direct naar inhoud van 5.5 Wonen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20100-VS00

5.5 Wonen

Bouwvlak en maatvoering

Aan alle bestaande (legale) burgerwoningen met de bijbehorende erven en siertuinen wordt een bestemming Wonen toegekend. Het bouwvlak van de woning wordt afgestemd op het bouwvlak uit het vigerende bestemmingsplan, waarbij rekening wordt gehouden met de feitelijk aanwezige situatie zoals dat in de inventarisatiefase is vastgesteld. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan. Indien er meerdere woningen binnen een bouwvlak aanwezig zijn en zijn toegestaan, wordt dit aangegeven door middel van een maatvoeringaanduiding.

De inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m³ per woning. Dit is exclusief maximaal 100 m² voor bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen). Voor de goot- en bouwhoogte van de woningen wordt uitgegaan van een generieke regeling met een goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 10 m.

Voor de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen wordt uitgegaan van een generieke regeling met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 m. Omdat het om redenen van ruimtelijke kwaliteit soms ongewenst is om bijgebouwen voor de voorgevel van (bedrijfs)woningen te bouwen wordt een nadere eisenregeling opgenomen.

Omdat het niet gewenst is dat aaneengebouwde woningen worden gesloopt en worden vervangen door twee of meer vrijstaande woningen, wordt voor deze woningen geregeld dat woningen die aaneengebouwd zijn, aaneengebouwd dienen te blijven.

(Bedrijfs)woningen in het buitengebied zijn er in vele maten en vormen, er is geen standaard. Ten aanzien van de uitbreiding van bestaande woningen kiest de gemeente voor een beleidslijn die mogelijkheden biedt om bestaande bebouwing te benutten voor het wonen binnen de eerdergenoemde maximale maatvoering van 750 m³ voor de woning en 100 m² voor de bijgebouwen. Met het oog hierop worden de volgende begrippen in het bestemmingsplan gehanteerd:

  • (bedrijfs)woning: een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen;
  • bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt.

Deze begripsomschrijvingen zijn erop gericht te voorkomen dat binnen één aaneengesloten gebouwencomplex meerdere losse en niet onderling verbonden woonunits tot stand komen. Te allen tijde dienen de voor het wonen in gebruik zijnde vertrekken direct met elkaar verbonden te zijn. In figuur 5.1 zijn voorbeelden opgenomen van situaties die voldoen aan dit uitgangspunt en situaties die hier niet voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20100-VS00_0018.png"

In een aantal situaties maakt een voormalige agrarische bedrijfswoning deel uit van een groter gebouw (woning plus 'deel'). Mede met het oog op het behoud van deze veelal karakteristieke gebouwen is het gewenst medewerking te verlenen aan het volledig in gebruik nemen van deze gebouwen voor het wonen. In die gevallen kan door middel van een afwijking de maatvoering van 750 m³ worden vergroot.

Afwijkingsbevoegdheid vergroten bijgebouwen voor onderhoud en beheer landschap

Veel burgers die in het buitengebied wonen voeren op hobbymatige wijze agrarisch activiteiten uit, veelal in de vorm van het houden van enkele dieren. In veel gevallen is 100 m² aan bijgebouwen onvoldoende voor dit hobbymatig gebruik. Omdat deze burgers veelal ook gronden in het buitengebied in eigendom hebben, vervullen zij een steeds belangrijkere rol in het beheer en onderhoud van het landschap. Ten behoeve daarvan is er in een aantal gevallen behoefte aan meer erfbebouwing voor opslag van machines, materialen en stalruimte. Met het oog hierop wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om het oppervlak aan bijgebouwen te vergroten tot maximaal 150 m². Als voorwaarde geldt dat daadwerkelijk een bijdrage wordt geleverd aan het beheer en de instandhouding van het agrarisch cultuurlandschap. Hiervan is sprake als de burger ten minste 1 ha grond in eigendom heeft of duurzaam huurt of pacht.

Bewoning door meerdere huishoudens

Woningen mogen door meerdere huishoudens worden bewoond. Dit geeft evenwel geen recht op meer bouwmogelijkheden, noch wat betreft de inhoudsmaat van de woning, noch wat betreft de oppervlakte van de bijgebouwen.

Saneringsregeling bijgebouwen

Op een aantal woonpercelen is meer erfbebouwing aanwezig dan op basis van het bestemmingsplan is toegestaan. In die situatie is herbouw van erfbebouwing niet mogelijk. Om hier toch in te kunnen voorzien wordt in het bestemmingsplan een saneringsregeling opgenomen voor bijgebouwen. Deze saneringsregeling is er op gericht herbouw van bijgebouwen mogelijk te maken. Uitgangspunt van de regeling is dat naar rato er meer bijgebouwen aanwezig zijn en herbouwd worden, er ook meer gesaneerd moet worden. Daarbij geldt als regel dat maximaal 50% van de oppervlakte van de bebouwing die gesloopt wordt, mag worden teruggebouwd.

Nieuwbouw van woningen

Binnen dit bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied niet mogelijk gemaakt. In het kader van het uitvoeren van een functieveranderingsproject kunnen bij sloop van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen en op basis van een vereveningsbijdrage wel extra woningen gerealiseerd worden. Plannen hiertoe worden in een afzonderlijke procedure beoordeeld en geregeld.

Aan-huis-verbonden beroepen

Bij woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven mogelijk, waaronder bedrijvigheid behorend tot de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 6). Deze activiteiten worden bij recht toegestaan waarbij maximaal 100 m² van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt. Woningen waar reeds activiteiten met een bedrijfsmatig karakter plaatsvinden met een grotere oppervlakte worden voorzien van een passende bestemming Bedrijf. Basis hiervoor vormt de vigerende regeling en de resultaten van de inventarisatie. Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zijn zowel toegestaan in het hoofdgebouw als in bijgebouwen.

De volgende voorwaarden zijn eveneens van toepassing:

  • er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • ten behoeve van de gewijzigde functie wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf;
  • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
  • één van de bewoners van het hoofdgebouw dient eigenaar/bedrijfsleider te zijn van het bedrijf;
  • buitenopslag is niet toegestaan.

Nevenfuncties

Met het oog op versterking van met name de recreatieve sector worden bij burgerwoningen en voormalig agrarische bedrijfscomplexen die als woning in gebruik zijn in beperkte mate nevenfuncties mogelijk gemaakt. Voor voormalig agrarische bedrijfscomplexen met de bestemming Wonen geldt aanvullend dat de nevenfuncties zoals deze voor de omschakeling naar Wonen werden uitgeoefend, behouden mogen blijven.

Kleinschalig kamperen

Bij burgerwoningen en woningen ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven wordt als nevenfunctie ruimte geboden voor exploitatie van kleinschalig kamperen (minicamping). Via afwijking wordt de mogelijkheid geboden een minicamping met ten hoogste 25 plaatsen te realiseren. Gebruik van deze campings is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Stacaravans en andere bouwwerken ten behoeve van het kamperen (niet zijnde trekkershutten) zijn niet toegestaan. Sanitaire voorzieningen dienen in de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden. Eventuele trekkershutten dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn ten hoogste 3 trekkershutten met een oppervlakte van 25 m², mits passend in de bouwregels voor bijgebouwen, toegestaan. Bij het realiseren van een minicamping dient voorzien te worden in een voldoende lanschappelijke inpassing.

Bed & breakfast

Ten behoeve van de verblijfsrecreatie wordt bij recht de mogelijkheid voor de realisatie van een bed & breakfast opgenomen. Daarbij mag zowel gebruikgemaakt worden van het hoofdgebouw als van bijgebouwen. Hiervoor geldt een maximum van 3 kamers per bouwvlak met een maximum van in totaal 8 slaapplaatsen per locatie. Tevens dient parkeren op eigen erf te geschieden en mag de activiteit niet leiden tot karakterverandering van het perceel en de woning. Het exploiteren van een gastenverblijf wordt gelijkgesteld aan het exploiteren van een bed & breakfast.

Paardenbakken

Paardenbakken ten behoeve van hobbymatig gebruik zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan. Aanvullend is het met afwijking mogelijk om een paardenbak aansluitend op het woonperceel te realiseren voor zover de betreffende gronden de bestemming Agrarisch hebben. Daarbij zijn enkele voorwaarden van toepassing.

Mantelzorg

Mantelzorgers zorgen voor een chronische zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen professionele zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie zij zorgen. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor, bijvoorbeeld de zorg voor een gezond kind. Mantelzorg is vaak langdurig en intensief.

Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor inwoning van bijvoorbeeld zorgbehoevende familieleden.

Het gebruik van de woning ten behoeve van mantelzorg is zonder meer mogelijk, omdat bewoning van woningen door meerdere huishoudens is toegestaan.

Voor het in gebruik nemen van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg wordt in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen met de volgende voorwaarden:

  • maximaal 75 m² van bestaande bijgebouwen hiervoor mogen worden gebruikt;
  • op het perceel wordt een goede woonsituatie in stand gehouden c.q. gegarandeerd;
  • binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan burgemeester en wethouders;
  • binnen 3 maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg is de bewoning beëindigd door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt;
  • de bewoning ten behoeve van mantelzorg mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het straat- en/of bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid.