direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laag-Soeren 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Beschrijving van het plangebied   Hier wordt voor het plangebied, aan de hand van diverse aspecten, de huidige stand van zaken beschreven.  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld  
4 Beschrijving bestemmingsplan   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
5 Haalbaarheid en afweging    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan werden geboden. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan Laag Soeren (vastgesteld in 2007). Dit bestemmingsplan kan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan, waardoor op perceelsniveau verschillen kunnen optreden.

Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Aanpak

Werkwijze

De wijze waarop de tienjaarlijkse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaardplanmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.


De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.

Daarin is onder andere beschreven:

  • hoe de omzetting van de geldende bestemmingen naar de nieuwe bestemmingen plaatsvindt, waarbij ook is ingegaan op de 'vertaling' van de Beschrijving-in-Hoofd- lijnen in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen;
  • welke wijzigingen plaatsvinden vanwege regelgeving, beleid, nieuwe inzichten;
  • hoe de bestemmingsplannen vorm krijgen;
  • dat de geldende mogelijkheden uitgangspunt zijn doch op perceelsniveau opnieuw een ruimtelijke afweging wordt gemaakt en dat het aantal woningen gefixeerd wordt;
  • dat bij diverse onderwerpen te verwachten is dat vastgesteld beleid kan leiden tot een aanpassing in de methodiek;
  • hoe wordt omgegaan met particuliere verzoeken.

In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.


Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.


Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.

1.5 Plangebied

Ligging

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het dorp Laag Soeren (uitgezonderd het plangebied Laag Soeren Oost), gelegen aan de rand van de gemeente Rheden, ruimtelijk begrensd door de gemeentegrens met Brummen, het plangebied 'Laag Soeren Oost', een bosgebied in het noorden en door de weiden van het landelijk gebied.

De ligging van het dorp is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0001.jpg"

ligging plangebied

Plangebied

In principe is het uitgangspunt voor de actualisatieplannen om per dorp tot één actualisatieplan te komen. Derhalve worden in dit bestemmingsplan ook herzieningen en bestemmingsplannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar. Uitzondering bij onderhavig actualisatieplan is het buiten beschouwing laten van het plangebied 'Nimmer Dor', gelegen aan de oostzijde van de Harderwijkerweg, achter de lintbebouwing. Voor het plangebied 'Nimmer Dor' is op 17 december 2013 het bestemmingsplan 'Laag Soeren Oost' vastgesteld. Gezien de wijze van bestemmen welke nagenoeg aansluit bij de vastgestelde standaardplanmethodiek; de omvang van de locatie; het vele specifieke maatwerk; overzichtelijkheid en eenduidigheid. Derhalve is onderhavig plangebied buiten het actualisatieplan gehouden. Op het moment van ter inzage van onderhavig actualisatieplan is de omgevingsvergunning voor de eerste bouwfase verleend en zal er een start gemaakt worden met de bouw van de woningen.

 

1.6 Geldende bestemmingsplannen

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied is op onderstaande afbeelding aangegeven met een paarse lijn. Gezocht is naar een logische begrenzing in aansluiting bij de opzet van de vastgestelde structuurvisie voor de kleine kernen op 27 september 2016, waar het dorp Laag Soeren onderdeel van is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0002.png"

In onderstaande tabel is aangegeven welke vigerende bestemmingsplannen van toepassing zijn op het plangebied. Ook is een aantal bestemmingsplannen van toepassing die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied.

nr.   naam   vastgesteld  
LS1   Laag Soeren   27 maart 2007  
LG1   Landelijk gebied:
- locatie Rozensteinseweg nummer 15;17;19 en 25 (plankaart 5 en 6)
- Boerhaavelaan 4
- locatie sportvelden (gelegen achter Harderwijkerweg 25-27-29  
27 januari 2009  
LS5   Locatie Harderwijkerweg 27-29   23 september 2014  
BP Archeologie   Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen   15 april 2014  
n.v.t.   Laag Soeren, 1e herziening, Bijlage Milieuzonering 2009   27 april 2010  
n.v.t.   1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord   29 juni 2010  

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

2.1.1 Algemeen

Het dorp Laag-Soeren ligt aan de noordoostelijke zijde van de gemeente Rheden en wordt ten zuidoosten begrensd door Dieren, noordwestelijk door Eerbeek en noordoostelijk door Brummen, beide laatste kernen zijn gelegen in de gemeente Brummen. Laag-Soeren is gelegen in een aantrekkelijke omgeving met veel groen, waardevolle cultuurhistorische (landschaps)elementen, sprengen, beken en dichtbij bossen en natuur. De bebouwde kom van het dorp Laag-Soeren wordt volledig door groen omgeven: door de uitlopers van de stuwwal aan de noordzijde en de oude agrarische enk aan de zuidzijde.

Laag-Soeren is gelegen aan de vroegere weg (Hessenweg) vanuit Duitsland naar de Hanzestad Harderwijk. In de periode 1600-1750 stonden er maar enkele huizen/boerderijen in Laag-Soeren, op de hogere gronden veelal aan de zuidkant van het huidige dorp.

2.1.2 Laag-Soeren

Laag-Soeren bestaat (vermoedelijk) al sinds de 11e eeuw als buurtschap. Het is ontstaan nabij de kruising van de Soerense beek en de weg Doesburg-Harderwijk, als een kleine ontginning te midden van heide en moeras. De nederzetting had lange tijd geen echter kern, maar bestond uit een aantal verspreid liggende boerderijen. Het van oorsprong agrarische buurtschap ontwikkelde zich als lintdorp langs de Harderwijkerweg en de aftakking daarvan naar Eerbeek. De oudste bebouwing ligt vooral rond de Soerense Enk en aan de Harderwijkerweg.

Voor de geschiedenis van Laag-Soeren is 1767 een belangrijk jaartal omdat daarmee een periode werd ingeluid die qua ruimtelijke ontwikkeling vooral buiten de huidige dorpskern vorm kreeg, maar die zo bepalend is geweest dat deze niet los kan worden gezien van de ontwikkeling van buurtschap naar het dorp Laag-Soeren. De bouw van Huis Laag-Soeren en de bijbehorende allee (de latere Badhuislaan) aanplant van bossen in de omgeving van dit huis en aanleg van laanbeplanting.

Omstreeks 1860 vatte Jut van Breukelerwaard het plan om om aan de westrand van de Soerense Enk een dorpskern te stichten.

Met name in de tweede helft van de 19e eeuw kwam de ontwikkeling van het dorp met omgeving met de stichting van het kuuroord Bethesda tot een bijzonder hoogtepunt. Het dorp ontwikkelde zich langzaam tot een geliefde vakantieplaats en was dan ook vooral gericht op het kuuroord, de hotels en pensions.

Belangrijk voor de ontwikkeling van Laag-Soeren was de aanleg van het Apeldoorns Kanaal (rond 1825) om de Veluwe beter te ontsluiten en het gebied te kunnen laten profiteren van industriële ontwikkelingen. Dit heeft bijgedragen aan de verdere ontginning van de gronden. Ook de aanleg van de Spoorlijn Apeldoorn-Dieren met station Laag-Soeren heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het dorp. Van de plannen voor een dorpskern aan de enk kwam niets terecht. Geleidelijk aan ontstond aan de Harderwijkerweg een zekere verdichting van de bebouwing, waaruit zich uiteindelijk de huidige dorpskom ontwikkelde. In 1935 kreeg Laag-Soeren haar eigen kerkgebouw aan de Eerbeekseweg. In 1936 sloten de deuren van het kuuroord dat sindsdien verschillende bestemmingen heeft gekend. Rond de muziektent (1961) aan het Jan Lighthartplein ontstond nog een woonbuurt.

Voor het dorp Laag-Soeren geldt een rijksbeschermd dorpsgezicht.

Alle aanwezige rijksmonumenten en een aantal gemeentelijke monumenten in het dorp Laag-Soeren zijn gelegen buiten de kern en vallen derhalve binnen het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De gemeentelijke monumenten welke vallen binnen onderhavig actualisatieplan zijn hieronder aangegeven.

straat   gemeentelijk monument, huisnummers   omschrijving  
Boerhaavelaan   4   Voormalig pension Gerbrands  
Eerbeekseweg   3   N.H. Kerk  
Hardewijkerweg   31 en 33 (nu nr. 33)   Voormalig winkel-woonhuis  

Een inventarisatie van karakteristieke bebouwing volgt in 2016.

Er is een cultuurhistorische analyse uitgevoerd welke als onderlegger is gebruikt voor de structuurvisie 'Kleine Kernen'. Vervolgens zijn de aanbevelingen verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. Hieronder zijn enkele aanbevelingen weergegeven:

- waarborgen van de als cultuurhistorisch waardevol aangeduide historische structuren, elementen en gebieden: aangegeven op de verbeelding en opgenomen in de regels als 'waardevol beschermd dorpsgezicht';

- de groene inbedding van het dorp zal moeten worden gewaarborgd;

- kleinschalige, intieme karakter van de dorpskern dient behouden te blijven.

2.2 Stedenbouwkundige karakteristiek

De Harderwijkerweg is sterk bepalend door de ruimtelijke structuur van het dorp Laag-Soeren zoals we dat momenteel kennen. De oude post route tussen Doesburg en Harderwijk vormt in feite de ruggengraat van het dorp. De hele ruimtelijke opzet van het dorp is direct of indirect gericht op de Harderwijkerweg.

Het dorp Laag-Soeren is een langgerekt bebouwingslint langs de Harderwijkerweg met ruimtelijke uitwaaiers langs de Prof. Huetlaan, Rozensteinweg, van Zwietenlaan en Eerbeekseweg. Bebouwing langs de Prof. Huetlaan en de Rozensteinweg vormde de aanleiding voor een dorpsuitbreiding (of feitelijk -inbreiding) rondom een centraal driehoekvormig plantsoen van traditionele woningbouw in blokverkaveling. Met de aanstaande realisatie van de dorpsuitbreiding op het voormalige manegeterrein Nimmer Dor (Hof van Soeren, bestemmingsplan Laag-Soeren Oost) neemt de bebouwingsdichtheid ook aan deze kant van het dorp toe en ontstaat er in ruimtelijke opzicht wat meer evenwicht in het dorp. Aan de zuidoost zijde van Laag-Soeren is een deel van het buitengebied, vanwege haar cultuurhistorische en landschappelijke waarden, aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. Hoewel dit gebied buiten de dorpskern ligt, heeft het grote invloed op de uitstraling van het dorp. Opvallend is de beleefbaarheid van de omgeving vanuit het dorp. Vrijwel vanuit iedere straat is de agrarische en bosrijke omgeving zichtbaar en/of voelbaar.

2.3 Ruimtelijke dragers

Bepalend in de stedenbouwkundige structuur van het dorp zijn de zogenaamde ruimtelijke dragers. Deze wegen vormen als het ware een kapstok waaraan het dorp is opgehangen. In Laag-Soeren zijn dit de Harderwijkerweg, de Professor Huetlaan en Rozensteinweg. Alle wegen in het dorp takken aan op de Harderwijkerweg al dan niet direct of via de andere ruimtelijke dragers.

2.4 Gebiedstypen

Hoewel het dorp eenvoudig is van opzet / structuur kent het toch een verscheidenheid aan gebiedstypen die duidelijk onderscheidend zijn van elkaar. Aan de zuidoostzijde is een deel van het directe buitengebied van he dorp aangemerkt als beschermd dorpsgezicht vanwege haar cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit gebied is niet gelegen in het dorp maar heeft grote invloed op de uitstraling van het dorp aan de oostzijde.

2.4.1 Historisch dorpsgebied

Het historisch dorpsgezicht kenmerkt zich door een langgerekte reeks van individuele panden die, op ruimte afstand van elkaar, georiënteerd staan naar de oude verbindingsweg (Harderwijkerweg). De continuïteit van de route is duidelijk waarneembaar. Door de open ruimten tussen de panden is op veel plaatsen zicht op de agrarische en bosrijke omgeving. De oudste bebouwing, veelal met een agrarische oorsprong, staat dicht op de weg. De tussenliggende ruimten zijn in de periode 1860-2000 geleidelijk aan opgevuld met vrijstaande woningen, veelal met een riante voortuin. De van Zwietenlaan en Prof. Huetlaan / Rozensteinweg kennen een bebouwingskarakter van overwegend eenvoudige, naar de weg gerichte panden met één laag en een kap.

2.4.2 Thematische inbreidingen

In het complex Schreuderhuizen, gelegen aan de Harderwijkerweg wordt zorg en begeleiding verleend aan kinderen, jongeren en ouderen met een verstandelijke beperking. Het complex bestaat uit meerdere, kleine moderne woongebouwen in een parkachtige en groene omgeving.

Enige jaren geleden is 't Sprengenhus, samen met enkele nabijgelegen grondgebonden woningen, als nieuwbouw ingepast in het bebouwingslint van het dorp. Het complex wijkt qua opzet, korrelgrootte en uitstraling weliswaar af van het historische bebouwingslint, maar vormt een herkenbaar geheel dat zich goed voegt in de historische context. Een grote(re) dorpsuitbreiding die momenteel nog in voorbereiding is, is het nieuwbouwplan Hof van Soeren, recentelijk planologisch vastgesteld in het bestemmingsplan Laag-Soeren Oost. Dit plangebied behoudt in het noordelijke deel zijn landschappelijke karakter met agrarisch beheer. In het zuidelijke deel worden woningen gerealiseerd met een eigen karakter, maar passend bij de kleinschalige en dorpse sfeer van Laag-Soeren.

2.4.3 Sportcomplex

Aan de rand van het dorp (achter 't Sprengenhus en in het beschermd dorpsgezicht) liggen de sportvelden van Laag-Soeren. Deze velden zijn door hun functie onlosmakelijk verbonden met het dorp en derhalve meegenomen in onderhavig actualisatieplan. In dit gebied is verder geen bebouwing aanwezig.

2.4.4 Landelijk woongebied

De woningen in dit gebiedstype kenmerken zich door ruime kavels, agrarisch van opzet en met een sterke relatie met het buitengebied. Deze woningne zijn gelgen aan de rand van het dorp en maken door hun ligging en ontsluiting meer onderdeel uit van de dorpskern dan van het buitengebied.

2.4.5 Traditionele woningbouw in blokverkaveling

Tussen 1950 en 1970 heeft er in Laag-Soeren een relatief grote dorpsuitbreiding plaatsgevonden. Het tot dan toe onbebouwde gebied aan de noordwestzijde van het dorp werd ingevuld met een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch profiel en bomen op de trottoirs. De bebouwing in dit gebied is typerend voor die tijd: sobere rij-bebouwing van 2 bouwlagen met een kap. Enkel langs de Harderwijkerweg zijn een serie 2-onder-1 kap woningen gerealiseerd. In de verkavelings-opzet van dit gebied is ruimte gemaakt voor een driehoekvormige, groene uitsparing.

2.4.6 Rijksbeschermd dorpsgezicht

Aan de zuidzijde van Laag-Soeren is een deel van het buitengebied aangemerkt als Rijksbeschermdbeschermd dorpsgezicht. Ook binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan liggen gebieden welke onderdeel uitmaken van het beschermd dorpsgezicht, te weten bij de Boerhaavelaan 4; Rozensteinweg nabij nr. 15 en de sportvelden, gelegen achter 't Sprengenhus aan de Harderwijkerweg.
Het beschermd dorpsgezicht bestaat hoofdzakelijk uit een kleinschalig kampenlandschap, samengesteld uit een tweetal essen en verspreid voorkomende boerderijen. Het enigszins geaccidenteerde gebied wordt doorsneden door ontspringende beekjes, enkele lanen, houtwallen, kleinere boscomplexen en omzoomd door dichte bosranden. Een centrale zone met een forse laanbeplanting (Badhuislaan), tuinaanleg, bosaanplant (Plantage) en boerenerven, deelt het gebied in tweeën. Kenmerkend zijn de verspreide bebouwingsconcentraties van boerenerven en de pre-industriële bedrijven langs de Soerense Beek. Het badhuiscomplex (Soeria) aan de Badhuislaan is de belangrijkste bebouwingsconcentratie in het gebied en omvat een, in vele fasen uitgebouwd, hoofdcomplex en meerdere vrijstaande bijgebouwen (dienstwoningen, logementen, stallen en dergelijke) De bebouwing bij het kuuroord ligt verscholen in de omringende bebossing.

In het gebied zijn veel sporen van de veelzijdige en bijzondere ontwikkelingsgeschiedenis bewaard gebleven.

2.5 Ondergrondse aspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal van toepassing zijnde aspecten die een relatie hebben met de bodem. Het aspect water komt ook aan de orde in onderstaande paragrafen.

2.5.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmass's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of kleileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied(het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en de komkleigebieden aangetroffen.

De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de bodemopbouw weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0003.jpg"

bron: Atlas Leefomgeving

Asbestkansenkaart

De resultaten van de kansen op asbest staan op onderstaande afbeelding aangegeven. Indien er ergens bodemonderzoek moet worden uitgevoerd moet dat onderzoek in de rode gebieden uitgebreid worden met een onderzoek naar asbest in de bodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0004.jpg"

bron: Squit-bodem gemeente Rheden

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.

De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde;
  • voldoet aan de maximale waarde wonen;
  • voldoet aan de maximale waarde industrie;
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie.

Een aantal gebieden is niet gezoneerd. Hierop is de nota Bodembeheer niet van toepassing. In onderstaande kaart is de situatie in en rond het plangebied weergegeven

Het plangebied Laag-Soeren voldoet wat betreft zowel de boven- en de ondergrond aan de achtergrondwaarde.

Activiteiten die de bodem bedreigen

Op de onderstaande afbeelding staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties aangegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is.

Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente Rheden, niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0005.jpg"

Bron: gemeentelijk bodeminformatiesysteem

Verontreinigende locaties

Alle locaties binnen het plangebied waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn geheel afgerond. In het plangebied zijn geen locaties gelegen waar op enig moment nog vervolg onderzoek nodig is.

2.5.2 Grondwater

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

Voor het plangebied geldt dat ook hier schijngrondwaterspiegels aanwezig kunnen zijn.

Bodembeschermingsgebied

Binnen het plangebied ligt geen bodembeschermingsgebied.

2.5.3 Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied is niet gesitueerd binnen een grondwaterbeschermingsgebied.

2.5.4 Archeologie

Uit de beschrijving in 2.1 blijkt dat in het plangebied de geschiedenis nog herkenbaar is. De archeologische waarden in het plangebied zijn niet zichtbaar. Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een (middel) hoge archeologische verwachting kent. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Er zijn enkele locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in een bestemmingsplan. Deze bescherming is ongewijzigd opgenomen in onderhavig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0006.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtingskaart, RAAP 2534 RHVW

2.5.5 Niet-gesprongen explosieven

Uit de in 2014 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven binnen de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet-gesprongen explosieven uit de Tweede wereldoorlog aanwezig zouden kunnen zijn.

Binnen het plangebied is er geen sprake van een verdacht deelgebied.

2.5.6 Leidingen en water

Door de Prof. Talmaweg loopt een hogedruk gasleiding. De leiding grenst in het zuidoosten aan het plangebied ten hoogte van de van Zwietenlaan 11.

Op de onderstaande afbeelding is de locatie van de gasleiding weergegeven. De groene lijn geeft de leiding aan, de rode lijnen de zone waarbinnen geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Deze bestaande aardgas leiding geeft geen belemmeringen in onderhavig plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0007.jpg"

Warmte Koude Opslag (WKO) en Geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieu samenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het eerste watervoerend pakket wel geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Bij een afweging of wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken.

Momenteel is er in het plangebied geen WKO installatie in gebruik. Nieuwe WKO installaties hoeven dan ook met geen andere installatie rekening te houden.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Diepinfiltratie

In Laag-Soeren liggen geen diepinfiltratieputten waar het afstromend hemelwater in bijzondere situaties diep in de bodem wordt geïnfiltreerd.

2.5.7 Onderzoeken

Bodemverontreiniging in relatie tot de toekomstige functie.

Daar waar in het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden, zijn beoogd, die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden, en die tevens volgens de paragraaf hierboven verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

In onderhavig bestemmingsplan is dat niet aan de orde.

Naast en achter de Rozesteinweg 15 en 17 is sprake van een evidente functiewijziging. Er is sprake van een wijziging van de bestemming van 'Agrarisch' naar 'Wonen' en 'Tuin' met de aanduiding 'hobbymatig veehouden'. Het gaat hierbij echter niet om een van bodemverontreiniging verdachte locatie; er is ten behoeve van dit bestemmingsplan dan ook geen bodemonderzoek nodig.

2.6 Openbare ruimte

In de beleving van het plangebied overheerst het dorpse karakter tot uitdrukking komende in rustige woonstraten met een groen karakter. Het omringende landschap is sterk bepalend voor het karakter van zowel de gemeente als ook het dorp Laag-Soeren. Het dorp Laag-Soeren is gelegen in een aantrekkelijke omgeving met veel groen, waardevolle cultuurhistorische (landschaps) elementen, sprengen, beken en dichtbij de bossen en de natuur. In hoofdstuk 4 wordt nadere aandacht besteed aan de gemaakte keuzes op dit gebied en de onderbouwing daarvan.

2.6.1 Verkeer

Het plangebied kent één doorgaande verkeersroute welke Laag-Soeren verbindt met de omliggende plaatsen. Dit betreft de Harderwijkerweg. Onder meer het openbaar vervoer in de vorm van buslijn 43 (verbinding Arnhem - Dieren via Eerbeek naar Apeldoorn) maakt gebruik van de Harderwijkerweg. Rondom Laag-Soeren bevindt zich een netwerk van fietspaden voor dagelijks gebruik, alsmede als recreatieve fietsroute.

Het parkeren vindt zowel op eigen terrein plaats, alsmede in parkeervakken en in de straten.

2.6.2 Groen

In het plangebied Laag-Soeren is relatief weinig oppervlakte aan openbaar groen aanwezig. Daar staat tegenover dat het omliggende landschap in bijna heel het dorp voelbaar is. Markant contrast is de situering tussen de noordelijk gelegen bosrand en het open beekdal. Verder heeft het dorp een groene, landschappelijke uitstraling vanwege bermbeplanting - waaronder bomen - langs de straten en veel privé-groen door de ruime percelen met vrijstaande woningen.

In de driehoek Jan Ligthhartlaan - Cruyshoevelaan-Bosrichterlaan is openbaar groen aanwezig. Te midden van deze driehoek is een muziektent gesitueerd. Deze ruimte kan worden gebruikt bij dorpse evenementen en er zijn standplaatsen voor ambulante handel toegestaan. Tevens zijn hier speelvoorzieningen voor kinderen aanwezig.

2.6.3 Water

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassas in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen. In het plangebied kan soms sprake zijn van kwel.

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

De beken en sprengen in Laag-Soeren ontspringen op de oostelijke Veluwe, hebben een west-oost verloop en monden uit in de IJssel. De Soerensebeek loopt aan de zuidkant van het plangebied. Deze beek betreft een zogenaamd HEN-water, wat betekent dat het water het hoogste ecologische niveau heeft en beheerd wordt door het Waterschap Vallei en Veluwe.


Ook voor het bebouwde gebied van Laag-Soeren geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van grond- en hemelwateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk riool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem of voert af naar de uiterwaarden van de IJssel. In het hart van het noordoostelijke bebouwingsdeel is een groenstrook aanwezig die tevens wordt gebruikt als infiltatievoorziening voor hemelwater. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Buiten het plangebied heeft het rioolstelsel één riooloverstort. De riooloverstort loost bij hevige regenval het teveel aan rioolwater op het oppervlaktewater. Het ingezamelde afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel.

2.6.4 Spelen

Speelvoorzieningen zijn van belang voor een gezonde fysieke, mentale en sociale ontwikkeling van kinderen.

In het plangebied is er aan de Bosrichterlaan een grote locatie met voorziening voor de jeugd aanwezig. Deze voorziening bestaat uit een speelveld met daarop verschillende speeltoestellen voor verschillende doelgroepen.

2.7 Wonen

Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. Volgens de woonmilieukaart kan het plangebied worden getypeerd als een landelijk bereikbaar woonmilieu. Deze typering is onder andere gebaseerd op het aantal voorzieningen en het aantal woningen per hectare op postcode niveau. In het landelijk bereikbaar woonmilieu is er conform de beschrijving overwegend sprake van verspreide huizen op een aanzienlijke afstand van elkaar . In het plangebied is er echter in minder mate sprake van verspreide huizen, dus wellicht is het plangebied beter te typeren als dorpswoonmilieu.

De woningvoorraad, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen.

Woningen
 
 
totaal aantal   319  
meergezinswoningen   14%  
huurwoningen   39%  
gemiddelde WOZ-waarde   €265.000,--  

Inwoners
 
 
totaal aantal   690  
0 - 24 jaar   21%  
25 - 65 jaar   50%  
65 jaar en ouder   29%  

Huishoudens
 
305  
gemiddelde grootte huishoudens   2,1  
eenpersoonshuishoudens   33%  
huishoudens zonder kinderen   41%  
huishoudens met kinderen   26%  

Bron: CBS Statline, 2015/2015

Gemeentebreed bestaat de woningvoorraad voor 55% uit koopwoningen. De leeftijdsopbouw is enigszins afwijkend van het gemiddeld in de gemeente; naar verhouding wonen er meer 65-plussers in Laag-Soeren en minder jongeren.

Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.

Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudensontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.

In Laag-Soeren is op dit moment één instelling gevestigd, te weten aan de Harderwijkerweg 27, 27a en 27 b (bekend onder de naam Schreuderhuizen). De instelling is bestemd voor verstandelijk gehandicapten (38 plaatsen) en is getypeerd als een instelling waar 24 uur intramurale zorg wordt verleend.

In het dorp Laag-Soeren vindt geen kamerbewoning plaats. Er zijn twee bestemde locaties voor een woonwagenstandplaats, te weten aan de van Zwietenlaan 3a en 5.

Sinds 2007 zijn er 21 woningen opgeleverd in het dorp Laag-Soeren. De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in een verruiming van de woningbouw capaciteit.

2.8 Economische activiteiten

Het dorp Laag-Soeren heeft een prettig woonklimaat vooral door de kleinschaligheid en de aantrekkelijke rustige woonomgeving. In de omgeving van het dorp zijn veel voorzieningen aanwezig met betrekking tot paarden zowel in recreatieve als in bedrijfsmatige vorm. Gezien de ligging in het buitengebied van deze voorziening profiteert het dorp niet van deze recreanten en toeristen. De natuurlijke omgeving van het dorp leent zich tevens uitstekend voor recreatieve doeleinden als fietsen en wandelen. Deze bezoekers maken echter wel vaak gebruik van de aanwezige horecavoorziening in het dorp.

In Laag-Soeren is in beperkte mate sprake van economische activiteiten. Er zijn verspreid langs de Harderwijkerweg drie bedrijven aanwezig. In het hart van het dorp is een horecagelegenheid gevestigd: café-restaurant de Harmonie, met een ruime parkeervoorziening.

In het dorpshuis 't Sprengenhus, gelegen aan de Harderwijkerweg zijn enkele basisvoorzieningen aanwezig, waaronder een kleine dorpswinkel. In het algemeen zijn de inwoners afhankelijk van de voorzieningen in de nabijgelegen dorpen Dieren en Eerbeek. Als enige detailhandel in het dorp is er een tuincentrum aanwezig. Deze ligt op de grens met de gemeente Brummen. Aan huis worden bedrijven en beroepen uitgeoefend.

2.9 Voorzieningen

De in het plangebied aanwezig voorzieningen zijn allen samengebracht in het dorpshuis aan de Harderwijkerweg: 't Sprengenhus. Een basisschool, sportzaal, kleine dorpswinkel en (huisartsen)zorgpost zijn hier gevestigd onder 1 dak. Verder is 't Sprengenhus de thuisbasis van de diverse verenigingen in Laag-Soeren.

Gelegen achter het dorpshuis zijn de sportvelden, waarop diverse veldsporten kunnen worden beoefend. Net buiten het plangebied aan de Jut van Breukelerwaardlaan ligt een openluchtijsbaan.

In het dorp is geen officieel evenemententerrein aanwezig. Grote evenementen vinden dan ook niet plaats in het dorp, maar net buiten de dorpskern, zoals de jaarlijkse kermis.

Aan de Jan Ligthartlaan op het openbare groen terrein is een muziektent aanwezig. Deze wordt gebruikt als opslag en als verzamelpunt bij dorpse activiteiten. Tevens is het toegestaan om op dit terrein een standplaats in het nemen voor ambulante handel.

Aan de Eerbeekseweg 3 is een kerkje gelegen, welke sinds enkele jaren als gemeentelijk monument is aangewezen. Deze kerk is in gebruik voor rouw- en trouwaangelegenden.

Aan de Eerbeekseweg 19 is een perceel gelegen bestemd als 'Gemengd-1'. Dit betreft enkel het voorste gedeelte van het terrein. Het achterste gedeelte is gelegen in de gemeente Brummen en momenteel is hier een evenementenbureau / kantoor gevestigd.

2.10 Nieuwe ontwikkelingen

Op onderstaande locaties is sprake van een bouwrecht dat nog niet is geëffectueerd. Deze bouwrechten worden gerespecteerd en overgenomen in het voorliggende plan.

  • Rozensteinweg: 2 kavels

Het plan maakt verder geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen waarbij een actualisering heeft plaatsgevonden. Dit houdt onder andere in dat bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan omgezet zijn naar de nieuwe landelijke systematiek. In hoofdstuk 4 'Beschrijving bestemmingsplan' wordt aan een en ander nadere aandacht besteed.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Dit aspect komt aan de orde in Hoofdstuk 5,

Er zijn in het dorp Laag-Soeren geen rijksmonumenten aanwezig.

Vanuit een cultuurhistorisch oogpunt is van belang dat van rijkswege een beschermd dorpsgezicht is aangewezen, te weten het directe buitengebied aan de zuidwestzijde van het dorp. De wijze waarop hiermee is omgegaan wordt beschreven in 5.4.7.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied grotendeels is omgeven door gebieden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. Enkel de sportvelden (in het zuiden van het plangebied) liggen in de Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.

In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente. Aangetekend wordt dat een herziening van de verordening in procedure is.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen. In juli 2016 heeft de subregio een extra behoefte aan woningen geconstateerd en gevraagd om een plancapaciteit van 9.098 woningen tot 2025.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld.

Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewater. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Vallei en Veluwe. In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 is opgenomen in de Watervisie 2030 wordt vertaald in het nog vast te stellen Waterbeheerprogramma 2016-2021.

In onderhavig bestemmingsplan zijn geen gronden aanwezig met de bestemming 'Water'.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

De wijze waarop met met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeursgrenswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

Het vigerende verkeersbeleid voor het dorp Laag-Soeren is vastgelegd in gemeentelijke 'Verkeerscirculatieplan Dieren e.o. uit 2013. Hierin is de wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden. In Laag-Soeren is de Harderwijkerweg een gebiedsontsluitingsweg. Voor het ontwerp en de inrichting worden landelijke verkeerstechnische uitgangspunten gevolgd, die de gebruikers bewust moeten maken van de functie van de weg. Doordat deze verkeersfunctie van de Harderwijkerweg op gespannen voet staat met de leefbaarheid in het dorp is er voor gekozen om het gedeelte ter hoogte van 't Sprengenhus (o.a. met daarin de basisschool) en het gedeelte ter hoogte van het café-restaurant de Harmonie in te richten als verblijfsgebied (30-km zone). Beoogde verbetering van de N786 (corridor Dieren-Apeldoorn) zal leiden tot een vermindering van het doorgaande verkeer door Laag-Soeren.

Onder meer het openbaar vervoer in de vorm van buslijn 43 maakt gebruik van de Harderwijkerweg. Alle overige woonstraten in Laag-Soeren zijn aangeduid als verblijfsgebieden (30-km zone). Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.


Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. Ook is het raamwerk in beide beleidsdocumenten beschreven en zorgen voor de groene ruggengraat in de gemeente.

Het raamwerk wordt in Laag-Soeren gevormd door de Harderwijkerweg, de Prof. Huetlaan en de Rozensteinweg.


Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.

Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Vallei en Veluwe het rioleringsbeleid vastgelegd. De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de gemeentelijke verordening: Verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De daadwerkelijke uitbreiding is afhankelijk van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom uit 2009 geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien. Inmiddels is op dit beleidsterrein door de gemeenteraad in september 2016 het Masterplan Toerisme vastgesteld.

Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden een Bed & Breakfast te verstrekken, in die gevallen kan in het kader van de brandveiligheid een vergunning nodig zijn voor een logiesfunctie.

Economische activiteiten

In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De visie geeft onder andere aan dat ingezet moet worden op het behouden en versterken van de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. De Rhedense bedrijventerreinen zijn voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is revitalisering noodzakelijk.

Studentenhuisvesting

In de nota Studentenhuisvesting, die op 14 maart 2016 door burgemeester en wethouders is vastgesteld, staat de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte van studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen in Arnhem centraal. Geconcludeerd wordt dat de vraag naar studentenhuisvesting zich vooral zal richten op Arnhem en in kwalitatieve zin vooral op kamers met voorzieningen. Voor de komende jaren wordt geen aanleiding gezien om binnen de gemeente Rheden mee te werken aan initiatieven die zich richten op reguliere studenten. Voor buitenlandse studenten van HVHL wil de gemeente Rheden ruimte bieden aan een initiatief dat zich richt op de realisatie van een kleinschalig complex met gemeubileerde kamers.

Kamerverhuur

Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. In de op 29 februari 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde Beleidsnota Kamerverhuur panden: vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd onder welke voorwaarden zij vergunning verlenen.

Grondgebonden woningen komen niet in aanmerking voor een vergunning als deze in het geheel voor kamerverhuur worden aangewend. Wordt kamerverhuur gecom- bineerd met een zelfstandig huishouden of in het geval dat geen sprake van een grondgebonden woning, dan wordt een onderscheid gemaakt tussen overwegend monofunctionele woonwijk en een functioneel gemengde wijk.

Dit onderscheid vloeit voort uit de constatering dat in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het bewonen van kamers een andere ruimtelijke uitstraling is verbonden dan de bewoning door een huishouden. Gezien de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de bewoners en een mogelijke toename van de parkeerdruk wordt gekozen voor een zeer restrictieve benadering voor nieuwe kamerverhuur in een rustige woonwijk. Kamerverhuur kan daar slechts worden toegestaan indien dit op zo'n ondergeschikte schaal is, dat de ruimtelijke uitstraling van de woonbuurt hierdoor niet wijzigt. Incidenteel bestaat ruimte voor enige kamerverhuur.

Ter invulling van het ondergeschikte, incidentele karakter is gekozen voor een norm van 1% van het aantal woningen in een rustige woonwijk. Om ongewenste klontering van deze 1% te voorkomen is het gewenst om een afstandsmaat te hanteren tussen de panden waar kamerverhuur plaatsvindt. Een onderlinge afstand van 50 m wordt daarbij acceptabel geacht.

In de nota wordt voorts geconstateerd dat in functioneel gemengde wijken de komst van kamerbewoners met hun eigen ruimtelijke uitstraling minder impact heeft. Dit blijkt ook uit het gegeven dat thans geen overlast wordt gemeld ten gevolge van kamer- bewoning die met name in deze wijken is geconstateerd. Kamerbewoning kan in deze wijken zelfs bijdragen aan de levendigheid en dynamiek die dergelijke gebieden eigen zijn. Dit leidt derhalve tot de conclusie dat thans geen behoefte bestaat aan beheermaatregelen in functioneel gemengde wijken. Zodat in die gemengde gebieden (nog steeds met uitzondering van het in zijn geheel gebruiken van grondgebonden woningen voor kamerverhuur) een ruimer beleid is geformuleerd. Gesteld is dat in het bestemmingsplan wordt aangewezen in welk gebied sprake is van een gemengde wijk.

In dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijk relevante onderscheid tussen een rustige woonwijk en een functioneel gemengde woonwijk vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt dit bij de beschrijving van de bestemming Wonen nader verklaard.

Evenementen

In de Beleidsnota Evenementenbeleid Rheden 2017 , waarvan de behandeling is voorzien in de raadsvergadering van januari 2017, wordt een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld.

Visie Wonen, Zorg en Welzijn

Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad de Visie Wonen Welzijn Zorg vastgesteld. De visie heeft als hoofdlijn 'een passende woning in een passende woonomgeving'. Dit betekendt dat planologische flexibiliteit gewenst is om snel in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg. Geconstateerd wordt da thet aantal intramurale verzorgingsplaatsen in de gemeente ongeveer constant moet blijven. Wel is sprake van een tijdelijke mindere behoefte aan intramurale plaatsen. Extramuralisering (minder intramurale plaatsen) en vergrijzing (meer intramurale plaatsen nodig) houden elkaar min of meer in evenwicht.

Voor nieuwe initiatieven zijn criteria opgenomen op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan bestemmingswijzigingen. Innovatie woonvormen in combinatie met zorg willen wij zo veel mogelijk faciliteren.

Verder wordt aandacht gevraagd voor de kwaliteit van het openbare gebied, met name waar het gaat om routes voor mensen met een beperking. Ook de relatie met voorzieningen en dorpshuizen is hierbij belangrijk.

3.4.2 Structuurvisie

Voor het dorp Laag-Soeren heeft de ontwerp structuurvisie Kleine Kernen: De Steeg, Ellecom, Spankeren en Laag-Soeren ter inzage gelegen tot 9 juni 2016. De structuurvisie Kleine Kernen is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 september 2016. Het vastgestelde beleid uit deze visie is, voor zover relevant, doorvertaald in onderhavig bestemmingpslan.

3.4.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan -op onderdelen- te herzien.

In paragraaf 3.4.1 is het in voorbereiding zijnde beleid al genoemd. Duidelijk is dat de uitvoeringsnota van het evenementenbeleid gevolgen kan hebben voor onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt waarbij op onderdelen enige verruiming heeft plaatsgevonden. Ook zijn er enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

4.1 Systematiek

Bouwmogelijkheden

In het plangebied liggen niet gerealiseerde bouwblokken. Dit betreft de locaties aan de Rozensteinweg naast 2a. Hier is juridisch-planologisch gezien geen sprake van nieuwe mogelijkheden aangezien deze al zijn bestemd in het voorheen geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen.

Uit het geldende bestemmingsplan zijn de bouwvlakken als uitgangspunt genomen. Deze zijn gecheckt op de actuele situatie. De maatvoeringen binnen een bouwvlak zijn aangepast als het perceel is gelegen in een stedenbouwkundig waardevolle zone. Daarvoor is gebruik gemaakt van de beschrijvingen in het geldende bestemmingsplan.

Maatvoering

De regeling voor wat de maatvoering betreft, wijzigt generiek ten opzichte van het voorheen geldende plan. In plaats van alleen een bouwhoogte zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.


Gebruik

Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan nog actueel zijn. Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook vanuit andere beleidsvelden en regelgeving.

Stedenbouwkundige waarden

De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in- Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar aan de orde, rechtstreeks bescherming op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.

goot- en bouwhoogtes

Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

In onderhavig plangebied zijn binnen de stedenbouwkundig waardevolle zones alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.

onbebouwde gronden grenzend aan het openbare gebied

De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.

overige zone - stedenbouwkundig waardevol 1 en 2

De stedenbouwkundige waarden van gebouwen worden in het voorliggende bestemmingsplan beschermd door restricties ten aanzien van de goot- en bouwhoogtes, waar eerst alleen een maximaal aantal bouwlagen en een maximale bouwhoogte waren voorgeschreven. Voor nader op de verbeelding aangegeven gebouwen gelden de bestaande goot- en bouwhoogtes als uitgangspunt. Doelstelling is het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met deze stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft gewerkt worden met de systematiek van bouwlagen en bouwhoogten. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

De stedenbouwkundige waarden van diverse onbebouwde gronden (tuinen) worden beschermd door restricties ten aanzien van parkeren en van bebouwing op deze gronden. Hiertoe is langs bepaalde wegen in het dorp aan (een gedeelte) van de bestemming Tuin een de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' toegekend. Deze zone betreft (voor- en deels zij-)tuinen langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken door behalve lage erfafscheidingen geen bebouwing in de zone toe te staan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarnaast wordt de representatieve waarde van het straatbeeld dat mede bepaald wordt door de (voor)tuinen hier extra gewaardeerd door het tegengaan van verharding vóór de voorgevel(lijn) van het hoofdgebouw. Dit gebeurt door het parkeren van auto's vóór de voorgevel(lijn) in deze zone niet mogelijk te maken (stedenbouwkundig waardevolle zone 1). Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken. Met het vorenstaande is een vertaling gemaakt van de bescherming van de stedenbouwkundige waarden uit Beschrijving-in-Hoofdlijnen zoals die was opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Ook sluit dit aan op de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen.

Cultuurhistorische waarden

bovengronds

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelingsgeschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden. Het bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan legt voorts het bestaande bebouwingspatroon vast in bouwvlakken en maatvoeringen.

monumenten

Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten nader bezien. Hier wordt een conserverende regeling voor goothoogte en bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten. Monumenten zijn op de verbeelding ter herkennen door de aanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm).

Rijksbeschermd dorpsgezicht

De regelgeving voor het beschermde dorpsgezicht Laag-Soeren is overgenomen uit het bestemmingsplan Laag-Soeren en heeft nader vorm gekregen op een wijze zoals volgt uit de uitgangspunten van de actualisatieronde. Daarbij is ter bescherming op een aantal locaties in het dorp de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht gegeven. Het gebied is aangewezen op grond van de Erfgoedwet

Cultuurhistorische waarden

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Zoals in paragraaf 3.4.3 Komend beleid is aangegeven, is in het collegeprogramma nieuwe beleidsvorming ter zake van (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na gereedkoming kunnen de resultaten hiervan worden leiden tot herziening van onderhavig bestemmingsplan. Daarmee kan een verdergaande invulling worden gegeven aan de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle panden.

ondergronds

Het plangebied valt onder de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie en Buitenplaatsen 2013 . De krachtens dat plan geldende dubbel-bestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden. Zoals in paragraaf 3.4.3 is vermeld, is nieuwe beleidsvorming ter zake van o.a. (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na vaststelling van dit beleid kunnen de resultaten hiervan worden gebruikt voor een herziening van onderhavig bestemmingsplan, waardoor een verdergaande invulling mogelijk is van de waarden die het beschermd dorpsgezicht, de waardevolle panden en de stedenbouwkundig waardevolle zones vertegenwoordigen.

Milieuzonering

Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.

Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

Voor alle activiteiten geldt overigens dat de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de activiteiten.

Parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

Algemene wijzigingsbevoegdheid bij functieaanduidingen

Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.

4.2 Toedeling van bestemmingen

In onderstaande paragraaf zijn de bestemmingen uit onderhavig plangebied toegelicht.

Bestemming Bedrijf

De bestaande bedrijven zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf. Zo nodig met een specifieke aanduiding.

Voor zover bedrijven niet zijn opgenomen in deze bestemming zijn zij door middel van een aanduiding toegelaten in de bestemming Gemengd als het perceel ook in zijn geheel voor het wonen mag worden gebruikt.

Bestemming Cultuur en ontspanning

De bestemming Cultuur en ontspanning is gelegd daar waar het volgens de landelijke systematiek nodig is. In onderhavig plan is dit voor de muziekkoepel gelegen in de bestemming 'Groen' in de driehoek Jan Ligthardlaan - Bosrichterlaan - Cruyshoevelaan.

Bestemming Detailhandel -Tuincentrum

In het dorp is op 1 locatie detailhandel aanwezig, in de vorm van een tuincentrum, aan de Eerbeekseweg. Onderhavige locatie is deels gelegen in de gemeente Rheden en deels in de Gemeente Brummen. Derhalve is qua bestemming en regels aansluting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Brummen op onderavige locatie.

Bestemming Gemengd - 1

De bestemming Gemengd - 1 is geënt op de geldende bestemming Voorzieningen. Het perceel mag zowel gebruikt worden voor een woning als voor maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, lichte bedrijfsactiviteiten, lichte horeca-activiteiten en detailhandel (op de begane grondlaag).

- het plangebied

In het plangebied is 1 locatie bestemd als Gemengd-1. Dit betreft echter enkel het voorste onbebouwde gedeelte van een perceel. Het achterste gedeelte, met daarop de bebouwing is gelegen in de gemeente Brummen. Met de bestemming Gemengd-1 is aansluiting gezocht met de vigerende bestemming in de gemeente Brummen.

Bestemming Groen

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groen- voorzieningen apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd. Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.

Bestemming Horeca

Bestaande horeca activiteiten zijn positief bestemd. Het betreft 1 locatie in onderhavig plangebied, aan de Harderwijkerweg 35 is een cafe-restaurant met de mogelijkheid tot logies aanwezig. Daarbij zijn de activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.

Bestemming Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle maatschappelijke functies werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

Bestemming Maatschappelijk-1

De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Middels een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken. Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra. Specifiek voor parkeerhinder geldt, dat voldaan dient te worden aan de parkeernormen welke deel uit maken van het plan.

Bestemming Maatschappelijk-2

Waar sprake is van begeleid wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. De op deze locaties staande woningen zijn als zorgwoningen toegelaten ten einde een uitwisselbaarheid van intramurale en extramurale zorg mogelijk te maken waardoor deze locaties behouden worden als zorglocaties. In het voorliggende plan betreft dit de instelling aan de Harderwijkerweg 27, 27a en 27b waar zorgwoningen zijn toegelaten.

Daar waar in het plan ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.

Bestemming Sport

De bestemming Sport is gelegd op de aanwezige sportvelden aan de rand van het dorp Laag-Soeren. Het sportcomplex bestaat uit een sportveld en een in omvang beperkt oefenveld. Deze velden zijn bedoeld voor veldsporten. Derhalve zijn mechanische sporten niet toegelaten. In de bijlage is een lijst opgenomen met toegelaten veldsporten. Er zijn geen bouwvlakken neergelegd en derhalve alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

Bestemming Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en waar de natuurlijke, groene en vriendelijke overgang van het dorp naar het landelijke gebied waardevol wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.

Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.

Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.

Op enkele percelen met de bestemming 'Tuin' is de aanduiding 'hobbymatig veehouden' neergelegd. In het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' waren deze percelen bestemd voor agrarisch gebruik. Gezien de relatie van deze percelen met een woning in plaats van een agrarisch bedrijf maar wel met het gebruik als weidegrond voor vee (zoals paarden of geiten) is voor een specifieke aanduiding gekozen.

Bestemming Verkeer

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd. Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Bestemming Wonen

De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande ondergeschikte andere functies toegelaten uit het geldende bestemmingsplan. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.

Ook de aanwezige woonwagens zijn aangeduid binnen de bestemming Wonen met de functieaanduiding woonwagenstandplaats (wp) .

De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

Aantal woningen

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.

Kamerbewoning

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning aan 2 personen kamers verhuren. In onderhavig plan kan niet worden gesproken van een functioneel gemengd gebied. Het plan biedt daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in het plangebied hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 meter moet bedragen. Daarbij geldt - zoals in 3.4.1 als is beschreven - dat voor grondgebonden woningen geen exploitatievergunning wordt verleend.

Vóór het beleid ten aanzien van kamerbewoning, kan meegewerkt zijn aan het volledig gebruiken van eenpand voor kamerbewoning. Dus zonder dat een relatie bestaat met een aanwezige woning. Indien dit van toepassing is, zijn deze panden specifiek aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding kamerverhuur. Omdat in het verleden ook op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels bij de bestemming Wonen opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten.

Bestemming Wonen - Garageboxen

Een aantal bestaande garageboxen is zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning.

Dubbelbestemming Archeologische waarden

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

Dubbelbestemming Bestemming Leiding-Gas

De aanwezige hogedrukgasleiding is eveneens betrokken bij de planopzet en in beeld gebracht middels een dubbelbestemming.

Functieaanduiding Maatschappelijk - Cultureel medegebruik

Een nieuwe aanduiding, in gevolg van de landelijke systematiek, is maatschappelijk- cultureel medegebruik. Hierdoor blijven deze activiteiten die in kerken worden uitgeoefend mogelijk.

Functie aanduiding Maatschappelijk - Omgevingsondersteunende voorzieningen

Deze aanduiding is overgenomen uit de geldende plannen en rust op de verzorgingshuizen. In die huizen, die zijn bestemd voor Maatschappelijk - 2 zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Door deze aanduiding blijft het mogelijk om die activiteiten te ontplooien.

Parkeren

Tenslotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het rijksbelang

Barro

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro. De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. De woningbouwkavels waren reeds opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. Het plan voorziet niet in uitbreidingsmogelijkheden.

5.2 Het provinciale belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de Omgevingsverordening Gelderland gaat het om de volgende onderwerpen.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Omgevingsverordening Gelderland de basis. In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vastgelegd. Binnen het Gelders Natuurnetwerk worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. In de Groene Ontwikkelingszone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Met uitzondering van de sportvelden ligt het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

Nationaal landschap

In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap. Voor de gegeven bestemmingen heeft dit geen gevolgen.

In het vorenstaande is onderhavig bestemmingsplan getoetst aan de provinciale Omgevingsverordening zoals die van toepassing was op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Tot en met 30 september 2016 lag in ontwerp een wijziging van deze verordening ter inzage. Vooruitlopende op de herziening van deze verordening is onderhavig plan hier op beoordeeld. Gebleken is dat de inhoudelijke herzieningen geen gevolgen hebben voor onderhavig gebied.

Woningbouw

In het plangebied zijn geen nieuwe bouwblokken geprojecteerd. Wel zijn er een twee niet gerealiseerde bouwlocaties: dit betreffen twee kavels aan de Rozensteinseweg, gelegen aan de westelijke kant naast nr. 2a. Deze bouwlocaties waren reeds in het vorige bestemmingsplan bestemd als zodanig, maar tot op heden zijn deze nog niet bebouwd.

In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planninglijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2020 nog een behoefte bestaat aan 6.497 woningen (subregionaal). Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden voor extra woningen. Wel zijn er twee niet gerealiseerde bouwlocaties aan de Rozensteinweg naast 2a. Deze bouwlocaties zijn in een vorig bestemmingsplan bestemd maar er is tot op heden nog niet gebouwd.

Voor de gemeente Rheden geldt dat in de planninglijst woningbouw rekening is gehouden met de realisatie van 433 woningen (planningslijst 2015). In deze lijst is een post opgenomen voor 'diverse kleine plannen in alle kernen'. De onbenutte woningbouwkavels in het plangebied komen ten laste van deze post. Geconcludeerd kan worden dat op subregionaalniveau ruimte bestaat om de twee woningen te ontwikkelen.

In juli 2016 heeft de subregio een behoefte tot 2025 geconstateerd van 9.098 woningen en om extra plancapaciteit gevraagd. Bij honorering van dat aantal kan voor de gemeente worden gesteld dat de toevallende plancapaciteit geen ruimte biedt voor nieuwe initiatieven.

Naast deze kwantitatieve vraag, is ook de kwalitatieve vraag een aspect dat getoetst dient te worden. Op subregionaal niveau blijkt een behoefte te bestaan naar woningen in een centrum-dorps en het landelijk bereikbaar woonmilieu. Het dorp kan zoals hiervoor al is gemeld gekenschets als landelijk bereikbaar woonmilieu, maar tevens ook door een centrum-dorps woonmilieu.

De woningen zijn voorzien in de dorpskern; de woningen sluiten aan bij de lokale behoefte en vormen een goede afronding van de straat.


Voor zover sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro kan geconcludeerd worden dat de medewerking aan de 2 woningen aan de Rozensteinweg op een juiste wijze is afgewogen en dat voldaan wordt aan het gestelde in de Omgevingsverordening Gelderland.

5.3 Het waterschapsbelang

In de Waterbeheerprogramma van het waterschap Vallei en Veluwe zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

5.4 Onderzoeken

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstan den voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.

beoordeling

Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar langs de Harderwijkerweg functiemening plaatsvindt. Vanwege de gebiedstypering gemengd gebied (variatie aan functies) of gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd. Andere delen van het dorp kunnen qua milieuzonering worden aangemerkt als rustige woonwijk, zoals onder andere de woningen in 'Hof van Soeren' welke vallen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Laag-Soeren Oost'.

In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering.

Het betreft de volgende bestemmingen:

bestemming Horeca

Binnen de bestemming Horeca is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende bedrijfstypen. De zwaardere categorie (categorie 2a) is niet toegelaten ter plaatse van de lichtere horeca (categorie 1a en 1b).

bestemming Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2.

bestemming Detailhandel

Binnen deze bestemming is detailhandel toegestaan. Door middel van een aanduiding is aangegeven dat hier slechts een tuincentrum is toegelaten.

bestemming Gemengd-1

Binnen deze bestemming is een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1.

bestemming Maatschappelijk-1

Binnen deze bestemming zijn een aantal maatschappelijke voorzieningen mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2 zoals een school en een kerk. Aangezien het huidige hinderniveau uitgangspunt is, is ook bij nieuw vestiging een categorie 2 toelaatbaar.

bestemming Maatschappelijk-2

Binnen deze bestemming zijn een aantal maatschappelijke voorzieningen mogelijk zoals zorgwoningen. Op de verbeelding is door middel van een aanduiding aangegeven waar deze zorgwoningen toegelaten zijn.

bestemming Sport

Op de sportvelden gelegen aan de zuidelijke rand van het dorp zijn verschillende veldsporten toegestaan. Hiervoor is bij de regels een specifieke lijst opgenomen.

aanduiding cm (cultureel medegebruik)

De kerk in het plangebied, is bestemd voor Maatschappelijk - 1. Door middel van de aanduiding cm is hier het gebruik voor muziekuitvoeringen, lezingen, rouw- en trouwbijeenkomsten toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding smov

(specifieke vorm van maatschappelijke-omgevingsondersteunende-voorziening)

Deze aanduiding is gelegd op de bestemming Maatschappelijk-1. In die panden zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Die voorzieningen zijn qua milieuzonering mogelijk.

De bestaande inrichting in het dorp vallen onder de toegelaten bestemmingen en categorieën.

5.4.1.1 Spuitzone

In het dorp Laag-Soeren is een tuincentrum gelegen. Dit tuincentrum ligt gedeeltelijk in de gemeente Rheden en gedeeltelijk in de gemeente Brummen. Derhalve is het van belang om tevens het bestemmingsplan van de gemeente Brummen te betrekken om eventuele strijdigheden te voorkomen.

In het bestemmingsplan Buitengebied 2008 en in het bestemmingsplan Buitengebied beschermingszone bestrijdingsmiddelen van de Gemeente Brummen is een regeling opgenomen welke een verbod betreft op het gebruik van gronden voor fruit-, druiven-, bollenteelt en/of boomteelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in de directe omgeving van een aantal hindergevoelige ruimtelijk functies in de gemeente Brummen.Deze regeling is niet alleen van toepassing op de gronden van de gemeente Brummen, maar tevens voor de kern van Laag-Soeren in de gemeente Rheden. Deze zone bedraagt, op grond van jurisprudentie 50 meter. Er dient derhalve een afstand van minimaal 50 meter tussen gronden waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en hindergevoelige functies te worden gehouden. Hierdoor wordt er voldoende bescherming geboden voor bewoners en gebruikers van deze functies.

Derhalve dient in onderhavig bestemmingsplan rekening te worden gehouden met deze regeling. Dat wil zeggen dat er niet zonder meer gevoelige functies kunnen worden toegelaten in deze zone. Mochten er planologische mogelijkheden voor een hindergevoelige functie worden toegestaan dan wordt het bedrijf met de spuitzone, het tuincentrum, vervolgens hierdoor belet in haar mogelijkheden.

Concluderend kan worden vastgesteld dat er in principe geen gevoelige functies binnen deze zone worden toegelaten. In specifieke gevallen is het mogelijk om te laten beoordelen of afwijken mogelijk is (door middel van een onderzoek). Hierbij wordt opgemerkt dat deze afwijking tevens beoordeeld dient te worden door de gemeente Brummen, waardoor de mogelijkheid tot afwijken onvoorspelbaar is.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.


beoordeling

Naast en achter de Rozesteinweg 15 en 17 is sprake van een evidente functiewijziging, te weten 'Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden' naar de bestemming 'Tuin' met de aanduiding 'hobbymatig veehouden'. Het gaat hierbij echter niet om een van bodemverontreiniging verdachte locatie; er is ten behoeve van dit bestemmingsplan dan ook geen bodemonderzoek nodig.

In het plangebied zijn geen nieuwe bouwblokken geprojecteerd. Wel zijn er twee niet gerealiseerde bouwlocaties: Rozensteinweg naast 2a.

Deze bouwlocaties zijn in een vorig bestemmingsplan bestemd maar er is tot op heden nog niet gebouwd. De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.

conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.3 Niet-gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.

beoordeling

In het plangebied is er geen sprake van een verdacht deelgebied.

conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen of gedeeltes van wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

Wegverkeer

In de onderstaande afbeelding staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2024) aangegeven van het wegverkeer in Laag-Soeren. (Bron Incinity gemeente Rheden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0008.png"

legenda:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0009.png"

In onderstaand schema staat een overzicht van gebouwen in Laag-Soeren per classificatie.

Gebouwen   Classificatie  
187   0-45 Lden  
18   45,0-50,0 Lden  
7   50,0 - 55,0 Lden  
54   55,0 - 60,0 Lden  
2   60,0-65Lden  

In de bovenstaande gegevens is rekening gehouden met de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Hierbij worden de wegen met een wettelijk toegestane snelheid van 70 km/h en hoger gecorrigeerd met 2 dB en alle wegen met een wettelijk toegestane snelheid onder de 70 km/h met 5 dB.

De Harderwijkerweg zijn een tweetal 30 km zones neergelegd. Derhalve geldt voor deze twee zones dat hier voor nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen de Wet geluidhinder niet van toepassing is.

beoordeling

Café-restaurant de Harmonie ligt aan de Harderwijkerweg in Laag Soeren. Ter plaatse is op de Harderwijkerweg een 30 km zone. Hierdoor is formeel geen toets nodig aan de Wet Geluidhinder en is een toets aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.

Binnen de zones van de betreffende wegen zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen -verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen- zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasleiding.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. In onderhavige situatie wordt hieronder verstaan de kans per jaar per kilometer spoorlijn dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de spoorlijn in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op de spoorlijn. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor het dorp Laag-Soeren. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

1. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water.

Voor het plangebied is de Kanaalweg ten oosten van het plangebied relevant.

2. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de leidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Tevens dient dit in de regels te zijn opgenomen.

In de nabijheid van het plangebied ligt een hoge drukaardgasleiding. Deze ten oosten van de Prof. Talmaweg. Deze weg vormt de grens van het plangebied, de gasleiding is net daar buiten gesitueerd. De gasleiding zijn op de verbeelding met de bijbehorende belemmeringsstrook opgenomen.

3. Bedrijven die vallen onder het Bevi.

Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi bedrijf. Buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven welke van invloed zijn op het plangebied.

Ad 1. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

De Kanaalweg (ten oosten van het plangebied) is door de Provincie Gelderland aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De afstand van de Kanaalweg tot het plangebied is meer dan 200 meter. Uit het Onderzoeksrapport externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland, gedateerd januari 2011, blijkt dat de Kanaalweg geen PR-6 contour heeft en dat de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht omdat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatie waarden.

Ad 2. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In opdracht van de Milieusamenwerking Regio Arnhem heeft Save een onderzoek uitgevoerd: titel Externe veiligheid buisleidingen MRA, gedateerd 6 februari 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100% letaliteit contour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatie waarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisico aandachtspunt.

Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatie waarde uit komt. De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.

Verantwoordingsplicht

Hieronder is in een tabel per risico bron de verantwoordingsplicht aangegeven.

Risico bron   Beperkte en uitgebreide verantwoording?   Onderdelen verantwoordingsplicht   Verantwoording  
Weg   Beperkte verantwoordingsplicht: Provinciale wegen: De oriëntatie waarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.   Mogelijke rampenbestrijding

Mogelijke zelfredzaamheid  
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er zijn geen (grote) nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.  
Buisleiding   Beperkte verantwoordingsplicht omdat de hoogte van het groepsrisico niet voven de 0,1 maal van de oriëntatie waarde uit komt.   Aanwezig dichtheid van personen in het invloedsgebied.

Mogelijke rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
 
Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatie waarde.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er zijn geen (grote) nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.  

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

Gasdrukmeet- en regelstations

In het plangebied ligt één gasdrukmeet- en regelstation. Gasdrukrmeet- en regelstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. (activiteitenbesluit).

Liander is eigenaar van het gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Voor het gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied is bekeken of deze voldoet aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen een zone van 6 meter zijn geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan te houden afstanden uit het Activiteitenbelsuit gerespecteerd. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstation kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). De bescherming van soorten is tevens geregeld in de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichlijn zijn speciale beschermingszoens aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Nautra 2000-gebieden is geregeld in de Wet Natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Nautra 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijk habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verlsechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf , maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijk Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige EHS. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselemeneten zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Daarnaast wordt in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Natinaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb. 

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes.

  • alle van nature in het wilde levende vogeles: de bescherming is gebaseerd p de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het  Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • ander soorten genoemd in bijlage A van de Wnb: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de  Vogel- en Habitatrichtlijn.

De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.


beoordeling

Natura 2000

Het plangebied ligt buiten het Natura 2000-gebied Veluwe en Rijntakken. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het Natura 2000-gebied Veluwe, zie onderstaande afbeelding. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0010.png"

ligging Natura 2000-gebied Veluwe

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Met uitzondering van de sportvelden ligt het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland. Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt grenst het plangebied in de noord-, west- en zuidzijde grotendeels aan het Gelders Natuurnetwerk. De sportvelden liggen in de Groene Ontwikkelingszone. Ter plaatse van de sportvelden worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zouden kunnen zijn op de kernkwaliteiten van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLS2016-VA01_0011.png"

Ligging Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk waardoor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden aangetast.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

In 2013 is een ecologisch onderzoek uitgevoerd in het gehele dorp Laag-Soeren. (titel: Ecologisch onderzoek Laag-Soeren, door Ekoza, datum 20 oktober 2013). Dit onderzoek heeft zich met name gericht op het voorkomen van gebouwbewonende soorten. Uit het onderzoek blijkt dat in de bebouwde kom van Laag-Soeren veel huismussen, gierzwaluwen en diverse soorten vleermuizen voorkomen. De verblijfplaatsen van deze soorten zijn het gehele jaar beschermd. Dit betekent dat bij sloop-, bouw- en verbouwwerkzaamheden rekening moet worden gehouden met de soorten en mogelijk een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming vereist is. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt, dat ten alle tijden rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Dit betekent dat de Wet natuurbescherming de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan.

conclusie

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Archeologie

Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij de vasstelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • maar is het vergunningenstelsel voor opgravingen vervangen door een certificeringsstelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoedwet gecertificeerde bedrijven en overheidsdienten mogen een opgraving verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.  de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Daarnaast dient op grond van het Bro in ieder bestemmingsplan te worden aangegeven op welke wijze met de in het gebied aanwezig cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Beschermd dorpsgezicht

Het ministeries van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en I&M (Infrastructuur en Milieu) zijn bevoegd om gezamenlijk beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. Ter effectuering van de aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden opgesteld. De toelichting op de aanwijzing dient daarbij als uitgangspunt.

Voor het dorp Laag-Soeren is in 2006 de toelichting 'Beschermd dorpsgezicht Laag-Soeren' opgesteld. Deze toelichting is vertaald in onderhavig bestemmingsplan. Het rijksbeschermd dorpsgezicht van Laag-Soeren is deels door middel van de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangegeven op de verbeelding en in de regels van onderhavig plan. Tevens zijn er in andere aanduidingen ook regels opgenomen ter bescherming van hiervan.

beoordeling

Archeologie

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplu-bestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (vondstmelding via ARCHIS).

Beschermd dorpsgezicht

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor panden die in het geldende bestemmingsplan zijn gelegen in de stedenbouwkundig en cultuurhistorische waardevolle gebieden en locaties alsmede voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en nokhoogte leidend is. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een nokhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd. De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Voorts wordt gewerkt met een aanduiding die het parkeren van auto's voor de voorgevel en het verlengde daarvan van een hoofdgebouw niet toelaat.

Doel van de aanwijziging van een beschermd dorpsgezicht is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkeling binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik makend en daarop voortbouwd.

Gememoreerd is al in 3.4.3 dat de karakteristieken in Laag-Soeren nader worden beschouwd en hieruit een herziening van het bestemmingsplan kan volgen om waarden (nog beter) te beschermen.

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat

waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.

beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

Waterhuishoudkundige aspect   Relevant   Omschrijving  
1   veiligheid   nee   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en /of winterbed van de IJssel.  
2   wateroverlast   nee   In het plangebied bevinden zicht geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en / of overstromingsvlaktes.  
3   riolering   nee   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren). In het plangebied is gemengde riolering aanwezig waarop vuil water en hemelwater kan worden geloosd.  
4   watervoorziening   nee   Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning.  
5   volksgezondheid   nee   Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
In het plangebied bevindt zich geen riooloverstort.  
6   bodemdaling   nee   Binnen het plangebied bevindt zich geen (deels) zettinggevoelige ondergrond  
7   grondwateroverlast   ja   In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn.  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   ja   In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Water kan wel direct afgevoerd worden via sloten in en buiten het plangebied naar de Soerensebeek waar wel HEN-waterkwaliteitseisen voor gelden.  
9   grondwaterkwaliteit   nee   Binnen het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening of infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied.  
10   verdroging   nee   Binnen het plangebied is geen gebied aangemerkt als verdrogingsgevoelig.  
11   natte natuur   ja   Het plangebied bevat een hydrologische beïnvloedingszone rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
12   inrichting en beheer   nee   Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 3 en 7:

Bij het aanbrengen van nieuwe verhardingen en daken mag het daarop vallende hemelwater niet naar de riolering worden afgevoerd. Infiltratie van hemelwater in de bodem is mogelijk. De bovenlaag van de bodem in het plangebied is matig waterdoorlatend, terwijl de ondergrond goed tot zeer goed doorlatend is. Door toepassing van profielverbetering kan een goede doorlatendheid van de bodem worden gerealiseerd.

Ad 11:

Wijzigingen in de waterhuishouding in het plangebied kunnen de waterhuishouding van het stroomgebied van de Soerense Beek en sprengen beïnvloeden.

conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de vigerende bestemmingsplannen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Laag-Soeren en Landelijke Gebied en van diverse herzieningen vastgesteld in de afgelopen tien jaar in onderhavig plangebied.

6.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op deze planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip bijgebouw (1.18) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de Bijlage 2 Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Gemengd - 1

Deze bestemming voorziet in diverse gebruiksmogelijkheden. De planregeling is ruim van opzet zodat er flexibiliteit is ten aanzien van de invulling.

Allereerst voorziet zij in een aantal functies welke zijn weergegeven in de Lijst gemengde activiteiten. De lijst voorziet in diverse functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning. Activiteiten welke niet op de lijst zijn vermeld maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde activiteiten, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Daarbij moet het wel gaan om functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning; de afwijkingsbevoegdheid voorziet nadrukkelijk niet in een ander type functies. Voor de omkadering van deze functies wordt verwezen naar de definities in Artikel 1 Begrippen.

Verder zijn bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in de Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied mits zij vallen onder categorie 1. Gelet op de beoogde uitstraling van het gebied dat als gemengd-1 is bestemd (licht dynamisch gebied, weinig overlast, makkelijk inwisselbare activiteiten) en de omvang van het gebied dat als gemengd -1 is bestemd, is een hogere categorie hier niet gewenst.

Ook lichte horeca is toegestaan, wederom gekoppeld aan een lijst (Lijst van horeca-activiteiten) en aan een categorie (1a). Ook hier is de keuze gemaakt op basis van de beoogde uitstraling van het gebied.

Binnen de gehele bestemming gemengd-1 zijn 4 kantoren toegestaan tot een beperkte oppervlakte. Een aantal kleinschalige zelfstandige kantoren wordt in dit gebied aanvaardbaar gevonden en uit oogpunt van flexibiliteit wordt hiervoor de mogelijkheid geboden. Omdat wel een dynamische uitstraling wordt beoogd, én om niet te veel concurrentie te bewerkstelligen met leegstaande kantoorpanden elders, is aangehaalde begrenzing opgenomen.

Voor woningen geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de begane grond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Op een aantal plekken is sprake van functies welke niet vallen onder bovenstaande algemene regeling. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld en dus ook alleen op de aangegeven locatie toegestaan. Dit laat onverlet de algemeen toegestane functies.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met 'bijgebouwen' zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18 bijgebouw.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/hoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) en structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten.

Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 m breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van trottoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wenden voor verkeersdoeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een cultuurhistorische en stedenbouwkundige afweging vereist.

Opgemerkt wordt dat binnen deze bestemming tevens standplaatsen voor ambulante handel zijn toegestaan.

Maatschappelijk - 1

De maatschappelijke voorzieningen welke geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming 'Maatschappelijk - 1'. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in de Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal in het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening. Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.52 maatschappelijke voorzieningen).

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Verder is van belang dat ter plaatse van de begraafplaats uitsluitend een begraafplaats is toegestaan en geen andere instelling. Ter plekke is geen gebouw aanwezig dus directe inwisselbaarheid naar een andere functie ligt niet voor de hand.

Maatschappelijk - 2

Deze bestemming betreft instellingen welke niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instelllingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.13 en 1.43. Op basis van de begripsbepalingen zijn de diverse woonvormen beoordeeld. Daar waar een instelling aanwezig is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 gegeven. De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan) en bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie).

Van belang is, dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.

Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming tevens zorgwoningen zoals gedefineerd in artikel 1.86 worden toegelaten. Dit om een uitwisseling tussen intramurale en extramurale verzorging mogelijk te maken en ingespeeld kan worden op de behoefte. Door de koppeling blijven voorst locaties aanwezig om de op termijn weer groeiende behoete - tot het huidige niveau- aan intranumrale voorzieningen op te vangen. Het verzekert voorts dat voor de doelgroep geschikte woningen aanwezig zijn in de nabijheid van een zorgaanbieder waardoor verschillende vormen van zorg ook in de toekomst goed kunnen worden gefaciliteerd. Tevens maakt het mogelijk om gericht aanpassingen uit te voeren in het openbare gebied voor de bewoners van deze zorglocaties.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Tuin

Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of wel aan de openbare weg, geldt dat de een hoogte van 2 m is toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn. Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone- stedenbouwkundig waardevol, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt. Voor de volledigheid verwijst dit artikel door naar de betreffende bepaling.

Verkeer

De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe wegen geprojecteerd.

Water

Met name relevant is de aanwezigheid van woonschepen. Deze zijn als zodanig aangeduid en geregeld. Ook op een woonschip is een beroep/bedrijf aan huis toegestaan. In de bijgebouwen bij de woonschepen is dit echter niet het geval. Deze bijgebouwen liggen in de bestemming 'groen' en zijn in feite mogelijk gemaakt om te voorzien in bergruimte. Een gebruik voor een beroep/bedrijf aan huis in een dergelijk bijgebouw is gelet op de situering niet gewenst.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande en nog te bouwen woningen. Daarnaast zijn de bestaande woonwagenlocaties geregeld.

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning- maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal aan 2 personen kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed en breakfast hetgeen valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/-bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (1.81). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming 'wonen' standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip 'woning'. Verder is nog sprake van een bedrijf en van een kantoor, welke beide niet vallen onder aan huis gebonden beroepen/-bedrijvenregeling (zie hierna). Vandaar dat deze specifiek zijn genoemd.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.

Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van 'bijgebouw' zoals neergelegd in artikel 1.18 bijgebouw.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Daar waar sprake is van een afwijkende maatvoering is dit specifiek geregeld.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden terug gebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden terug gebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegestaan. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden terug gebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogte regeling.

Wonen - garagebox

Op enkele plekken is sprake van afzonderlijke garageboxen. Omdat het niet de bedoeling is dat deze aangemerkt worden als bijgebouw bij een woning, zijn deze afzonderlijk bestemd. Zij worden dus ook niet betrokken bij de berekening van oppervlaktes/bebouwingspercentages.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). De oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie 1  

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.
Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduidingen Overige zone - stedenbouwkundig waardevol 1 en 2. Van belang is dat de tuinen en andere gronden die zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld als kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het ogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Binnen de Overige zone - stedenbouwkundig waardevol 1 mag niet worden geparkeerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf, en het verlengde van deze voorgevel. In de wijze van meten (artikel 2.7) is aangegeven hoe dit gemeten wordt. Op deze wijze vindt een bescherming plaats van het waardevolle stedenbouwkundige karakter van de betreffende gronden en het representatieve straatbeeld. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsbevoegdheid

In de algemene wijzigingsbevoegdheid wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om aanduidingen binnen de bestemming Maatschappelijk-1 te verwijderen en te wijzigen. Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van hun bevoegdheid dan verbindt het bestemmingsplan hieraan voorwaarden.

Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Er is naar gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in het geldende bestemmingsplan. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk. Daar waar geen andere activiteiten (meer) worden uitgeoefend en het pand als woonhuis in gebruik is, heeft het pand de bestemming Wonen gekregen.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. Er is niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.


conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.


Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.

Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is op 1 juni 2016 bekend gemaakt in de Rhedenaar: de gemeentelijke pagina in de Regiobode, het elektronische Gemeenteblad en de Staatscourant dat het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage ligt van 2 juni 2016 tot en met 30 juni 2016. Het voorontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien in het gemeentehuis te De Steeg en in het gemeentelijke Servicecentrum te Dieren. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl was het plan digitaal te raadplegen. Op 6 juni 2016 kon een inloopavond worden bezocht.


beoordeling

Er is een inspraakreactie ontvangen van 1 particulier en het betreft het verzoek om, op het perceel gelegen achter Eerbeekseweg nr. 8, de bouw van een woning mogelijk te maken in onderhavig bestemmingsplan.

Deze reactie omvat kort samengevat de volgende bezwaren:

  • 1. Eigenaar van het perceel achter Eerbeekseweg 8 verzoekt om een woning te bouwen op dit perceel. Het verzoek is getoetst om te beoordelen of het mee genomen kon worden in onderhavig actualisatieplan. Na een eerste toets bleek dit niet mogelijk, onder ander vanwege het feit dat het betreffende perceel gelegen is in de spuitzone van het naastgelegen Tuincentrum.

Als argumentatie wordt onder ander aangedragen:

  • 2. dat de locatie reeds een woonbestemming heeft;
  • 3. de spuitzone is opgelegd vanuit de gemeente Brummen en de woning ligt in de gemeente Rheden;
  • 4. het praktisch gebruik van het tuincentrum zodanig is dat er niet gespoten wordt in de nabijheid van de voorgenomen woning;
  • 5. er aan de overzijde van het perceel ook kavels worden uitgegeven waarvoor blijkbaar de belemmering van de spuitzone niet van toepassing is.

De gemeente Rheden heeft als reactie op dit bezwaar als volgend gereageerd:

  • 1. Een actualisatieplan is conserverend van aard, in pricinpe worden er geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Daarbij blijkt de ligging in de spuitzone een dusdanige belemmering is, dat er meer onderzoek noodzakelijk is alvorens duidelijk is of een woning in deze zone mogelijk is.
  • 2. De locatie heeft reeds een woonbestemming, echter is er geen bouwvlak aanwezig en derhalve kan er geen woning worden gebouwd.
  • 3. In het bestemmingsplan van de gemeente Brummen is aangegeven dat de spuitzone tevens van kracht is voor gebieden buiten de Brummense gemeentegrenzen, onder andere op onderhavige locatie.
  • 4. Feitelijk en / of praktisch gebruik is in het kader van nieuwe ontwikkelingen niet relevant. Er dient getoetst te worden aan de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
  • 5. De kavels tegenover het perceel Eerbeekseweg nr 8, liggen binnen de komgrens van Laag-Soeren. In het bestemmingsplan van de gemeente Brummen is aangegeven dat de regels alleen voor de locaties buiten de komgrens van Laag-Soeren van kracht zijn.


conclusie

Concuderend kan worden aangegeven dat onderhavig verzoek niet meegenomen kan worden in onderhavig actualisatieplan. Er dient nader onderzocht te worden of woningbouw mogelijk kan worden gemaakt. Derhalve zal onderhavig verzoek nader beoordeeld worden en indien medewerking kan worden verleend, geregeld worden in een separaat bestemmingsplan.

Het inspraakverslag, met de beantwoording van de reactie, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de inspreker toegezonden.

Daarnaast is het voorontwerp ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.

Er zijn geen noemenswaardige wijzigingen gedaan.

De inspraakreactie heeft niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen, samengevat vooral vanwege het onderstaande.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Waterschap Vallei & Veluwe

b. de gemeente Brummen;

c. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden;

d. Provincie Gelderland

Daarnaast is het voorontwerp toegezonden aan:

e. de Commissie Cultuurhistorie Rheden - Rozendaal

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder beknopt samengevat. De reacties zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

ad a. Waterschap Vallei & Veluwe

Opmerkingen

Vanuit het Waterschap Vallei & Veluwe is er geen reactie ontvangen in het kader van het vooroverleg.

Reactie gemeente

Gezien het feit dat er geen reactie is ontvangen, gaan wij er vanuit dat er geen opmerkingen zijn.

ad b. de Gemeente Brummen

Opmerkingen

  • 1. afstemming gewenst omtrent de bestemming van locatie Soerense Zand 29 te Eerbeek / Eerbeekseweg 19 te Laag-Soeren, te weten Tuincentrum Laag-Soeren. Op het Brummense gedeelte geldt hier de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum'. In onderhavig bestemmingsplan is hier de bestemming 'Bedrijf - Tuincentrum' beoogd.
  • 2. In paragraaf 5.4.1.1 van de plantoelichting wordt ingegaan op een beschermingszone ten aanzien van het gebruik van bestrijdingsmiddelen die wij hebben opgenomen in ons bestemmingsplan “Buitengebied 2008” en “Buitengebied beschermingszone bestrijdingsmiddelen”. Deze zone heeft betrekking op het gebruik van gronden binnen de gemeente Brummen. Het is daarom vreemd dat wordt geconcludeerd dat ten aanzien van het plan Laag-Soeren 2016 van de gemeente Rheden “Concluderend kan worden vastgesteld dat geen gevoelige functies binnen deze zone worden toegelaten” en dat “In specifieke gevallen is het mogelijk om te laten beoordelen of afwijken mogelijk is…”.

Reactie gemeente

  • 1. Gezien het feit dat het Tuincentrum grotendeels in de gemeente Brummen is gesitueerd, is aansluting gezocht bij de daar geldende bestemming 'Detatilhandel'.
  • 2. Na mondeling overleg met de gemeente Brummen is voor beide partijen helder geworden dat de regeling op zichzelf goed is overgenomen in onderhavig bestemmingsplan, echter niet duidelijk genoeg. Derhalve is de toelichting in onderhavig bestemmingsplan aangepast.

ad c. Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)

Opmerkingen

Vanuit de VGGM is er geen reactie ontvangen in het kader van het vooroverleg.

Reactie gemeente

Gezien het feit dat er geen reactie is ontvangen, gaan wij er vanuit dat geen opmerkingen zijn.

ad d Provincie Gelderland

Opmerkingen

Vanuit de provincie is er geen reactie ontvangen in het kader van het vooroverleg.

Reactie gemeente

Gezien het feit dat er geen reactie is ontvangen, gaan wij er vanuit dat geen opmerkingen zijn. Samengevat geven zij de volgende opmerkingen:

ad e.. Commisie Cultuurhistorie

Opmerkingen

De commissie heeft het bestemmingsplan besproken in haar vergadering van 6 september 2016, waarvan verslag is gemaakt, zie bijlage Advies com. cultuurhistorie. De meeste reacties hebben tot enkele redactionele aanpassingen geleid.

De volgende reactie behoeft nadere uitleg:

- de regeling om 1 meter breed vanaf de rand van de bestemming 'Groen' mag voor verkeersdoeleinden worden bestemd. Dit kan beter percentueel geformuleerd worden. 1 meter bij een smal perceel kan teveel zijn terwijl het bij een ander perceel geen enkel probleem is.

 

Reactie gemeente

In het kader van een van de voorgaande (recente) actualisatieplannen is dit onderdeel aan de orde geweest. Naar aanleiding van de reactie van de commissie is toen geoordeeld dat 15% in sommige situaties een te grote parkeerplaats mogelijk kan maken. Daarom is de regeling destijds gewijzigd. Uitgangspunt is, dat het gewenst is om voldoende flexibiliteit te behouden om bijvoorbeeld troittoirs te kunnen verleggen. Hierdoor vindt naar ons oordeel geen onevenredige aantasting plaats van stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden. Indien meer noodzakelijk is, dan moet dit nadrukkelijk in cultuurhistorisch en in stedenbouwkundig opzicht worden afgewogen. Indien deze afweging positief uitvalt, kan een afwijkingsbevoegdheid worden toegepast. Een bovengrens is voor de afwijkingsbevoegdheid niet opgenomen, omdat dit op locatie niveau sterk kan verschillen. De afweging zal aan de hand van de genoemde criteria per geval worden gemaakt. Wij zijn van mening dat hiermee een goed afgewogen regeling is opgesteld. Daarom, en gelet op de gewenste onderlinge afstemming van de actualisatieplannen, blijft de regeling in stand.

conclusie

Op basis van het de resultaten van het vooroverleg kan het aangepaste voorontwerpbestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen worden gelegd.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 8 april 2015 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 19 oktober 2016 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 20 oktober 2016 t/m 30 november 2016 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis en in het servicecentrum in Dieren.


beoordeling

Er is één zienswijze naar voren gebracht. De ingediende zienswijze is afkomstig van de Gasunie Transport services B.V. toegevoegd in Bijlage 3.

De zienswijze omvat het volgende: Buiten het plangebied is een gastransportleiding aanwezig, waarvan de invloedssfeer tot binnen het plangebied reikt. De gasleiding is wel in de toelichting genoemd, maar er is geen aanduiding op de verbeelding danwel in de regels opgenomen.

Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.

Hieronder worden de aanpassingen in de regles en de verbeelding vermeld.

conclusie

De zienswijze vormde de aanleding om in de regels en de verbeelding ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan een wijziging aan te brengen.

Er is een dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen in de regels en op de verbeelding is deze bestemming met de belemmeringenstrook aangegeven.

De gemeenteraad heeft de zienswijze beoordeeld en neemt deze over.

De ambsthalve check heeft tot enkele wijzigingen geleid, welke van ondergeschikte aard zijn.


conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtnemning van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.