direct naar inhoud van Regels
Plan: Haven-Costerweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Haven-Costerweg identificatienummer NL.IMRO.0289.0076HavenCosterw-ONT1 van de gemeente Wageningen.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden beroep

Het uitoefenen van een vrij beroep waaronder verstaan wordt: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.) administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit.

1.6 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureau, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf.

1.7 Archeologische monumentenzorg

Zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.8 Archeologisch onderzoek

In een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.9 Archeologisch verwachtingsvol gebied

Door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.10 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 Bed & breakfast

Een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.14 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.16 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 Belangrijkste gebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.18 Beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten

Het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).

1.19 Bestaand
  • a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.20 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van het belangrijkste gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdbouwmassa verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.

1.23 Bodemverstorende activiteiten

Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.24 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.27 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.29 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Een bouwwerk, niet zijnde een gebouw en niet zijnde een overkapping.

1.32 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is.

1.33 Detailhandel perifeer

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.34 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.35 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.36 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.38 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.39 Gestapelde woning

Boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.40 Hoofdbouwmassa

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.41 Hoogwaardig

Door middel van specifieke kennis van hoger opgeleide mensen komen producten (waaronder fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en/of innovatie) tot stand, waarbij onder toegepast onderzoek advieswerkzaamheden worden begrepen.

1.42 Horeca

Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met dien verstande dat zware horeca is uitgesloten.

1.43 Internetdetailhandel

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt, niet zijnde productiegebonden detailhandel, waarbij het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld is toegestaan, alsmede het afrekenen van een product. De afhaalfunctie mag enkel in een bedrijfsruimte die is gevestigd op een bedrijventerrein of bij een winkelcentrum. Het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m2 en uitstalling van producten is niet toegestaan. Opslag is toegestaan.

1.44 Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning.

1.45 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.47 Laden en lossen

Onmiddelijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Uitgezonderd zijn het incidenteel laden en lossen van goederen met gebruikmaking van personenauto's.

1.48 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen in het kader van het verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen in ieder geval een gemaal, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.49 Motortrial

Motortrial is een tak van de motorsport waarbij het er om gaat een aantal uitdagende hindernissen te nemen zonder de grond of de hindernis met de voet te raken.

1.50 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.51 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.52 Overkapping

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met één dakvlak en maximaal één gesloten, al dan niet eigen wand.

1.53 Peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
  • c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.54 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.55 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.56 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.57 Uitstalling

Een verplaatsbare voorziening, zoals een (markt)kraam, een wagen of een tafel, voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten;

1.58 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van het belangrijkste gebouw.

1.59 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan, tot aan de perceelsgrenzen.

1.60 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.61 Watergebonden bedrijfsactiviteiten

Bedrijven met een vestigingslocatie direct aan vaarwater met een eigen kade of gebruikmakend van een in de directe nabijheid gelegen openbare kade voor goederenoverslag of productieactiviteiten.

1.62 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.63 Waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.64 Wet/ wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.65 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van watergebonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend behorend bij een bedrijf met SBI-code 2363.2 / 2364.2, SBI-code 383202.A1 en SBI-code 46735.5 die staan vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1.

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing is per bouwperceel aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. minimaal 3,00 m, tenzij de aanduiding 'bouwvlak' de zijdelingse grens bepaalt; of
    • 2. de gebouwen worden aaneen gebouwd; of
    • 3. de bestaande afstand indien deze afstand reeds minder bedraagt.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bouwpercelen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
  • b. vuurwerkopslag;
  • c. bevi-inrichtingen;
  • d. wonen;
  • e. detailhandel, met uitzondering van internetdetailhandel;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. recreatief nachtverblijf;
  • i. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • j. zelfstandige kantoren.
3.4.2 Bedrijfsactiviteiten

Voor het gebruik van de gronden voor de bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. de maximale productiecapaciteit voor betonmortel bedraagt 250.000 ton per kalenderjaar;
  • b. de maximale verwerkingscapaciteit van de puinbrekerij bedraagt 112.000 ton per kalenderjaar.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 juncto 3.4.1 ten behoeve van het toestaan van detailhandel door bedrijven, mits:

  • a. het uitsluitend perifere detailhandel betreft met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m2;
  • b. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gemeentelijke (auto- en fiets-)parkeernormen;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein.
3.5.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 1

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 niet in Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, luchtkwaliteit, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf, de effecten op nabijgelegen Natura 2000 gebieden en de visuele hinder.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen en de bestemming Bedrijf na verplaatsing van de bestaande bedrijfsactiviteiten te wijzigen naar de bestemming Groen en/of Recreatie.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van watergebonden bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 met in achtneming van:
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' is tevens een bedrijf met SBI-code 1091.6 en 4621.1 toegestaan;
    • 2. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' is tevens een bedrijf met SBI-code 52242.9 toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing is per bouwperceel aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. minimaal 3,00 m, tenzij de aanduiding 'bouwvlak' de zijdelingse grens bepaalt; of
    • 2. de gebouwen worden aaneen gebouwd; of
    • 3. de bestaande afstand indien deze afstand reeds minder bedraagt.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bouwpercelen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
  • b. vuurwerkopslag;
  • c. bevi-inrichtingen;
  • d. wonen;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. detailhandel, met uitzondering van internetdetailhandel;
  • g. verkooppunten voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • h. seksinrichtingen;
  • i. recreatief nachtverblijf;
  • j. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • k. zelfstandige kantoren.
4.4.2 Internetdetailhandel en ondergeschikte verkoop gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten

Ten aanzien van internetdetailhandel en ondergeschikte verkoop gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten moet aan de volgende regels worden voldaan:

  • a. ter plaatse is uitsluitend een afhaalfunctie toegestaan en de mogelijkheid tot het afrekenen van de producten die rechtstreeks voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf;
  • b. het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • c. de openingstijden zoals vastgelegd in de Winkeltijdenwet gelden;
  • d. uitstalling van producten voor de verkoop is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 juncto 4.4.1 ten behoeve van het toestaan van detailhandel door bedrijven, mits:

  • a. het uitsluitend perifere detailhandel betreft met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m2;
  • b. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gemeentelijke (auto- en fiets-)parkeernormen, zie 22.2;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein.
4.5.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 1

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, niet in Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, luchtkwaliteit, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf, de effecten op nabijgelegen Natura 2000 gebieden en de visuele hinder.

4.5.3 Verkeersaantrekkende werking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in de naast hogere kwalitatieve index verkeer onder de volgende voorwaarden:

  • a. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gemeentelijke (auto- en fiets-)parkeernormen, zie 22.2;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein;
  • c. er dient onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit; deze mag niet in betekende mate toenemen conform titel 5.2 Wet milieubeheer;
  • d. er dient onderzoek gedaan te worden naar de invloed van het nieuwe gebruik op nabijgelegen Natura 2000 gebieden (stikstofdepositie). Uit dit onderzoek dient te blijken dat al dan niet na het nemen van mitigerende maatregelen het nieuwe gebruik geen verslechterende invloed heeft op de natuurwaarden, zoals aangewezen voor de nabijgelegen Natura 2000 gebieden.
4.5.4 Verkoop aan particulieren

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2, teneinde verkoop aan particulieren in een grotere omvang dan genoemd onder 4.4.2 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkoop aan particulieren moet zijn gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten;
  • b. de verkoop aan particulieren beslaat maximaal 15% van de bebouwde oppervlakte van het bedrijfspand met een maximum van 150 m2.

Artikel 5 Bedrijventerrein - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met in achtneming van het bepaalde in 5.4.3.

  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan, alsmede dat de bedrijfswoning binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. 'kantoor' tevens voor een zelfstandig kantoor;
    • 3. 'transportbedrijf' uitsluitend voor een transportbedrijf en uitsluitend in overeenstemming met de in Bijlage 3 Inrichtingstekening Van Leusden opgenomen inrichtingstekening;
  • c. internetdetailhandel;
  • d. bedrijfsverzamelgebouwen in maximaal de categorie als toegestaan onder sub a;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' met deze aanduiding is aangegeven. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. minimaal 3,00 m, tenzij de aanduiding 'bouwvlak' de zijdelingse grens bepaalt; of
    • 2. de gebouwen worden aaneen gebouwd; of
    • 3. de bestaande afstand indien deze afstand reeds minder bedraagt.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding aangegeven hoogte bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6,50 m;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,00 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50 m2.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 sub c ten behoeve van het toestaan van een maximale hoogte van 6,00 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • b. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. vuurwerkopslag;
  • c. bevi-inrichtingen;
  • d. wonen, behoudens:
    • 1. in de bedrijfswoningen als bedoeld in 5.1 sub e;
  • e. detailhandel, met uitzondering van internetdetailhandel;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. recreatief nachtverblijf;
  • i. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • j. zelfstandige kantoren, met uitzondering van kantoren als toegestaan in 5.1 sub b.
5.4.2 Internetdetailhandel en ondergeschikte verkoop gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten

Ten aanzien van internetdetailhandel en ondergeschikte verkoop gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten moet aan de volgende regels worden voldaan:

  • a. ter plaatse is uitsluitend een afhaalfunctie toegestaan en de mogelijkheid tot het afrekenen van de producten die rechtstreeks voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf;
  • b. het afhaalgedeelte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • c. de openingstijden zoals vastgelegd in de Winkeltijdenwet gelden;
  • d. uitstalling van producten voor de verkoop is niet toegestaan.
5.4.3 Verkeersaantrekkende werking

Een wijziging van het bestaande gebruik is alleen toegestaan, indien de verkeersaantrekkende werking van het nieuwe gebruik gelijk is aan die van het bestaande gebruik, zoals aangegeven in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 2 in de kolom index verkeer.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 juncto 5.4.1 ten behoeve van het toestaan van detailhandel door bedrijven, mits:

  • a. het uitsluitend perifere detailhandel betreft met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m2;
  • b. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gemeentelijke (auto- en fiets-)parkeernormen;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein.
5.5.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 2

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, niet in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 2 wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, luchtkwaliteit, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf, de effecten op nabijgelegen Natura 2000 gebieden en de visuele hinder.

5.5.3 Verkeersaantrekkende werking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 juncto 5.4.3 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in de naast hogere kwalitatieve index verkeer onder de volgende voorwaarden:

  • a. het nieuwe gebruik moet voldoen aan de gemeentelijke (auto- en fiets-)parkeernormen, zie 22.2;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein;
  • c. er dient onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit; deze mag niet in betekende mate toenemen conform titel 5.2 Wet milieubeheer;
  • d. er dient onderzoek gedaan te worden naar de invloed van het nieuwe gebruik op nabijgelegen Natura 2000 gebieden (stikstofdepositie). Uit dit onderzoek dient te blijken dat al dan niet na het nemen van mitigerende maatregelen het nieuwe gebruik geen verslechterende invloed heeft op de natuurwaarden, zoals aangewezen voor de nabijgelegen Natura 2000 gebieden.
5.5.4 Verkoop aan particulieren

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.2, teneinde verkoop aan particulieren in een grotere omvang dan genoemd onder 5.4.2 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkoop aan particulieren moet zijn gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten;
  • b. de verkoop aan particulieren beslaat maximaal 15% van de bebouwde oppervlakte van het bedrijfspand met een maximum van 150 m2.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. kunstwerken;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterberging en waterpartijen;
  • g. (extensief) recreatief medegebruik;
  • h. behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. bewegwijzering en andere beperkte recreatieve voorzieningen;
  • j. terrein met een behendigheidsparcour voor de motortrial;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd met de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
    • 2. de bebouwde oppervlakte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • b. in afwijking van het gestelde onder sub a is een uitkijkpost ten behoeve van het behoud en de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende algemene regel:

  • a. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' met deze aanduiding is aangegeven. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1,00 meter.
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • c. rijksmonument: ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.

met de daarbij behorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende algemene regel:

  • a. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' met deze aanduiding is aangegeven. Indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1,00 meter.
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen;
  • b. watersportverenigingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' een jachthaven met bijbehorende gebouwen.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;.

met de daarbij behorende:

  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' met deze aanduiding is aangegeven.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. minimaal 3,00 m, tenzij de aanduiding 'bouwvlak' de zijdelingse grens bepaalt; of
    • 2. de gebouwen worden aaneen gebouwd; of
    • 3. de bestaande afstand indien deze afstand reeds minder bedraagt.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van hijsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de scheepvaart mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen;
  • b. opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. opslag en verkoop van vuurwerk.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeren, uitsluitend ter plaatse van een oprit;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding:
  • e. 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening;
  • f. kantoor' tevens voor een kantoor;

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat parkeerplaatsen, met uitzondering van het bepaalde onder b, nadrukkelijk zijn uitgesloten.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd als uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdbouwmassa van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

  • a. de horizontale diepte ten hoogste 1,00 m bedraagt, met dien verstande dat de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,50 m bedraagt;
  • b. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van de hoofdbouwmassa de breedte ten hoogste 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbouwmassa + 0,25 m.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de hoofdbouwmassa mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend vergunningsvrij worden gebouwd.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden en tennisbanen.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor een parkeerterrein;
  • c. laad- en losplaatsen van voertuigen voor het laden en lossen;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • g. straatmeubilair;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. kunstwerken;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. oeververbindingen (bruggen).
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
  • c. de bebouwde oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scheepvaartverkeer te water;
  • b. lig-, laad- en losplaatsen van schepen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen;
  • d. behoud en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' het gebruik van het water als jachthaven met bijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kades, aanmeervoorzieningen, bruggen, dammen en/of duikers.

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de scheepvaart mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' geldt aanvullend het volgende:
    • 1. er mogen maximaal 150 ligplaatsen voor boten worden gerealiseerd;
    • 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van hijswerktuigen bedraagt maximaal 12 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor:

  • a. het aanleggen, aanmeren, ligplaatsen innemen van woonschepen en overige schepen.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis gebonden bedrijf op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdbouwmassa's, bijbehorende bouwwerken tot een maximum per woning van:
    • 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
    • 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
    • 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;

met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen dan wel indien ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven mag het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met deze aanduiding is aangegeven;

  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    • 2. 'kantoor' tevens voor een kantoor uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. de verhuur door een particulier van maximaal twee kamers in de door henzelf bewoonde woning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdbouwmassa's

Voor het bouwen van hoofdbouwmassa's gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdbouwmassa mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdbouwmassa mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • c. uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan, behoudens herbouw ter plaatse in uitsluitend de bestaande bouwwijze;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder dan 2,00 m bedragen;
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 3,00 m achter de voorgevel van de hoofdbouwmassa en/of het verlengde daarvan gebouwd;
  • c. binnen het bouwvlak geldt geen maximale oppervlaktemaat; indien bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van die bijbehorende bouwwerken bij een hoofdbouwmassa niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 30 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;
    • 2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m2 tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;
    • 3. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. kamerverhuur;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden of tennisbanen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bijbehorende bouwwerken.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Zwembaden en tennisbanen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 juncto artikel 13.3 sub d voor:

  • a. het bouwen van onoverdekte particuliere zwembaden, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5% van het totale perceelsoppervlak, met een maximum van 125 m2 en de bovenkant van het bassin op of nagenoeg op maaiveldhoogte is gelegen;
    • 2. de afstand tot de bouwperceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • b. de aanleg van een particuliere tennisbaan op percelen van meer dan 2.000 m2, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 650 m2;
    • 2. de afstand tot de zijwaartse bouwperceelgrens ten minste 10,00 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8,00 m bedraagt;
    • 4. de tennisbaan wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak, dan wel op grond waar nader omschreven bebouwing (bijbehorende bouwwerken) is toegestaan.
13.4.2 Bed & Breakfast-voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en een Bed & Breakfast-voorziening in een woning en/of hierbij behorende bouwwerken toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag geen sprake zijn van strijd met de voorwaarden die gelden ten aanzien van het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of hierbij behorende bouwwerken;
  • b. ten aanzien van de voorwaarde inzake het toegestane vloeroppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit mogen ruimtes die gemeenschappelijk worden gebruikt buiten beschouwing worden gelaten;
  • c. de toeristisch-recreatieve functie is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • d. er mag nachtverblijf worden verschaft aan maximaal 5 personen;
  • e. de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren, waartoe realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan.

Artikel 14 Gemengd - Uit te werken

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde en grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis gebonden bedrijf op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum per bouwperceel van:
    • 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
    • 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;
    • 3. 75 m2 bij bouwpercelen vanaf 1.500 m2;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, kantoren en/of dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en beplanting, minimaal 10% van de gronden moeten hiervoor worden ingericht;
  • d. parkeer- en speelvoorzieningen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
14.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels.

14.2.1 Algemeen
  • a. Het uitwerkingsplan dient een positief advies te hebben van het bevoegd gezag ten aanzien van de waterhuishouding en waterberging;
  • b. Het uitwerkingsplan dient voorzien te zijn van een stedenbouwkundig plan waarin rekening wordt gehouden met de relatie met de omliggende bebouwing;
  • c. Voorafgaand aan de uitwerking van het plan dient een deskundig ecoloog het terrein te inspecteren;
  • d. Voorafgaand aan de uitwerking van het plan dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, industrielawaai en een berekening van de cumulatie van beide. Hierbij dient tevens aan de WHO-normen te worden getoetst.
  • e. Voorafgaand aan bodemroerende werkzaamheden dient een onderzoek naar conventionele explosieven te worden uitgevoerd;
  • f. Er dient een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 te worden uitgevoerd waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd;
  • g. Er dient een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 te worden uitgevoerd;
  • h. Er dient een archeologisch onderzoek door middel van een verkennend booronderzoek te worden uitgevoerd om de mate van intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische waarden te bepalen. Uit het boordonderzoek kan een vervolgonderzoek voortkomen.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het maximum aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven woningen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. er mag maximaal 7.000 m2 bruto vloeroppervlak aan maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, kantoren en/of dienstverlening op de begane grond worden gerealiseerd.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 3,00 m achter de voorgevel van de hoofdbouwmassa en/of het verlengde daarvan gebouwd;
  • c. binnen het bouwvlak geldt geen maximale oppervlaktemaat; indien bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van die bijbehorende bouwwerken bij een hoofdbouwmassa niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 30 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;
    • 2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m2 tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;
    • 3. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.
14.2.5 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden van de in artikel 14.1 genoemde functies wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in artikel 22.2.

14.3 Bouwregels
14.3.1 Voorlopig bouwverbod

Zolang en voor zover een uitwerkingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, niet in werking is getreden, is het verboden gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken te realiseren ten behoeve van de in 14.1 bedoelde functies.

14.3.2 Afwijken van voorlopig bouwverbod

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het onder 14.3.1 bedoelde uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan en de realisatie ervan past binnen de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsverbinding;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

15.2.3 Maatvoering

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,00 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
15.4.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

15.4.3 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen (artikelen 4 tot en met 14) mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

16.2.2 Bouwen ten behoeve van de hoofdbestemming

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in artikel 16.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk of grondbewerkingen ten behoeve van bouwwerken met een oppervlakte tot ten hoogste 10.000 m2;
  • c. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
16.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 16.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek met bijbehorend rapport of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

De onder a genoemde maatregelen dienen door het bevoegd gezag te worden goedgekeurd.

De resultaten van het onder b en c genoemde onderzoek dienen in de vorm van een rapport dat voldoet aan de gestelde eisen in Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie uiterlijk binnen twee jaar na afloop van het veldwerk te worden overlegd.

16.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 16.4.1, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 10.000 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning dan wel bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

Artikel 17 Waarde - Archeologie 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen (artikelen 4 tot en met 14 mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

17.2.2 Bouwen ten behoeve van de hoofdbestemming

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in artikel 17.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk of grondbewerkingen ten behoeve van bouwwerken met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
  • c. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 17.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek met bijbehorend rapport of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

De onder a genoemde maatregelen dienen door het bevoegd gezag te worden goedgekeurd.

De resultaten van het onder b en c genoemde onderzoek dienen in de vorm van een rapport dat voldoet aan de gestelde eisen in Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie uiterlijk binnen twee jaar na afloop van het veldwerk te worden overlegd.

17.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 17.4.1, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 1.000 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning dan wel bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

18.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

18.2.3 Maatvoering

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
18.4.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

18.4.3 Advies beheerder

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

18.4.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden die als gevolg van calamiteiten worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Bestaande maatvoering
20.1.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

20.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

20.1.3 Maximaal bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 en 3 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

20.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 m onder peil;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak dan wel inhoud, wordt de oppervlakte van wel inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
20.3 Rijksmonument
20.3.1 Aanwijzing rijksmonument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. De bouwwerken dienen qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit.

20.3.2 Verbod

Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

20.3.3 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde onder artikel 20.3.2 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.

20.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 20.3.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 geluidzone - industrieterrein
21.1.1 Aanduidingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

21.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.

21.1.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1.2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

21.1.4 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen is geen nieuwe geluidsgevoelige functie toegestaan.

21.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1.4 voor het in gebruik nemen van nieuwe geluidsgevoelige functies overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
21.2.1 Aanduidingsomschrijving

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' door middel van een wijzigingsplan afwijken van het bepaalde in Artikel 4, Artikel 9 en Artikel 12 voor realisatie van een bedrijfsperceel ter verplaatsing van het bedrijf zoals bestemd in Artikel 3 en aangeduid met de figuur 'relatie'. Daarnaast is recreatief gebruik als bedoeld in Artikel 9 toegestaan.

21.2.2 Bouwregels

In het wijzigingsplan worden de bouwmogelijkheden opgenomen voor het perceel waarbij in ieder geval onderstaande regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • b. het maximaal te bebouwen oppervlak voor het bedrijf bedoeld in Artikel 4 bedraagt 1.361 m2 ;
  • c. het maximaal te bebouwen oppervlak voor recreatie als bedoeld in Artikel 9 bedraagt 1.375 m2;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeer(sontsluiting) en verkeersveiligheid op het bedrijventerrein;
  • e. er is geen sprake van nadelige gevolgen voor de bereikbaarheid van (aangrenzende) percelen.
21.2.3 Uitvoerbaarheid
  • a. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
  • b. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar industrielawaai en een zonetoets;
  • c. voorafgaand aan bodemroerende werkzaamheden dient een onderzoek naar conventionele explosieven te worden uitgevoerd;
  • d. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient:
    • 1. een bodemonderzoek te hebben plaatsgevonden conform de NEN 5740 waarbij de strategie VED-HE-NL wordt gehanteerd;
    • 2. een waterbodemonderzoek conform de NEN 5720 en waterbodemkwaliteit onderzoek conform de NEN 5717 te worden uitgevoerd;
    • 3. er dient een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 te worden uitgevoerd;
  • e. het wijzigingsplan dient een positief advies te hebben van het bevoegd gezag ten aanzien van de waterhuishouding en waterberging;
  • f. voordat ontwikkeling plaatsvindt dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst.

Artikel 22 Overige regels

22.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen, en
  • d. de ruimte tussen bouwwerken.
22.2 Parkeernorm
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsregels parkeernormering' dat is vastgesteld op 8 mei 2008 en als Bijlage 4 aan deze regels is gehecht. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  • b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in een parkeervoorziening die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a., daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de parkeernormen als opgenomen in sub a. wijzigen indien er een aanpassing of wijziging van genoemd beleidsdocument heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Haven-Costerweg'.