direct naar inhoud van Bijlage 3 Beschrijving Natura 2000-gebieden
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20100-VS00

Bijlage 3 Beschrijving Natura 2000-gebieden

Beschrijving Natura 2000-gebieden

In deze bijlage worden de Natura 2000-gebieden in en nabij het plangebied nader beschreven.

Uiterwaarden IJssel

De uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van de rivierengebieden van de IJssel; de hoofdstroom zelf is niet in het richtlijngebied meebegrensd. Een beperkt deel hiervan is aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Een aantal vrijwel onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en Scherenwelle, vormt hier een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. Andere reliëfrijke delen en gebieden die aansluiten op de zandgronden zijn van belang vanwege hardhoutooibos. De IJsselmonding is van belang voor rivierfonteinkruid. De uiterwaarden IJssel is een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, kolgans, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, kievit, grutto en reuzenstern en van belang voor fuut, kleine zilverreiger, lepelaar, grauwe gans, krakeend, wintertaling, wilde eend, pijlstaart, kuifeend, visarend, slechtvalk, scholekster en tureluur. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland.

De 'Uiterwaarden IJssel' zijn als speciale beschermingszone onder zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn aangemerkt.

Het gebied is als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn aangewezen voor de volgende natuurlijke habitattypen:

  • van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150);
  • submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion (H3260);
  • rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodion rubri p.p. en Bidention p.p. (H3270);
  • * kalkminnend grasland op dorre zandbodem (H6120);
  • voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (H6430);
  • laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) (H6510);
  • * bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) (H91E0);
  • gemengde oeverformaties met Quercus robur, Ulmus laevis, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia langs grote rivieren (Ulmenion minoris) (H91F0).

Daarnaast zijn de uiterwaarden aangewezen voor de volgende soorten (prioritaire soorten aangeduid met een sterretje):

  • bittervoorn (H1134);
  • grote modderkruiper (H1145);
  • kleine modderkruiper (H1149);
  • rivierdonderpad (H1163);
  • kamsalamander (H1166);
  • bever (H1337).

De 'Uiterwaarden IJssel' zijn als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn aangewezen voor de vogelsoorten kleine zwaan, wilde zwaan, nonnetje, porseleinhoen, kwartelkoning, zwarte stern en ijsvogel.

Door de minister van LNV zijn delen van de IJsseluiterwaarden in 1995 aangewezen als staatsnatuurmonument. In het aanwijzingsbesluit is aangegeven dat de IJsseluiterwaarden hun grote botanische betekenis ontlenen aan het voorkomen van meerdere, specifiek aan het rivierengebied gebonden plantengemeenschappen en plantensoorten. De ornithologische betekenis van het natuurmonument blijkt uit de grote diversiteit aan broedvogels.

Veluwe

De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP. Tot 1900 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1.400 ha stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk is één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte (onder andere Leemputten bij Staverden) of droge (onder andere Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen.

Het gebied is als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn aangewezen voor de volgende natuurlijke habitattypen (prioritaire habitattypen aangeduid met een sterretje):

  • psammofiele heide met Calluna en Genista (H2310);
  • psammofiele heide met Calluna en Empetrum nigrum (H2320);
  • open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (H2330);
  • oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea (H3130);
  • dystrofe natuurlijke poelen en meren (H3160);
  • submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitrichio-Batrachion (H3260);
  • noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (H4010);
  • droge Europese heide (H4030);
  • juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland (H5130);
  • * soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) (H6230);
  • grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (H6410);
  • * actief hoogveen (H7110);
  • slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (H7150);
  • atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) (H9120);
  • sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukenbossen behorend tot het Carpinion-betuli (H9160);
  • oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur (H9190);
  • * bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) (H91E0).

Daarnaast is de Veluwe aangewezen voor de volgende soorten (prioritaire soorten aangeduid met een sterretje):

  • gevlekte witsnuitlibel (H1042);
  • vliegend hert (H1083);
  • beekprik (H1096);
  • rivierdonderpad (H1163);
  • kamsalamander (H1166);
  • meervleermuis (H1318);
  • drijvende waterweegbree (H1831).

Landgoederen Brummen

Het gebied Landgoederen Brummen bestaat uit de deelgebieden Leusveld, Landgoed Voorstonden en de Empesche en Tondensche Heide. Deze terreinen liggen op de overgang van de droge zandgronden op de oostelijke flank van de Veluwe naar het vochtige rivierkleigebied van het IJsseldal. De landgoederen danken hun bijzondere ecologische kwaliteit aan kwel- en bronwater. Hoewel de grondwaterinvloed sterk is verminderd, heeft de bijzondere geohydrologische gesteldheid ervoor gezorgd dat schraalland- en veenrestanten nog aanwezig zijn.

Leusveld en Voorstonden zijn landgoederen met oud loofbos met een rijke ondergroei, naaldbos, akkers en soms zeer natte graslanden. De gebieden hebben een reliëfrijk oppervlak bestaande uit dekzandruggen met ingesloten laagten en een groot aantal beken en poelen. Het grootste deel van de dekzandruggen heeft een zuidwest-noordoostgerichte oriëntatie en de stromingsrichting van de beken is hieraan gelijk. In de laaggelegen delen van het gebied kan in de natte perioden kwel tot in het maaiveld komen. Langs de beken komen elzenbroekbossen en vogelkers-essen bossen voor.

De Empesche en Tondense Heide bevatten vochtige heidevelden, vennen, schrale graslanden en natte bosjes.

Het gebied is als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn aangewezen voor de volgende natuurlijke habitattypen (prioritaire habitattypen aangeduid met een sterretje):

  • H3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea (Verkorte naam Zwakgebufferde vennen);
  • H4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (Verkorte naam Vochtige heiden);
  • betreft het subtype: H4010A Vochtige heide (hogere zandgronden);
  • H6230 *Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van submontane gebieden in het binnenland van Europa (Verkorte naam Heischrale graslanden);
  • H6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) (Verkorte naam Blauwgraslanden);
  • H7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (Verkorte naam Pioniervegetaties met snavelbiezen);
  • H91E0 *Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) (Verkorte naam Vochtige alluviale bossen);
  • betreft het subtype: H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen).

Daarnaast is dit gebied aangewezen voor de volgende soorten

  • H1166 Kamsalamander (Triturus cristatus);
  • H1831 Drijvende waterweegbree (Luronium natans).