direct naar inhoud van Regels
Plan: Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2013Oost-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0279.BP2013Oost-vg01 van de gemeente Scherpenzeel.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afhankelijke woonruimte:

een tijdelijke extra woonruimte in een deel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor bewoning door een mantelzorgvrager of mantelzorgverlener en waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden.

1.6 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.7 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf aan huis:

het door de bewoner van de woning in beperkte omvang en ondergeschikt aan de woonfunctie bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. uitvoeren van geheel of overwegend handmatige ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel, behoudens beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep aan huis niet daaronder begrepen.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.14 begane grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.15 beroep aan huis:

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratieve, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte onderschikte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.16 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.27 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.28 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden tevens afhaalpunten verstaan.

1.30 dienstverlening:

het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen, video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's, hondentrimsalons en waaronder tevens begrepen kinderdagverblijven.

1.31 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gelijke hoogte:

een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt).

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.37 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.38 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden.

1.39 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.40 maatschappelijke doeleinden:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.42 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.43 nutsvoorziening:

een bouwwerk of andere voorziening ten dienste van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.44 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven maaiveld is gelegen.

1.45 onderkomen(s):

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.48 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.49 pastorie:

een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en waarbij een lid van het huishouden voorganger is bij een kerk.

1.50 peil:
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.51 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.52 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.54 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.55 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.56 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.57 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.58 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, zoals bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.59 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.60 zolder:

ruimte in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0279.BP2013Oost-vg01_0001.jpg"

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balustrades, relingen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets- en/of ruiterpaden en ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. hobbymatig weiden van paarden;
  • d. voorzieningen voor het houden van paarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hippische voorzieningen';
  • e. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende

    • 1. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bebouwing ten behoeve van het houden van paarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hippische voorzieningen';
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Bebouwing ten behoeve van het houden van paarden

Bebouwing ten behoeve van het houden van paarden mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hippische voorzieningen' worden gebouwd, in de vorm van;

  • a. stallen en schuilgelegenheden ten behoeve van paarden, met dien verstande dat:
    • 1. stallen en schuilgelegenheden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van stallen en schuilgelegenheden maximaal 3,50 meter mag bedragen;
  • b. maximaal 2 paardenbakken, tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 2.000 m²;
  • c. maximaal 1 stapmolen voor paarden, met een oppervlakte van maximaal 250 m²;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 5,00 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hippische voorzieningen', waar de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10,00 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen maximaal 3,00 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel;
  • c. het bewonen van vrijstaande gebouwen;
  • d. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • e. zelfstandige horeca;
  • f. buitenopslag;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. coffeeshops.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 en 2, die zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' en/of daarmee wat betreft milieueffecten en naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • b. productiegebonden ondergeschikte detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen,

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
  • c. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken;
  • d. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', waar het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage mag worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van een gebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • e. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 1,00 m te bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ze dienen te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) buiten het bouwvlak per bouwperceel mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 3,00 en 5,00 m bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
    • 2. luifels, vlaggen- en andere masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2,00 mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt of gemonteerd tot maximaal 10% van de brutovloeroppervlakte. met een maximum van 500 m²;
  • c. verkoop van motorbrandstoffen (incl lpg);
  • d. horeca;
  • e. het gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor buitenopslag;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. coffeeshops.
4.5.2 Naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijf, zoals bedoeld in artikel 4.1 onder a., dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitstoot en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging in de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder en hinder van bedrijfsactiviteiten of overig noodzakelijk geachte onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • e. aansluiting wordt gezocht bij de regels voor de betreffende bestemmingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals bosschages en plantsoenen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterpartijen;
  • d. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is toegestaan;
  • e. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaats van de aanduiding 'bergbezinkbassin'
  • f. evenementen;
  • g. voorzieningen van het algemeen nut;

met de daarbij behorende

    • 1. voet- en fietspaden en overige verharding;
    • 2. openbare nutsvoorzieningen;
    • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van het gebouw mag maximaal 15 m² bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten mag maximaal 10,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,50 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. coffeeshops.
5.3.2 Parkeervoorzieningen

Ten aanzien van de parkeervoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 onder d. geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan binnen 5,00 m van de bestemmingsgrens met de bestemming 'Verkeer', uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens woningen op de verdieping,

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen, waaronder tevens begrepen woningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. woningen mogen uitsluitend op de verdieping worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal woningen dat aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw, wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte',
  • f. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • g. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 1,00 m te bedragen.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk wordt op ten minste 3,00 m achter de voorgevelrooilijn geplaatst;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
  • d. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) buiten het bouwvlak, mag per bouwperceel maximaal 50 m2 bedragen;
  • g. het bouwperceel mag voor maximaal 50 % worden bebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
    • 2. luifels, vlaggen- en andere masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2,00 mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. coffeeshops.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder en hinder van bedrijfsactiviteiten of overig noodzakelijk geachte onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • e. aansluiting wordt gezocht bij de regels voor de betreffende bestemmingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve en onderwijsvoorzieningen;
  • b. peuterspeelzalen, kinder- en naschoolse opvang;
  • c. sociaal-medische en (para)medische voorzieningen;
  • d. sociaal-culturele en voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur en openbare dienstverlening;
  • e. religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, met dien verstande dat een kerk en de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen opbaarruimte, rouwcentrum en zalen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn toegestaan;
  • f. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

    • 1. ondergeschikte detailhandel, magazijn, kantoor, kantine en horeca-voorzieningen;
    • 2. tuinen, erven en terreinen;
    • 3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • b. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de voorgevel van een gebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' of 'maximum bouwhoogte';
  • d. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 1,00 m te bedragen;
  • f. het bouwperceel mag voor maximaal 50 % worden bebouwd.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
  • c. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 m te bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak per bouwperceel mag maximaal 50 m² bedragen;
  • f. het bouwperceel mag voor maximaal 50 % worden bebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
    • 2. luifels, vlaggen- en andere masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
7.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 7.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2,00 mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie.
7.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot op de perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.3 onder d. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot op de perceelsgrens, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. coffeeshops.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met de daarbij behorende inritten en toegangspaden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erkers aansluitend aan woningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van erfafscheidingen.
8.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers als bedoeld in artikel 8.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. per hoofdgebouw is ten hoogste één erker, een hoekerker dan wel een erker voor de voorgevel van het hoofdgebouw, toegestaan;
  • b. de diepte uit de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 m bedragen, met dien verstande dat ten minste een strook met een diepte van 2,00 m voor de erker onbebouwd dient te blijven en de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens minimaal 1,00 m dient te bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • d. de breedte mag niet meer dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de woning bedragen, tot een maximale breedte van 5,00 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) mag per bouwperceel niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaand schema:

totale oppervlakte van het bouwperceel   maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken  
tot 250 m2   50 m2  
van 250 tot 500 m2   75 m2  
van 500 tot 750 m2   100 m2  
van 750 tot 1000 m2   125 m2  
van 1000 m2 en meer   150 m2  

  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) mag per bouwperceel niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak (bij de bestemming 'Wonen');
  • g. het bouwperceel mag voor maximaal 50% mag worden bebouwd.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m bedragen en daarachter maximaal 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder a en toestaan dat een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn hoger mag zijn dan 1,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', tevens garageboxen;
  • g. evenementen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen, ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, zoals abri's, telefooncellen en nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', tevens garageboxen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van de garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de inhoud van een gebouw niet meer bedragen dan 50 m³;
  • b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • c. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen volledig worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel.
9.3.2 Evenementen

Ten aanzien van de evenementen als bedoeld in artikel 9.1 onder h geldt dat:

  • a. een evenement maximaal 15 dagen mag duren, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • b. niet meer dan 5 evenementen per jaar mogen plaatsvinden;
  • c. er geen horeca mag plaatsvinden, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • d. er geen detailhandel mag plaatsvinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen en overige waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • d. beeldende kunstwerken,

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van de bestemming staan.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwwerken, geen gebouw zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.5;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens voor detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', aan de woonfunctie ondergeschikte dienstverlenende voorzieningen ten behoeve van het wooncomplex, waaronder begrepen voorzieningen op het gebied van recreatie en (gezondheids)zorg, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - pastorie', uitsluitend een pastorie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', tevens voor een praktijkruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens voor ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens voor de bescherming van de aanwezige monumentale waarden,

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. ruimten ten behoeve van dienstverlenende voorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • c. deels ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • d. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken;
  • e. onder a. en b. bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder b.;
  • d. de voorgevel wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de ter plaatse aangeduide bebouwingstypologie, waarbij geldt:

ter plaatse van de aanduiding   bouwwijze  
aaneengebouwd   aaneen  
gestapeld   gestapeld  
twee-aaneen   halfvrijstaand  
vrijstaand   vrijstaand  

  • f. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoger bouwen' over maximaal 50% van de oppervlakte van de gebouwen, de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 9,00 en 13,00 m;
  • h. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen.
11.2.3 Gebouwen ten behoeve van dienstverlening

Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' dient de bebouwing uit meerdere hoofdgebouwen te bestaan en mag de gevelbreedte van een gebouw niet meer bedragen dan 30,00 m, waarbij de gevel na maximaal 30,00 m ten minste 3,00 m moet inspringen;

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ze op minimaal 2 meter achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende bouwvlak, met inachtneming van de maximale oppervlaktes zoals aangegeven in onderstaand schema:

totale oppervlakte van het bouwperceel   maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken  
tot 250 m2   50 m2  
van 250 tot 500 m2   75 m2  
van 500 tot 750 m2   100 m2  
van 750 tot 1000 m2   125 m2  
van 1000 m2 en meer   150 m2  

  • c. het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder d. mag op gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (inclusief erkers) en overkappingen niet meer bedragen dan 200 m²;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
11.2.5 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. per woning is ten hoogste één erker, een hoekerker dan wel een erker voor de voorgevel van de woning, toegestaan;
  • b. de diepte uit de betreffende gevel van de woning mag niet meer dan 1,50 m bedragen, met dien verstande dat ten minste een strook met een diepte van 2,00 m voor de erker onbebouwd dient te blijven en de afstand tot één van de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1,00 m dient te bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • d. de breedte mag niet meer dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de woning bedragen, tot een maximale breedte van 5,00 m;
  • e. het bepaalde in artikel 11.2.4 onder b. is tevens van toepassing;
  • f. het bepaalde in artikel 11.2.4 onder c. is tevens van toepassing;
  • g. het bepaalde in artikel 11.2.4 onder d. is tevens van toepassing.
11.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m bedragen en daarachter maximaal 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
11.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 11.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.4 en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken hoger mag zijn dan 5,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 6,00 m mag bedragen.

11.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.6 en toestaan dat een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn hoger mag zijn dan 1,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen.

11.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van hoofdgebouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2 onder a. voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2,00 m dient te bedragen;
  • c. de voorgevel in of achter de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd.
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • e. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
  • f. het bouwperceel voor maximaal 50 % mag worden bebouwd.
11.4.4 Afwijken van de bebouwingstypologie ten behoeve van het toestaan van een extra woning ter plaatse van de aanduiding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2 lid e. voor het toestaan van een extra woning binnen het bouwvlak, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. het bebouwingsbeeld;
  • i. de verkeersveiligheid.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. coffeeshops.
11.5.2 Beroep aan huis

Een aan huis verbonden beroep als bedoeld in 11.1 onder b is toegestaan in een deel van de woning en/of de daarbij bijbehorende bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van een deel van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een activiteit mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt;
  • b. er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 50 m² van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', waar het oppervlak maximaal 100 m² mag bedragen;
  • e. de activiteit mag niet leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • f. de normale afwikkeling van het verkeer mag niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit worden belemmerd;
  • g. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden voorzien;
  • h. de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
  • i. de uitoefenaar van de activiteit dient zelf woonachtig te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.5.1 onder c ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de te gebruiken oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming dient te zijn;
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. de activiteit niet mag leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • e. er geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht mag plaatsvinden;
  • f. de normale afwikkeling van het verkeer niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit mag worden belemmerd;
  • g. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien;
  • h. de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
  • i. de uitoefenaar van de activiteit zelf woonachtig dient te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
11.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.5.1 onder c ten behoeve van het gebruik van een deel van de woning of een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning gelijktijdig maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van mantelzorg mag worden verleend;
  • e. maximaal een oppervlakte van 60m² (deel van de woning of bijbehorend bouwwerk) mag worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg;
  • f. de mantelzorg is beperkt tot één bouwlaag;
  • g. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarden dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is verdwenen.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in artikel 11.1 onder c. tot en met f. te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 12 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse verwachte archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd;

12.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van artikel 12.2.1 mag worden gebouwd ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
  • b. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 0,50 m beneden het maaiveld;
  • c. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 100 m² bedraagt.
  • d. het grondoppervlak van het bouwwerk groter is als 100 m2 en ter vervanging dient van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen en diepte van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
    • 3. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
      • I. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • II. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
      • III. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunning

Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken (groter dan 100 m²), geen bouwwerken zijn of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen van houtopstanden;
  • c. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normaal onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • c. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundig archeoloog;
  • d. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel al eerder een omgevingsvergunning is verleend.
12.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
12.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van haar archeologisch deskundige.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 12.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 (zeer hoog)' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 13 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse verwachte archeologische waarden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd;

13.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van artikel 13.2.1 mag worden gebouwd ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
  • b. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 0,30 m beneden het maaiveld;
  • c. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 250 m² bedraagt.
  • d. het grondoppervlak van het bouwwerk groter is als 250 m2 en ter vervanging dient van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen en diepte van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
    • 3. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
      • I. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • II. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
      • III. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunning

Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken (groter dan 250 m²), geen bouwwerken zijn of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen van houtopstanden;
  • c. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 13.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normaal onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • c. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundig archeoloog;
  • d. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel al eerder een omgevingsvergunning is verleend.
13.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
13.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van haar archeologisch deskundige.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 13.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 14 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse verwachte archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd;

14.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van artikel 14.2.1 mag worden gebouwd ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
  • b. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 0,30 m beneden het maaiveld;
  • c. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 1.000 m² bedraagt.
  • d. het grondoppervlak van het bouwwerk groter is als 1.000 m2 en ter vervanging dient van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen en diepte van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
    • 3. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
      • I. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • II. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
      • III. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunning

Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken (groter dan 1.000 m²), geen bouwwerken zijn of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen van houtopstanden;
  • c. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normaal onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • c. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundig archeoloog;
  • d. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel al eerder een omgevingsvergunning is verleend.
14.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
14.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van haar archeologisch deskundige.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 14.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 15 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse verwachte archeologische waarden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd;

15.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van artikel 15.2.1 mag worden gebouwd ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mits:

  • a. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
  • b. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 0,30 m beneden het maaiveld;
  • c. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 10.000 m² bedraagt.
  • d. het grondoppervlak van het bouwwerk groter is als 10.000 m2 en ter vervanging dient van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen en diepte van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
    • 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
    • 3. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
      • I. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • II. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
      • III. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunning

Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken (groter dan 10.000 m²), geen bouwwerken zijn of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen van houtopstanden;
  • c. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 15.4.1 geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren van normaal onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
  • c. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundig archeoloog;
  • d. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel al eerder een omgevingsvergunning is verleend.
15.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
15.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van haar archeologisch deskundige.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid
15.5.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 15.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 m onder peil bedragen;
  • d. voor het overige blijven de bouwregels van de betreffende bestemmingen van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de maximale inhoud van gebouwen.
17.2 Bestaande afstanden en maten
17.2.1 Bestaande grotere maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

17.2.2 Bestaande kleinere maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

17.2.3 (Her)oprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 17.2.1 en 17.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

18.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. stand- of ligplaats van onderkomens;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. seksinrichting.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Afwijken van de bestemmingsplanregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk regelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer dan 5,00 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20,00 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerk en, tot vanaf peil een hoogte van 40,00 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10,00 meter wordt verschoven.

Artikel 21 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Oost'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Scherpenzeel van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.