie zoals jaarlijks voor heel Nederland door het RIVM bepaald.

Het RIVM geeft voor de huidige situatie (2019) de volgende achtergrondconcentraties.

  • Stikstofdioxide: 13,8 tot 16,3 ug/m3;
  • Fijn stof: 18,7 tot 19,0 ug/m3;
  • Zeer fijn stof: 11,4 tot 11,6 ug/m3.

De achtergrondconcentraties liggen daarmee (ver) beneden de wettelijke normen. Autonoom neemt de achtergrondconcentratie af door landelijke generieke maatregelen (schonere auto's, schonere industrie, schonere landbouwsector).

Het RIVM verwacht voor 2029 de volgende achtergrondconcentraties:

  • Stikstofdioxide: 9,1 tot 10,8 ug/m3;
  • Fijn stof: 15,6 tot 15,9 ug/m3;
  • Zeer fijn stof: 8,8 tot 9,0 ug/m3.

Effectbeschrijving

Als gevolg van de herontwikkeling van de Wageningse haven neemt de uitstoot van verontreinigende stoffen toe. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid van mensen in de omgeving van het plangebied.

Tabel: concentratie fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0030.png"

De concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in en rondom het plangebied zijn laag en voldoen overal aan de wettelijke normen en de WHO (World Health Organisation) normen.

5.6.3 Conclusie

In het kader van de ruimtelijke planprocedure voor het bestemmingsplangebied Haven Wageningen, is een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uitgerekend op een groot aantal maatgevende beoordelingspunten in en rond het plangebied. Er is geen sprake van wezenlijke cumulatie van effecten met andere (autonome) ontwikkelingen in het gebied.

Op basis van onderhavig luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming. Omdat op alle beoordelingspunten ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden kan eveneens worden geconcludeerd dat sprake is van een “goede ruimtelijke ordening”.

5.7 Natuurtoets

5.7.1 Aanleiding onderzoek

Het doel van de Natuurtoets is het opsporen van strijdigheden van het voorgenomen plan met de beschermde soorten en beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland; NNN) en het bepalen of het plan uitvoervaar is. De natuurtoets is als Bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.

De vragen of de uitvoering van de gewenste herinrichting van de haven van de gemeente Wageningen en de woningbouwontwikkeling aan de Costerweg een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing of vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig is en zo ja, of deze ontheffing of vergunning kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wet natuurbescherming.

Echter, deze vragen zijn ook relevant voor het voorliggende bestemmingsplan omdat in deze Natuurtoets wordt beoordeeld of ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan het op voorhand in redelijkheid duidelijk is dat de Wet natuurbescherming niet de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zal staan. Het bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld nadat uit een Natuurtoets duidelijk is geworden of voor de activiteiten die volgen uit deze vaststelling de mogelijkheid bestaat tot het verkrijgen van een ontheffing of vergunning.

De volgende onderzoeksvragen zijn van toepassing:

  • Welke in het kader van de Wnb beschermde soorten (en/of vaste rust- en verblijfplaatsen) komen voor in het beïnvloedingsgebied van het plan?
  • Vinden er als gevolg van de ontwikkeling die mogelijk gemaakt worden door het plan effecten plaats op deze soorten en worden daarbij verbodsbepalingen overtreden?
  • Is het plan uitvoerbaar en zijn, zo nodig, aanvullende voorwaarden in het plan aan de orde?
  • Komen in de beïnvloedingszone van het plangebied beschermde natuurgebieden voor? Zo ja, welke zijn dit en wat zijn de gevolgen hierop?
  • Dienen vervolgstappen in de vorm van een compensatieplan opgesteld te worden of zijn andere vervolgstappen aan de orde?

Wettelijk kader

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.

In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
  • 3. 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').
5.7.2 Toetsing

Voor de uitkomsten en bevindingen uit het bureau- en veldonderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als Bijlage 4 onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.

Conclusies: Beschermde gebieden

In het plangebied is geen GNN-gebied (Gelders natuurnetwerk) of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen beschermde gebieden voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Binnen de invloedsfeer van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' en GNN gebied (natuurbeheertype N12.02: Kruiden- en faunarijk grasland). Er is daarom noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing aan Natura 2000. Parallel aan deze toetsing wordt een voortoets uitgevoerd door Anteagroup. Het plan kan bijdragen aan de stikstofdepositie op het nabij gelegen Natura 2000-gebied. Het genoemde Natura 2000-gebied is stikstofgevoelig. Negatieve effecten kunnen daarom niet worden uitgesloten. Effecten op GNN zijn uitgesloten, omdat de provincie Gelderland niet werkt met externe werking en de toekomstige situatie verbeterd voor omliggende GNN-gebieden.

Het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' bestaat ter hoogte van het plangebied uit de Neder-Rijn een weinig dynamische gestuwde tak van de Rijn met relatief hooggelegen uiterwaarden.

De uiterwaarden van de Neder-Rijn vormen een belangrijk broedgebied voor vogels van ruige graslanden, zoals de Kwartelkoning en het Porseleinhoen. Lokaal vinden we kolonies van oeverzwaluwen in steile wanden van zandwinplassen. Buiten de broedtijd maken redelijke aantallen watervogels gebruik van de, al dan niet overstroomde, graslanden en de plassen. Grotere waterplassen doen dienst als rustplaats voor ganzen en eenden. Kolgans, Grauwe gans en Smient komen het meest voor. De voorheen talrijke Tafeleend is sterk in aantal afgenomen.

Tabel 5.1. Overzicht conclusies en vervolgstappen gebiedsbescherming.

  Natura 2000   NNN  
Aanwezig binnen de invloedssfeer?   Ja   Nee  
Effecten?   Mogelijk   Nee  
Vereiste vervolgstappen aan de orde?   Voortoets Natura2000, deze wordt parallel aan de natuurtoets uitgevoerd.   Nee  
Is het plan uitvoerbaar in het kader van de gebiedsbescherming?   Onduidelijk   Ja  

Conclusies: Beschermde soorten

De conclusies en adviezen over beschermde soorten zijn opgedeeld in de drie plangebieden (gebied 1 t/m 3).

Gebied 1 Braakliggend terrein (Costerweg)

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
  • Amfibieën – rugstreeppad.

In Tabel 5.2. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

Tabel 5.2: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming van het braakliggend terrein aan de Costerweg (plangebied 1).

Soort
(groep)  
Essentieel leefgebied in plangebied?   Is er sprake van een overtreding?   Is een ontheffing noodzakelijk   Vervolgstappen  
Algemeen voorkomende broedvogels   Mogelijk   Nee,
wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord.  
Nee,
mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels.  
Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen.
 
Rugstreeppad   Nog onduidelijk   Ja,
wanneer rugstreeppadden zich tijdens de werkzaamheden in het plangebied bevinden.  
Ja,
wanneer rugstreeppadden een leefgebied hebben binnen het plangebied.  
Ja, Nader onderzoek (conform Kennisdocument Rugstreeppad) bezoeken in periode mei – juli.  

Gebied 2 Bedrijventerrein Bruil

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Vogels met een jaarrond beschermd nest - huismus;
  • Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
  • Zoogdieren - vleermuizen;
  • Amfibieën – rugstreeppad.

In Tabel 5.3. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

Tabel 5.3: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming voor het bedrijventerrein Bruil (plangebied 2).

Soort
(groep)  
Essentieel leefgebied in plangebied?   Is er sprake van een overtreding?   Is een ontheffing noodzakelijk   Vervolgstappen  
Vogels met een jaarrond beschermd nest
Huismus  
Ja, zes paren (wellicht meer) aanwezig ten tijde van het terreinbezoek in de woning aan de Pabstsendam.   Ja,
door aanwezigheid verblijfplaatsen  
Ja   Nader onderzoek volgens het Kennisdocument Huismus.
Bezoeken in de periode
april –mei.  
Algemeen voorkomende broedvogels   Mogelijk, juveniele zwarte roodstaart en boerenzwaluw waargenomen.   Nee,
wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord.  
Nee,
mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels.  
Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen.
 
Rugstreeppad   Nee   Nee,
wanneer rugstreeppadden zich tijdens de werkzaamheden niet in het plangebied bevinden.  
Nee, wanneer rugstreeppadden niet aanwezig zijn tijdens de werkzaamheden.   Voorkomen van opengesteld braakliggend terrein. Werkterrein afzetten met amfibie werend scherm.  
Vleermuizen   Nog onduidelijk.

Mogelijk verblijfplaatsen in de woning aan de Pabstsendam.  
Ja, bij sloop woning en aanwezigheid verblijfplaatsen.   Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Nader onderzoek volgens het vleermuisprotocol 2017.
Dit komt neer op een aantal bezoeken in de periode mei – augustus en een aantal bezoeken in augustus – september.  

Gebied 3 Westelijk deel (Grebbedijk)

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Vogels met een jaarrond beschermd nest;
  • Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen);
  • Zoogdieren – marterachtigen en vleermuizen.

In Tabel 5.4. is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

Tabel 5.4: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming voor het westelijke deel aan de Grebbedijk (plangebied 3).

Soort
(groep)  
Essentieel leefgebied in plangebied?   Is er sprake van een overtreding?   Is een ontheffing noodzakelijk   Vervolgstappen  
Vogels met een jaarrond beschermd nest
Huismus
Steenuil  
Nog onduidelijk

Plangebied is geschikt voor huismus en steenuil.  
Ja,
bij aanwezigheid verblijfplaatsen.  
Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Nader onderzoek volgens het Kennisdocument Huismus (periode april – mei) Steenuil (periode februari – april).
   
Algemeen voorkomende broedvogels   Zeer waarschijnlijk   Nee,
wanneer in gebruik zijnde nesten niet worden aangetast of verstoord.  
Nee,
mits zorgvuldig wordt omgegaan met nesten broedvogels.  
Voorkomen dat vogels gaan broeden of werken buiten het broedseizoen.
 
Marterachtigen
Boommarter
Steenmarter  
Nog onduidelijk   Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Nader onderzoek
Dit komt neer op het plaatsen van jigglers en wildcamera's in de periode maart – augustus.  
Vleermuizen   Mogelijk in bebouwing en bomen.   Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Ja, bij aanwezigheid verblijfplaatsen.   Nader onderzoek volgens het vleermuisprotocol 2017.
Dit komt neer op een aantal bezoeken in de periode mei – augustus en een aantal bezoeken in augustus – september.  

Zorgplicht

In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. In het tekstkader in Bijlage 1 staat het wetsartikel uitgeschreven. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

Boomkap

Voor de kap van bomen in de plangebieden dient een kapvergunning te worden aangevraagd bij de gemeentelijke APV. De plangebieden vallen binnen de bebouwde kom houtopstanden.

5.8 Verkeer

Het project zal voor de meeste bedrijvigheid de mogelijkheid bieden om 10 % uit te breiden. Voor AgruniekRijnvallei is deze uitbreiding al specifieker bekend; de daadwerkelijk voorziene uitbreiding wordt daarom meegenomen, aangezien deze op dit moment door het bedrijf wordt voorbereid. Daarnaast is sprake van opvulling van braakliggende terreinen langs de Costerweg met woningbouw. Ook is voor de beoogde situatie ervan uitgegaan dat op de nog niet ingevulde delen van het bedrijventerrein categorie 4 bedrijven worden gerealiseerd. Het verkeer is gemodelleerd tot op een afstand van 5 km van het plangebied. Ook de verkeersgeneratie van de locatie Costerweg 5 is meegenomen.

5.8.1 Verkeersintensiteiten en scheepvaart (algemeen)

Emissies ten gevolge van wegverkeer zijn meegenomen op de relevante wegvakken waarop wegverkeer zeker is toe te kennen aan het plangebied (verkeerscijfers Goudappel Coffeng d.d. 19 mei 2014). De beschouwde wegvakken zijn:

  • Rijnhaven tussen Grebbedijk en Nudepark
  • Grebbedijk tussen Verbindingsweg Nude en Jachthaven
  • Grebbedijk tussen Nude en Grebbedijk
  • Grebbedijk tussen Pabstsendam en Rijnhaven
  • Pabstsendam tussen Grebbedijk en Aan de Rijn
  • Havenafweg tussen Grebbedijk en Nude

Om ook inzicht te hebben in het effect van de verkeerstoename ten gevolge van het plan is het verkeer gemodelleerd tot 5 kilometer vanaf het plangebied.

Om het effect van de verkeerstoename te bepalen wordt zowel de toename door het autonome verkeer als de toename door de groei op het bedrijventerrein toegekend aan dit project, hoewel hierbij ook groei veroorzaakt door ontwikkelingen buiten Wageningen Haven is inbegrepen. Dit is een worst case aanname. In tabel 5.5 en 5.6 zijn de verkeersintensiteiten opgenomen.

Tabel 5.5: Verkeersintensiteiten referentiesituatie  
Locatie   Straatnaam   Tussen   Licht (mvt/etmaal)   Middelzwaar
(mvt/etmaal  
Zwaar
(mvt/etmaal)  
  Rijnhaven   Grebbedijk-Nudepark   697   284   310  
  Grebbedijk   Verbindingsweg Nude-Jachthaven   1738   286   357  
  Grebbedijk   Nude -Grebbedijk   208   28   15  
  Grebbedijk   Pabstendam - Rijnhaven   1775   143   123  
  Pabstendam   Grebbedijk -Aan de Rijn   311   34   72  
  Havenafweg/Costerweg   Grebbedijk –Lawickse Allee   2080   0   0  
  Richting A15   Nude - A15   418   171   186  
  Lawickse Allee   Nude -Diedenweg   279   114   124  
  N225   Diedenweg -A50   140   57   62  
  N781   N225 – A12   140   57   62  

Tabel 5.6: Verkeersintensiteiten beoogde situatie  
Locatie   Straatnaam   Tussen   Licht (mvt/etmaal)   Middelzwaar
(mvt/etmaal  
Zwaar
(mvt/etmaal)  
  Rijnhaven   Grebbedijk-Nudepark   750   360   390  
  Grebbedijk   Verbindingsweg Nude-Jachthaven   1862   346   453  
  Grebbedijk   Nude -Grebbedijk   227   27   17  
  Grebbedijk   Pabstendam - Rijnhaven   1884   154   132  
  Pabstendam   Grebbedijk -Aan de Rijn   332   42   88  
  Havenafweg/Costerweg   Grebbedijk –Lawickse Allee   2230   0   0  
  Richting A15   Nude - A15   450   216   234  
  Lawickse Allee   Nude -Diedenweg   300   144   156  
  N225   Diedenweg -A50   150   72   78  
  N781   N225 – A12   150   72   78  

De verkeersintensiteiten in het onderzoek worden meegenomen in combinatie met de emissiefactoren uit 2016. Deze verkeersintensiteiten betreffen de openbare wegen; voor bedrijven met een verkeersaantrekkende werking zijn rijlijnen gemodelleerd van het bedrijf tot aan de hierboven meegenomen wegen. Voor het gedeelte op het terrein van een inrichting wordt uitgegaan van het wegtype buitenweg met stagnerend verkeer (100 %), buiten het terrein wordt eveneens uitgegaan van het wegtype buitenweg.

De in de feitelijke en plansituatie voorkomende scheepvaart wordt nader uitgewerkt per onderdeel van het plan in de navolgende paragrafen. Voor schepen is het geschatte laadvermogen per schip 1.000 ton (aangeleverd door de havenmeester). We gaan daarom uit van CEMT klasse IV, wat in AERIUS Calculator overeen komt met klasse C2l. De ligtijd van schepen aan de kade wordt ingeschat op acht uur. We nemen aan dat de helft van de schepen beladen is. De binnenvaartschepen zijn gemodelleerd tot 500 m op de Nederrijn. Een verdeling van 50 % in beide richtingen is aangehouden. Na 500 m wordt een binnenvaartschip verondersteld te zijn opgenomen in het heersend vaarbeeld. Indien wort afgeweken van bovenstaande wordt dit bij het betreffende onderdeel vermeld.

5.8.2 Verkeer en scheepvaart Agruniek Rijnvallei

De gegevens van AgruniekRijnvallei zijn overgenomen uit de het onderzoek stikstofdepositie AgruniekRijnvallei Wageningen, wat door Witteveen en Bos is uitgevoerd in het kader van de vergunningaanvraag.

Binnenvaartschepen

De binnenvaartschepen die AgruniekRijnvallei aandoen hebben een gemiddelde belading van 660 ton. Het scheepstype komt overeen met de klasse BO4 (laadvermogen 801-1250 ton) bij een ladingspercentage van 65%. Voor de ligtijd van de schepen aan de kade wordt twee uur aangehouden.

In tabel 5.7 is het aantal scheepvaartbewegingen voor de referentiesituatie en de beoogde situatie weergegeven.

Tabel 5.7: scheepvaartbewegingen  
  Referentiesituatie   Beoogde situatie  
Binnenvaartschepen per jaar   1.629   2.458  
Binnenvaartschepen (aantal/etmaal)   4   7  
Vaarbewegingen heen (aantal/etmaal)   4   7  
Vaarbewegingen terug (aantal/etmaal)   4   7  

Vervoersbewegingen

De NOx-emissie voor vrachtwagens wordt berekend aan de hand van de afgelegde route. Voor de vrachtwagens zijn vier hoofdroutes over het terrein van AgruniekRijnvallei zie figuur 5.11:

  • laden Rijnhaven;
  • laden aan de Silo's bouw;
  • laden aan de Grebbedijk;
  • laden aan de Mengvoederfabriek.

In tabel 5.8 zijn de vrachtwagenbewegingen per route weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0031.png"

Figuur 5.11 Routes vrachtwagens  
 
Tabel 5.8 Vrachtwagenbewegingen  
  Referentiesituatie   Beoogde situatie  
Vrachtwagens per jaar   47.546   87.358  
Vrachtwagens (mvt/etmaal)   130   239  
Route Rijnhaven (30%) (mvt/etmaal)   39   72  
Route Silo's bouw (20%) (mvt/etmaal)   26   48  
Route Grebbedijk (30%) (mvt/etmaal)   39   72  
Route Mengvoederfabriek (20%) (mvt/etmaal)   26   48  
5.8.3 Verkeersverwachting 't Stek

De locatie 't Stek is momenteel een braakliggend bedrijventerrein. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een type categorie 4 bedrijf zich hier vestigt. In de beoogde situatie is er vanuit gegaan dat op dit terrein een categorie 4 bedrijf wordt gerealiseerd. Zodoende zijn de standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratiehttp://kennisbank.crow.nl/KennisModule voor een gemengd bedrijventerrein gehanteerd in de modellering.

Ten aanzien van het aantal scheepvaarbewegingen van en naar deze locatie is ingeschat dat dit vergelijkbaar is met het aantal scheepvaartbewegingen bij andere bedrijven als EBC en van Leusden. Voor locatie 't Stek is dan ook hetzelfde aantal schepen gehanteerd dan als bij EBC en van Leusden (opgehoogd met 10%). Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven.

In tabel 5.9 is de verkeersgeneratie weergegeven.

Tabel 5.9: Verkeersgeneratie 't Stek beoogde situatie  
Licht   Middelzwaar   zwaar  
192   21   30  

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0032.png"

Figuur 5.12: Ligging 't Stek

5.8.4 Terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei

Het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei is momenteel braakliggend. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een type categorie 4 bedrijf zich hier vestigt. In de beoogde situatie is er vanuit gegaan dat op dit terrein een categorie 4 wordt gerealiseerd. Zodoende zijn de standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratiehttp://kennisbank.crow.nl/KennisModule voor een gemengd bedrijventerrein gehanteerd in de modellering. In tabel 5.10 is de verkeersgeneratie weergegeven.

Ten aanzien van het aantal scheepvaarbewegingen van en naar deze locatie is ingeschat dat dit vergelijkbaar is met het aantal scheepvaartbewegingen bij andere bedrijven als EBC en van Leusden. Voor locatie 't Stek is dan ook hetzelfde aantal schepen gehanteerd dan als bij EBC en van Leusden (opgehoogd met 10%). Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven.

Tabel 5.10: Verkeersgeneratie voor het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei beoogde situatie  
Licht   middelzwaar   zwaar  
77   9   12  

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0033.png"

Figuur 5.13: Ligging van het terrein tussen Argos en AgruniekRijnvallei

5.8.5 Argos (Varo Energy Terminal Wageningen)

Deze paragraaf bevat de uitgangspunten voor de emissieberekening van Argos, voorheen North Sea Group (NSG). Argos is een op- en overslag bedrijf. De emissies van Argos in de referentiesituatie bestaan uit emissies van vrachtverkeer en van schepen. Argos heeft aantallen schepen en tankauto's aangeleverd voor de feitelijke situatie (2014). Het gaat om jaarlijks 23.500 tankauto's en 470 schepen.

Voor een categorie 4 bedrijf heeft Argos relatief lage emissies. Volgens het bestemmingsplan is het mogelijk dat een ander type categorie 4 bedrijf met hogere emissies zich hier vestigt. Om deze reden is voor de beoogde situatie uitgegaan van standaard emissiekentallen voor industriële emissies en verkeersgeneratie. Het aantal schepen is opgehoogd met 10% ten opzichte van de referentiesituatie. Voor de schepen is geen ligtijd meegenomen, omdat de emissies hiervan al zijn meegenomen in het emissiekental voor categorie 4 bedrijven. In tabel 5.11 is de verkeersgeneratie weergegeven.

Tabel 5.11: Verkeersgeneratie Argos beoogde situatie  
Licht   middelzwaar   zwaar  
167   18   141  
5.8.6 EBC

De bijdrage van EBC wordt meegenomen in de berekeningen op basis van de volgende gegevens:

  • Voor de referentiesituatie zijn de emissies uit het luchtkwaliteitonderzoek uit 2011, bij een capaciteit van 220.000 ton, gehanteerd. Deze vergunning is echter niet verleend. Zodoende zijn deze emissies geschaald naar de vergunde capaciteit van 112.000 ton.
  • De emissie van de bewegingen van voertuigen op het terrein is meegenomen op basis van het luchtkwaliteitonderzoek, aangezien sprake is van afwijkende laad- en lostijden per product. Daarnaast is rekening gehouden met 417 schepen per jaar en 490 vrachtwagens en 30 personenauto's per dag buiten het terrein De schepen hebben conform het luchtkwaliteitonderzoek een lostijd van 10 uur.
  • Voor de beoogde situatie zijn dezelfde gegevens gehanteerd als voor de referentiesituatie.
5.8.7 Costerweg

De ontwikkeling van de locatie aan de Costerweg genereerd ook extra verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0034.png"

Figuur 5.14: Ligging Costerweg 5

Door de gewenste invulling met woningbouw en voorzieningen in de plint op de begane grond is de verkeersgeneratie opgesteld. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van kentallen van het CROW http://kennisbank.crow.nl/KennisModule. Voor de appartementen is uitgegaan van een matig stedelijk gebied, schil centrum en koop etage midden. De verkeersgeneratie van de 175 appartementen bedraagt dan 175 x 5,4 = 945 mvt/etmaal. Voor de voorzieningen is uitgegaan van een matig stedelijk gebied, schil centrum en een winkelboulevard. De verkeersgeneratie voor 7.000 m2 voorzieningen bedraagt 1.369 mvt/etmaal. De gezamenlijke verkeersgeneratie bedraagt 2.314 mvt/etmaal licht verkeer. In onderstaande figuur is weergegeven hoe dit verkeer zich verdeelt over de wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0035.png"

Figuur 5.15: Procentuele verdeling verkeer over de wegen in Wageningen door de Costerweg

5.8.8 Conclusie

Bovenstaande verkeersgeneratie per locatie is meegenomen in de berekeningen ten aanzien van de stikstofdepositie waarbij de uitstoot van het extra verkeer als bron is meegenomen. De reservering in het kader van de programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) zoals ingediend bij de provincie Gelderland bevat deze verkeersontwikkeling.

Dezelfde informatie is ook meegenomen in de overige uitgevoerde onderzoeken waar verkeer een rol speelt zoals het akoestisch onderzoek en de beschouwing van de luchtkwaliteit.

5.9 Voortoets Natura 2000

5.9.1 Aanleiding onderzoek

Het doel van deze toets is inzicht te geven of de voorgenomen activiteiten (mogelijk) leiden tot een (significant) negatief effect op het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' en/of overige Natura 2000-gebieden. De toets zet de effecten naast de gevoeligheden (verbonden aan de natuurwaarden) van het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' en beoordeelt of er sprake is van mogelijk (significant) negatieve gevolgen en vervolgstappen.

De Voortoets is gericht op het in beeld brengen van de effecten van de bouwfase en de gebruiksfase van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt op de beschermde habitattypen en soorten in het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Dit gebeurt aan de hand van een beschrijving van de huidige situatie, de voorgenomen activiteiten, de afbakening van de mogelijke storingsfactoren en het invloedsgebied, de beschikbare ecologische gegevens, besluiten en de aanwijzingsbesluiten tot Natura 2000-gebied.

Op basis van beschikbare kennis en inzichten worden de mogelijke effecten beschreven die de activiteiten hebben en wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende habitattypen en soorten (effectenbeoordeling). De referentiesituatie is de huidig, feitelijk, legale situatie, dus alles wat nog niet gerealiseerd is. Dit geschiedt aan de hand van verschillende criteria die bij de effectbeoordeling een rol spelen, zoals verstoringsafstand, staat van instandhouding van de soort, soort specifiek gedrag (foerageren, rusten, e.d.) en verspreidingsgegevens van de relevante soorten nabij de locaties. De Voortoets is als Bijlage 5 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

5.9.2 Conclusie

Gemeente Wageningen is voornemens om het havengebied in Wageningen her in te richten. Het gaat deels om een buitendijkse ontwikkeling, waarbij een aantal functies in de haven verplaatst wordt en op termijn de wens is dat hier natuur voor terugkomt. Verder wordt er binnendijks woningbouw gerealiseerd. Het voornemen is aangemeld voor de Crisis- en herstelwet.

Gezien de ligging van het plangebied direct nabij het Natura 2000-gebied Rijntakken, is voorliggende Voortoets opgesteld. Onderzocht is of het voornemen (mogelijk) negatieve effecten heeft op de voor het Natura 2000-gebied aangewezen natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen. In voorliggende Voortoets is een afbakening gemaakt van de relevante storingsfactoren die kunnen optreden en is onderzocht of er in de nabijheid van het plangebied (binnen de invloedssfeer) sprake is van essentieel leefgebied voor de aangewezen natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen.

Uit de effect-ingreep analyse van voorliggende toetsing is gebleken dat met name de verwachte geluidstoename door industrie en verkeer, gedurende de periode waarbinnen de Crisis- en herstelwet van toepassing is, potentieel kan resulteren in negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen vogelsoorten van het Natura 2000-gebied. Op voorhand en met de huidig beschikbare informatie is het uitsluiten van significant negatieve effecten als gevolg van een dergelijke geluidstoename op de aangewezen natuurwaarden niet mogelijk.

Een nadere uitwerking in de vorm van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk. Voor een gedegen toetsing is inzicht nodig in de toekomstige geluidscontour en is duidelijkheid gewenst van de verdeling van natuurwaarden in de omgeving van het plangebied. Nagegaan zal worden in hoeverre de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende soorten beïnvloed worden door het voornemen.

Een cumulatieonderzoek vormt geen onderdeel van deze Voortoets. Bij het opstellen van de passende beoordeling dient een dergelijk onderzoek wel uitgevoerd worden indien er geen sprake is van significant negatieve effecten.

5.10 Water

5.10.1 Wet- en regelgeving
5.10.1.1 Europees en Rijksbeleid

Europees water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te waarborgen en te verbeteren. De maatregelen om tot de gewenste situatie te komen, zijn verankerd in het provinciale beleid en het beleid van de waterschappen.

Waterwet

De Waterwet regelt de verantwoordelijkheden ten aanzien van hemelwater, oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In 2009 is de Waterwet van kracht geworden. Deze bestaat uit een samentrekking van de Wet op de waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkering, Wet beheer rijkswaterstaatswerken (natte deel), Waterstaatswet (natte deel) en de Regeling waterbodems uit de Wet bodembescherming. Alle wateraspecten waarvoor een vergunning nodig is kunnen in één watervergunning worden meegenomen.

Waterbeheer 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel)

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat water een medesturend aspect is binnen de ruimtelijke ordening en dat het watersysteem 'op orde' moet worden gebracht. Dit betekent dat het watersysteem robuust en veerkrachtig moet zijn en moet voldoen aan de normen voor wateroverlast, nu en in de toekomst. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (2008) is wederom afgesproken om het watertoetsproces te doorlopen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten.

Het watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is de wettelijk verplichte werkingssfeer van het watertoetsproces beperkt tot bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen.

De basisprincipes van bovengenoemd beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 samengevat in de twee drietrapsstrategieën voor: Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren).

Natura 2000-gebieden

Natura 2000-gebieden worden aangewezen door het Rijk aan de hand van de Natuurbeschermingswet. Deze gebieden hebben als doel specifieke natuurwaarden te behouden en herstellen. Uiteindelijk is de provincie verantwoordelijk voor het realiseren van de Natura 2000-doelen door beheer en herstel van omgevingscondities, door bijvoorbeeld PAS.

5.10.1.2 Provinciaal beleid

De omgevingsvisie en –verordening vervangen sinds 18 oktober 2014 het waterplan, 4 andere provinciale plannen en 27 verordeningen op het gebied van ruimte, natuur, water milieu en mobiliteit. Het Omgevingsbeleid heeft meer samenhang en is eenvoudiger.

In de Omgevingsvisie is de volgende toelichting opgenomen: “De provincie en haar partners streven naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Het is de uitdaging de match tussen kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied te maken. Dit betekent dat het ontwerpen of de ontwerpende benadering van groot belang is en dat de provincie zoveel mogelijk vroegtijdig in planprocessen in dialoog treedt. (…) Provincie en partners streven naar een leefomgeving die maakt dat bewoners, bezoekers en werkers zich thuis, prettig en veilig voelen. Een leefomgeving die tevens voldoet aan goede condities voor plant en dier”.

De Omgevingsverordening bevat algemene regels voor de uitvoering van het provinciale beleid dat beschreven is in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is even breed als de Omgevingsvisie van provincie Gelderland en richt zich op de fysieke leefomgeving. Alle regels die betrekking hebben op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem zijn opgenomen in de Omgevingsverordening.

5.10.1.3 Waterschap Vallei en Veluwe

Waterbeheerprogramma 2016-2021

Het waterbeheerprogramma omvat de koers van het waterschap Vallei en Veluwe voor de komende zes jaar. Waarin is beschreven dat het waterschap de huidige complexe wateropgaven, samen met partnerorganisaties en burgers wil aanpakken zodat het gewenste resultaat behaalt wordt, namelijk: veilige dijken, droge voeten, voldoende en schoon water. Daarnaast blijft het waterschap zoeken naar kostenbesparingen en verduurzaming, onder anderen door het energiegebruik te verkleinen en het aandeel duurzame energie te vergroten, en met innovaties om energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater. Voor waterschap Vallei en Veluwe zijn dit samen de uitgangspunten voor goed, effectief en betaalbaar waterbeheer.

Keur waterschap Vallei en Veluwe 2015

Een van de instrumenten van het waterschap om zijn taken uit te oefenen is de Keur Waterschap Vallei en Veluwe. De Keur en de algemene regels kennen gebods- en verbodsbepalingen die erop gericht zijn dijken te beschermen en risico op wateroverlast te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen verboden om zonder vergunning water te lozen of te onttrekken aan oppervlaktewater. Dit betekent dat voor bepaalde activiteiten nabij watergangen of met mogelijke invloed op watergangen een vergunning bij het waterschap moet worden gevraagd. Deze vergunning wordt getoetst aan de beleidsregels van het waterschap.

5.10.1.4 Gemeentelijk beleid

In de structuurvisie van gemeente Wageningen staat dat de gemeente “belang hecht aan duurzame en klimaat neutrale ontwikkeling van de gemeente. De opgave voor de structuurvisie richt zich op het versterken van de ecologische structuur, de waterstructuur en de groenstructuur binnen het bestaand stedelijk gebied.

5.10.2 Onderzoek

In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn 3 ontwikkelingen van elkaar te onderscheiden die gevolgen kunnen hebben voor de waterhuishouding:

  • 1. Het gebied aan de Costerweg wordt ontwikkeld tot woongebied;
  • 2. Het bedrijventerrein aan de zuidzijde van de haven wordt verwijderd en hiervoor komt een recreatiegebied in de plaats;
  • 3. Het bedrijventerrein aan de noordzijde van de haven wordt uitgebreid, hierbij wordt een deel van het oppervlaktewater gedempt.

Deze locaties zijn beschreven in de watertoets, zie Bijlage 6. In deze paragraaf worden de bevindingen samengevat.

Ad.1. Woongebied Costerweg

Een deel van het plangebied is aangewezen voor nieuwbouw van woningen. In 2015 is de bestaande bebouwing (zie figuur 5.16) van dit deel van het plangebied gesloopt. Sindsdien bestaat gebied braakliggend terrein. Het oppervlak van het uitgeefbaar terrein is circa 22.000 m2, waarvan in de situatie vóór 2015 83% verhard oppervlak aanwezig was.

De gemeente Wageningen is voornemens dit terrein uit te geven voor woningbouw aan een projectontwikkelaar. Hierbij is rekening gehouden met 175 woningen en 7.000 m2 aan (semi-) commerciële ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0036.png"

Figuur 5.16: Locatie ontwikkeling 1: Nieuwbouw locatie Costerweg (rood), incl.

originele bebouwing en plangebied (blauw) (bron: GoogleMaps)

Ad.2. Bedrijventerrein zuidoostzijde plangebied

In figuur 5.17 is de locatie weergegeven waar zich momenteel een bedrijventerrein bevindt. De gemeente Wageningen is (afhankelijk van de voorkeursvariant van de versterkingsopgave Grebbedijk) voornemens om het bedrijventerrein deels op te heffen en daarvoor in de plaats recreatieve functies mogelijk te maken. De exacte invulling van het gebied is nog onbekend.

Dit deel van het plangebied is circa 30.000 m2 en er is uitgegaan van volledig verhard terrein, wat in de toekomstige situatie grotendeels onverhard wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0037.png"

Figuur 5.17: Locatie ontwikkeling 2: Verwijderen bedrijventerrein (rood) en het plangebied (blauw) (LuchtfotoNL 2017 © CycloMedia Technology B.V.)

Ad.3. Uitbreiding bedrijventerrein noordwesten

In figuur 5.18 is de locatie weergegeven waar de gemeente Wageningen voornemens is om twee terreinen te (her)ontwikkelen, deze zijn in het vervolg onderscheiden door bedrijfslocatie 't Stek en bedrijfslocatie Taats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0038.png"

Figuur 5.18: Locatie ontwikkeling 3: Ontwikkelen bedrijventerrein (rood) en het plangebied (blauw) (LuchtfotoNL 2017 © CycloMedia Technology B.V.)

Bedrijfslocatie 't Stek heeft een totale oppervlakte van 7.642 m2. In de huidige situatie is het gehele terrein onverhard. In de toekomst wordt uitgegaan van een verhard terrein van maximaal 50%, wat neerkomt op 3.821 m2.

Bedrijfslocatie Taats heeft een totale oppervlakte van circa 6.800 m2, waarvan 2.077 m2 uit water bestaat wat in de toekomstige situatie gedempt gaat worden. 1.900 m2 is onverhard.

Tabel 5.12: Overzicht oppervlaktes bedrijventerreinen voor huidige en toekomstige situatie

Oppervlak in m2   Huidige situatie
Bedrijfslocatie 't Stek  
Toekomstige situatie Bedrijfslocatie 't Stek   Huidige situatie
Bedrijfslocatie Taats  
Toekomstige situatie Bedrijfslocatie Taats  
Totaal oppervlak   7.642   7.642   6.800   6.800  
Onverhard   7.642   3.821   1.900   Verdeling onbekend  
Water   0   0   2.077   0  
Verhard   0   3.821   2.823   Verdeling onbekend  
5.10.3 Versterkingsopgave Grebbedijk

De Grebbedijk heeft een hoge prioriteit in het Hoogwaterbeschermingsprogramma om de dijk te versterken. Momenteel wordt er gewerkt aan plannen om de dijk te versterken en veilig te maken. Deze plannen raken het plangebied van het bestemmingsplan Haven-Costerweg. Het is nog niet bekend wanneer de ontwikkeling uitgevoerd gaat worden. Een indicatie van de keuzemomenten in het project rond de Grebbedijk is te vinden op de website van gemeente Wageningen (bron: www.wageningen.nl, In gesprek met gemeenteraad over Grebbedijk, 07-06-2018):

  • Zes mogelijke varianten in april 2018;
  • Drie mogelijke varianten in januari 2019;
  • Voorkeursvariant voorjaar 2020.

Op moment van schrijven (6-9-2018) zijn er drie concept varianten bekend die uitgewerkt worden (https://grebbedijk.com/het-project/drie-kansrijke-alternatieven). Deze varianten zijn:

  • De smalle Grebbedijk;
  • De brede Grebbedijk;
  • De integrale Grebbedijk.

Invloed op ontwikkelingen Haven en Costerweg

Ontwikkeling 1: Woningbouw Costerweg ondervindt geen invloed van de Grebbedijk.
Ontwikkeling 2 en 3 is niet afhankelijk van de keuze van de voorkeursvariant van het Grebbedijk-project. Een mogelijke bedrijfsverplaatsing wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg.

In deze watertoets zijn de effecten van ontwikkeling 2 en 3 beschreven. De plannen voor de Grebbedijk worden niet in voorliggend bestemmingsplan meegenomen.

5.10.4 Conclusie

Effecten bij ontwikkeling Woongebied Costerweg

Verhard oppervlak – ontwikkeling 1

Bij de ontwikkeling zal het terrein (deels) verhard worden. De ontwikkeling betreft echter een afname van de verharding ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Voor een toename aan verhard oppervlak heeft het waterschap normaliter de regel dat van dit oppervlak 60 mm geborgen dient te worden in het plangebied. Het waterschap heeft echter geen concrete regels over het wel of niet meenemen van vroegere bebouwing bij braakliggend terrein. Uiteindelijk hebben het waterschap en de gemeente belang bij een goed functionerend watersysteem, waarbij het water niet versneld tot afvoer komt, maar vastgehouden wordt. Het waterschap en de gemeente willen daarom samen in een vroeg stadium betrokken worden bij de uitwerking van het waterstructuurplan van deze ontwikkeling. De gemeente en het waterschap hebben de wens dat het hemelwater van het plangebied afwatert richting de stadsgracht ten oosten van het plangebied, maar dat het water eerst vastgehouden wordt in het plangebied.

Uiteindelijk geldt dat het uitwerkingsplan een positief advies dient te hebben van het bevoegd gezag ten aanzien van de waterhuishouding en waterberging.

Ook wil het waterschap de aanleg van groene daken stimuleren, hierdoor is het mogelijk om het oppervlak van groene daken te rekenen als onverhard oppervlak in plaats van verhard oppervlak.

Riolering en hemelwater – ontwikkeling 1

De nieuw aan te leggen riolering dient een gescheiden stelsel te worden. De gemeente heeft aangegeven dat het mogelijk is om de ca. 175 woningen het vuilwater aan te sluiten om de huidige riolering (bron: gemeente Wageningen). Hierbij is gerekend met de volgende aannames: per woning 2,6 eenheid x 120 water gebruik per etmaal, waarbij een lozingscapaciteit wordt verwacht van 55m3 vuilwater per 24 uur.

Het hemelwater mag (na het bergen en vasthouden) lozen op de stadsgracht ten oosten van het plangebied. De gemeente wil het hemelwaterriool niet aangesloten hebben op de duiker ten noorden van het plangebied, deze duiker watert namelijk niet af op de stadsgracht. Infiltratieriolering is op deze locatie niet effectief vanwege de kleiige bodem.

Grondwaterfluctuatiegebied – ontwikkeling 1

De woningbouwlocatie aan de Costerweg ligt nabij een door de provincie aangegeven grondwaterfluctuatiegebied. Vanwege de vrij diepe grondwaterstand in het plangebied en de globale inschatting van het grondwaterfluctuatiegebied, verwacht de gemeente op deze locatie geen grondwaterproblemen in de toekomst (overleg Gemeente/Waterschap/Antea Group, dd. 30-08-2018, gemeentehuis Wageningen). Ook valt het plangebied buiten de daadwerkelijke grondwaterfluctuatiezone.

Doorkijk effecten bij mogelijke ontwikkeling bedrijventerrein

De keuze voor varianten bij de versterkingsopgave van de Grebbedijk heeft op termijn impact op de waterhuishouding in de wijdere omgeving van het bestemmingsplan Haven-Costerweg. Deze varianten worden daarom niet meegenomen in de watertoets. Ten behoeve van het project dijkversterking Grebbedijk zitten waterbeheerders (Rijkswaterstaat, waterschap, gemeente) reeds met elkaar om tafel.

In de watertoets is beschouwd of een mogelijke invulling aan de noordzijde van de haven van Wageningen niet onmogelijk is.

Verhard oppervlak – ontwikkeling 2 en 3

Bij het verhuizen van het bedrijf Bruil (voorheen EBC), ontwikkeling 2, verdwijnt circa 30.000 m2 aan verhard oppervlak. Bij ontwikkeling 3 (bedrijvigheid op de locatie 't Stek en Taats is de toename van verhard oppervlak in elk geval lager dan deze afname. Beide locaties liggen aan het zelfde oppervlaktewater: de Haven van Wageningen. In principe is er in het plangebied daarom geen sprake van toename van verharding. Aandachtspunt hierbij is wel dat eerst verhard oppervlak verwijderd moet worden, voordat er nieuw verhard oppervlak aangelegd mag worden. Indien dit niet mogelijk is, dient er een (tijdelijke) waterbergingsvoorziening aangelegd te worden bij ontwikkeling 2.

Dempen oppervlaktewater Rijkswater – ontwikkeling 3

Bij ontwikkeling 3 wordt een deel van het water in de haven gedempt, 2.077 m² . Dit water behoort tot de Rijkswateren. Rijkswaterstaat heeft als doel om:

  • “de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
  • ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.”

Om de bergingscapaciteit te behouden zal er op een andere locatie oppervlaktewater gegraven kunnen worden. Deze locatie zal in overleg met Rijkswaterstaat bepaald moeten worden.

Wanneer deze ontwikkeling verder wordt uitgewerkt in een wijzigingsplan kan er worden aangehaakt bij waterprojecten, zoals de Grebbedijk, die in de uiterwaarden van de Nederrijn plaatsvinden. Hierbij zit Rijkswaterstaat reeds aan tafel. Het advies is dan het teruggraven van Rijkswater, ter compensatie van ontwikkeling 3, mee te nemen in het Grebbedijkproject.

Regels rond waterkeringen – ontwikkeling 2

Rond waterkeringen gelden veel regels om de stabiliteit van de dijk te waarborgen. Ontwikkeling 2 (deels) en 3 betreffen werkzaamheden in zowel de kernzone, de beschermingszone A, als beschermingszone B. Om te werken in de kern- en beschermingszone dient een watervergunning aangevraagd te worden. Voor deze vergunning moet aangetoond worden dat de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijft. Regels rond waterkeringen betreffen onder andere:

Bouwwerken, Beplanting, Kabels, leidingen en bodemenergiesystemen, weg- dijkmeubilair, aanleg en onderhoud van wegen, op en afritten, verhardingen, explosieven, erfscheidingen, milieu- bodem- en archeologisch onderzoek, grondroeringen in, op en nabij waterkeringen.

Ook grenst het plangebied aan overige dijken die niet in de digitale legger van het waterschap staan. Alleen ontwikkeling 3 grenst aan één van deze dijken, waarbij er geen werkzaamheden aan deze dijk verwacht worden. Verder heeft het waterschap aangegeven geen uitgebreide regels omtrent deze dijk te hebben, naast het feit dat de dijk gehandhaafd dient te blijven (overleg Gemeente/Waterschap/Antea Group, dd. 30-08-2018, gemeentehuis Wageningen).

Grondwater intrekgebied - gehele plangebied

Intrekgebieden zijn de gebieden waar het grondwater maximaal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereikt. In een intrekgebied mogen geen fossiele brandstoffen en dergelijke worden gewonnen. Bij deze ontwikkeling worden geen fossiele brandstoffen gewonnen en is er dus geen invloed op het intrekgebied.

5.11 Milieueffectrapport

In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt een m.e.r.-procedure doorlopen (waarbij m.e.r. staat voor milieueffectrapportage) voor het hele plangebied hiervoor is deze milieueffectrapport (MER) opgesteld. Voor de aanpassingen aan het bedrijventerrein van de Wageningse haven geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht op basis van categorie 11.3 van onderdeel D van het Besluit Milieueffectrapportage, er is sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Omdat belangrijke nadelige milieugevolgen van het voornemen niet op voorhand uit te sluiten zijn en omdat een passende beoordeling noodzakelijk is, is een m.e.r. noodzakelijk. De m.e.r.-beoordelingsprocedure is daarom niet doorlopen. Het milieueffectrapport is als Bijlage 11 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. De bijlagen bij het MER zijn opgenomen als bijlage 12 tot en met bijlage 22.

5.11.1 Conclusies effectbeoordeling

De gemeente Wageningen is voornemens om een nieuw bestemmingsplan voor de Wageningse haven en het omliggende bedrijventerrein te maken. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Het bestemmingsplan verplaatst Transportbedrijf Van Leusden van zuidkant van de haven naar de noordkant, neemt een wijzigingsbevoegdheid op voor de verplaatsing van Bruil, ontwikkeld Natuur en recreatie op de vrijgekomen gronden aan de zuidkant van de haven, maakt een groei van 10% bebouwd oppervlak mogelijk voor de bedrijven aan de noordkant van de haven en maakt woningbouw met voorzieningen in de plint mogelijk aan de Costerweg.

De effecten van de ontwikkelingen in de Wageningse haven zijn afhankelijk van het alternatief. Alternatief 1 betreft bovengenoemde ontwikkelingen exclusief de verplaatsing van Bruil. In Alternatief 2 vinden de zelfde ontwikkelingen plaats en wordt Bruil ook verplaatst naar de noordkant van de haven.

Het bestemmingsplan maakt woningbouw met voorzieningen in de plint mogelijk op het bestaande bedrijventerrein aan de Costerweg. Het toevoegen van woningen zorgt voor een afname van bedrijventerrein. De realisatie van de bebouwing en bijbehorende fundering heeft effecten op de archeologische waarden die vermoedelijk in de ondergrond aanwezig zijn. Gedurende de realisatie is hinder voor de omgeving te verwachten. De realisatie van de woningen en voorzieningen heeft een verkeer aantrekkende werking en draagt bij aan het wegverkeerlawaai en de cumulatie van geluid.

Het verplaatsen van Transportbedrijf Van Leusden (Alternatief 1) naar de noordkant van de haven zorgt voor een afname van bedrijventerrein. De ontwikkeling van natuur en recreatie op de oude locatie draagt bij aan de landschappelijke waarden en visuele kwaliteit van het landschap. De ontwikkeling van het natuur en recreatiegebied draagt bij aan een betere (water)bodemkwaliteit en oppervlaktewatersysteem. Het vestigen van het transportbedrijf aan de noordzijde van de haven zorgt voor invulling van het deels leegstaande bedrijventerrein. Het verplaatsen van de activiteiten zorgt voor een toename van industrielawaai aan de noordkant van het bedrijventerrein. De verkeersstromen rondom de Wageningse haven veranderen door de verplaatsing, de verkeersbewegingen van Transportbedrijf Van Leusden beperken zich tot een minimale afstand. Door deze kortere route ondervinden omwonende minder hinder van trillingen en verbeterd de verkeersveiligheid van de fietsers op de Grebbedijk.

Zodra Bruil eveneens (Alternatief 2) naar de noordkant van de haven verplaatst, neemt de oppervlakte van het bedrijventerrein af. De ontwikkeling van natuur en recreatie op de oude locatie draagt bij aan een verdere versterking van de landschappelijke waarden en visuele kwaliteit van het landschap. De beoogde verplaatsing heeft positieve effecten op Natura 2000 gebied de Rijnrakken (wat eveneens tot het Gelderse Natuurnetwerk behoort). Door ruimte te bieden aan de natuur kan de aanwezige flora en fauna in het gebied floreren. De realisatie van het natuur en recreatiegebied draagt bij aan een verbetering van de (water)bodemkwaliteit en het oppervlaktewatersysteem. Het vestigen van het transportbedrijf aan de noordzijde van de haven zorgt voor een verdere concentratie van bedrijvigheid rondom de Wageningse haven. Het verplaatsen van de activiteiten zorgt voor een toename van industrielawaai aan de noordkant van het bedrijventerrein en veranderingen van de verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen van Transportbedrijf Van Leusden en Bruil beperken zich door een kortere route naar de gebiedsontsluitingswegen, hierdoor ondervinden omwonende minder hinder van trillingen en verbeterd de verkeersveiligheid van de fietsers op de Grebbedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1_0039.png"

Tabel: effectbeoordeling

5.11.2 Mitigerende maatregelen

Ten aanzien van verschillende aspecten zijn mitigerende maatregelen geformuleerd:

  • Om de effecten op de archeologische waarden te beperken kan vervolg onderzoek worden ingesteld, als de aanwezige waarden niet 'in situ' (in de huidige toestand in de grond) bewaard kunnen blijven, is het mogelijk om de waarden op te graven en dit proces te documenteren;
  • De geluidseffecten kunnen beperkte worden door geluidwerende maatregelen te nemen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of ontvangstmaatregelen);
  • Effecten in de aanlegfase kunnen beperkt worden door het verkeer zo snel mogelijk af te wikkelen naar de daarvoor bestemde wegen, de weginrichting aanpassen om trillingseffecten te beperken, een lagere toegestane snelheid kan bijdragen in het beperken van trillingshinder en/of het sturen van verkeer over de daarvoor bedoelde routes.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Wijze van bestemmen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • a. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • b. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken). Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • a. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

En een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • b. het bebouwen van de gronden;
  • c. het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is het handhaven van de vigerende rechten. Dat betekent dat zoveel mogelijk de vigerende bestemming wordt overgenomen, zowel wat betreft het gebruik als de bouwmogelijkheden. De naamgeving en systematiek is gebaseerd op de Standaard VergelijkBare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP2012). Daar waar de huidige situatie een afwijking laat zien van de bestemming dan wel een verbijzondering, zal dat door middel van een functieaanduiding of gebiedsaanduiding worden aangegeven. Tevens zullen alle verleende vergunningen en/of vrijstellingen/ontheffingen worden verwerkt in de bestemmingsregeling.

6.2 Specifieke uitgangspunten

6.2.1 Wijzigingsgebieden

De gemeentelijke visie voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2 is deels vastgelegd met overeenkomsten tussen gemeente en bedrijven. Daardoor is er op onderdelen al sprake van gewijzigde bestemmingen die verplaatsing van bedrijven mogelijk maakt.

Een aantal ontwikkelingen zijn nog niet te vertalen in het bestemmingsplan. Voor die ontwikkelingen is een 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' opgenomen naast de vigerende bestemmingen voor deze gronden en gebouwen die zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan / verleende vergunningen.

Een wijzigingsgebied is opgenomen voor de verplaatsing van het bedrijf Bruil naar de locatie "De Taats", wijzigingsgebied 1.

6.2.2 Bedrijfswoningen

Buitendijks

Binnen het buitendijks industrieterrein zijn bedrijfswoningen en woningen niet toegestaan.

Binnendijks

Voor het plangebied dat binnendijks is gelegen zijn de bestaande bedrijfswoningen aangeduid. Binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.

Redenen voor het laten vervallen van het bouwen van bedrijfswoningen zijn:

  • 1. De noodzaak van de aanwezigheid van een bedrijfswoning is vaak niet aantoonbaar. De veiligheid kan in de tegenwoordige tijd ook op andere wijzen worden bewaakt, zoals bijvoorbeeld door elektronische beveiliging.
  • 2. Door de bouw van een bedrijfswoning kan er een mogelijke beperking van bedrijfsactiviteiten op naburige percelen optreden. Onder het vigerende bestemmingsplan zal een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfswoning moeten worden verleend, ongeacht of de bedrijfswoning aanvaardbaar is op de betreffende locatie of dat er een beperking optreedt van bedrijfsactiviteiten van derden. Dit kan zo ver gaan dat een derde (technische) maatregelen zou moeten treffen of zelfs zijn bedrijfsvoering in het geheel niet meer zou kunnen uitoefenen door de bouw van een bedrijfswoning op een naburig perceel.
  • 3. Er zijn onder de huidige bestemmingsplannen maar weinig bedrijfswoningen gerealiseerd.

6.3 Enkelbestemmingen

Bedrijf

De bestaande bedrijvigheid aan de zuidkant van de haven is bestemd als 'Bedrijf'. De bedrijfsmatige activiteiten in de huidige situatie kunnen worden voortgezet. Omdat de gemeentelijke visie is gericht op herinrichting is een bevoegdheid opgenomen om na verhuizing / verplaatsing van de huidige activiteiten de bestemming te wijzigen naar 'Groen' en/of 'Recreatie'.

Bedrijventerrein

Omdat er binnen het plangebied sprake is van buitendijks gelegen aan het water verbonden bedrijvigheid en benedendijks gelegen bedrijven is er een onderscheid gemaakt.

De watergebonden bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijventerrein' en geldt voor alle buitendijks gelegen terreinen met een directe binding met de binnenhaven van de gemeente Wageningen.

Bedrijventerrein - 2

De bestemming Bedrijventerrein - 2 geldt voor de overige gebieden die benedendijks zijn gelegen en in het huidige bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Wageningen' deze bestemming ook al hebben.

Groen

Het structurele groen binnen het plangebied heeft de bestemming Groen gekregen. Het oprichten van gebouwen binnen deze bestemming is niet toegestaan. De zuidzijde van de haven heeft, net als in het voorgaande plan, eveneens de bestemming Groen.

Kantoor

Het havenkantoor gelegen aan de Pabstsendam heeft de bestemming Kantoor gekregen.

Maatschappelijk

Eén perceel heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. Dit betreft het monumentale gemaal aan de Pabstsendam.

Recreatie

De recreatieve functies in de haven zijn bestemd als Recreatie. Dit zijn de terrein van de jachthaven VADA en de roeivereniging ARGO.

Tuin

De bestemming Tuin is gelegd aan de voorzijde en zijtuin van de bestaande woningen.

Verkeer

De wegen en straten met bijbehorende bermen e.d. hebben de bestemming Verkeer.

Water

De in het plangebied voorkomende binnenhaven en de hoofdwatergang zijn voorzien van de bestemming Water.

Wonen

De in het plangebied voorkomende bestaande woningen hebben een bestemming Wonen gekregen. Nieuwe woningen, behalve herbouw, zijn niet toegestaan. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden opgericht, de bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen het bouwvlak als buiten het bouwvlak toegestaan.

Gemengd - Uit te werken

Voor de ontwikkeling van de Costerweglocatie naar een woongebied met commerciële functies op de begane grond zijn de kaders opgenomen in de bestemming Gemengd - Uit te werken. Er is nog geen bouwplan dat door de gemeente Wageningen is beoordeeld. De bestemming 'Gemengd - Uit te werken' verplicht het college van burgemeester en wethouders tot een uitwerkingsplan binnen de planperiode van het bestemmingsplan waarbij maximaal 175 woningen kunnen worden gerealiseerd en 7.000 m2 b.v.o. aan maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, kantoren en/of dienstverlening op de begane grond.

6.4 Dubbelbestemmingen

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Door het havengebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding. Deze is als zodanig op de verbeelding weergegeven met bijbehorende zone.

Waarde - Archeologie 2 en 3

Conform het archeologisch beleid dat is omschreven in paragraaf 5.1 van deze toelichting zijn ter bescherming van de archeologische waarden twee dubbelbestemmingen opgenomen. Werken en werkzaamheden die groter zijn dan 240 m2 of 10.000 m2 en dieper dan 30 cm de grond in gaan, zijn omgevingsvergunningplichtig.

Waterstaat - Waterkering

De waterkering, de Grebbedijk, die aan de noordgrens van het plangebied voorkomt, heeft de bestemming Waterstaat – Waterkering. Binnen deze bestemming mag in eerste instantie alleen ten behoeve van de waterkering worden gebouwd.

6.5 Aanduidingen

Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrieterrein'

Vanuit het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen en onderdeel is van het bestemmingsplan ligt er over een gedeelte van het plangebied een 50 dB(A)-contour. Deze is vertaald door het opnemen van een gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrieterrein’. Binnen deze zone is het oprichten van nieuwe geluidgevoelige bebouwing niet toegestaan.

Overige zone - gezoneerd industrieterrein

Het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen is aangeduid met 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Door het Ministeriële besluit (20 augustus 1992) zijn binnen deze zone grote (zware) industriële bedrijven toegestaan. Deze bedrijven kunnen zich vestigen op het industrieterrein zonder dat omliggende gevoelige functies deze vestiging hinderen door toetsing aan het zonebeheersmodel voor industrielawaai.

Overige aanduidingen

Binnen het plangebied komt nog een groot aantal functieaanduidingen voor, bijvoorbeeld ten behoeve van de milieuzonering. Daar waar dit noodzakelijk is, is een zonering op de verbeelding aangegeven die vanuit de bestaande woningen is bepaald. Bestaande bedrijven die afwijken van de toegestane milieucategorie zijn daarnaast specifiek bestemd, bijvoorbeeld als transportbedrijf. De verbeelding kent ook nog een aantal maatvoeringaanduidingen, zoals bouwhoogte en bebouwingspercentage.

6.6 Overige regels

Naast de bestemmingen kent een bestemmingsplan ook nog inleidende, algemene en overgangs- en slotregels. In de inleidende regels zijn de begrippen en is de wijze van meten opgenomen.

De algemene regels betreft onder andere:

  • De anti-dubbeltelregel: dit artikel moet voorkomen dat situaties ontstaan welke strijdig zijn met de bedoeling van het plan. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • Algemene bouwregels: het gaat hierbij onder andere om het ondergrondse bouwen.

De overgangs- en slotregels bevatten tenslotte het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid bestemmingsplan

7.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan de financiële uitvoerbaarheid voldoende verzekerd moet zijn.

Door het raadsbesluit voor de kaders van het bestemmingsplan Haven-Costerweg en de gemeentebegroting zijn de financiële middelen voor het opstellen van het bestemmingslan en het uitvoeren van de bijbehorende onderzoeken beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur.

De gemeente Wageningen heeft met transportbedrijf Van Leusden overeenstemming bereikt over de verplaatsing van dit bedrijf naar 't Stek. Deze verplaatsing is geborgd in voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg.

Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

Toekomstige ontwikkelingen

Voor de woningbouw op de locatie Costerweg is in het bestemmingsplan een uit te werken bestemming opgenomen. Dat betekent dat er op dit moment een bouwverbod geldt en dat bij het uitwerkingsplan de benodigde onderzoeken moeten worden uitgevoerd en economische uitvoerbaarheid dient te worden aangetoond.

Ook voor de mogelijke verplaatsing van het bedrijf Bruil is geen directe bestemming opgenomen maar een wijzigingsbevoegdheid. In het wijzigingsplan dienen de benodigde onderzoeken te worden uitgevoerd en de economische uitvoerbaarheid te worden aangetoond.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Communicatie

De gemeente Wageningen heeft bij het tot stand komen van voorliggend bestemmingsplan Haven-Costerweg diverse bijeenkomsten georganiseerd om omwonenden en belangstellenden te informeren.

7.2.2 Notitie reikwijdte en detailniveau

Ter voorbereiding op het ontwerp MER en ontwerp bestemmingsplan Haven-Costerweg is een Notitie reikwijdte en detailniveau (hierna NRD) opgesteld.

In de NRD staat wat in het milieueffectrapport (MER) wordt onderzocht en op welke manier. Conform wet- en regelgeving, zijn betrokken bestuursorganen en adviseurs (de vooroverleg partners in het kader van de bestemmingsplanprocedure en enkele specifieke m.e.r.-adviseurs) geraadpleegd over de inhoud (reikwijdte en detailniveau) van het MER: wat moet in het MER worden onderzocht en op welke manier? De NRD is tevens ter inzage gelegd zodat eenieder heeft kunnen reageren. Op basis van de NRD en de ontvangen reacties en adviezen is het ontwerp MER opgesteld.

7.2.3 Zienswijzen ontwerp bestemmingsplan

P.M.