direct naar inhoud van 3.3 Milieuaspecten
Plan: Kleine kernen - Bergakker
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0281.BP00007-oh01

3.3 Milieuaspecten

3.3.1 beheer

bodem

In het kader van dit bestemmingsplan is geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek voor het gehele plangebied uitgevoerd. Het bestemmingsplan maakt in het westelijk deel van het plangebied geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar legt daar voornamelijk de bestaande situatie vast. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan in het plangebied mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de bouwvergunningverlening zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet bepaalt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Omdat het bestemmingsplan niet rechtstreeks nieuwe geluidgevoelige functies toelaat, is het uitvoeren van akoestisch onderzoek in principe niet noodzakelijk. Voor bestaande situaties in het plangebied wordt de toegestane geluidsbelasting voor binnenniveaus geregeld via de bouwverordening. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren wordt via de bouwvergunningverlening in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien. Om toch zicht te krijgen op de huidige en toekomstige geluidsbelasting heeft de regio Rivierenland een akoestisch onderzoek1 uitgevoerd, waaruit het volgende kan worden geconcludeerd:

contouren A15

  • Zonder ontheffing mag er alleen gebouwd worden buiten de 48 dB contour c.q. in het witte gebied (dit is vrijwel nergens aanwezig).
  • In het gele gebied (49 t/m 53 dB) mag alleen gebouwd worden, indien een hogere grenswaarde wordt vastgesteld.
  • In het oranje gebied (54 t/m 58 dB(A) mogen alleen agrarische bedrijfswoningen worden gebouwd, indien een hogere grenswaarde wordt vastgesteld.

contouren N834 (woningen buiten bebouwde kom)

  • toetsing gelijk als bij de A15

contouren N834 (woningen binnen bebouwde kom)

  • Zonder ontheffing mag er alleen gebouwd worden buiten de 48 dB contour c.q. in het witte gebied.
  • In het gele gebied (49 t/m 53 dB) en oranje gebied (54 t/m 58 dB) mag alleen gebouwd worden indien een hogere grenswaarde wordt vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0281.BP00007-oh01_0007.jpg"

Geluidcontouren 2020

Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijlagen.

Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij.

De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan zijn de geurcontouren van 3 agrarische inrichtingen nabij Bergakker en Kapel-Avezaath in beeld gebracht.

Uitgangspunten onderzoek

Voor de bedrijven aan de oude Zoelensestraat 11 en de Bergakker 1 behoeft enkel de feitelijke contour in beeld te worden gebracht. Dit omdat beide inrichtingen reeds in een overbelaste situatie zitten voor geur. Ze zitten reeds "op slot" op de woningen in het gebied Bergakker, er hoeft dus geen rekening te worden gehouden met eventuele ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven. Ter plaatsen van de onderzoekslocatie geldt een, wettelijke norm, van 2,0 OUE/m3. Deze norm is dan ook aangehouden bij het in beeld brengen van de hindercontouren. Het bedrijf aan de Zoelensestraat 9 valt onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer, hiervoor is dan ook de geldende vaste afstandcontour in beeld2 gebracht.

Op bijgevoegd kaartbeeld is te zien dat een gedeelte van het gebied Bergakker niet bruikbaar is voor woningbouw doordat de feitelijke contour van het bedrijf aan de Zoelensestraat 11 en de feitelijke contour en de vaste afstandcontour van het bedrijf aan de Bergakker 1 deels over het gebied liggen. Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0281.BP00007-oh01_0008.jpg"

Resultaten geuronderzoek

bedrijvigheid

Inleiding

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan is voornamelijk beheersgericht van karakter, maar biedt via de regels en verbeelding enige flexibiliteit. Op de verbeelding is een milieuzonering aangeduid, gezien het feit dat gevoelige functies dichtbij een bedrijventerrein zijn gelegen. Via het bestemmingsplan mogen niet rechtstreeks uitbreidingen van bedrijven of nieuwe bedrijven worden toegelaten indien dit leidt overschrijding van de afstandseisen uit de VNG-uitgave. Daarnaast mogen via dit bestemmingsplan bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt door nieuwe gevoelige functies, zoals woningen.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'3 geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend perceel.

Onderhavig plangebied kan worden getypeerd als een gemengd gebied. Bij deze typering mag, zoals hiervoor aangegeven, de richtafstand worden verminderd. Dit is dan ook uitgangspunt geweest bij het opnemen van de afstanden op de verbeelding.

Voorliggend plan voorziet via wijzigingsbevoegdheden in de bouw van twee vrijstaande woningen en de uitbreiding van het bedrijf Van Wervenhove. De wijzigingsgebieden zijn op de verbeelding begrensd. Via de regels is onder andere bepaald dat geen onevenredige aantasting van belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mag plaatsvinden en de functies uit milieutechnische overweging inpasbaar moeten zijn.

luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de ministeriële regeling 'NIBM' gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Aangezien in onderhavig bestemmingsplan niet rechtstreeks ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die in betekende mate leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit kan een onderzoek achterwege worden gelaten.

externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een mobiele bron. Het betreft de A15, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op dit moment moet voor deze weg volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen een invloedsgebied van 200 meter worden aangehouden. Dit invloedsgebied valt hierdoor buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Het is echter wel relevant te vermelden dat dit invloedsgebied in de toekomst groter kan worden in verband met een mogelijke toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen en nieuwe wetgeving op het gebied van risico's van transport van gevaarlijke stoffen.

In het plangebied en in de directe omgeving daarvan bevinden zich bovendien twee typen stationaire bronnen. Deze bronnen beïnvloeden mogelijk de externe veiligheid in het plangebied. Het eerste type stationaire bronnen betreft twee vuurwerkopslag- en verkoopplaatsen, waarvan er zich één in het oosten van het plangebied bevindt en één ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Provinciale weg, is gesitueerd. Deze opslag- en verkoopplaatsen zijn risicorelevant, maar hebben kleine contouren die vrijwel niet buiten het terrein van de eigen inrichting komen. De vuurwerkopslag- en verkoopplaats is in de regels en op de verbeelding specifiek begrensd. Het tweede type stationaire bronnen betreft de transportbedrijven ten noorden en zuiden van de Zoelensestraat. Bij deze bedrijven kunnen tankwagens met gevaarlijke stoffen worden gestald. Ook dit bedrijf is in dit bestemmingsplan specifiek begrensd.

Naast voornoemde uitbreiding van bedrijvigheid worden in het kader van dit bestemmingsplan niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Om die reden kan worden gesteld dat het aspect 'externe veiligheid' geen beperkingen oplevert voor de uitvoering van het beheersgerichte deel van het plan.