direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Scherpenzeel, Dorpsstraat-Vijverlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het centrum van Scherpenzeel zijn twee supermarkten gevestigd. Het voornemen is om de bestaande Jumbo supermarkt aan de Marktstraat 11 te verplaatsten naar de locatie van de bestaande Aldi supermarkt aan de Dorpsstraat 238. De Aldi supermarkt verhuist op haar beurt naar de locatie van de Jumbo (figuur 1.1). Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op de locatie aan de Dorpsstraat. Het plangebied valt binnen twee bestemmingsplannen, namelijk het bestemmingplan ‘Centrum’ en ‘Weijdelaer’. Binnen deze twee bestemmingsplannen zijn de beoogde functies reeds toegestaan. Echter niet op de manier zoals in de ontwerptekeningen is beoogd.

De gemeente Scherpenzeel staat positief tegenover de beoogde ontwikkeling en heeft aangegeven dat om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. Onderhavig plan voorziet hierin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0001.png"

Figuur 1.1 Beoogde verplaatsingen supermarkt aanbod Scherpenzeel (ondergrond: Locatus, 2019; bewerking Rho Adviseurs)

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied bevindt zich in het centrumgebied van Scherpenzeel op de locatie van de huidige Aldi supermarkt. Navolgende afbeeldingen tonen de globale ligging (figuur 1.2) en de globale begrenzing van het plangebied (figuur 1.3). Het plangebied is bekend onder de kadastrale gemeente Scherpenzeel, sectie D, perceelnummer 1158, 1393, 1745 en 2728. De totale oppervlakte van het plangebied beslaat circa 4.100 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0002.jpg"

Figuur 1.2 Globale ligging plangebied (ondergrond: PDOK; bewerking Rho Adviseurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0003.png"

Figuur 1.3 Begrenzing plangebied (ondergrond: PDOK; bewerking Rho Adviseurs)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied maakt onderdeel uit van de bestemmingsplannen ‘Centrum’ en ‘Weijdelaer’. Het bestemmingsplan 'Centrum' is vastgesteld op 27 juni 2013. Het plangebied is hierin bestemd met de bestemming 'Centrum' met de functieaanduiding 'Supermarkt'. Binnen het bouwvlak mag een gebouw worden gerealiseerd met een maximum goot- en bouwhoogte van 7 en 8 meter.

Het bestemmingsplan 'Weijdelaer' is vastgesteld op 29 september 2016. Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd met de bestemming 'Wonen' met de functieaanduiding 'gestapeld'. Binnen het bouwvlak is een woongebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 10 meter. Het overige deel is bestemd met de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. In figuur 1.4 wordt een uitsnede van de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied weergegeven.

 

Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0004.png"

Figuur 1.4 Uitsnede bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking Rho adviseurs)

Parapluplan Parkeernormen

Voor de gehele gemeente Scherpenzeel is het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeernormen' op 13 maart 2018 vastgesteld. In dit bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen waarin het parkeerbeleid van de gemeente Scherpenzeel wordt geregeld. In dit bestemmingsplan worden deze regelingen overgenomen.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gesitueerd aan de kruising van de Dorpsstraat en de Vijverlaan. De Dorpsstraat is van oorsprong het historische lint. In de 20ste eeuw zijn er steeds meer wegen aangelegd en heeft uitbreiding van woonwijken naar de noord- en zuidzijde plaatsgevonden. Tegenwoordig is de Dorpsstraat onderdeel van het centrumgebied van Scherpenzeel. Aan de Dorpsstraat zijn diverse centrumfunctie gesitueerd zoals: winkels, woningen, kantoren en horeca.

Binnen het plangebied is een bestaande supermarkt aanwezig. Deze supermarkt verhuist naar een andere locatie binnen het dorp Scherpenzeel. In het oostelijke deel, aan de Dorpsstraat staan nog drie woningen. Tussen deze woningen ligt een groot braakliggend terrein. Hierdoor is er een gat in het historische bebouwingslint (figuur 2.1).

Oorspronkelijk was het plan om de 3 bestaande panden (met uitzondering van de bestaande supermarkt) aan de Dorpsstraat en de seniorenwoningen op het terrein te slopen en op deze locatie in totaal 45 appartementen te realiseren. Ten zuiden van het plangebied zijn 24 appartementen reeds gerealiseerd (figuur 2.2). De overige zouden rondom een nieuw binnenterrein worden geplaatst. Dit binnenterrein was mede bedoeld als parkeerterrein. Voor dit deel van het plangebied is, zoals ook beschreven in paragraaf 1.3, in 2016 een nieuw bestemmingsplan 'Weijdelaer' vastgesteld. De mogelijkheid om aan de noordzijde ook appartementen te realiseren is niet benut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0005.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie (bron: Google Maps, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0006.png"

Figuur 2.2 Oorspronkelijk stedenbouwkundigplan, plangebied is met oranje omlijnd (Bron: bestemmingsplan 'Weijdelaer', 2016)

2.2 Toekomstige situatie

Het voornemen is om alle bestaande bebouwing binnen het plangebied te slopen. Daarvoor in de plaats komt een nieuw gebouw. Op de begane grond een supermarkt van 1.830 m2 bvo exclusief laad en losruimte. Boven de supermarkt komen 24 sociale huurappartementen. Deze sociale huurappartementen worden verdeeld over twee bouwlagen. Op het dak van de supermarkt wordt een 'daktuin' gerealiseerd. In figuur 2.4 wordt een schets van de beoogde situatie weergegeven. De gevelaanzichten van de boogde ontwikkeling worden weergegeven in figuur 2.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0007.png"Figuur 2.4 Schetsen beoogde situatie (bron: Fame Groep, 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0008.png"

Figuur 2.5 Schetsen beoogde aanzichten (bron: Fame Groep, 2020)

2.3 Inpassing

Ruimtelijke inpassing

Een belangrijk uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is het realiseren van een goede beeldkwaliteit die past in de omgeving. In 2016 is de Nota ruimtelijke kwaliteit opgesteld, zie paragraaf 3.3.3. In deze nota valt het plangebied in het gebied 'de Dorpslinten'.

Het beleid is in het algemeen gericht op het handhaven en versterken van de historisch-ruimtelijke structuur en beeld in het historisch gedeelte van het dorp. In de nota zijn drie welstandsniveaus namelijk: 'Keuze', 'Respect' en 'Behouden'. Het plangebied valt onder het niveau 'Respect'.

Dit houdt in dat het ontwerp wordt getoetst op een voldoende relatie met de kernkwaliteiten van het gebouw en op de kernkwaliteiten van de omgeving. Nieuwbouw en/of de verbouwingsingrepen dienen zich te voegen in de omgeving en nemen ook de beeldbepalende elementen over.

In het deelgebied 'De Dorpslinten' hebben de linten verder van de Kern een breder profiel. In de dorpskernen, waar het plangebied onderdeel van is, is het juist verdicht door de invloed van het wederopbouwplan dat in het verleden is ontwikkeld. Ook voor nieuwe invullingen is het wederopbouwplan als uitgangspunt genomen. In de dorpskernen staat bebouwing van oudsher dicht op de weg. Het straatbeeld is wisselend door het individuele karakter van de bebouwing.

Met de beoogde ontwikkeling is met het ontwerp (paragraaf 2.2) aangesloten op de bebouwingskarakteristieken van de omgeving. Met het stedenbouwkundig ontwerp is een ontwerp gekozen voor een gebouw dat lijkt te bestaan uit meerdere gebouwen. Hierdoor wordt overeenkomstig met de omgeving een wisselend individuele straatbeeld gecreëerd. Het gebouw aan het dorpslint maakt onderdeel uit van de Dorpsstraat en zorgt voor een invulling van de open ruimte in het huidige lint. De huidige bebouwing aan de Dorpstraat en Vijverlaan zijn binnen het plangebied van een matige kwaliteit. Door nieuwbouw zal de kwaliteit en leefbaarheid van de wijk worden vergroot en aanbod meer gericht zijn op huidige vraag

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing.

Functionele inpassing

Het plangebied ligt in het centrumgebied van Scherpenzeel. De beoogde functies, supermarkt en woningen, passen in dit gebied. Daarnaast zijn de beoogde functies in de huidige situatie aanwezig of juridisch-planologisch toegestaan. Met dit voornemen worden de functies alleen anders gesitueerd. De beoogde functies passen daarmee in de omgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij wordt ingezet op een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker vooropzet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities en doelen, belangen en opgaven geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', zoveel mogelijk over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk voor een groot deel los.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.

Verder is één van de nationale belangen die de SVIR benoemt, het belang van een 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Alle stedelijke ontwikkelingen dienen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:

  • Rijksvaarwegen.
  • Project mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kustfundament.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en Waddengebied.
  • Defensie.
  • Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen.
  • Elektriciteitsvoorziening.
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Natuurnetwerk Nederland.
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Conclusie

Het initiatief valt niet onder één van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit wordt mede bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voorziet een winkelplan in de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens in beginsel bij een bvo van 500 m2 (zie o.a. jurisprudentie: ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen ladderplichtig is (zie o.a. jurisprudentie: ECLI:NL:RVS:2015:953).

Onderbouwing supermarkt

De projectlocatie heeft momenteel de bestemming 'Centrum' met functieaanduiding 'supermarkt' conform het vigerende bestemmingsplan Centrum (vastgesteld 2013). Binnen deze bestemming is een supermarkt reeds mogelijk. De supermarkt wordt echter groter dan het huidige bestemmingsplan toestaat. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Op basis van de huidige regeling meet het bouwvlak circa 1.500 m2 bvo.

Uit de tussenuitspraak d.d. 1 juni 2022 (zie bijlage 16) blijkt dat de oppervlakte van de interne laad-/losruimte betrokken moet worden bij de berekening van het ruimtebeslag van de nieuwe ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2022:1539).

Het oppervlak van de beoogde supermarkt is gemaximaliseerd op 1.830 m² bvo. Het laden en lossen van de supermarkt vindt geheel inpandig plaats. Het betreft hier een distributiestraat van 260 m² bvo, waar de vrachtwagens doorheen moeten rijden. Het totale oppervlak komt hiermee op 2.090 m² bvo.

Op basis van de huidige regeling meet het bouwvlak circa 1.500 m² bvo. Dit betekent dat het bouwvlak met circa 590 m² bvo moet worden verruimd. Een dergelijke uitbreiding wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in de ladder.

Doordat de ontwikkeling bestaat uit het toevoegen van meer dan 500 m² bvo detailhandel wordt het aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' en dient de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. In dit kader is voor de beoogde ontwikkeling een ladder onderbouwing opgesteld. Deze onderbouwing is in bijlage 1 opgenomen. In deze onderbouwing is onderscheid gemaakt in kwalitatieve behoeve en kwantitatieve behoefte. Tot slot is een locatieafweging en toetsing opgenomen.

Kwantitatieve behoefte

Uit de uitgevoerde distributieplanologische analyse blijkt dat er voldoende marktruimte is voor de beoogde uitbreiding. Ook worden er geen negatieve effecten in de vorm van relevante leegstand verwachten. Hiermee wordt bedoeld de leegstand die ook een (direct) negatief effect heeft op het functioneren van omliggende winkels. Temeer het om een uitbreiding van een bestaande winkel gaat, waarmee zowel ondernemers als consumenten in het marktgebied al bekend zijn.

Kwalitatieve meerwaarde

Supermarkten zijn van wezenlijk belang voor het basisvoorzieningenniveau van kernen. Voor de kwaliteit en compleetheid van het supermarktaanbod is behoud van de full-servicesupermarkt Jumbo van belang. Jumbo kan op deze bestaande supermarktlocatie een moderne vestiging realiseren met voldoende omvang waar meer comfort en service kan worden geboden. Bovendien maakt dit het mogelijk dat ook Aldi verder kan groeien binnen het centrumgebied, op de achterblijvende locatie van Jumbo, waarmee twee publiekstrekkers voor het centrum behouden blijven.

Met de ontwikkeling is sprake van een goede stedenbouwkundige inpassing. De huidige bebouwing is van matige kwaliteit. Door de nieuwbouw zal de kwaliteit worden vergroot. Dit betekent een kwaliteitsimpuls voor de Dorpsstraat.

locatieafweging

De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen het kernwinkelgebied van Scherpenzeel en sluit hiermee aan bij het beleid van zowel provincie als gemeente. Daarnaast is de locatie is al bestemd voor het gebruik als supermarkt. Door de supermarkt mogelijkheden op de huidige locatie uit te breiden wordt een bestaande locatie versterkt en gebruik gemaakt van bestaande stedelijke gronden. Met de ontwikkeling kunnen de supermarkten behouden en versterkt worden voor de inwoners van Scherpenzeel. Op deze manier wordt gezorgd voor een toekomstbestendige detailhandelsstructuur. Geconcludeerd kan worden dat met de ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.

Onderbouwing woningen

Binnen de huidige bestemming 'Centrum' zijn alleen de bestaande woningen toegestaan. De te realiseren woningen liggen ook deels in het bestemmingsplan Weijdelaar waarin het nog mogelijk was om 21 woningen te realiseren. Per saldo worden met de ontwikkeling nog 3 woningen toegevoegd ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden. De ontwikkeling wordt daarmee niet gezien als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in de ladder. Zorgvuldigheidshalve is de behoefte op hoofdlijnen aangetoond.

In de Regio FoodValley, waar de gemeente Scherpenzeel onder valt, wordt gewerkt aan een sterke en gezonde woningmarkt. Onderlinge afstemming tussen gemeenten is essentieel (Gebiedsvisie Regio FoodValley, 2013).

In de Regionale Woonagenda's maken provincie, gemeenten, corporaties en andere partijen afspraken over regionaal woonbeleid. De kwantitatieve opgave wonen is onderdeel van de Regionale Woonagenda's. De komende jaren is er sprake van een positieve bevolkingsontwikkeling in Scherpenzeel. Tot 2030 neemt de bevolkingsomvang met circa 6% toe. Het aantal huishoudens neemt nog harder toe: circa 14% toename tot 2030 (tabel 3.1).

Tabel 3.1 Bevolkings- en huishoudensprognose 2015-2040 (bron: Prognose provincie Gelderland, 2017)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0009.png"

De berekende bevolkings- en huishoudensgrootte valt in de praktijk nog hoger uit. Momenteel heeft Scherpenzeel 9.873 inwoners en 3.906 huishoudens (CBS, 2019). Dit blijkt ook uit de meest recente raming van ABF Research – Primos (2019; tabel 3.2).

Tabel 3.2 Bevolkings- en huishoudensprognose 2015-2040 (bron: ABF Research – Primos prognose, 2019)

    2018   2020   2025   2030   2035   2040  
Bevolkingsprognose   9.750   9.980   10.190   10.150   10.260   10.380  
Huishoudensprognose   3.880   4.020   4.150   4.210   4.260   4.300  

De komende periode (tot 2030) worden circa 380 extra huishoudens verwacht. Als deze kwantitatieve behoefte wordt afgezet tegen de netto harde plancapaciteit (148 woningen; tabel 3.3) wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan de ontwikkeling van 24 appartementen in het centrum van Scherpenzeel.

Tabel 3.3 Bruto en netto plancapaciteit (bron: provincie Gelderland, 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0010.png"

Naast de kwantitatieve behoefte is er ook sprake van een kwalitatieve behoefte (naar het beoogde segment woningen). De ontwikkeling voorziet in 24 appartementen in het sociale segment ten behoeve van woningcorporatie Woonstede. Het sociale segment is een belangrijke doelgroep van beleid conform het Uitvoeringsplan Regionale Woonagenda 2.0 (Regio Foodvalley, 2018), maar ook in het kader van de gemeentelijke Woonvisie Scherpenzeel 2020-2030.

Conclusie ladder

De beoogde ontwikkeling van een supermarkt met 24 appartementen aan de Dorpsstraat 238 voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Om te voorkomen dat binnen het plangebied meer dan 24 appartementen en een supermarkt met een bruto vloeroppervlak groter dan 1.830 m² worden gerealiseerd zijn in de planregels van dit bestemmingsplan deze aantallen vastgelegd. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en verordening Gelderland

3.2.1.1 Omgevingsvisie

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 vervangt na publicatie de Omgevingsvisie Gelderland 2014 - 2018. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014 - 2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.

Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van hun taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van 7 onderwerpen geven ze hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Doorwerking in plangebied

De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Alle nieuwbouw moet aardgasloos worden aangelegd en zoveel mogelijk circulair worden gebouwd. Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat.

In de omgevingsvisie wordt onder meer gesteld dat er samen met de partners wordt gezocht naar 'een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel die bijdraagt aan vitale, aantrekkelijke steden en dorpen'. De bestaande centra in de (binnen)steden en dorpen staan centraal. Op perifere locaties mag alleen detailhandel komen die moeilijk ruimtelijk inpasbaar is in binnensteden vanwege het volume van de goederen of vanwege veiligheidseisen.

Onderhavig plan ligt het in centrumgebied van Scherpenzeel. Het gaat om een locatie waar in de huidige situatie al een supermarkt aanwezig is. De beoogde woonfunctie is op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk, er worden dus geen nieuwe functies toegevoegd. De nieuwe appartementen worden niet aangesloten op het gas en worden zo duurzaam mogelijk gerealiseerd. Het onderhavige plan is niet in strijd met de Omgevingsvisie.

3.2.1.2 Omgevingsverordening

De provincie Gelderland heeft in haar Verordening Gelderland regels gesteld die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Hierbij is het toegestaan om, onder voorwaarden, stedelijke functies binnen de bebouwde kom op te richten en stedelijke functies met elkaar om te wisselen. Ook het uitbreiden van centrumfuncties zijn toegestaan conform de eisen van hoofdstuk 2 van de Verordening, mits sprake is van Bestaand Stedelijk gebied.

Onderhavig plan past binnen de eisen uit de Omgevingsverordening. In de vigerende bestemmingsplannen zijn de beoogde functies al reeds toegestaan, maar de functies worden anders gesitueerd. Het plan is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Scherpenzeel

De Structuurvisie Scherpenzeel, die op 31 oktober 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad, is een integrale ruimtelijke beleidsvisie op de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Scherpenzeel. In de structuurvisie wordt helderheid gegeven over de ruimtelijke koers en de wijze waarop deze tot uitvoer wordt gebracht.

In de toekomst kunnen, door herstructurering en transformatie, nog altijd nieuwe woningen worden toegevoegd in het bestaand bebouwd gebied. Nieuwbouw moet qua maat en schaal passen in de omgeving en het groene karakter van de kern moet behouden blijven.

Om een te forse verdichting te voorkomen en om het dorpse karakter van de kern te behouden, kan niet het volledige woningbouwprogramma in het bestaand stedelijk gebied worden opgevangen. Daarom is het noodzakelijk dat naast inbreiding ook uitbreiding plaatsvindt aan de randen van het dorp.

De volgende criteria zijn op het deelgebied van toepassing (zie ook figuur 3.1):

  • Scherpenzeel = woongemeente
  • Groei tot circa 4.000 woningen in 2030
  • Vraaggericht bouwen
  • Meer verscheidenheid in het woningenbestand
  • Bouwen van woningen gaat samen met investeren in de woonomgeving
  • Sterkere scheiding tussen snel en langzaam verkeer in de woonomgeving
  • Huidige voorzieningen blijven op het huidige niveau of worden uitgebreid

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0011.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Structuurvisie Scherpenzeel

Met dit plan wordt inbreiding mogelijk gemaakt. Door deze inbreiding wordt een 'gat' in het historische lint langs de Dorpsstraat herontwikkelt. Deze herontwikkeling draagt bij aan de beleving van dit historische lint en de beleving van het Dorp. Het bouwen gaat samen met investeren in de in de woonomgeving. Dit betreft onder andere het bieden van service voorzieningen voor ouderen, het oplossen van het parkeerproblemen en vervangen van oude bebouwing.

De beoogde woningen zijn op basis van het huidige bestemmingsplan al reeds mogelijk. Daarmee past het voornemen in het beleid uit de structuurvisie.

3.3.2 Woonvisie

Op 30 april 2020 is de Woonvisie 2020-2030 vastgesteld. Met deze woonvisie geeft de gemeente aan hoe zij de komende jaren het beleid omtrent wonen vorm wil geven. Belangrijke aandachtspunten zijn o.a. voldoende woningen voor (her)starters en ouderen, betaalbaar wonen voor iedereen en het waarborgen van een duurzame leefomgeving.

Met dit plan wordt de bouw van 24 sociale huurwoningen mogelijk gemaakt. Deze woningen sluiten goed aan bij de doelgroep senioren, starters en lage inkomens.

3.3.3 Nota Ruimtelijke kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit is op 29 september 2016 vastgesteld. Het beleid is in het algemeen gericht op het handhaven en versterken van de historisch-ruimtelijke structuur en beeld in het historisch gedeelte van het dorp. In de nota zijn drie welstandsniveaus namelijk: 'Keuze', 'Respect' en 'Behouden'. Het plangebied valt onder het niveau 'Respect'.

Dit houdt in dat het ontwerp wordt getoetst op een voldoende relatie met de kernkwaliteiten van het gebouw en op de kernkwaliteiten van de omgeving. Nieuwbouw en/of de verbouwingsingrepen dienen zich te voegen in de omgeving en nemen ook de beeldbepalende elementen over.

In het deelgebied 'De Dorpslinten' hebben de linten verder van de Kern een breder profiel. In de dorpskernen, waar het plangebied onderdeel van is, is het juist verdicht door de invloed van het wederopbouwplan dat in het verleden is ontwikkeld. De nota geeft onder meer ontwerprichtlijnen voor nieuwe bouwplannen en de inpassing in de omgeving. Hierbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd. Het bouwplan:

  • past bij de waarde en kernkwaliteiten van het deelgebied en is afgestemd op de stedenbouwkundige structuur;
  • versterkt de kwaliteit van de omgeving en de openbare ruimte en levert een positieve bijdrage aan de leefbaarheid en de sociale veiligheid van de omgeving;
  • vorm een versterking van de markante stedenbouwkundige ruimten en locaties;
  • past bij de kernkwaliteiten van het ensemble en/of de gebouwentypologie;
  • is afgestemd op de omgeving voor wat betreft positie, hoofdvorm, maat en schaal;
  • heeft een herkenbaar en consequent uitgewerkt ontwerpconcept met esthetische kwaliteiten en de architectuur- of bouwstijl is afgestemd op de omgeving;
  • heeft een samenhangende gevelindeling, kleurgebruik en materialisering.

Planspecifiek

In het ontwerp is rekening gehouden met de richtlijnen uit deze nota. Het ontwerp wordt getoetst door de welstandscommissie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Gelderland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Veluwe) ligt op circa 10 kilometer. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en kleine omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie

Het plangebied ligt buiten beschermde Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Veluwe bedraagt 10 km. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De supermarkt en nieuwe appartementen worden gasloos opgeleverd waardoor deze in de gebruiksfase geen invloed hebben op de Natura 2000-gebieden.

De realisatie van de beoogde ontwikkeling zouden kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Met het programma AERIUS Calculator wordt een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekening is opgenomen in de bijlage 3.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is, waarbij nadrukkelijk opgemerkt dat de aanleg- en exploitatiefase in een aparte berekening zijn meegenomen. Het aandeel verkeer is in de aanlegfase nooit hoger dan tijdens de exploitatiefase.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Op 5 februari 2020 heeft een quickscan ecologisch onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 4. Omdat op basis van de quickscan Ecologie kan de aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen) en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen in de te slopen woningen niet worden uitgesloten. Daarnaast kan het braakliggend gebied leefgebied zijn voor de huismus. Om dit verder te onderzoek is een gerichte veldinventarisatie onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat:

  • de onderzoekslocatie geen beschermde functie heeft voor huismussen;
  • de onderzoekslocatie geen beschermde functie heeft voor gierzwaluwen;
  • er geen verblijfplaatsen van vleermuizen in de woning op de onderzoekslocatie aanwezig zijn;
  • kan worden vastgesteld dat de bebouwing op de onderzoekslocatie geen onderdeel uitmaakte van de territoria van de gewone dwergvleermuizen.

Conclusie

Aangezien er geen beschermde functies voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen aangetroffen zijn, mag worden aangenomen dat de bebouwing niet in gebruik is door deze soorten. Bij de sloop van de bebouwing en de uitvoering van de nieuwbouw zullen daarom geen overtredingen van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming plaatsvinden. De sloop en nieuwbouw mag daarom worden uitgevoerd, zonder verdere maatregelen te treffen ten aanzien van huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen.

4.2 Milieuzonering

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie hanteert twee soorten omgevingstype. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstype gelden andere richtafstanden en/of normen.

In dit geval ligt het plangebied in het centrumgebied van Scherpenzeel. In de directe omgeving van het plangebied komen verschillende bedrijven, winkels en woningen voor. Daarom kan dit deel van de buurt als 'gemengd gebied' worden gekenmerkt.

In de huidige situatie is reeds een supermarkt aanwezig. Met dit plan wordt de supermarkt anders gesitueerd. Dit heeft mogelijk een negatief effect op het woon-leefklimaat. Een supermarkt valt op basis van de VNG-publicatie in categorie 1 met een grootste afstand van 10 meter. Omdat sprake is van 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden van 10 meter van de VNG-publicatie voor een supermarkt, worden verlaagd naar de aanbevolen afstand van 0 meter tussen de supermarkt en gevoelig object.

Het dichtstbijzijnde gevoelig object zijn de nieuwe appartementen die met dit plan worden gerealiseerd. De bestaande woning grenzend aan het plangebied (Dorpsstraat 224) staat met de woning op de erfgrens. In de nieuwe situatie is de afstand tussen deze woning en de nieuwe supermarkt circa 2 meter. Overige gevoelig objecten liggen verder weg.

4.3 Geluid

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen.

Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. Dat betekent dat akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is. Gezien de te verwachten verkeersintensiteiten op de omliggende wegen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor deze locatie. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 6. Daarnaast is in dit onderzoek de geluidemissie vanwege de supermarkt onderzocht. Het doel van het onderzoek is om na te gaan of er kan worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat in de omgeving.

4.3.1 Inrichtingslawaai

In tabel .1 van bijlage 6 zijn de berekende langtijdgemiddelde (deel)beoordelingsniveaus gegeven voor de geluidbijdragen vanwege het parkeerterrein van de supermarkt (rijden en parkeren auto’s) en de winkelwagens, alsmede het geluid vanwege vrachtwagens en installaties.

Wanneer de geluidbijdragen worden gecumuleerd, de directe en indirecte hinder bij elkaar, bedragen de hoogste berekende waarden 51 dB(A) in de dagperiode, 49 dB(A) in de avondperiode en 34 dB(A) in de dagperiode.

De hoogst berekende waarden worden bepaald door het geluid afkomstig van het parkeerterrein en te beschouwen als indirecte hinder. Niet al het geluid vanwege parkeren kan worden toegerekend aan de Jumbo supermarkt. Gelet op het beoordelingskader voor indirecte hinder kunnen de berekende geluidniveaus als aanvaardbaar worden geacht. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus vanwege directe hinder voldoen aan de VNG-richtwaarden.

Uit tabel 6.2 van bijlage 6 blijkt dat de berekende maximale geluidniveaus invallend op de gevels van omliggende woningen/appartementen 61-86 dB(A) bedragen in de dagperiode en 46-77 dB(A) in de dagperiode.

De hoogst berekende waarde van LAmax = 86 dB(A) invallend op de gevel van de woning naast de nieuwe inpandige laad-/loslocatie wordt veroorzaakt door het wegrijden van vrachtwagens vanuit de laad-/loslocatie op basis van een bronsterkte van LWmax = 108 dB(A), overeenkomend met volgas wegrijden.

Door de inpandige laad-/loslocatie is het geluid vanwege laden/lossen geminimaliseerd. Het wegrijden van de vrachtwagens is noodzakelijk. Afscherming is niet mogelijk vanwege de stedelijke situatie. Een beheersmaatregel is om de instructie te geven om vrachtwagens rustig te laten wegrijden met de motor op laag toerental. Een moderne vrachtwagen kan stationair draaiend voldoen aan een bronsterkte van ca. LW = 98 dB(A), wat een reductie geeft van 10 dB t.o.v. volgas. Het berekende maximale geluidniveau bedraagt dan 76 dB(A).

Voor de woningen aan de achterzijde met name geldt dat maximale geluidniveaus kunnen worden veroorzaakt door het dichtslaan van autoportieren op het parkeerterrein. Dit is inherent aan een binnenstedelijke situatie waar autoverkeer is en geparkeerd kan worden. Strikt genomen geldt dat de bijdrage vanwege het parkeerterrein als indirecte hinder kan worden gezien. Omdat indirecte hinder als wegverkeerslawaai wordt beoordeeld, hoeven de maximale geluidniveaus niet als zodanig te worden getoetst (wegverkeerslawaai beoordeeld uitsluitend equivalente geluidniveaus).

De hoogst berekende maximale geluidniveaus treden op bij de nieuwe appartementen ten zuiden van het parkeerterrein (deels al gerealiseerd) en de nieuwe appartementen boven de Jumbo. De algemene grenswaarde voor maximale geluidniveaus binnen de woningen is 55 dB(A) in de dagperiode en 50 dB(A) in de avondperiode.

Door voor de nieuwe appartementen boven de Jumbo voldoende geluidwering (zie ook onderdeel wegverkeerslawaai) te realiseren, is sprake van een aanvaardbare situatie.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

In de figuren 6.1 t/m 6.3 van bijlage 6 is inzicht gegeven in de berekende geluidniveaus vanwege wegverkeerslawaai. Omdat de Wgh niet van toepassing is, hoeft er formeel niet te worden getoetst. Er wordt voldaan aan de maximale grenswaarde van Lden = 63 dB in het kader van de Wgh, welke kan worden gezien als richtwaarde.

De cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai bedraagt ten hoogste Lden = 67 dB, exclusief aftrek in het kader van art. 110g Wgh. Gebruikelijk is om het niveau van gevelgeluidwering hierop te dimensioneren, zodat een karakteristieke gevelgeluidwering moet worden gerealiseerd van ten minste GA;k = 67 – 33 = 34 dB(A).

Wanneer dit als uitgangspunt wordt gehanteerd, is er sprake van een goed woon- en leefklimaat binnen de woningen en worden deze (binnen) tevens beschermd tegen het geluid vanwege het parkeerterrein.

4.4 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden door de verankering in het Besluit ruimtelijke ordening. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Vallei en Veluwe.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vallei en Veluwe. De watertoets bijlage 7 opgenomen. Voor de ontwikkelingen dient de normale watertoetsprocedure te worden doorlopen. Dit betekent dat er over dit plan nader overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de planprocedure. Op basis van de watertoets is een uitgangspuntennotitie opgesteld die als goede basis voor de uitvoering van het project geldt. Hierna wordt op de relevante uitgangspunten ingegaan. Omdat het plangebied niet gelegen is binnen een waterkering, is het thema veiligheid niet relevant.

Algemene aandachtspunten waterschap Vallei en Veluwe

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) worden voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Met de beoogde ontwikkeling wordt op het dak van de supermarkt een daktuin, in de vorm van een mos sedumdak met looppaden gerealiseerd. Deze daktuin houdt het water niet vast, maar zorgt ervoor dat hemelwater in eerste instantie wordt opgevangen. Vervolgens wordt het regenwater afgevoerd na het nabijgelegen oppervlaktewater, ten zuiden van het plangebied.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Hiervoor wordt verwezen naar het Grondwaterbeleidsplan van de gemeente Scherpenzeel.

Met de bouwkundige tekeningen van de beoogde ontwikkeling wordt rekening gehouden met de grondwaterstand.

Schoonhouden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap adviseert om duurzame bouwmaterialen te gebruiken.

Binnen het plangebied vinden geen activiteiten plaats die de bodem of water kunnen verontreinigen.

Geohydrologisch onderzoek

Voor het bestemmingsplan Weijdelaer is in 2016 een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 8). Voor onderhavige ontwikkeling is dit onderzoek geactualiseerd en opgenomen in bijlage 9.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat met onderhavige ontwikkeling het verhard oppervlak toeneemt ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan ‘Weijdelaer’. Hieruit komt naar voren dat met de ontwikkeling van het plan Dorpsstraat/ Vijverlaan sprake is van een toename van 505 m² verharding ten opzichte van het huidige bestemmingsplan ' Weijdelaer'.

Over deze toename van verharding dient aanvullend watercompensatie gerealiseerd te worden. Vanuit de uitgangspunten van waterschap Vallei en Veluwe geldt dat de benodigde berging over de toename van verharding 60 mm/m² dient te bedragen. Dit betekent dat over de toename van 505 m² verhard oppervlak 30,3 m³ extra waterberging gerealiseerd dient te worden. In het rapport waterhuishouding d.d. 24 maart 2016, zie bijlage 8, komt naar voren dat voor de compensatie van het plan de Weijdelaer 90 m³ waterberging gerealiseerd dient te worden. Deze 90 m³ is met het plan Weijdelaer nog niet gerealiseerd. De totale extra waterberging komt daarmee op 120,3 m3. De uitwerking van de waterberging worden in overleg met gemeente Scherpenzeel en Waterschap Vallei en Veluwe verder uitgewerkt.

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • 1. woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • 2. kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
  • 3. projecten die minderen dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bedragen. Dit komt overeen met 1,2 µ/m3.

Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland in de periode van 2020 tot 2030 (10 jaar na het beoogde vaststellingsjaar van het bestemmingsplan) in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 15 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 µg/m3. De waarden liggen verreweg onder de grenswaarden en zijn veel lager dan het Nederlands gemiddelde. De luchtkwaliteit in Scherpzeel ter plaatse van het plangebied is dan ook goed te noemen

Met dit plan worden 24 appartementen mogelijk gemaakt. Dit blijft ruim onder de grenswaarde van 1.500 woningen. Binnen het plangebied is al een bestaande supermarkt aanwezig, er wordt dus geen nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt. Het aantal verkeersbewegingen ten behoeve van de supermarkt zal beperkt toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

In 2012 heeft het oostelijk deel van het plangebied deel uitgemaakt van een archeologisch onderzoek. Dit onderzoek betrof een bureauonderzoek. Conclusie van het rapport was dat er een hoge verwachting was voor het grootste deel van het plangebied en dat er verkennend booronderzoek noodzakelijk was. Dit vervolgonderzoek is echter nooit uitgevoerd. Voor dit bestemmingsplan wordt dit vervolgonderzoek wel uitgevoerd.

Vanwege de omvang van het plan en de zeer hoge verwachtingswaarde is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit rapport is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting.

Geconcludeerd wordt dat het plangebied, ondanks de verstoringen, zijn hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten voor de periode Nieuwe tijd behoudt. Voor de perioden (Laat-)

Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen kan de verwachting naar laag worden bijgesteld.

Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er is namelijk sprake van een mogelijke oude cultuurlaag/oude woongrond binnen het plangebied met daaronder wellicht een nog deels intact archeologisch sporenniveau, waardoor het zijn hoge verwachting behoudt op de aanwezigheid van archeologische resten en/of sporen uit de Nieuwe tijd. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek nadat het plangebied vrij is gemaakt van de bestaande begroeiing (struiken) en bebouwing (winkelpand). Vooralsnog wordt uitgegaan van één archeologisch sporenniveau. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

De kaart Gelderse cultuurhistorie van de provincie Gelderland laat zien welke cultuurhistorische interessante en waardevolle patronen en objecten aanwezig zijn. Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbaar in het huidige (dorps)landschap. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen aanwezig.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

De beoogde ontwikkeling vinden plaats op gronden die tot op heden deels bebouwd zijn. Er zijn hier geen aanwijzingen door verontreinigende activiteiten in het verleden. Om deze analyse te bevestigen is een bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10.

Uit het onderzoek blijkt dat in de ondergrond onder het huidige winkelpand plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink en PAK zijn geconstateerd. Ter plaatse van Dorpsstraat 226 t/m 232 zijn in zwak (sporen) tot plaatselijk matig baksteen-, beton- en/of kolenhoudende boven- en ondergrond licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink, PAK en/of minerale olie gemeten. Plaatselijk (boring 16) is in de zwak baksteen- en kolenhoudende bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties aan barium nikkel, xylenen en naftaleen. De aangetoonde lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, minerale olie in de grond en de licht verhoogde concentraties aan vluchtige aromaten in het grondwater zijn waarschijnlijk te relateren aan het historisch gebruik van het terrein (de voormalige bedrijfsactiviteiten).

Met uitzondering van het aangetoonde sterk verhoogde gehalte aan PAK in de bovengrond van boring 16 geven de onderzoeksresultaten geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek of -sanering. De sterke PAK verontreiniging ter plaatse van boring 16 dient verticaal en horizontaal te worden afgeperkt. Ter plaatse van het achter terrein van Dorpsstraat 226 dient aanvullend onderzoekplaats te vinden. Dit omdat het achterste terreindeel van Dorpsstraat 226 tijdens onderhavig onderzoek ontoegankelijk (overgroeid met braam- en andere struiken) was.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (met uitzondering van de aangetoonde sterke verontreiniging met PAK in de bovengrond van boring 16 en het niet onderzochte achterste terreindeel van Dorpsstraat 226) vormt geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplan-/functiewijziging.

Ondanks dat het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de geldende protocollen/richtlijnen betreft het een steekproefsgewijze benadering van de bodemkwaliteit. Gezien het (voormalige) gebruik van de locatie, dient bij de herontwikkeling en de daarbij behorende grondroerende werkzaamheden rekening te worden gehouden met het plaatselijk aantreffen van onvoorziene bodemverontreiniging (stortgaten, asbest ect.). Voor de aan-/afvoer van grond naar/van de onderzoekslocatie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Voor de sloop van gebouwen dient een asbestinventarisatie uitgevoerd te worden.

Het aanbevolen aanvullend en nader onderzoek worden uitgevoerd vooraf aan de graafwerkzaamheden en wordt bijgevoegd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

4.8 Conventionele Explosieven

Door de gemeente Scherpenzeel is onderzocht of binnen het centrumgebied van Scherpenzeel mogelijk explosieven aanwezig zijn. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 12. Zoals blijkt uit onderstaand figuur valt het plangebied in een onverdacht gebied., met het protocol toevalsvondst). In bijlage 3 van bijlage 12 is het protocol toevalsvondst in een infografic weergegeven. In protocol gaat in werking indien tijdens de werkzaamheden toch een explosief wordt gevonden. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan vormt dit geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0012.png"

Figuur 4.1 Uitsnede bodembelastingkaart OO

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Er is een inventarisatie uitgevoerd met als doel externe risico’s ten opzichte van het plangebied in kaart te brengen. De inventarisatie betreft een quickscan op basis van de website www.risicokaart.nl, tevens is een KLIC-melding gedaan.

Zoals in figuur 4.2 wordt weergegeven zijn in de omgeving meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Ten noorden van het plangebied over de provinciale N-weg 224 vindt transport gevaarlijke stoffen plaats. Het plaatsgebonden risico van deze weg ligt op het hart van de weg. Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is een maat voor de kans, dat door een ramp, een groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt.

Het plangebied ligt op een afstand van 800 meter ten opzichte van deze weg. Daarmee ligt het ruim buiten de invloedszone van deze weg.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen risico volle inrichtingen aanwezig. Op verdere afstand zijn de volgende inrichtingen gelegen:

  • Zwembad ’t Willaer, De Breelaan 6. Pomphuis/waterbehandeling. Heeft een risicocontour 10-6 van 40 meter. Afstand tot plangebied is 600 meter.
  • Van Ginkel, Oud Willaer 74, bovengrondse propaantank. Heeft een risicocontour 10-6 van 40 meter. Afstand tot plangebied is 1200 meter.
  • Vion, ’t Zwarte Land, opslag ammoniak. Heeft een risicocontour 10-6 van 85 meter. Afstand tot plangebied is 1200 meter.
  • Texaco, ’t Zwarte Land, opslag LPG. Heeft een risicocontour 10-6 van 110 meter. Het groepsrisico heeft een risicocontour van 150 meter. Afstand tot plangebied is 900 meter.

 

Het plangebied ligt in geen van de risicocontouren. Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor de uitvoering van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0013.png"

Figuur 4.22 Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

4.10 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels of -leidingen. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 24 appartementen en een supermarkt op de begane grond. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. De beoogde functies zijn in de vigerende bestemmingsplannen reeds toegestaan. Daarmee is er geen spraken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' niet noodzakelijk.

4.12 Verkeer en parkeren

Algemeen

De gemeente Scherpenzeel heeft voor het herontwikkelen van de supermarklocaties in de kern Scherpenzeel een verkeerskundig advies door Megabron laten opstellen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 13. In dit verkeerskundig advies is onderhavige ontwikkeling ook onderzocht.

Ontsluiting

Het plangebied wordt via de bestaande wegen Dorpsstraat en Vijverlaan ontsloten. De situatie veranderd hierin niet. Wel ontstaan door de toename in m2 supermarkt en de realisatie van 24 appartementen meer verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Voor alle wegen nabij het plangebied geldt een maximale snelheid van 30km/uur. De Dorpsstraat wordt in westelijke richting via de Stationsweg ontsloten op de provinciale N-weg (N224). De Dorpsstraat wordt in oostelijke richting via het Oosteinde ook ontsloten op de provinciale N-weg (N224). De Vijverlaan is geen ontsluitingsweg.

Uit het verkeersadvies blijkt dat door de beoogde ontwikkeling iets minder dan 700 extra motorvoertuigritten per werkdag worden gegenereerd ten opzichte van de huidige situatie. In onderstaande tabel is dit inzichtelijk gemaakt.

Deze wegen zijn berekend op de capaciteit voor het centrumgebied. Deze wegen hebben daarom voldoende capaciteit voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0014.png"

Tabel 1: De totale verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkeling en de totale toename van de verkeersgeneratie (bron: Verkeerskundig advies Megabron)

Door toename van het verkeer kunnen diverse effecten optreden. In het verkeersadvies is onderzocht of de toename in verkeer effecten heeft op de ontsluiting van het gebied.

De verkeersdrukte op de Dorpsstraat wordt in dit onderzoek als belangrijk aspect beschouwd, aangezien deze tegen de maximale capaciteit aan zit en een overschrijding daarvan de leefbaarheid in het centrum nadelig beïnvloedt.

Door onderhavig plan zal de verkeersdrukte beperkt toenemen in het gebied en wordt de maximale capaciteit niet overschreden.

Parkeren

De parkeernormen zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeernormen'. Dit betekent het volgende voor de te realiseren parkeervoorziening bij het nieuwe bouwplan:

Supermarkt

Voor een nieuwe Jumbo full-service supermarkt in het centrum van Scherpenzeel geldt, conform de CROW-normen, een parkeernorm van 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. In de planregels van dit bestemmingsplan is geborgd dat het maximaal bruto vloeroppervlak aan supermarkt, exclusief bijbehorende laad- en losplaats niet meer mag bedragen dan 1.830 m². Op basis hiervan levert dat een parkeervraag op van 71,4 parkeerplaatsen.

Er is echter geen sprake van een geheel nieuwe situatie. Er staat al een Aldi supermarkt met een omvang van ca. 1.150 m². Ook deze supermarkt kent een parkeervraag. Als die met de cijfers van nu zou worden berekend, bedraagt die parkeervraag 44,8 parkeerplaatsen. Dit aantal is niet aanwezig. Vaste jurisprudentie wijst uit dat tekorten uit het verleden ook niet gecompenseerd hoeven te worden. Bij een nieuwe ontwikkeling hoeft enkel rekening te worden gehouden met de nieuw toegevoegde m². Het gaat dan om 680 m². Dit betekent dat er als gevolg van de nieuwbouw een parkeervraag is van 26,5 parkeerplaatsen.

In de bestaande situatie kunnen van de nu aanwezige parkeerplaatsen 12 parkeerplaatsen toegerekend worden aan de supermarkt. Zodat totaal 39 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn voor de nieuwe supermarkt.

Gezien de bestaande parkeersituatie en het in de toekomst willen voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor zowel de nieuwe supermarkt als de ondernemers in de omgeving, is er ook een berekening gemaakt waarbij uitgegaan is van een hele nieuwe situatie.

Hierbij zijn voor een supermarkt met een oppervlakte van 1.830 m2 71,4 parkeerplaatsen nodig. Wel is het redelijk om aan te nemen dat een deel van de 22 bestaande parkeerplaatsen worden gebruikt ten behoeve van de huidige supermarkt. Een aantal van 12 parkeerplaatsen wordt hierbij als reëel geacht. Dit is circa de helft van de nu aanwezige parkeerplaatsen naast de Aldi. Deze 12 parkeerplaatsen dragen bij aan het voorzien in de totale parkeerbehoefte van het project en hoeven dus niet te worden gerealiseerd.

Woningen

In het in 2016 vastgestelde bestemmingplan 'Weijdelaer' en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten zijn afspraken gemaakt over de te hanteren parkeernorm. Voor woningen tot 90 m² geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaats per woning. Daarmee wordt overigens nog altijd voldaan aan de CROW-norm, die voor goedkope huurappartementen een bandbreedte van 0,7 tot 2 parkeerplaatsen per woning rekent.

In de nieuwbouw worden 24 woningen gebouwd. Daarnaast is recent het nieuwe appartementengebouw aan de Parklaan opgeleverd. De hiervoor aangelegde parkeervoorzieningen gaan onderdeel uitmaken van de nieuwe parkeervoorziening. Daarom wordt ook de parkeerbehoefte van deze 24 woningen meegenomen in de berekening. In totaal gaat het dan om 48 woningen met een parkeervraag van 48 parkeerplaatsen.

Totaal

Het verkeerskundig adviesbureau Megabron heeft bovenstaande parkeerbehoefte onderzocht. De resultaten hiervan staan in tabel 2 weergegeven. Hieruit volgt een totale parkeervraag voor het project van 119 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0015.png"

Tabel 2: De benodigde parkeervraag per functie (bron: verkeerskundig advies Megabron)

Dubbelgebruik parkeerplaatsen

Om te voorkomen dat er een groot parkeerterrein naast het gebouw gerealiseerd moet worden wat voor de helft van de tijd leeg is, wordt bij de berekening van de parkeerbehoefte van een project met meerdere (verschillende) functies gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages. Dit conform de CROW-normen die hiervoor gelden.

Bij functies, zoals winkelen en wonen, is namelijk sprake van een verschillend patroon van tijden waarop gebruikers (bewoners, bezoekers, werknemers) aanwezig zijn. Zo is de parkeerdruk bij woningen vooral 's avonds/nachts groot. Overdag ligt de aanwezigheid lager omdat een deel van de bewoners met de auto naar het werk of op bezoek gaat.

Door het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen kan het aantal parkeerplaatsen voor de beoogde ontwikkeling worden verlaagd. Op basis van het verkeerskundig advies ligt het drukste moment van de week op de zaterdagmiddag. De parkeerbehoefte voor de supermarkt is op zaterdagmiddag 100%. Op zaterdagmiddag is de parkeerbehoefte voor de woningen 60%. Op basis van tabel 2, is de parkeerbehoefte voor de beoogde ontwikkeling uitgewerkt in tabel 4 en 5

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0016.png"

Tabel 4: De aanwezigheidspercentages per categorie en tijdsperiode (bron: verkeerskundig advies Megabron)

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0017.png"

Tabel 5: De maximale parkeervraag per tijdsperiode (bron: verkeerskundig advies Megabron)

Door dubbelgebruik van parkeerplaatsen zijn uiteindelijk minder parkeerplaatsen noodzakelijk. Om te achterhalen hoeveel parkeerplaatsen er daadwerkelijk nodig zijn, is gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages (conform de CROW-richtlijnen). Tabel 4 laat deze aanwezigheidspercentages per functie en tijdsperiode zien. Tabel 5 laat de toepassing van aanwezigheidspercentages op de maximale parkeervraag zien. Het blijkt dat de parkeervraag door dubbelgebruik afneemt naar 100 parkeerplaatsen. Op zaterdagmiddag is de behoefte aan parkeerplaatsen het hoogst.

De parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte als gevolg van de beoogde ontwikkeling, tezamen met de al bestaande 24 appartementen aan de Parklaan en rekening houdend met dubbelgebruik, bedraagt 100 parkeerplaatsen. Dit is het maximum aantal parkeerplaatsen dat nodig is op het drukste moment van de week, de zaterdagmiddag. Van deze behoefte van 100 parkeerplaatsen hebben we hiervoor aangegeven dat er al in 12 wordt voorzien op bestaande parkeerterrein aan de Vijverlaan. Dit betekent concreet dat er 88 parkeerplaatsen moeten zijn voor de nieuwbouw en het bestaande appartementengebouw aan de Parklaan.


In figuur 2.6 zijn de (nieuwe) parkeervoorzieningen ingetekend. Dit toont aan dat er in 92 parkeerplaatsen wordt voorzien (exclusief bestaande parkeerplaatsen Vijverlaan). Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte. Er zijn zelfs nog 4 parkeerplaatsen 'over'. Deze kunnen voor parkeren worden gebruikt, maar wellicht ook voor extra ruimte voor groen of fietsstallingen. Bij de uitwerking van het bouwplan zal dit nader bepaald worden.

Laden en lossen

Het laden en lossen van de bestaande supermarkt vindt plaats aan de Vijverlaan. In de huidige situatie moeten vrachtwagens op de Vijverlaan achteruit insteken om het laad- en losdock in te rijden. Omdat de vrachtwagen niet geheel naar binnen kan, staat de vrachtwagen tijdens het laden en lossen half op het trottoir. In de nieuwe situatie rijden de vrachtwagens via de Dorpsstraat en de Vijverlaan via het nieuwe parkeerterrein het laaddock in. Na het lossen rijden de vrachtwagens aan de Dorpsstraat zijde weer weg. Het laden en lossen van de supermarkt vindt geheel inpandig plaats. Afspraken worden gemaakt met de supermarkt om de vrachtwagens via de Industrielaan van en naar de randweg te laten rijden, zodat zo min mogelijk dwars door het centrum hoeft te worden gereden. De nieuwe los- en laadsituatie wordt in figuur 4.3 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0018.png"

Figuur 4.3 Nieuwe verkeers- en parkeersituatie

4.13 Bezonningsstudie

Door de herontwikkeling van het gebied kan eventuele schaduwhinder ontstaan. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een bezonningssstudie uitgevoerd. In dit onderzoek is gekeken welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan 'Weijdelaer' en welke bouwmogelijkheden dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

Hieruit blijkt dat wat betreft zonlicht de situatie zal verslechteren ten opzichte van de huidige feitelijke situatie met een deels braakliggend stuk grond ten westen van het perceel Dorpsstraat 224.

De situatie zal met de nieuwbouw echter beter worden ten opzichte van de huidige planologische situatie van het nu geldende bestemmingsplan Weijdelaer. In figuur 4.3 en figuur 4.4 is het verschil in schaduwhinder weergeven in de periode Juni om 18:00 uur. Hieruit blijkt dat met name de toetreding van zonlicht in de achtertuin(en) doordat het nieuwe bouwplan veel minder diep is dan het bouwplan dat op grond van het huidige bestemmingsplan Weijdelaar. In de maanden dat de zon laag staat (wintermaanden) is dit verschil alleen maar groter. Op basis van deze studie kan worden geconcludeerd dat met betrekking tot de huidige planologische situatie en de beoogde ontwikkeling de situatie verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0019.png"

Figuur 4.3 Schaduwhinder Bestemmingsplan Weijdelaar Juni 18:00

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2020Dorpsstraat-vg02_0020.png"

Figuur 4.4 Schaduwhinder beoogde ontwikkeling Juni 18:00

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

De gewenste ontwikkelingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en GBKN. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (Artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (Artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen “Centrum”, “Verkeer”, “Waarde - Archeologische verwachting 1 (zeer hoog)”. Deze artikelen hebben een vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Centrum

De bestemming 'Centrum' is opgenomen voor de locatie van het hoofdgebouw. Hierbinnen ligt het accent op een supermarkt op de begane grond en woningen op de verdiepingen. Voor de supermarkt geldt dat het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 1.830 m². Dit bruto vloeroppervlak is exclusief het oppervlak van de laad- en losruimte ten behoeve van de supermarkt. Het bruto vloeroppervlak van de overige centrumfuncties mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Verdeeld over de verdiepingen zijn maximaal 24 appartementen toegestaan, hiervoor is op de verbeelding een aanduiding opgenomen.

Verkeer

Het openbare gebied is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen e.d. toegestaan.

Waarde - Archeologische verwachting 1 (zeer hoog)

Om de eventuele archeologische waarden binnen het plangebied te beschermen, zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Deze dubbelbestemmingen sluiten aan bij het beleid van de gemeente omtrent archeologie. In de dubbelbestemming is onder andere een vergunningenstelsel opgenomen, wat betekent dat voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Informatieavonden

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. In 2018 hebben, op basis van het structuurontwerp, informatieavonden plaatsgevonden. In 2019 zijn voor de naaste omwonden al informatieavonden gehouden waar zij door de ontwikkelaar zijn geïnformeerd over de plannen.

In de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, wordt een inloopavond georganiseerd.

6.1.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Dorpsstraat-Vijverlaan heeft vanaf 1 juli t/m 11 augustus 2020 ter inzage gelegen. Tijdens de ter inzage termijn zijn 4 inspraakreacties ingediend.

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vooroverleg geweest met de provincie en de benodigde instanties. Door 4 instanties is een reactie gegeven op het plan.

De reacties zijn puntsgewijs samengevat en van een gemeentelijke beantwoording voorzien in bijgevoegde Nota Inspraak voorontwerpbestemmingsplan Dorpsstraat-Vijverlaan (bijlage 14).

6.1.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf  9 december 2020 t/m 19 januari 2021 ter inzage gelegen.  Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.

Tijdens de terinzage termijn zijn zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend. In bijgevoegde Nota Zienswijzen (bijlage 15) zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke beantwoording voorzien.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota zijn verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Beroepsfase

Tegen dit door de gemeenteraad van Scherpenzeel vastgestelde plan zijn zienswijzen ingediend. Bij tussenuitspraak van 1 juni 2022 - zie bijlage 16 Uitspraak Raad van State - heeft de Raad van State

overwogen dat het inpandig laden en lossen niet is geborgd en dat de raad dit moet corrigeren.

Uit de tussenuitspraak blijkt dat de oppervlakte van de interne laad-/losruimte betrokken moet worden bij de berekening van het ruimtebeslag van de nieuwe ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2022:1539) en dat de raad een onderzoek moet (laten) uitvoeren op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro naar de behoefte van de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op basis hiervan is een ladder onderbouwing opgesteld. Deze onderbouwing is opgenomen in bijlage 1 en verwerkt in het rijksbeleid, zie hiervoor paragraaf 3.1.

Naar aanleiding van deze uitspraak is op de verbeelding de functieaanduiding 'laad- en losplaats' opgenomen. In artikel 3 Centrum van de planregels is opgenomen dat het inpandig laden en lossen uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'laad- en losplaats' is toegestaan. Tevens is in artikel 3.5.1 Verboden gebruik en 4.3.1 Verboden gebruik opgenomen dat het laden en lossen elders dan ter plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige laad- en losruimte' verboden is.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan wordt een anterieure overeenkomst opgesteld. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast worden er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.