Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20100-VS00 |
In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
De uitwerking van de Gebiedsvisie in regelgeving is getoetst in onder andere de Klankbordgroep en in de gesprekken met agrarische en andere ondernemers tijdens het tafeltjesoverleg. Dat heeft duidelijk gemaakt dat op te nemen regels handhaafbaar en uitvoerbaar moeten zijn en moeten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het bestemmingsplan.
Grondgebruik
Het buitengebied is hoofdzakelijk in gebruik bij grondgebonden veehouderijbedrijven en akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven. Daarnaast komen intensieve veehouderijbedrijven en glastuinbouwbedrijven voor en in beperkte mate fruitteelt en sierteelt.
Grondgebonden veehouderij is het houden van melk- en ander vee op open grond. Dit beperkt zich dus niet tot melkrundveehouderij, ook de professionele productiegerichte paardenhouderij (paardenfokkerij) maakt hier deel van uit. Onder akkerbouw- en vollegrondstuinbouw wordt de teelt van gewassen op open grond verstaan.
Gegeven de bijzondere kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied en de daarop afgestemde Gebiedsvisie worden in lijn met het vigerende bestemmingsplan grondgebonden veehouderijbedrijven en akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven in het gehele plangebied toegestaan. Omschakeling naar een andere productierichting is hierdoor eenvoudig mogelijk.
Agrarische productie in de vorm van bosbouw, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij worden in het plangebied niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Via afwijking kunnen onder voorwaarden mogelijkheden worden geboden voor deze grondgebonden agrarische productietakken. Van betekenis hierbij is de landschappelijke inpasbaarheid van de activiteit mede in relatie tot het gebruik van ondersteunende voorzieningen. De bestaande fruitteelt-, sierteelt- en boomkwekerijbedrijven worden als zodanig bestemd en voorzien van een specifieke aanduiding (bouwvlak en in gebruik zijnde gronden). Bosbouw is mogelijk op gronden die voorzien zijn van de bestemming Bos.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijbedrijven die zijn opgenomen in het Reconstructieplan Veluwe worden 1 op 1 overgenomen.
Glastuinbouwbedrijven worden alleen toegestaan op de bestaande locaties. Dit betekent dat voor de gronden die in gebruik zijn voor deze niet grondgebonden productietak in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding wordt opgenomen. Bijlage 4 bij de regels bevat een overzicht van alle in het plangebied aanwezige glastuinbouwbedrijven met het huidige en het maximaal toegestane oppervlak aan glas.
Hierop zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:
Gronden met de bestemming Agrarisch mogen ook hobbymatig agrarisch gebruikt worden. Dat maakt het mogelijk dat burgers gronden gebruiken voor bijvoorbeeld het houden van paarden.
Bescherming waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie
Om de in het buitengebied aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op passende wijze te kunnen beschermen, wordt in de regels een dubbelbestemming opgenomen die is afgestemd op de landschapswaarden die in het LOP zijn onderscheiden en op de kernkwaliteiten van de provinciale Waardevolle Landschappen. In deze gebiedsbestemming wordt aangegeven welke waarden aan de orde zijn en op welke wijze hiermee rekening moet worden gehouden. In relevante artikelen wordt aangegeven dat deze gebiedsbestemming van toepassing is en dat met deze waarden rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Tevens wordt binnen deze dubbelbestemming een vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen, dat erop gericht is deze waarden te beschermen.
Voor het bepalen welke waarden aan de orde zijn en betrokken moeten worden bij de beoordeling van onder andere verzoeken om afwijking of planwijziging, wordt gebruikgemaakt van en aangesloten op de gebiedsindeling in het LOP en op de Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen (nadere uitwerking Streekplan Gelderland 2005).
Landschapsontwikkelingsplan
Op basis van het LOP en de hierin opgenomen analyse, de omschrijving van de aanwezige kernkwaliteiten en de ontwikkelingsvisie zijn voor de in het LOP onderscheiden landschapseenheden de volgende specifieke doeleinden van betekenis. Bij het beoordelen van ontwikkelingen en het afwegen van belangen dient met deze doeleinden rekening te worden gehouden. Voor de onderbouwing en achtergronden wordt verwezen naar het door de gemeenteraad vastgestelde LOP.
Doeleinden inzake natuur en landschap per landschapseenheid
Natte heideontginningen:
Broeken:
Veenontginningen Nijbroek:
Kampontginningen:
Oeverwallen:
Ingepolderde uiterwaarden:
Hooilanden:
Uiterwaarden:
Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen
Voor het buitengebied van Voorst zijn de kernkwaliteiten van de provinciale Waardevolle Landschappen Noordelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden van toepassing. De volgende kernkwaliteiten worden aangegeven.
Noordelijke IJsselvallei:
IJsseluiterwaarden:
Nieuwvestiging
Het plan biedt geen mogelijkheid voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Het hervestigen van een agrarisch bedrijf op bestaande agrarische bouwvlakken blijft wel mogelijk.
Indien in voorkomende gevallen sprake is van het verplaatsen van agrarische bedrijven, zal maatwerk worden geleverd in een afzonderlijke planprocedure.
Bouwvlakken
In het vigerende bestemmingsplan wordt gewerkt met verbaal omschreven bouwvlakken/bouwsteden, waarbij de agrarische bedrijven in 3 categorieën zijn onderverdeeld met elk een maximaal oppervlak van het bouwvlak: categorie A (0,25 ha), categorie B (0,5 ha) en categorie C (1 ha). Omdat volgens de huidige wetgeving deze systematiek niet meer mogelijk is, worden de bouwsteden vertaald naar concreet op de plankaart aangegeven bouwvlakken.
Toekenning bouwvlakken
In het bestemmingsplan krijgen alle bestaande agrarische bedrijven in de categorie B en C een agrarisch bouwvlak toegewezen. Voor het bepalen welke agrarische bedrijven nog aanwezig zijn, is gebruikgemaakt van het vigerende bestemmingsplan, van bij de gemeente beschikbare gegevens en de uitkomsten van de inventarisatie/tafeltjesoverleg. Dit betekent dat volwaardige en deeltijd agrarische bedrijven een bouwvlak is toegewezen.
Bij de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld dat ter plaatse van de bestaande categorie A-bedrijven veelal geen sprake meer is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten. Het betreft hier veelal voormalige agrarische bedrijven die zijn afgebouwd of kleine min of meer hobbymatige bedrijven die geen verdere ontwikkeling hebben doorgemaakt. Gegeven het feitelijk gebruik is ervoor gekozen deze categorie A-bedrijven in een groot aantal gevallen te bestemmen als Wonen.
In situaties waarin door de betrokken eigenaar/ondernemer in voldoende mate is aangetoond dat er toch sprake is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, is een bouwvlak met de bestemming Agrarisch toegekend. De grootte van het bouwvlak bedraagt 0,25 ha conform de vigerende regeling. Een verdere doorgroei van deze kleinschalige agrarische bedrijven is niet gewenst. Om die reden is er in het plan ook geen regeling opgenomen om deze bouwvlakken te vergroten. Wel is het conform de vigerende regeling mogelijk om de bestaande, legaal tot stand gekomen bedrijfsbebouwing met maximaal 15% uit te breiden. Via afwijking wordt een uitbreiding van maximaal 40% toegestaan indien wettelijke bepalingen in het kader van dierenwelzijn en diergezondheid dit noodzakelijk maken. Voor deze bedrijven wordt in het bestemmingsplan een nadere aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab) opgenomen.
Binnen de bestemming Wonen is hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan. Dat maakt het mogelijk dat kleinschalige hobbymatige agrarische activiteiten kunnen worden voortgezet, gebruikmakend van de reeds aanwezige bebouwing.
Grootte bouwvlakken
Voor een goede en duurzame bedrijfsvoering is het van belang dat de agrarische bouwvlakken voldoende van omvang zijn voor de bedrijfsactiviteiten die gedurende de planperiode te verwachten zijn. Zo worden op het gebied van milieubeleid steeds strengere eisen aan het agrarisch bedrijf gesteld, waarvoor vaak extra ruimte op het bouwvlak nodig is. Maar ook aan activiteiten die betrekking hebben op verbrede landbouw moet het bouwvlak voldoende ruimte bieden.
Voor het bepalen van de grootte van het bouwvlak worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt een andere aanpak. Voor deze bedrijven wordt aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In het buitengebied van Voorst is sprake van extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden. De volgende mogelijkheden worden geboden.
In extensiveringsgebied:
In verwevingsgebied:
De in het kader van de inspraakprocedure door ondernemers naar voren gebrachte wensen en plannen voor uitbreiding van de bedrijfbebouwing en de daarmee samenhangende verzoeken om vergroting van de toegekende bouwvlakken zijn door de gemeente zorgvuldig beoordeeld. De inzet daarbij is om waar dat verantwoord en mogelijk is ruimte te bieden voor het realiseren van die plannen. In die gevallen waarin sprake is van concrete en voldoende onderbouwde plannen zijn de bouwvlakken aangepast. In andere gevallen is aan ondernemers bericht dat een verdere uitwerking, concretisering en onderbouwing van de plannen noodzakelijk is om een gedegen afweging van belangen te kunnen maken.
Kuilvoerplaten, sleufsilo's, waterbassins, mestopslag en paardenbakken
Om agrariërs meer flexibiliteit te geven bij het gebruik en de inrichting van het bouwvlak, is het via afwijking toegestaan om nieuwe kuilvoerplaten, sleufsilo's, waterbassins, mestbassins en paardenbakken ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, te realiseren. Op deze manier ontstaat er op het bouwvlak meer ruimte om bebouwing te realiseren terwijl tegelijkertijd de concentratie van bebouwing gewaarborgd blijft.
Bestaande kuilvoerplaten en sleufsilo's die op grotere afstand van het bouwvlak zijn gelegen (solitair) worden voorzien van een specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat'.
Kuilvoerplaten en sleufsilo's kunnen voorzien worden van wanden. De hoogte van deze wanden bedraagt maximaal 2 m.
Aansluitend aan het bouwvlak is via afwijking mestopslag mogelijk in mestbassins en wateropslag in waterbassins. De inhoud bedraagt maximaal 2.000 m³. Mestsilo's zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan.
Aanpassing en vergroting bouwvlak
Indien zich gedurende de planperiode nieuwe ontwikkelingen voordoen, op basis waarvan verandering of uitbreiding van het bouwvlak gewenst is, biedt het plan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de vorm van het bouwvlak te wijzigen of om tot een groter bouwvlak te komen. Bestaande bouwvlakken mogen met ten hoogste 50% worden vergroot tot een maximum van 1,5 ha. Bij het beoordelen van verzoeken om bouwvlakken te vergroten of te veranderen is met name de afweging tussen de agrarische noodzaak en het behoud van ruimtelijke kwaliteit zoals opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan en de kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen van belang. De wijzigingsbevoegdheid biedt een goede mogelijkheid om tot een zorgvuldige en evenwichtige afweging van beide belangen te komen. Aan de wijzigingsbevoegdheid worden criteria gekoppeld die een dergelijke afweging nader reguleren. Indien er rekening gehouden wordt met de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en tevens wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van bestaande en nieuwe bebouwing, is het mogelijk bouwvlakken te vergroten naar 2 ha. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn niet van toepassing op bouwvlakken van intensieve veehouderijbedrijven.
Aanpassing en vergroting bouwvlak intensieve veehouderij
Op basis van het Reconstructieplan Veluwe geldt voor de intensieve veehouderijbedrijven een aparte regeling. In extensiveringsgebieden is bouwvlakvergroting voor intensieve veehouderijbedrijven in beginsel niet toegestaan. Intensieve veehouderijbedrijven in het verwevingsgebied mogen per bedrijf een maximale oppervlakte in gebruik hebben van 1 ha.
Voor beide gebieden geldt dat de genoemde maat overschreden mag worden indien de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierwelzijn en veterinaire gezondheid, zonder dat het aantal dierplaatsen toeneemt.
Indien gronden in het verwevingsgebied zijn gelegen, is via een wijzigingsbevoegdheid uitbreiding van het bouwvlak naar 1,5 ha mogelijk. Uitbreiding naar een bouwvlak groter dan 1,5 ha is eveneens via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Een planwijziging voor een vergroting naar meer dan 1,5 ha is uitsluitend toelaatbaar indien:
Bouwmogelijkheden
Binnen het bouwvlak dienen alle agrarische bedrijfsgebouwen inclusief de bedrijfswoning te worden gerealiseerd.
Bedrijfsbebouwing
Het bouwvlak mag in principe geheel worden bebouwd. Voor kuilvoer- en mestplaten, waterbassins, mestopslag en paardenbakken geldt dat deze via afwijking ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden.
Voor glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijbedrijven in het extensiveringsgebied gelden beperkte bouwmogelijkheden.
In lijn met het provinciale beleid mogen bestaande glastuinbouwbedrijven eenmalig maximaal 20% uitbreiding realiseren ten opzichte van de bestaande hoeveelheid glas op 2 maart 2011 (datum inwerkingtreding Ruimtelijke Verordening Gelderland). Verdergaande uitbreiding is alleen mogelijk mits de vergroting zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde kwaliteiten inzake natuur, landschap, cultuurhistorie en water, uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf en verplaatsing naar een concentratiegebied dan wel een regionale cluster financieel niet mogelijk is. In het bestemmingsplan wordt hiervoor nog geen regeling opgenomen. In voorkomende gevallen zal beoordeeld worden of maatwerk mogelijk is.
Voor intensieve veehouderijbedrijven in het extensiveringsgebied geldt dat de oppervlakte aan bebouwing dat in gebruik is voor de intensieve veehouderij niet mag toenemen, tenzij uitbreiding noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen van dierwelzijn en veterinaire gezondheid.
Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt een generieke regeling opgenomen, uitgaande van de vigerende regeling:
Voor bestaande solitair gelegen veldschuren geldt dat de bestaande hoogte en oppervlaktematen gelden. Om te voorkomen dat de generieke regeling op deze veldschuren van toepassing is, zijn de solitair gelegen veldschuren voorzien van een bouwvlak en een specifieke bouwaanduiding.
Om in te kunnen spelen op nieuwe technologische en bouwkundige ontwikkelingen in de agrarische sector wordt een afwijkingsbevoegdheid in het plan opgenomen op basis waarvan onder voorwaarden de toegestane goot- en bouwhoogte kan worden vergroot om bijvoorbeeld serrestallen mogelijk te maken.
Gegeven de aard van de bedrijfsvoering en technologische ontwikkelingen in de afgelopen decennia, is het niet noodzakelijk om buiten de bouwvlakken aanvullende mogelijkheden te bieden voor het oprichten van melk-/of schuilstallen.
Paardenbakken
Paardenbakken ten behoeve van bedrijfsmatig of hobbymatig gebruik mogen zowel binnen als buiten (na afwijking), maar in aansluiting op het bouwvlak, gerealiseerd worden. Bestaande, legaal tot stand gekomen, aan het bouwvlak grenzende paardenbakken, zijn eveneens toegestaan. De maximale oppervlakte van een paardenbak bedraagt 800 m². Bij de situering van paardenbakken dient rekening gehouden te worden met aanwezige bebouwing en woningen van derden (minimale afstand 25 m).
Bedrijfswoning
De bestaande bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen. Voor bijgebouwen ten behoeve van het wonen wordt geen specifieke regeling opgenomen. Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn wordt dat door middel van een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven.
In de Beleidsnotitie tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven (8 juni 2009) is het gemeentelijk beleid inzake het toelaten van tweede agrarische bedrijfswoningen vastgelegd. In lijn met de vigerende regeling wordt via afwijking de bouw van een tweede bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Belangrijk is dat de noodzaak aangetoond wordt. Deze noodzaak is aanwezig als:
Plattelandswoning
Op 1 januari 2013 is de Wet Plattelandswoning (Wpl) van kracht geworden. De regeling voor de plattelandswoning maakt het mogelijk om een bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is, ten opzichte van het bijbehorende bedrijf, niet beschermd tegen hinder van geur, geluid of luchtkwaliteit. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a, waarin de volgende criteria worden gehanteerd:
Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren en de bedrijfswoning door een derde wordt bewoond. De Wpl heeft geen betrekking op voormalige agrarische bedrijven of ingeval van functieverandering. In deze gevallen is immers geen sprake meer van een agrarisch bedrijf.
Voorwaarde voor toepassing van het regime van de plattelandswoning is dat wordt gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik van een agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning daarom mogelijk gemaakt door middel van een afwijkingsbevoegdheid.
Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen zijn constructies waarmee weersinvloeden worden gematigd en die met name worden gebruikt bij de vollegrondstuinbouw, (boom) kwekerijen en fruit- en sierteelt. Daarnaast kunnen dergelijke voorzieningen worden opgericht ter bestrijding van ziekten en plagen, ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, ter verbetering van de middeleninzet en om de productiekwaliteit te verbeteren. Onderscheid wordt gemaakt tussen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, permanente teeltondersteunende voorzieningen en teeltondersteunende kassen. Daarnaast is de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen van belang (laag tot 1,5 m, middelhoog van 1,5 tot 2,5 m en hoog: hoger dan 2,5 m).
Binnen de bouwvlakken mogen teeltondersteunende kassen worden opgericht met een maximum van 1.000 m² per bouwvlak. Via afwijking is het mogelijk de oppervlakte te vergroten tot maximaal 1.500 m². Binnen het bouwvlak zijn overige tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen bij recht toegestaan.
Buiten bouwvlakken geldt de volgende regeling:
Verbetering van de productieomstandigheden
Omgevingsvergunning
Voor de agrarische sector is het van belang dat de productieomstandigheden, zoals verharde kavelpaden, vlakke bouwgronden en minimale obstructies door bijvoorbeeld watergangen of bomenrijen zo optimaal mogelijk zijn. Een agrariër zal steeds een afweging maken of de kosten van het verbeteren van de productieomstandigheden bedrijfseconomisch loont. Tegelijkertijd kan verbetering van de productieomstandigheden de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie aantasten. Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor met name genoemde werken en werkzaamheden die nodig zijn om de productieomstandigheden te verbeteren, kan een afweging van belangen worden gemaakt. Bij het invullen van de omgevingsvergunning is als uitgangspunt gekozen dat een duurzame ontwikkeling van de agrarische sector van grote betekenis is. Tevens is een relatie gelegd met de huidige praktijk. Daarnaast is het streven van belang om de regeldruk waar mogelijk te verminderen. Dit heeft ertoe geleid dat ten opzichte van de vigerende regeling een aantal werken en werkzaamheden uit de omgevingsvergunning is geschrapt. Voor de volgende werken en werkzaamheden wordt een omgevingsvergunning vereist:
Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de beoogde ingreep wordt bezien of de ingreep al dan niet leidt tot onevenredige schade of dat door het stellen van nadere voorwaarden voorkomen kan worden dat schade wordt toegebracht.
Een omgevingsvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dat betekent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door de van toepassing zijnde vergunningplicht. Graslandverbetering, ruwvoederteelt en daarmee samenhangende grondbewerkingen zijn derhalve niet vergunningplichtig.
Verder geldt de vergunningplicht niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken (met uitzondering van bouwvlakken gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden, beschermingszones van leidingen, of waterwingebieden).
In het buitengebied van Voorst maken agrarisch in gebruik zijnde gronden deel uit van landgoederen. Voor deze landgoederen is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Landgoed opgenomen (zie paragraaf 5.3). Voor deze agrarische gronden is het vergunningenstelsel niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden die de rangschikking van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 niet aantasten.
Nevenactiviteiten/verbreding
In lijn met de Gebiedsvisie biedt het bestemmingsplan ruime mogelijkheden voor landbouw met een verbrede doelstelling. Het ontwikkelen van nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf kan extra inkomsten opleveren waardoor het bedrijf ook op langere termijn duurzaam kan worden voortgezet en er minder sprake is van afname van het aantal bedrijven. Behoud van agrarische bedrijven is van belang voor het beheer en onderhoud van het agrarisch cultuurlandschap, de instandhouding van het agrarische karakter van de bedrijfsgebouwen en de economische vitaliteit. Nevenfuncties kunnen bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de recreatieve sector of natuurbeheer wat eveneens bijdraagt aan de economische vitaliteit en behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Binnen agrarische bouwvlakken zijn aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten rechtstreeks, maar met inachtneming van een aantal regels, toegestaan. Het vloeroppervlak dat hiervoor in gebruik mag worden genomen bedraagt maximaal 100 m².
Daarnaast zijn nevenactiviteiten op het gebied van dagrecreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, horeca categorie 1a, maatschappelijke functies, dienstverlening en duurzame energiewinning rechtstreeks toegestaan. De maximale oppervlakte in gebruik voor de nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m².
Gezien de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, is het inpassen van agrarisch landschapsbeheer (groene en blauwe diensten) in combinatie met andere nevenactiviteiten voor met name grondgebonden veehouderijbedrijven een goede optie. Deze combinatie draagt bij aan de instandhouding van het cultuurlandschap en waarborgt de economische vitaliteit. Agrarisch natuurbeheer wordt als nevenactiviteit dan ook rechtstreeks toegestaan.
De agrarische bedrijven kunnen de gunstige ligging ten opzichte van het stedelijk gebied ook gebruiken om recreatieve nevenfuncties in te passen in hun bedrijfsvoering. In dit kader wordt verkoop van lokaal geproduceerde producten rechtstreeks toegestaan.
Nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden met uitzondering van de groene en blauwe diensten, wandel-, voet- en fietspaden, het kleinschalig kamperen en boerengolf. Gezien de aard van de nevenfunctie biomassavergisting is hier een afwijkend oppervlak toegestaan. Hiervoor geldt een maximumoppervlak van bebouwing dat in gebruik genomen mag worden van 1.000 m². Ook voor de nevenactiviteit caravan- en botenstalling geldt een maximale oppervlakte van 1.000 m².
Ten behoeve van de nevenactiviteit caravan- en botenstalling mag geen nieuwbouw plaatsvinden. Er dient gebruikgemaakt te worden van bestaande reeds aanwezige bebouwing.
Ten slotte geldt ook voor de nevenactiviteit Gebruiksgerichte paardenhouderij (onder andere pensionstalling), dat maximaal 1.000 m² aan bebouwing hiervoor in gebruik mag zijn.
Bestaande caravan- en botenstallingen met een oppervlakte van meer dan 100 m² worden op de verbeelding voorzien van een nadere aanduiding. Als bijlage bij de regels wordt een adreslijst opgenomen met de maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die hiervoor in gebruik mogen zijn.
Voor bestaande niet-agrarische paardenhouderijen met een oppervlakte van meer dan 100 m² is eveneens een aanduiding op de verbeelding opgenomen en is in de regels opgenomen wat de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is dat in gebruik mag zijn voor deze activiteit.
Windturbines zijn toelaatbaar tot een maximale hoogte van 15 m. Deze maatvoering maakt het plaatsen van zogenaamde 'turbies' mogelijk. Grotere windturbines worden niet mogelijk gemaakt.
Om nevenactiviteiten met een oppervlakte tot 350 m² mogelijk te maken, is in het plan de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden af te wijken van de gebruiksregels.
Collectieve biomassavergisting en compostering
Als nevenfunctie is biomassavergisting ten behoeve van het eigen bedrijf tot een oppervlakte van 1.000 m² toegestaan. Voor een individuele agrariër kan biomassavergisting en compostering een zware wissel trekken op de bedrijfsvoering. Om deze reden wordt in dit bestemmingsplan ook biomassavergisting en compostering in collectief verband via wijziging mogelijk gemaakt. De oppervlakte aan bebouwing bedraagt maximaal 3.000 m² en de bebouwing dient binnen het bouwvlak van een van de deelnemende agrariërs te vallen. Voor bedrijven die deelnemen aan het collectief vervalt het recht om als nevenfunctie ook biomassa te vergisten. De opgenomen regeling is uitsluitend opgenomen om soelaas te bieden voor naburige agrariërs. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat agrariërs bedrijven van buiten de gemeente deze collectieve voorzieningen gebruiken.
Kleinschalig kamperen
Via afwijking wordt de mogelijkheid geboden een minicamping met ten hoogste 25 plaatsen te realiseren. Kampeermiddelen zijn alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Stacaravans en andere bouwwerken (niet zijnde trekkershutten) ten behoeve van het kamperen zijn niet toegestaan. Sanitaire voorzieningen dienen in de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden. Eventuele trekkershutten dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn ten hoogste 3 trekkershutten met een oppervlakte van ten hoogste 25 m² per stuk toegestaan. Voorwaarde voor het realiseren van een minicamping is dat voorzien wordt in een voldoende landschappelijke inpassing.
Bed & breakfast
Bij recht is het mogelijk voorzieningen voor een bed & breakfast te realiseren in het hoofdgebouw of in bijgebouwen. Hiervoor geldt een maximum van 3 kamers met een maximum van in totaal 8 slaapplaatsen per locatie. Het parkeren dient op eigen erf te geschieden en de activiteit mag niet leiden tot karakterverandering van het perceel en de woning.
Vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen: toelaatbaarheid vervolgfuncties
Ook in de komende planperiode zal een aantal agrarische bedrijven in het plangebied worden beëindigd. De vrijkomende bedrijfscomplexen in buitengebieden zijn met name in trek voor bewoning, niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, recreatie, zorg, detailhandel en horeca. Redenen hiervoor zijn:
Gevolg is dat veel activiteiten die niet in het buitengebied thuishoren en daaraan niet gebonden zijn, zich hier toch willen vestigen. Naast negatieve effecten (risico van aantasting van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid) kan functieverandering, door het toestaan van nieuwe economische dragers, ook belangrijke kansen bieden voor het verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied.
De gemeente staat positief tegenover deze ontwikkeling en wil omschakeling van de agrarische bestemming naar een zogeheten vervolgfunctie onder voorwaarden mogelijk maken.
Binnen het kader van het bestemmingsplan Buitengebied wordt alleen de wijziging van Agrarisch naar Wonen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Bij gebruikmaking van deze wijzigingsbevoegdheid is het niet mogelijk een extra woning te realiseren. Vestiging van eventuele andere functies en wijziging naar Wonen in het kader van functieveranderingsbeleid zal door middel van een afzonderlijke procedure beoordeeld worden.