direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Zuid
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 oktober 2020 heeft de raad de Nijmeegse "Omgevingsvisie 2020-2040: Nijmegen Stad in Beweging" vastgesteld. In deze visie is de (her)ontwikkeling van de Kanaalzone-Zuid, inclusief Winkelsteeg, opgenomen. Als uitwerking daarvan heeft het college op 1 juni 2021, nadat de raad in gelegenheid is gesteld om wensen en bedenkingen aan te voeren, het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 vastgesteld. Op 24 november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, te weten de planexploitatie, het ruimtelijk raamwerk, de ontwikkeldoelen en -principes (zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg). Binnen deze kaders werkt het college aan de ontwikkeling van Winkelsteeg als werk-woongebied.

Met het voorliggend plan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Zuid' wordt beoogd een nieuwe planologische regeling vast te stellen voor een gedeelte van de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan betreft de omgeving ter plaatse van de huidige sportvelden ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg tussen het Maas-Waalkanaal, de brandweerkazerne Nijmegen-West en de vijvers aan de Winkelsteegseweg. Het programma dat mogelijk gemaakt wordt met dit bestemmingsplan bestaat uit circa 1.200 woningen en 29.300 m2  voorzieningen.

1.2 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De kern van de Crisis- en herstelwet (Chw) is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent niet alleen een nieuw begrippenkader en nieuwe (afwijkende) wettelijke mogelijkheden, de wijze van totstandkoming is ook anders dan we tot nu toe gewend zijn. In het bestemmingsplan stond het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ centraal. Alleen regels met een ruimtelijke relevantie konden worden opgenomen. Nu gaat het om het kunnen stellen van regels die strekken ten behoeve van het volledige domein van de fysieke leefomgeving, waaronder ook natuurinclusief bouwen, klimaatadaptatie en aanvullende regels ten aanzien van duurzaamheid. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de onderzoekslast voor bepaalde milieuaspecten en het verzekeren van het kostenverhaal door te schuiven naar de uitvoeringsfase.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is een experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 Crisis- en Herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 7c Besluit uitvoering Chw. Artikel 7c Besluit uitvoering Chw somt op van welke regels in onder meer de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder kan worden afgeweken.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gaat uit van uitnodigingsplanologie en loopt vooruit op de doelen en de systematiek van de Omgevingswet. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte het karakter van een Omgevingsplan. Om duidelijk aan te geven dat er sprake is van een apart planfiguur in de ruimtelijke ordening wordt hierna niet gesproken over een bestemmingsplan maar over het Chw-bestemmingsplan.

Gemeente Nijmegen heeft een aanvraag ingediend bij de Minister om de ontwikkeling van Kanaalknoop-Noord en Kanaalknoop-Zuid aan te melden als een innovatief project waarvoor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte kan worden opgesteld. Op 15 juni 2023 is de 22ste tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet gepubliceerd in de Staatscourant. Daarin is Kanaalknoop aangewezen als innovatief project in het kader van de Crisis- en herstelwet. De 22ste tranche is op 16 juni 2023 in werking getreden. In bijlage 112 van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (RuChw) is een kaart opgenomen van het gebied waarvoor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan worden opgesteld (zie Bijlage 20 bij deze toelichting). Op de kaart in bijlage 112 van de RuChw is een gedeelte van het plangebied aangewezen als gebied waarvoor gebruik kan worden gemaakt van de experimenteerruimte die de Crisis- en herstelwet biedt. Voor het aangewezen gedeelte geldt daarom dat het voorliggend plan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is. Het voorliggend plan draagt de naam 'Chw-bestemmingsplan' om te signaleren dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt, maar is uitsluitend een Chw-bestemmingsplan voor het gedeelte dat is aangewezen. Voor het niet-aangewezen gedeelte van het plangebied is het voorliggend plan een regulier bestemmingsplan.

Naast het feit dat - voor een gedeelte van het plangebied - een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan worden opgesteld, zijn op basis van de Crisis- en herstelwet een aantal procedurele versnellingen van toepassing. De Crisis- en herstelwet is onder meer van toepassing op besluiten ter verwezenlijking van aangewezen ruimtelijke en infrastructurele projecten (bijlage II bij de Chw) en op andere categorieën van projecten (bijlage I bij de Chw). De categorieën van projecten uit bijlage I bestaan bijvoorbeeld uit de bouw van meer dan 11 woningen, de aanleg of wijziging van hoofdwegen en de aanleg van installaties ten behoeve van duurzame energie. Voor de procedure die van toepassing is op de besluiten ter verwezenlijking van de genoemde projecten gelden de procedurele versnellingen die zijn opgenomen in afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw. In het voorliggend plan betreft het de verwezenlijking van 1.200 woningen. Daarmee zijn voor het zowel het aangewezen gedeelte als het niet-aangewezen gedeelte van het plangebied de procedurele versnellingen van toepassing.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het voorliggend plan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Zuid' heeft betrekking op het gebied wat grofweg tussen de Nieuwe Dukenburgseweg, het Archeologisch Depot van de gemeente, de Branweerkazerne Nijmegen-West, het Maas-Waalkanaal en de vijvers tussen de Hulzenseweg en de Vossendijk ligt.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0001.png"

Ligging plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen

In het gebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' (vastgesteld, 30 januari 2019). Het grootste gedeelte van het plangebied heeft in het geldende plan de bestemming 'Sport' of 'Bedrijventerrein'.

Verder gelden de volgende thematische facetbestemmingsplannen:

  • Facetbestemmingsplan kamerverhuur (vastgesteld, 2 februari 2022);
  • Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg (vastgesteld, 12 juli 2023);
  • Facetbestemmingsplan Archeologie 2023 (vastgesteld, 29 november 2023).

Het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg' geldt alleen voor het noordelijke gedeelte van het plangebied. Op basis van dit facetbestemmingsplan heeft het grootste gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie te verwijderen'. Dit betekent dat dit gedeelte van het plangebied niet meer binnen de geluidzone van het geluidgezoneerd industrieterrein ligt. Voor de uiterste noordelijke punt van het plangebied geldt de aanduiding 'geluidzone - industrie'.

Het 'Facebestemmingsplan Archeologie 2023' is recent vastgesteld en omvat de nieuwe archeologische bestemmingsplanregels voor de gehele gemeente.

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit acht hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.
  • Hoofdstuk 3: een beschrijving van het plan, de toekomstige situatie en het programma.
  • Hoofdstuk 4: een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid.
  • Hoofdstuk 5: de behandeling van de verschillende sectorale aspecten (milieu- en omgevingsaspecten), waarbij wordt aangetoond dat het voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar is en sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
  • Hoofdstuk 6: de uitleg van de juridische planopzet. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe het programma, dat met het voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt, juridisch wordt geregeld.
  • Hoofdstuk 7: een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 8: een verslag van de informatieverstrekking aan de omgeving, het vooroverleg met de vooroverlegpartners en een beschrijving van de procedure.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Winkelsteeg als onderdeel van Kanaalzone-Zuid

Winkelsteeg is samen met Neerbosch-Oost en Hatert aan de oostzijde van het kanaal en aan de westzijde van het kanaal de wijken De Kamp, Zwanenveld, Lankforst, Malvert en de Weezenhof onderdeel van het zuidelijk deel van de kanaalzone, de Kanaalzone-Zuid. De kanaalzone is een centraal gelegen gebied in Nijmegen. Het Maas-Waalkanaal vormt in dit gebied een fysieke en daarmee ook sociaal-maatschappelijke barrière in de stad die geheeld kan worden. De gemeenteraad heeft op 1 juni 2021 het "Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid" vastgesteld, dat beoogt samenhang te brengen in de ontwikkelingen van de kanaalzone en als kader te dienen voor toekomstige ontwikkelingen en planvorming in het gebied. De belangrijkste ambitie voor Kanaalzone-Zuid is het verkleinen van de barrièrewerking van het kanaal en het geven van een impuls aan de omliggende wijken (zie ook paragraaf 4.4.3 voor het beleidskader).

2.2 Winkelsteeg; een gebied dat in stappen wordt ontwikkeld

Winkelsteeg bestaat momenteel voor een groot gedeelte uit een bedrijventerrein met een divers karakter door een combinatie van veel verschillende soorten bedrijven, maatschappelijke instellingen en voorzieningen. Op het bedrijventerrein zijn circa 250 bedrijven gevestigd met in totaal circa 8.500 arbeidsplaatsen (zie ook Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035). Winkelsteeg heeft een oppervlakte van ongeveer 195 hectare en ligt centraal in Nijmegen. Grote delen van het gebied zijn nog onbebouwd. In het gebied zijn verschillende bedrijven actief, variërend in maat (van groot tot klein) en variërend in sector. Er zijn ook maatschappelijke- en dienstverlenende functies gevestigd, waaronder een tbs-kliniek, een begraafplaats en diverse zorginstellingen. Verder bevinden zich verschillende sportclubs in het gebied, waaronder een beachvolleybalvereniging, een kanovereniging en een voetbalclub.

In de ruimtelijke structuur van het gebied ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg (Winkelsteeg Noord) laten zich enkele verschillende werk-milieus herkennen:

  • Noviotech Campus en het industriële complex van NXP zijn sterk gericht op Health & High Tech.
  • In de rest van het gebied is sprake van klassiek-gemengd werkmilieu met vooral kleine bedrijven. Sectoren binnen dit milieu zijn o.a. stadsdistributie, bouw, maakindustrie, autobedrijven, dienstverlening en zorg.

In en rondom Winkelsteeg is de nodige infrastructuur aanwezig: de Graafseweg en de S100- Neerbosscheweg vormen belangrijke ontsluitingswegen van Nijmegen. De Nieuwe Dukenburgseweg fungeert als belangrijke verbindingsweg tussen het stadsdeel Dukenburg met andere delen van de stad. Hierdoor is de auto dominant in het gebied aanwezig. Het langzaamverkeersnetwerk volgt de structuur van het netwerk voor autoverkeer en ligt voornamelijk langs de ontsluitingswegen. Ten westen van het gebied ligt het Maas-Waalkanaal wat wordt beheerd door Rijkswaterstaat.

Met de vaststelling van de bestemmingsplannen 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert' en 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' heeft Winkelsteeg inmiddels de ontwikkeling ingezet naar een gemengde werk-woonomgeving. Met deze twee bestemmingsplannen wordt in totaal planologische ruimte geboden voor de realisatie van circa 3.950 woningen. 66.100 m2 bedrijven en 41.200 m2 voorzieningen. Het zijn de eerste stappen naar de transformatie van het gehele gebied Winkelsteeg.

2.3 Het plangebied: Kanaalknoop Zuid

Het voorliggend bestemmingsplan omvat één van de deelgebieden van Winkelsteeg. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan betreft de omgeving ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg ter plekke van het huidige sportpark Vossendijk en de directe omgeving van het sportpark. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van het bestemmingsplan. De huidige situatie van het gebied is in deze paragraaf omschreven.

2.3.1 Sportpark Vossendijk

Het plangebied van Kanaalknoop Zuid bestaat in de kern uit het huidige Sportpark Vossendijk. Het sportpark bestaat uit drie tennisbanen en zes voetbalvelden. De voetbalvelden werden voorheen gebruikt door S.V. Hatert en zijn momenteel gedeeltelijk in gebruik voor de tijdelijke opvang van ontheemden. In Kanaalknoop Noord is inmiddels ruimte gereserveerd voor de realisatie van nieuwe sportvoorzieningen. Na de beëindiging van de tijdelijke opvang heeft het grootste gedeelte van het huidige sportpark geen gebruikers en ontstaat ruimte voor ontwikkeling.

2.3.2 Infrastructuur

Kanaalknoop wordt doorsneden door de weginfrastructuur van de Nieuwe Dukenburgseweg en splitst het gebied in een noordelijk en zuidelijk deel. De weg kent een profiel van twee maal twee rijstroken met een groene middenberm en fietspaden aan weerszijden. De weg vormt een belangrijke verbinding van stadsdeel Dukenburg met de stadsdelen aan de oostzijde van het Maas-Waalkanaal. De Nieuwe Dukenburgseweg sluit ter hoogte van het Neerbosplein aan op de S100, de ringweg van Nijmegen. Het bedrijventerrein links en rechts van de weg wordt ontsloten via een aantal kruispunten met of zonder verkeerslichten. Deze kruispunten worden ten behoeve van de ontwikkeling aangepast. Langs het kanaal kan verkeer de Nieuwe Dukenburgseweg ongelijkvloers kruisen. Langs het kanaal bevindt zich via de Oostkanaaldijk: een ontsluiting voor langzaam verkeer naar de wijken Neerbosch en Hatert. De route biedt ook aansluiting op de snelfietsroute Nijmegen Wijchen die aan de noordzijde langs het spoor ligt.

2.3.3 Bedrijventerrein Winkelsteeg

Een gedeelte van het bedrijventerrein 'Winkelsteeg' maakt deel uit van het plangebied. Het betreft een gedeelte van het bedrijventerrein ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg. Dit gedeelte maakt geen deel uit van het geluidgezoneerd industrieterrein. Het bedrijventerrein heeft een rechtlijnige structuur, en kent bebouwing met een industrieel karakter. De indeling van dit deel van het bedrijventerrein bestaat uit een raster van wegen dat is opgevuld met gebouwen, parkeren en plaatselijk groen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gebiedsontwikkeling Winkelsteeg

3.1.1 Beleidsachtergrond

Vanuit landelijke, regionale en gemeentelijke beleidskaders is er aanleiding en noodzaak om de herontwikkeling van Winkelsteeg te realiseren. In het kort ligt de motivatie daarvan vast in het onderstaande beleid.

Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving: In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, staan de plannen van de Rijksoverheid op het gebied van ruimte en mobiliteit. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Met de herontwikkeling van Winkelsteeg draagt de gemeente Nijmegen bij aan de ambities van de NOVI.

De grote opgaven op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwek van duurzame energie, worden nu door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. Voor zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk, waaronder de regio Arnhem Nijmegen Food Valley, hebben Rijk en regio samen verstedelijkingsstrategieën opgesteld. Het grootste deel van de nationale woningbouwopgave tot 2040 wordt gerealiseerd in deze zeven regio's. In deze regio's liggen ook de veertien grootschalige woningbouwlocaties. Nijmegen Kanaalzone, waaronder Winkelsteeg, is een van die veertien grootschalige woningbouwlocaties.

Omgevingsvisie Nijmegen en Ontwikkelvisie Winkelsteeg: Op 28 oktober 2020 heeft de raad de Nijmeegse Omgevingsvisie 2020-2040: Nijmegen Stad in Beweging vastgesteld. De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Daarbij ligt de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Als uitwerking van de Omgevingsvisie heeft het college op 1 juni 2021 het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld. Op 24 november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, te weten de planexploitatie, het ruimtelijk raamwerk, de ontwikkeldoelen en -principes (zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg). Binnen deze kaders werkt het college aan de ontwikkeling van Winkelsteeg.

Het gebied Winkelsteeg kent drie hoofdopgaven:

  • 1. Winkelsteeg draagt bij aan duurzame economische groei en toevoeging van werkgelegenheid. In het beoogde economische profiel voor Winkelsteeg komt meer nadruk te liggen op arbeidsintensieve bedrijvigheid.
  • 2. Winkelsteeg draagt bij aan het realiseren van een divers(er) woonmilieu in Kanaalzone-Zuid. Bij woningdifferentiatie gaat het om een goede mix van een- en tweepersoonshuishoudens (voor starters, ouderen of andere kleine huishoudens) en gezinswoningen in zowel het goedkope, midden, als dure segment.
  • 3. Winkelsteeg speelt een sleutelrol in het verbinden van de oostelijke en westelijke kanaaloever, het verkleint de psychologische afstand tussen de stadsdelen aan beide zijden. Er wordt vooral ingezet op betere verbindingen en prettigere routes voor voetgangers en fietsers.
3.1.2 Totaalprogramma Winkelsteeg

De ontwikkeling Winkelsteeg betreft het transformeren en intensiveren van het gebied van ongeveer 195 hectare, van een gebied dat hoofdzakelijk is bestemd voor (grootschalige) bedrijvigheid, naar een gemengd werk-woongebied met woningen, bedrijven en voorzieningen. Een deel van dit programma wordt ingevuld binnen de bestaande bestemming bedrijventerrein. Daarnaast betreft het ook gestapelde bouw.

Wonen: Door intensivering van het ruimtegebruik levert Winkelsteeg een forse bijdrage aan de Nijmeegse woningbouwopgave. Met een gedifferentieerd woningaanbod en gebruik makend van de unieke kwaliteiten van het gebied, zoals het kanaal en de aanwezige groenkwaliteit, wordt Winkelsteeg een plek waar het fijn wonen is. Hierbij wordt de focus gelegd op één- en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens, studenten en ouderen en/of mensen met een hulpvraag. In Winkelsteeg zullen in totaal circa 6.500 woningen worden gerealiseerd.

Werken: Als bedrijventerrein is Winkelsteeg straks klaar voor de toekomst: vitaal en optimaal voortbouwend op het succes van Noviotech Campus en de overige bestaande bedrijvigheid, maximaal profiterend van de centrale ligging in de stad. Het bedrijventerrein krijgt een helder gedefinieerd profiel, maakt intensiever gebruik van de ruimte en biedt meer banen, waarmee ook een impuls wordt gegeven aan de omliggende wijken. De bedrijvigheid zal uit drie sporen bestaan. Het ene spoor is Smart Industry actief in High Tech Systems & Materials en Life Sciences & Health. Het andere spoor is Light Industry, gericht op kleinschalige maakindustrie, automotive en bouwnijverheid. Daarnaast wordt ingezet op Stadsdistributie.

Voorzieningen: Winkelsteeg biedt meer dan wonen en werken alleen. Nijmegen bouwt voort op het verleden van (maatschappelijke) voorzieningen in Winkelsteeg. Deze voorzieningen kunnen van betekenis zijn voor werknemers en bewoners van Winkelsteeg alsmede de omliggende buurten en dragen bij aan een meer inclusieve samenleving. Winkelsteeg is zo verbonden met zijn omgeving en verrijkt Nijmegen-West.

De voorzieningen moeten vooral aansluiten bij wat past bij het gebied, zowel kwantitatief als kwalitatief. Momenteel bevinden zich al sportaccommodaties in het gebied. Ook in de nieuwe situatie komen zullen er diverse sportaccommodaties terugkomen in het gebied. Er wordt onder andere een nieuw zwembad gerealiseerd ter vervanging van twee bestaande zwembaden in Dukenburg en West, in combinatie met het vervangen van de sporthal (Jan Massinkhal). Tot slot zijn in de omgeving van het gebied al diverse voorzieningen aanwezig, zoals een Albert Heijn XL en de voorzieningen in wijkcentrum Dukenburg, welke momenteel wordt herontwikkeld. Er vindt een uitwisseling plaats tussen de verzorgingsgebieden van voorzieningen in en om Winkelsteeg. De nieuwe bewoners van Winkelsteeg kunnen enerzijds gebruik maken van het aanbod in omliggende wijken. De bewoners van omliggende wijken kunnen anderzijds gebruik maken van het nieuwe aanbod aan voorzieningen in Winkelsteeg.

De voorzieningen die worden gerealiseerd binnen Winkelsteeg worden onderverdeeld in verschillende categorieën, uitgesplitst in consumentverzorgende dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning.

3.2 Deelgebied Kanaalknoop Zuid

In deze paragraaf wordt het programma voor Kanaalknoop Zuid omschreven. In de navolgende hoofdstukken wordt het programma getoetst aan het geldende beleidskader en onderbouwd aan de hand van (milieutechnische) onderzoeken. Kanaalknoop Zuid wordt een gemengd werk-woonmilieu met een stedelijke dichtheid.

Het programma dat met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt bestaat uit:

  • 1.200 woningen;
  • 29.300 m2 bedrijven en voorzieningen, bestaande uit:
    • 1. 27.800 m2 bedrijven en voorzieningen, zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. 1.500 m2 horeca, waarvan maximaal 500 m2 per vestiging.
3.2.1 Programma wonen

Kanaalknoop Zuid wordt een werk-woonomgeving met een hoogstedelijk karakter. Er zullen verschillende woonvormen gerealiseerd worden, in de vorm van appartementen en grondgebonden woningen.

In het totaalprogramma voor de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg wordt voorzien in de benodigde categorieën conform het Nijmeegs woningbouwbeleid. In paragraaf 4.4.5 is het plan getoetst aan de geldende gemeentelijke beleidskaders voor woningbouw.

3.2.2 Programma bedrijven en voorzieningen

In Kanaalknoop Zuid worden diverse bedrijven voorzieningen ontwikkeld. Er wordt (lichte) bedrijvigheid toegestaan, die in het kader van functiemenging mogelijk is binnen de werk-woonomgeving.

Het programma bestaat uit 29.300 m2 aan voorzieningen. Daarvan wordt in elk geval 1.500 m2 ingezet voor de realisatie van horeca. De resterende oppervlakte kan worden ingezet om voorzieningen te realiseren in één van de overige categorieën (dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, bedrijven). Het programma aan maatschappelijke voorzieningen en horeca is hieronder nader toegelicht.

Toelichting op de systematiek van functiemenging van woon- en werkfuncties volgt in paragraaf 5.2.2.

Maatschappelijke voorzieningen

In Kanaalknoop Zuid worden maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd met een wijkgerichte functie. Deze voorzieningen dragen bij aan een diverse, leefbare buurt. Het gaat bijvoorbeeld om voorzieningen zoals paramedische zorg en een wijkontmoetingspunt. Daarnaast voorziet het plan in de realisatie van circa 10.000 m2 begeleid wonen, waarbij sprake is van een 24-uurs zorgbehoefte.

Horeca

Binnen het plangebied mag maximaal 1.500 m2 worden gerealiseerd in de vorm van horeca. De gemeente maakt onderscheid tussen horecacategorieën A, B en C. Horecavoorzieningen in de horecacategorieën A en B worden voorstelbaar geacht in dit plangebied. Voor de horeca in het gebied is vooral draagvlak voor een ontmoetingsfunctie, met de mogelijkheid om comfortabel te (net)werken. De recreatieve horeca, nachthoreca en uitgaanshoreca is te vinden in de binnenstad van Nijmegen. Horeca is een belangrijke factor in de aantrekkelijkheid van een werk-woongebied met aanvullende voorzieningen voor sport en ontspanning. Kortom, het is een plek voor wonen, werken, ontmoeten en ontspannen. Dit vraagt om een mix van horecavoorzieningen zoals (werk)cafés, koffiebars, eetcafés, lunchgelegenheden en restaurants.

3.3 Stedenbouwkundige verkenningen

Voor de gebiedsontwikkeling van Winkelsteeg zijn stedenbouwkundige verkenningen gemaakt. Dit om te kunnen bepalen of de toekomstplannen voor werken en wonen uit de Ontwikkelvisie Winkelsteeg passen in het gebied. In de Ontwikkelvisie Winkelsteeg is aangegeven waar ruimte is voor diverse vormen van werken, (hoogstedelijk) wonen, mobiliteit, bewegen, sport, groen en klimaatadaptieve maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ontwikkeling op herkenbare plekken in het gebied, zoals de Stationsomgeving Goffert en Park Winkelsteeg. Maar ook een passend verkeersnetwerk, met voldoende ruimte voor vrachtverkeer en voor veilig langzaam verkeer. De toepassing van groen door het hele gebied ten behoeve van de biodiversiteit en leefkwaliteit. En ruimte voor water om de ecologische kwaliteit te waarborgen en wateroverlast tegen te gaan. Ook is er aandacht voor sport en beweging.

De stedenbouwkundige verkenning is nog niet het daadwerkelijke plan dat wordt uitgevoerd, maar het geeft wel een reëel beeld van wat er mogelijk is. De kaders uit de Omgevingsvisie en de bovengenoemde kaders uit de Ontwikkelvisie Winkelsteeg zijn vertaald naar een ruimtelijk ontwerp waar tot nieuwe inzichten is gekomen zonder de ontwikkelprincipes te veranderen. Op de afbeelding hierna is de stedenbouwkundige verkenning weergegeven in een vlekkenplan met bouwvelden, groenstructuren en mobiliteitsassen.

Voor de plangebieden Kanaalknoop Noord en Zuid is één beeldkwaliteitsplan opgesteld, vastgesteld door de gemeenteraad. Het beeldkwaliteitsplan geeft richting en laat met referentiebeelden en principes zien hoe het gebied eruit moet komen te zien. Ruimtelijk relevante aspecten uit het beeldkwaliteitsplan zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Bij de omgevingsvergunning vormen de welstandaspecten uit het beeldkwaliteitsplan het toetsingskader. Voor de totale ontwikkeling van de gebiedsontwikkeling Kanaalzone Zuid en Winkelsteeg is een RKT (Ruimtelijk KwaliteitsTeam) opgericht. Zij begeleiden, toetsen en beoordelen in samenwerking met de ambtelijke stedenbouwkundigen de komende jaren alle plannen die in het gebied gerealiseerd gaan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0002.png"

Stedenbouwkundige weergave van in te delen bouwvlekken, groenstructuren en mobiliteitsassen.

Kanaalknoop is een ontwikkeling die gebieden met diverse functies als wonen en werken en sferen met elkaar verbindt. Dit bestemmingsplan bestrijkt het gebied ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg, de Kanaalknoop Zuid.

Het gemengde woonwerkgebied van Kanaalknoop kent een karakter van bouwblokken die aan groenverbindingen, autoluwe straten of pleinen gesitueerd zijn. De blokken bestaan uit zowel grondgebonden woningen als appartementen en zijn veelzijdig georiënteerd waardoor er binnen het plan Kanaalzone Noord een veelzijdigheid aan plekken ontstaat. Er is voldoende ruimte voor zowel bedrijvigheid als wonen. Langs de Nieuwe Dukenburgseweg is bijvoorbeeld ruimte voor gebouwen voor woon- en werkdoeleinden. Om het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer aan te moedigen wordt voor deze vormen van vervoer extra infrastructuur aangelegd en staat de auto op afstand in gebouwde parkeervoorzieningen. Een nieuwe onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg ter hoogte van de huidige Gemeentewerf moet zorgen dat langzaam verkeer ongehinderd de doorgaande weg kan kruisen. Tussen de bouwblokken en langs de groene zones komen mogelijkheden voor sport, spel, bewegen en ontmoeten. Ook kunnen in deze groene zones flora en fauna opbloeien. Dit zorgt voor een betere biodiversiteit in het gebied en meer groen in de omgeving van wonen. Met het inrichten van de bouwblokken en de tussenliggende structuren houden we rekening met klimaatadaptatie. Bijvoorbeeld door te zorgen dat water zo lang mogelijk in de bodem vastgehouden wordt en hittestress zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het plan wordt verbonden door een hoofdgroenstructuur die Kanaalknoop Noord en Zuid verbindt met een onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg. Deze hoofdgroenstructuur heeft op de schaal van Winkelsteeg een dragende functie voor het verbinden van biodiversiteit, water en bewegen.

3.4 Ruimtelijke indeling van het programma - waar komt wat?

Kanaalknoop Zuid bestaat uit verschillende bouwmassa's die in een autoluwe, veelal groene, omgeving staan. De bouwmassa's direct ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg zijn onderdeel van een hoogbouwcluster met een levendige overgangszone tussen de straat en gebouwen (actieve plinten). Hier bevinden zich huur- en koopwoningen in verschillende segmenten; middelduur en duur. Naast wonen is er ruimte voor horeca en andere werkfuncties.

In het midden van het plangebied bevinden zich appartementengebouwen voor verschillende doelgroepen.Hier is ook ruimte voor maatschappelijke woonvormen zoals bijvoorbeeld zorgwoningen of starterswoningen. Het zuidelijke deel en het deel langs de rand van het park bestaan uit grondgebonden woningen en appartementen. De woningen zijn voornamelijk georiënteerd op de groenstructuur en zullen bestaan uit het middeldure en dure segment met voornamelijk koopwoningen.

Op het terrein van de huidige gemeentewerf komt een groot parkeerhuis voor auto's, fietsen en ondersteunende functies. Aan de kop van het gebouw, langs de Nieuwe Dukenburgseweg, is ruimte voor appartementen in verschillende segmenten; van goedkoop tot duur, kantoorfuncties en ruimte voor overige werkfuncties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0003.png"

Stedenbouwkundige verkenning Kanaalknoop-Zuid (zie Bijlage 1)

3.5 Verkeerskundige aanpassingen

Voor de ontwikkelingen rond Kanaalknoop zijn ook aanpassingen rondom de Nieuwe Dukenburgseweg noodzakelijk. De aanpassingen zorgen voor extra ruimte om de beoogde ontwikkelingen in Kanaalknoop mogelijk te maken.

3.5.1 Aanpassing Nieuwe Dukenburgseweg

De ligging van de hoofdbaan van de Nieuwe Dukenburgseweg blijft ongewijzigd. Het aantal aansluitingen op deze weg wordt verminderd. Zo komt de koppeling van Nieuwe Dukenburgseweg met de Oostkanaaldijk te vervallen. Ook de aansluiting op de Gerstweg komt niet terug in de toekomstige situatie. Verkeer vanuit Kanaalknoop Noord zal in de toekomst gebruik maken van de geregelde aansluiting Boekweitweg-Nieuwe Dukenburgseweg. Kanaalknoop Zuid krijgt geen rechtstreekse ontsluiting op de hoofdbaan, maar wordt ook ontsloten via de aansluiting Boekweitweg-Nieuwe Dukenburgseweg. Verkeer kan Kanaalknoop Zuid bereiken via het NDW21-terrein. Ten zuidenoosten van de brandweerkazerne wordt een permanente ontsluiting voorzien. Momenteel wordt deze ontsluitingsroute al tijdelijk gebruikt voor de opvang van ontheemden.

Door de grotere afstand tussen de geregelde kruispunten stroomt verkeer beter door en komt ruimte vrij nodig voor het extra verkeer van de gebiedsontwikkeling.

Deze aanpassing leidt tot een goede onderlinge verbinding van de woningen aan weerszijden van de Nieuwe Dukenburgseweg. De exclusiviteit voor langzaamverkeer maakt dat er minder auto's door het gebied rijden.

De onderdoorgang op de Oostkanaaldijk is met de ontwikkeling van de gebieden alleen nog voor langzaamverkeer in gebruik. Voor dit verkeer komt ook een onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg ter hoogte van de groenstructuur.

3.5.2 Doorgaande fietsverbindingen

Nijmegen is een fietsstad bij uitstek. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de fiets. Er zijn verschillende regionale en lokale (snelle) fietsroutes aangelegd en het aantal stallingen in de binnenstad is uitgebreid. Het plangebied wordt doorkruist door meerdere doorgaande fietsverbindingen. In paragraaf 5.12 is een kaart opgenomen van Nijmegen met de doorgaande fietsverbindingen.

De infrastructurele aanpassingen aan de hoofdwegenstructuur van de stad worden zodanig ontworpen dat het eenvoudiger wordt om met de fiets van, naar en door Kanaalknoop te fietsen. Doorgaande wegen voor gemotoriseerd verkeer worden zo ingericht dat het fietsverkeer op meerdere plaatsen ongelijkvloers kan kruisen. Daarbij wordt bij voorkeur gekozen voor een inrichting waarbij de fietser op het maaiveld kan blijven fietsen. Daardoor wordt een aangename omgeving gecreëerd voor de fietser.

3.6 Aanpassen planologisch-milieukundige mogelijkheden

Om de ontwikkeling (onder andere woningbouw) in Kanaalknoop Zuid mogelijk te maken is het nodig om deels de planologische milieukundige mogelijkheden van de gronden in de omgeving aan te passen. Het betreft onder andere de verlaging van planologische milieucategorieën.

Milieucategorieën worden vastgelegd in een bestemmingsplan (categorieën 1 t/m 6). In het geldende bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' is vastgelegd dat ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg bedrijven kunnen worden gevestigd t/m milieucategorie 3.2, voor zover deze bedrijven zijn genoemd in de bij het betreffende bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Als in een bestemmingsplan ter plaatse van een perceel de vestiging van een categorie 3.2-bedrijf planologisch mogelijk is gemaakt, betekent dat niet dat alle typen bedrijven in die categorie zich daar ook daadwerkelijk kunnen vestigen. De huidige naastgelegen (milieu)gevoelige functies (o.a. woningen en maatschappelijke functies) kunnen de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten beperken in het milieuspoor. Dat is in de bestaande situatie het geval.

Mogelijke belemmerende factoren: de maximale geluidruimte (in verband met het geluidgezoneerde industrieterrein) waardoor bedrijven elkaar ook beperken, de bedrijfswoningen van derden (met uitzondering van het aspect geluid op een geluidgezoneerd industrieterrein), de huidige naastgelegen (milieu)gevoelige functies (onder andere woningen en maatschappelijke functies), regelgeving Wnb (stikstof), regelgeving Activiteitenbesluit, regelgeving Best Beschikbare Technieken BBT, regelgeving externe veiligheid.

Ondanks dat op het bedrijventerrein in de directe omgeving van het plangebied planologisch maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan, hebben verreweg de meeste huidige bedrijven een lagere milieucategorie.

Bij functiescheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies kan worden uitgegaan van richtafstanden, die zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Een bedrijf kan een richtafstand hebben in het kader van onder andere geluid, geur of gevaar. Op basis van de grootste richtafstand wordt de milieucategorie bepaald.

Bij het bepalen van de richtafstand wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonwijken of een gemengd gebied. Een rustige woonwijk is een gebied waar bedrijfsmatige functies en infrastructuur grotendeels ontbreken. Gebieden met veel verschillende functies en gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen worden tot het omgevingstype gemengd gebied gerekend. Kanaalknoop Zuid kan worden gekenmerkt als een gemengd gebied met veel bedrijvigheid en nabij hoofdinfrastructuur. Aangezien sprake is van veel activiteiten binnen een relatief klein gebied, kunnen de richtafstanden die horen bij het omgevingstype rustige woonwijk in de voorliggende situatie met één afstandsmaat worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt daarom uitgegaan van de richtafstanden voor een gemengd gebied. In de onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven:

Milieucategorie   Richtafstand tot gemengd gebied (m)  
1   0  
2   10  
3.1   30  
3.2   50  
4.1   100  
4.2   200  
5.1   300  
5.2   500  
5.3   700  
6   1.000  

In voorliggend bestemmingsplan worden de maximale planologische milieucategorieën gewijzigd van de gronden waarop de volgende bedrijven gevestigd zijn:

Bedrijf   Planologisch huidig   Planologisch nieuw  
Archeologisch depot   Bedrijventerrein: functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen + 3.2   Bedrijventerrein: functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen + 1, 2, 3.1, 3.2  
Brandweerkazerne   Bedrijventerrein: functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen + 3.2   Bedrijventerrein: Brandweerkazerne + functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen + 2, 3.1, 3.2  

Bestaande bedrijvigheid in relatie tot de nieuwe planologische regeling:

  • Archeologisch depot: Het archeologisch depot (met hoofdzakelijk opslag) valt nog steeds binnen 'functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen'. Daarnaast is een maximale milieucategorie van 1, 2, 3.1 of 3.2 opgenomen, afhankelijk van de afstand tot de bestemming 'Gemengd'. De maximale milieucategorie is niet relevant/bepalend voor het depot, maar enkel voor eventuele andere bedrijfsactiviteiten.
  • Brandweerkazerne Nijmegen-West: Volledigheidshalve is voor de brandweerkazerne een specifieke functieaanduiding opgenomen, naast 'functies behorende tot het openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen'. Daarnaast is een maximale milieucategorie van 2 of 3.1 opgenomen, afhankelijk van de afstand tot de bestemming 'Gemengd'. De maximale milieucategorie is dan niet relevant/bepalend voor de brandweerkazerne, maar enkel voor eventuele andere bedrijfsactiviteiten.

Ook in de nieuwe situatie passen de bestemmingen nog steeds bij de bedrijven in kwestie, waardoor deze niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en zij nog steeds uitbreidingsmogelijkheden hebben (mits de overige (bestemmingsplan)eisen dat uiteraard toelaten, zoals bouwhoogtes en bouwvlakken).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid en -wetgeving

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze visie is door het Rijk vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie van het Rijk op het gebied van ruimte en mobiliteit in beeld gebracht. Op de geformuleerde 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven wil het Rijk (net als nu) sturen een richting geven. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  • 1. ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel bevorderen;
  • 3. zorgen voor sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. stimuleren van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw.

Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Bij het maken van beleidskeuzes dient uit te worden gegaan van een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving. Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in dat ontwikkeling van de leefomgeving samen gaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.

De grote opgaven op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwekking van duurzame energie, worden door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. Voor zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk, waaronder de regio 'Arnhem Nijmegen Food Valley', hebben Rijk en regio samen verstedelijkingsstrategieën opgesteld, zie ook 4.3.2. Het grootste deel van de nationale woningbouwopgave tot 2040 wordt gerealiseerd in deze zeven regio's.

Woondeal 2.0 Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen

De gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, (Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar), Provincie Gelderland en het Rijk - via de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - werken samen aan de woningmarktopgaven in de Groene Metropoolregio.

In 2020 zijn gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio's met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt; versterkte samenwerking tussen regio(gemeenten), Provincie en Rijk is nodig ten behoeve van een passende bijdrage van iedere gemeente aan deze opgave. Landelijk is sindsdien de opgave steeds manifester geworden. Nationaal wordt daarom ingezet op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, met als streven dat hiervan minimaal 2/3 deel betaalbaar is. In vervolg op deze nationale ambitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Gelderland over de realisatie van 100.000 woningen tot en met 2030. Dit krijgt nadere invulling via deze woondeal.

Het partnerschap is vastgelegd in de woondeal uit 2020. Marktpartijen en woningcorporaties hebben hun ondersteuning hierbij uitgesproken

In Nijmegen zijn er in het kader van de 'Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX)' twee grootschalige woningbouwlocaties aangewezen: Nijmegen Stationsgebied en Nijmegen Kanaalzone. In de woondeal uit 2020 staat een omschrijving van de gebieden en de opgaven. Nijmegen Kanaalzone betreft meerdere bestaande wijken en bedrijfsterreinen langs het Maas- Waalkanaal, waarbij de grootste transformaties in Winkelsteeg en Dukenburg plaatsvinden. Vanuit het Mobiliteitsfonds is tijdens het bestuurlijk overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) Oost 2022 een reservering gedaan voor een taakstellende bijdrage voor mobiliteitsmaatregelen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Electriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Binnen het Barro en de bijbehorende Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro) zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot defensieradars. Om zeker te stellen dat deze radars een goed beeld van het luchtruim behouden en dat dit beeld niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord door hoge objecten zijn bouwhoogte beperkingen vastgelegd, die gelden binnen de aangewezen radarverstoringsgebieden.

De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming

Zodra de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro zullen dan worden vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening - Ladder voor verstedelijking

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Per 1 juli 2017 is de Ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd, met als doel deze te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te beperken. Voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om bij uitwerkings- en wijzigingsplannen de laddertoets pas uit te voeren bij de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan. Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan . Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming. Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen. De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

De nieuwe ladder luidt als volgt (artikel 3.1.6 lid 2 Bro): "De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."

4.1.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is overeenkomstig het rijksbeleid, omdat met de herontwikkeling van Winkelsteeg de gemeente Nijmegen bijdraagt aan de ambities van de NOVI. Een van de opgaves in de NOVI is om aansluitend op de woonbehoefte (met name in en bij de stedelijke regio's) woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Nijmegen Kanaalzone, waaronder Winkelsteeg-Noord, vormt een van de veertien grootschalige woningbouwlocaties, die hiertoe zijn aangewezen in het kader van de NOVI.

Het plangebied valt weliswaar binnen het (75 km) radarverstoringsgebied van de radarinstallatie van Herwijnen. Het plangebied ligt echter niet binnen de kern van het radarverstoringsgebied, maar binnen de daaromheen liggende ring. In die ring gelden uitsluitend bouwhoogtebeperkingen voor windmolens. Omdat in voorliggend bestemmingsplan geen windmolens met een dergelijke hoogte mogelijk worden gemaakt, is het bestemmingsplan verder in overeenstemming met het bepaalde hierover in het Barro en Rarro. Met voorliggend bestemmingsplan komen ook geen andere nationale belangen in het geding.

De in voorliggende bestemmingsplan voorziene ontwikkeling betreft een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro hierop van toepassing is. Voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied is een Ladderonderbouwing opgesteld, opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.

De woondruk in de gemeente Nijmegen en omliggende regio is groot. De komende jaren groeit de bevolking en is een toename van de woningvoorraad nodig om in de woningbehoefte te voorzien. De bestaande harde plancapaciteit is onvoldoende om in de behoefte te voorzien. Dit betekent dat er behoefte is aan het toevoegen van woningbouw en het 'hard' maken van zachte plannen. Het voorziet daarmee in een kwantitatieve behoefte. Het totale woonprogramma voorziet tevens in kwalitatieve zin in een behoefte.

Het beoogde werkprogramma sluit eveneens aan bij de behoefte.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld 19 december 2018, in werking getreden 1 maart 2019) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De doelstelling van de "Omgevingsvisie Gaaf Gelderland" is een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Hierbij ligt de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie. De Omgevingsvisie omschrijft de doelstelling als volgt:

  • Gezond: een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, en de bescherming van onze flora en fauna.
  • Veilig: voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En aandacht voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
  • Schoon: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
  • Welvarend: een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen.

Duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie worden in onderlinge samenhang bekeken. Dit resulteert in ambities op het gebied van de energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Deze ambities zijn gerelateerd aan de kerntaken van de provincie. Elke ambitie kent zijn eigen doelstellingen en aanpak.

Voor de uitvoering hanteert de provincie vier 'doe-principes':

  • doen: de provincie kijkt breed met focus en zoekt actief ruimte;
  • laten: de provincie stimuleert niets buiten haar visie;
  • zelf: de provincie neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld;
  • samen: de provincie werkt samen met partners en stimuleert innovatie en kennisdeling.

Bij het ruimtelijke beleid is het provinciaal belang het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van klimaatbestendigheid en behoud van natuur- en landschappelijke kwaliteit. De kwantitatieve regionale opgave bij wonen en werklocaties is eveneens van provinciaal belang. Hiervoor zijn er provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen. De uitwerking van de Omgevingsvisie vindt plaats in sectorale of regionale programma's, waaronder de Regionale Energiestrategieën, Programma Mobiliteit, en Regionale Woonagenda's.

De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat kan anticiperen op ontwikkelingen Een goede balans tussen vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën en specifieke doelgroepen staat voorop. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen en een mooie natuur zijn hierbij ook van belang. Er wordt hierbij gestreefd naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag.

Daarnaast wordt gewerkt aan een gevarieerd aanbod aan goed ontsloten, kwalitatief hoogwaardige, duurzame werklocaties. Het concentreren van economische activiteiten en omvormen van bestaande en leegstaande bedrijvenlocaties heeft daarbij de voorkeur.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (vastgesteld 24 september 2014), inclusief een 8-tal herzieningen (geconsolideerde versie , februari 2022). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

Op het plangebied zijn geen specifieke regelingen uit de Omgevingsverordening van toepassing, behalve dat voor de beleidsvelden wonen, werklocaties, bedrijventerreinen en detailhandel geldt dat ontwikkelingen passend moeten zijn binnen regionaal afgestemde programma's.

Belangrijke provinciale doelstellingen van de regionale woonagenda's betreffen:

  • het energieneutraal en klimaatbestendig maken van nieuwe en bestaande woningen;
  • het bouwen van betaalbare, toekomstbestendige en duurzame woningen met aandacht voor flexibel programmeren en flexibele woonvormen.

Als een ontwikkeling niet past binnen de geldende regionale woon-agenda, kan een bestemmingsplan toch mogelijk worden gemaakt onder de volgende voorwaarden:

  • a. Er wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
  • b. De ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid.
  • c. Er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.
  • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met de ontwikkeling.

Randvoorwaarden voor nieuwe werklocaties betreffen onder meer:

  • Bedrijven die gemengd kunnen worden met andere functies, kunnen een plek krijgen in stedelijke gebieden met gemengde milieus buiten bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen waar dit passend is (denk aan binnensteden, gemengde werklocaties);
  • Een bedrijf moet qua aard en schaal passen bij de omgevingskwaliteiten van de locatie;
  • Een integrale afweging bij de locatiekeuze is noodzakelijk.

4.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat de voorgenomen programmering van het plangebied voorziet in een aantoonbare behoefte, die passend is binnen regionaal afgestemde programma's.

Met het voornemen wordt binnen bestaand stedelijk gebied tegemoet gekomen aan de grote woonbehoefte in de regio. De woningen die ontwikkeld zullen worden geven voor een groot deel antwoord op de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. Het grootste deel van het programma bestaat uit appartementen, waarvan iets meer dan de helft bestaat uit betaalbare huur of koop. Door de herontwikkeling van het gebied wordt de ruimtelijke kwaliteit vergroot en kan worden bijgedragen aan de ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid.

4.3 Regionaal beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionale afstemming in veel gevallen noodzakelijk.

4.3.1 Regionaal programma werklocaties (RPW)

De markt voor bedrijventerreinen, perifere detailhandel en kantoorlocaties is (boven-)regionaal. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om voldoende en geschikte ruimte voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven. De gemeenten in de Groene Metropoolregio maken samen met de provincie Gelderland regionale programmeringsafspraken met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel. Dit Regionaal Programma Werklocaties bevat de keuzes die de gemeenten in de Groene Metropoolregio maken voor het in balans brengen van vraag en aanbod naar werklocaties. Het Regionaal Programma Werklocaties regio Arnhem-Nijmegen 2021-2024 vormt dan ook de kaders voor het regionaal beleid ten aanzien van bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel en is het regionale toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Nieuwe initiatieven en ontwikkelingen worden getoetst aan deze kaders. In het RPW 2021-2024 zijn uitgangspunten opgenomen om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken: hoe kunnen bedrijventerreinen verduurzaamd worden en bijdragen aan de energietransitie. Dit geldt niet alleen voor nieuw te ontwikkelen terreinen maar heeft eveneens betrekking op bestaande bedrijventerreinen.

Uitgangspunten van dit regionaal programma komen neer op het zorgen voor de juiste economische ontwikkeling op de juiste locatie en ruimte geven aan de ontwikkeling van lokale en regionale bedrijvigheid. Hieruit zijn de volgende uitgangspunten voortgekomen:

  • Ruimte voor regionale en lokale initiatieven: ruimte op de meest optimale locatie voor ieder type bedrijvigheid.
  • Balans tussen groei en leefkwaliteit, door samenwerking aan het behoud van de regionale identiteit, ontwikkeling van de regio in de top-sectoren (o.a. health & hightech) en samenwerking aan de koers van de regio ten aanzien van klimaat, energie, economie en leefklimaat.

Volgens dit programma zijn de volgende ontwikkelingen wenselijk:

  • Uitbreiding van bestaande bedrijven op bestaande bedrijventerreinen: indien er geen alternatieve locatie is, kan uitgebreid worden mits deze bedrijven gebonden zijn aan de locatie en er geen planologische bezwaren zijn.
  • Inbreiding en transformatie: de ontwikkeling van een bedrijventerrein dat bijdraagt aan een ruimtelijk gewenste situatie en rekening houdt met verduurzaming, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
  • Nieuwe ontwikkelingen: als in bestaande bedrijventerreinen niet genoeg ruimte gevonden kan worden voor de ruimtebehoefte kunnen plannen voor nieuwe bedrijventerreinen worden ontwikkeld.
  • De Noviotech Campus heeft in de RPW 2021-2024, samen met het Engie-terrein, Innofase, IPKW een bijzondere status gekregen. Dat betekent dat ze buiten de kaders van de bedrijventerreinraming vallen.

Er wordt ingezet op functieverandering van locaties met overaanbod naar gelang de behoefte op de locatie. Dit kan bijvoorbeeld de functie bedrijventerrein (Mercurion) of een campusgerelateerde kantoorfunctie zijn. Met de functieverandering naar een kantoorfunctie gerelateerd aan de campus wordt specifiek gedoeld op de Noviotech Campus op Winkelsteeg.

4.3.2 Verstedelijkingsstrategie groene metropoolregio

Conform de NOVI en Woondeal hebben bestuurders van Rijk en provincie afgesproken een regionale verstedelijkingsstrategie voor de regio Arnhem/Nijmegen/Food Valley op te stellen. Op 1 januari 2021 is de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen van start gegaan. De Groene Metropoolregio Arnhem – Nijmegen is een samenwerking tussen 18 gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen.

Aanleiding voor de strategie is de noodzaak om rond de 100.000 woningen toe te voegen in de regio's Food Valley (40.000 woningen) en Arnhem - Nijmegen (60.000 woningen) tot 2040. Doel van de verstedelijkingsstrategie is om aan te geven waar op de korte (2025), middellange (2030) en lange termijn (2040) de extra woon- en werklocaties in dit gebied gaan komen, gekoppeld aan de andere opgaven die van belang zijn, namelijk verduurzaming van de economie, de bereikbaarheid, versterking van het landschap/de natuur en kwaliteit van de leefomgeving.

De focus voor de toekomstige binnenstedelijke ontwikkeling ligt bij de sleutelgebieden: Foodvalley-Zuid, Arnhem-Oost en Nijmegen-West. De gemeentelijke omgevingsvisie heeft als input gediend voor het verstedelijkingsconcept.

4.3.3 Regionale energie strategie regio Arnhem -Nijmegen RES 1.0

De Regionale Energie Strategie is een meerjarige samenwerking van bestuurders, maatschappelijke partners en inwoners. Er wordt bepaald hoeveel, waar en wanneer hernieuwbare energie gerealiseerd wordt. Ook wordt aangegeven hoe de regio het beschikbare warmteaanbod wil gebruiken voor verwarming in de regio. Vanuit de regio wordt bijgedragen aan klimaatafspraken uit het Interbestuurlijk Programma en het Klimaatakkoord. De ambitie uit het Klimaatakkoord is het duurzaam opwekken van 35TWh nationaal.

In de regio ligt de ambitie om 1,68 TWh duurzaam op te wekken. Dit bestaat uit bestaande projecten (0,05 TWh), projecten die 'in de pijplijn' zitten (0,28 TWh), 'No regrets' (0,67 TWh) en regionale zoekgebieden (0,68 TWh). De energiebehoeften moeten worden gedekt door wind, zon en waterkracht. Het is hierbij belangrijk om de mogelijkheden voor opwekking zoveel mogelijk te benutten, zoals zon op daken, zonneparken. De regio heeft potentie voor de ontwikkeling van warmte-infrastructuur. Er wordt gekeken naar uitbreiding van bestaande warmtenetten en gebruik van restwarmte.

4.3.4 Regionale adaptatie strategie

De zeven gemeenten in het Rijk van Nijmegen en het Land van Maas & Waal hebben in 2019 samen met Waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland een Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. Aanleiding hiervoor was de gezamenlijke stresstest uit 2016/2017 waarbij de belangrijkste kwetsbaarheden voor klimaatverandering in kaart waren gebracht, samen met kansen om hier iets aan te doen. De RAS beschrijft hoe de overheden en andere betrokken partijen ervoor kunnen zorgen dat de regio zich goed en tijdig aanpast aan het veranderende klimaat. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. In de RAS zijn zes actiethema's benoemd om de uitdagingen aan te pakken. De ambitie is om het liefst in 2035 en uiterlijk 2050 een klimaat bestendige regio te zijn.

In de RAS is de volgende missie voorgeschreven:

  • De regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal zet zich in om - bij voorkeur - in 2035, maar uiterlijk in 2050 een klimaatbestendige regio te zijn.
  • In deze regio kunnen mensen veilig en prettig wonen, werken en recreëren.
  • Wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien is tot een minimum beperkt en langdurige droogte zorgt niet tot noemenswaardige problemen voor natuur, landbouw en verkeer.
  • Hittestress bij kwetsbare groepen behoort tot het verleden en vitale, kwetsbare functies kunnen tegen een (extreem weer) stootje.

In 2020 is op basis van de regionale strategie een Regionale Uitvoeringsprogramma (RUP) opgesteld. Met dit RUP geeft de regio samen met de stakeholders invulling aan de RAS voor de komende 4 jaar. Uit de ruim 30 targets zijn negen speerpunten naar voren gehaald, waarmee de regio als eerste aan de slag gaat en de meeste energie op

4.3.5 Conclusie

Het voorgenomen programma is afgestemd met de regio, passend binnen de regionale afspraken en daarmee passend binnen het provinciale beleid.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging'

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen. De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.

De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  • 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad
  • 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen
  • 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente
  • 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0004.png"
4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

  • 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  • 2. Sociale en gezonde stad
    Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.
  • 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  • 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

8 richtinggevende keuzes

De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

  • 1. Compacte, dynamische stad:
    Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening. Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen.
    Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.
    Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.
  • 2. Toekomstbestendige wijken
    Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.
  • 3. Groene, gezonde stad

We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.
Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we onder andere een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau. In de wijk zijn er centraal gelegen groene ontmoetingsplekken voor jong en oud waar onder andere gespeeld, gesport en ontmoet kan worden.

  • 4. Duurzame mobiliteit
    In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer.

Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.

  • 5. Energieopgave
    Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.
  • 6. Groter centrumgebied

De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.

  • 7. Sterke campussen

De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Noviotech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

  • 8. We omarmen het kanaal
    We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

De ontwikkeling past binnen en voldoet aan de richtinggevende keuzes 1, 2, 3, 5 en 8.

4.4.2 Coalitieakkoord 2022-2026, Ons Nijmegen, stad van iedereen

De afgelopen jaren is al gewerkt aan een mooier, schoner, veiliger, duurzamer, groener en prettiger Nijmegen. Die lijn houden we vast. Met extra stappen en daadkracht waar dat kan. Dat doen we niet alleen, maar met de stad

We gaan de stad nog meer vergroenen, onder meer door veel nieuwe bomen te planten. Daardoor is er meer schaduw en minder hitte in de stad en voelen meer diersoorten zich er thuis. Ook doen we extra ons best om de luchtkwaliteit verder te verbeteren. We willen in 2045 energieneutraal en aardgasvrij zijn. We bouwen in Nijmegen tot 2040 15.000 nieuwe woningen. Die komen voor een groot deel in het Stationsgebied, Winkelsteeg/Kanaalzone, Waalsprong en Waalfront en op vrijkomende locaties in de stad. Van die woningen wordt tweederde betaalbare koop en huur. Nijmegen is een snelgroeiende stad die we voor iedereen bereikbaar willen houden. Daarom geven we meer ruimte aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. We zorgen voor goede doorstroming van het verkeer, dat geeft ook schonere lucht. We investeren in het erfgoed dat Nijmegen uniek maakt als oudste stad van Nederland. We hebben een hardwerkende MKB-sector: starters, groeiende en gevestigde ondernemers geven we allemaal ruimte. We willen dat zij kunnen uitblinken en de omslag naar een circulaire productie en dienstverlening kunnen maken. We gaan de komende jaren fors extra investeren, in wonen, klimaat, energietransitie, bereikbaarheid, luchtkwaliteit en zorg en welzijn voor de mensen die dat nodig hebben. We zullen er alles aan doen om Nijmegen nog mooier, groener en socialer te maken, samen met iedereen in deze prachtige stad.

4.4.3 Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid

Als uitwerking van de Omgevingsvisie heeft het college op 1 juni 2021 het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld.

In de Omgevingsvisie 2040 is aangegeven dat in de zoektocht naar ruimte voor de extra te creëren banen en woningen, de Kanaalzone-Zuid een belangrijke kans biedt. Dit is tevens opgenomen in de in maart 2020 getekende Woondeal Regio Arnhem Nijmegen. Daarnaast is het gebied binnen de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), benoemd als zoekgebied voor grootschalige ontwikkellocaties.

Het ambitiedocument Kanaalzone-Zuid schetst de overkoepelende visie die richting geeft aan de diverse deelgebieden en de fysieke, programmatische en organisatorische samenhang. Daarnaast vormt het een overkoepelend kader voor de ontwikkelvisie Winkelsteeg (zie 4.4.4) waar via transformatie naast extra werkgelegenheid ook woningen en voorzieningen kunnen worden toegevoegd.

De belangrijkste elementen van de nieuwe koers, bezien vanuit het overkoepelende niveau van de Kanaalzone-Zuid, zijn:

  • programmatische en ruimtelijke kaders;
  • afstemming over de woningmarkt;
  • sociaal-economische en maatschappelijke vraagstukken integraal aanpakken;
  • Winkelsteeg als economische impuls.
4.4.4 Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035

Naast het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid heeft het college op 1 juni 2021 ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld als uitwerking van de Omgevingsvisie.

Nijmegen kiest ervoor om te blijven groeien, in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. In de Omgevingsvisie 2040 ‘Nijmegen stad in beweging’ is aangegeven dat in de zoektocht naar ruimte voor groei, de zone aan de oevers van het Maas-Waalkanaal de zgn. Kanaalzone en daarbinnen Winkelsteeg een belangrijke rol gaan spelen. Dit is ook opgenomen in de in maart 2020 getekende Woondeal regio Arnhem-Nijmegen en de nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Winkelsteeg biedt naast een toevoeging van woningen en banen, ook kansen om een stap te zetten naar een meer vitaal en verbonden Nijmegen West. De ontwikkeling van Winkelsteeg draagt bij aan het verbinden van de oevers van het kanaal.

Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 bevat de overkoepelende visie die richting geeft aan de ontwikkeling van Winkelsteeg en benoemt de fysieke, programmatische en organisatorische samenhang waar dat nodig is. Tevens schetst het ook de richting voor de eerste grote (fysieke) ontwikkelingen binnen Winkelsteeg. Zo vormt het een overkoepelend kader voor de ontwikkeling van Winkelsteeg dat zal aangeven hoe via transformatie (gefaseerd) meer arbeidsplaatsen en meer woningen gerealiseerd kunnen gaan worden.

4.4.5 Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025

In samenhang met de Nijmeegse Omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.

Ondanks de relatief hoge bouwproductie is het woningtekort opgelopen en uit recente prognoses blijkt dat Nijmegen op korte én lange termijn doorgroeit. Om dit te realiseren vergroot Nijmegen de plancapaciteit naar 130% en past het programma aan op de prioritaire doelgroepen. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.

Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten.

De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten.

In Nijmegen bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn. Een paar procent van de woningzoekenden zoekt woonruimte waarbij men voorzieningen in de woning deelt met andere mensen uit een woongroep. In de koopsector bijvoorbeeld via collectief particulier opdrachtgeverschap. Of in de huur via een woonvereniging.

4.4.6 Economische visie Kans voor Nijmegen 2020-2025

Het versterken van de economische veerkracht van de stad Nijmegen en haar inwoners is één van de hoofdopgaven van de gemeente Nijmegen. Het belangrijkste doel van deze economische visie is het creëren van banen op alle niveaus. De ambitie is om in 10 jaar 10.000 extra banen te creëren en het ecosysteem in stad en regio te versterken.

In tegenstelling tot veel andere gemeenten in Gelderland blijft Nijmegen in aantal inwoners de komende jaren toenemen. Deze groei van inwoners vraagt om groei van het aantal banen. Nijmegen wil bedrijven voor de regio behouden en ondersteunen in hun groei èn ruimte bieden zodat nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen. Nijmegen heeft een positief ondernemersklimaat met financieel gezonde en hoogwaardige bedrijven. De stad kan bouwen op sterke economische sectoren als stuwende economische kracht. Nijmegen ligt bovendien strategisch, heeft een aantrekkelijke historische binnenstad en ligt in een prachtige groene omgeving aan de rivier. De belangrijkste sectoren voor de stad zijn Health & High Tech, MKB/Zakelijke Dienstverlening en Logistiek. Health en High Tech zijn economisch krachtige sectoren en onderscheidend. Daar horen aantrekkelijke campussen (Noviotech Campus en campus Heijendaal) bij. Nijmegen is voor de logistieke sector goed gelegen tussen de Randstad en het Ruhrgebied. De Waal, de A15 en de Betuweroute zijn gunstige vestigingsplaatsfactoren. Logistiek is belangrijk voor Nijmegen én de regio. De afgelopen jaren is Bijsterhuizen succesvol ontwikkeld tot een logistiek en gemengd bedrijventerrein, een belangrijke bron van werkgelegenheid. Het op peil houden van de kwaliteit van het vestigingsklimaat en daarbinnen de werklocaties is belangrijk.

Detailhandel

Het gewenste winkelprogramma voor een nieuwe ontwikkeling wordt bepaald aan de hand van het koopgedrag van consumenten. Er zijn drie verschillende soorten koopgedrag te onderscheiden: recreatief winkelen, doelgericht winkelen en dagelijkse boodschappen. Bij recreatief winkelen gaat het er om dat bezoekers producten goed kunnen vergelijken (denk aan kleding, schoenen etc.). De centra in Nijmegen die voornamelijk gericht zijn op recreatief winkelen en waar het primaat ligt voor het niet-dagelijkse aanbod, zijn de binnenstad en het Stadsdeelcentrum Dukenburg. Door online winkelen en veranderend koopgedrag, staat de retailsector onder druk. Vandaar dat heel terughoudend wordt omgegaan met het toevoegen van nieuwe winkelmeters gericht op recreatief winkelen. Dit geldt ook voor Winkelsteeg, vanwege de ligging in de directe nabijheid van het stadsdeelcentrum Dukenburg.

Zoals aangegeven in de gemeentelijke detailhandelsstructuurvisie is voor de dagelijkse boodschappen in Nijmegen een fijnmazige winkelstructuur opgezet. Bewoners uit Winkelsteeg kunnen hiervoor terecht in de omliggende wijken, bijvoorbeeld bij het buurtwinkelcentrum de Notenhout in Neerbosch-Oost, winkelcentrum Hatert en bij de AH XL aan de st. Jacobslaan. De spil in deze centra zijn de supermarkten. Om voldoende draagvlak te houden voor deze kleinere winkelcentra, is het van belang dat er voldoende draagvlak voor de supermarkten blijft. Het aanwezige aanbod bevindt zich op 1 tot 2 km afstand, wat neerkomt op 5-10 minuten fietsen of 10-20 minuten lopen. Echter, afhankelijk van de locatie kan de loopafstand naar omliggende buurtwinkelcentra relatief lang zijn voor de dagelijkse boodschappen. Doordat het inwoneraantal in Winkelsteeg de komende jaren zal toenemen is er een beperkte uitbreidingsruimte voor de dagelijkse boodschappen. Dit kan ingevuld worden met een kleine stadssupermarkt of door de verplaatsing van een van de supermarkten in de omliggende wijken, aangevuld met een beperkt aantal voorzieningen. Om dit te bereiken, zullen de randvoorwaarden voor een goed functioneren van dergelijk aanbod geschapen moeten worden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een goede bereikbaarheid, voldoende en goede parkeermogelijkheden en passende combinaties met andere winkels en voorzieningen.

Bij doelgericht winkelen gaat het om snel met de auto, gericht, veelal volumineuze artikelen, aan te schaffen. Denk aan artikelen die worden aangeboden bij bouwmarkten, tuincentra en meubelzaken. Voor dergelijke artikelen kunnen bewoners terecht bij de in het gebied aanwezige bouwmarkt en de Woonboulevard Novium. Voor het vestigen van deze grotere PDV-winkels zijn in het RPW afspraken gemaakt in de regio. De toevoeging van grootschalige winkels binnen Winkelsteeg is niet passend binnen deze afspraken.

Productie gebonden en ondergeschikte detailhandel

Productie gebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij productie-, ambachtelijke-, reparatie- en handelsbedrijven is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er (nagenoeg uitsluitend) producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  • ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  • de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte; de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  • de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  • voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

Horeca

In de "Horecanota Gastvrij Nijmegen" zijn beleidslijnen opgenomen voor het toestaan van nieuwe horeca. De volgende beleidslijnen zijn van toepassing. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor, maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijk verrijking van hun wijk. Nieuwe horeca kan in de wijken worden toegestaan op voorwaarden dat deze kleinschalig van aard is en aanvullend op het reeds aanwezige aanbod.

De mix van woon-werk in Winkelsteeg is kansrijk voor de horeca, enerzijds kan het een plek zijn voor ontspanning en vermaak, anderzijds een plek waarin gewerkt kan worden. De multifunctionaliteit is belangrijk voor de horeca in het gebied, aangezien het zich hiermee kan onderscheiden tegenover de bestaande horeca in bijvoorbeeld de binnenstad van Nijmegen. Voor de horeca in Winkelsteeg is vooral draagvlak voor een ontmoetingsfunctie. Te denken valt aan cafés, koffiebars, lunchrooms en restaurants. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het mogelijk nieuwe horeca toe te staan. Nieuwe horeca in nog te ontwikkelen gebieden komt tegemoet aan de behoefte bij de nieuwe bewoners.

Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kent Nijmegen ook ondersteunende horeca. In een ondersteunende horecagelegenheid wordt een beperkt deel van het totale oppervlak gebruikt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes, waar mensen betaald iets kunnen consumeren. Het gaat om een functie met (planologisch) een andere hoofdfunctie dan horeca. Voorbeelden zijn een boekenwinkel met een koffiecorner of een museum met een restaurant.

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende voorwaarden:

Ondersteunende horeca in de wijk bij bestemming*:  
  food-detailhandel   non-food detailhandel   Bijzondere, maatschappelijke doeleinden en recreatieve doeleinden  
oppervlakte   20 m2 / max. 25% vvo   50 m2 / max 25%   max. 10% (bijzondere doeleinden)
max. 12% (sporthallen)
sportveld** 150 m2, plus per extra veld 75m2, met max. van 375 m2  
per bouwblok   max. 1 bedrijf   max. 1 bedrijf   n.v.t.  
per straatzijde   max. 1 bedrijf   nvt   n.v.t.  

* bron: Beleidsnotitie Ondersteunende horeca, najaar 2001

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. Voor de binnenstad zijn inmiddels de voorwaarden voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad ook aangepast.

In artikel 19.5 van de regels zijn nadere voorwaarden opgenomen die van toepassing zijn op ondersteunende horeca.

Kantoren

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt voor het toestaan van grootschalige kantoorontwikkelingen (RPW). Conform deze afspraken zijn er in Nijmegen alleen grote kantoorunits toegestaan in de directe omgeving van het Centraal Station en Station Lent. Ondersteunende kantoren bij bedrijvigheid vallen hier niet onder.

Consumentgerichte dienstverlening

Binnen de ontwikkeling van Winkelsteeg is er draagvlak voor het toevoegen van consumentgerichte dienstverlening zowel voor diensten gericht op de uiterlijke verzorging als ambacht en vakmanschap. Bij diensten kan men denken aan kapper, nagelstudio, reisbureau, uitzendbureau, trimsalons, personal trainers, dieet/lifestyle coaches, etc. Voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid kan men denken aan maakindustrie (bijvoorbeeld fietsenmaker, meubelmaker, lijstenmakerij), reparatieservices (kleding, fietsen, etc.) en ambachten (bijvoorbeeld koffiebranderij, bierbrouwerij, ijsmaker) en cursussen workshops (kookstudio, werkateliers).

Vrijetijdsactiviteiten/leisure

Onder vrije tijd wordt de tijd verstaan die overblijft naast verplichte activiteiten als werk en studie. Mensen willen hun vrije tijd veelal op een nuttige en vooral leuke manier opvullen. Leisure is een overkoepelende term voor alle vrijetijdsvoorzieningen op het terrein van ontspanning, cultuur, sport en evenementen. De vrijetijdsbesteding van mensen is met de toename van de welvaart steeds belangrijker geworden. Iedereen heeft eigen voorkeuren. Vandaar dat er voldoende ontwikkelruimte beschikbaar moet zijn, zeker voor ontwikkelingen met een meerwaarde voor de verzorgingsstructuur.

Evenementen

De gemeente Nijmegen heeft het "Locatie gebonden evenementenbeleid" opgesteld. Doel van dit beleid is om voor een aantal veelgebruikte evenementenlocaties tot locatieprofielen te komen, die recht doen aan de wensen van organisatoren van evenementen (bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden en faciliteiten per locatie), maar ook een zorgvuldige afweging van belangen van en consequenties voor de omgeving. In Winkelsteeg zijn geen evenementenlocaties waarvoor een profiel is opgesteld. Wel heeft het gebied een functie op het gebied van evenement parkeren voor het naastgelegen evenementenlocatie in het Goffertpark.

Daarnaast is in de "Beleidsregels Geluid bij evenementen in de openlucht 2018" voor een aantal evenementenlocaties een maximaal aantal geluidpunten per kalenderjaar vastgesteld.

4.4.7 Gezondheidsagenda Nijmegen 2021-2024

In de gezondheidsagenda staat de ambitie centraal om gezondheidswinst te creëren voor alle Nijmegenaren. Dit vraagt om een integrale aanpak van verschillende programma's om daarmee alle doelgroepen aan te spreken. Hierbij gelden vier uitgangspunten:

  • 1. Brede benadering vanuit positieve gezondheid: bij positieve gezondheid wordt gezondheid breder beschouwd: naast lichamelijke gezondheid ook mentale gezondheid, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren. Ze dragen allemaal bij aan de algehele gezondheid en verdienen dus allemaal aandacht.
  • 2. Iedereen doet mee: niet iedereen heeft vanaf de geboorte gelijke kansen op gezondheid. Daarom wordt gestreefd naar brede inwonersparticipatie waarbij iedereen kan meedoen, waarbij oog is voor degenen die specifieke ondersteuning nodig hebben.
  • 3. Het goede voorbeeld geven: de gemeente wil het goede voorbeeld geven door gezondheid en vitaliteit van mensen terug te laten komen in de sociale en ruimtelijke programma's. Deze dienen bij te dragen aan de gezondheidswinst, en moeten stimuleren om hieraan mee te doen.
  • 4. Preventiestructuren verder versterken en verbinden: door wijkgericht te werken aan gezondheidsvraagstukken en initiatieven te stimuleren met bijvoorbeeld subsidies.
  • 5. Een gezonde leefomgeving is één van de zeven speerpunten van de gezondheidsagenda. Doel is om een leefomgeving te creëren die de inwoner beschermt en tevens bijdraagt aan de gezondheid van de inwoners. Dit betekent dat we een toegankelijke aantrekkelijke openbare ruimte willen die uitnodigt tot spelen, bewegen en ontmoeten. Dat we een kwalitatief en robuust groen en blauw netwerk hebben voor mens en dier. En dat we veilige en leefbare wijken hebben die aansluiten bij de behoeften van de inwoners.
4.4.8 Sport- en beweegnota 2022

Nijmegen heeft de ambitie dat iedere Nijmegenaar een leven lang met plezier kan sporten en bewegen. We streven naar inclusie, waardoor iedereen naar eigen vermogen mee kan doen. Een drietal uitgangspunten staan centraal:

  • 1. De hardware: de fysieke (sport) infrastructuur werk faciliterend.

De hardware bestaat uit de totale fysieke (sport) infrastructuur die voor iedereen toegankelijk is. Dit betekent dat we in Nijmegen streven naar een fysieke basis die op orde is en dit vanuit de gemeente faciliteren en/of hiervoor samenwerken met andere partijen binnen de sport- en beweegsector. Dit vraagt enerzijds om te blijven investeren en faciliteren in duurzame, multifunctionele binnen- en buitensportaccommodaties. Anderzijds vraagt dit om een uitdagende, beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte. Binnensportaccommodaties en buitensportaccommodaties moeten bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor iedere inwoner van de stad. We hebben hierbinnen een focus op spreiding, duurzaamheid, multifunctionaliteit en innovatie.  De kaders zijn hiervoor vastgelegd in de nota buitensportaccommodatiebeleid (2018-2022) en de nota binnensportaccommodatiebeleid (2021) waarbij uitgangspunt is dat de omvang van het huidige areaal van sportaccommodaties ook in de toekomst minimaal noodzakelijk blijft. Zoals in het coalitieakkoord opgenomen kijken we ook naar mogelijkheden om sportaccommodatie multifunctioneel in te zetten voor ontmoeting.

  • 2. De software: het inclusief sport- en beweegaanbod

Naast een sterke sport- en beweeginfrastructuur is de sportstimulering- en activering minstens net zo belangrijk. Gezamenlijk met onze partners oriënteren we ons op succesvolle (erkende) sport- en beweeginterventies en sportstimuleringsactiviteiten die aansluiting vinden bij de wensen en behoeften van het individu en de sportaanbieders. Daarnaast is begeleiding, coaching, communicatie en voorlichting net zo belangrijk om te enthousiasmeren en motiveren.

  • 3. De orgware: het proces om te komen tot succes.

We hebben te maken met een veelzijdig en complex netwerk. We gaan door met het verder versterken van de samenwerking. Dat wil zeggen dat we de aanwezige orgware (zoals buurtbewoners, (informele) sportaanbieders, kinderopvang en het onderwijs, welzijnswerk, kenniscentra, de buurtsportcoach en projectontwikkelaars) meer effectief willen inzetten en benutten. Uiteindelijk met als doel om ervoor te zorgen dat het potentiéle sport- en beweeggedrag gemaximaliseerd kan worden. Als basis hanteren we hiervoor de wijkgerichte benadering.

4.4.9 Nijmegen Goed op Weg

In de nota 'Nijmegen goed op weg' heeft Nijmegen haar ambities voor mobiliteit voor de periode 2019 tot 2030 vastgelegd. Deze nota is vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 25 september 2019. Regionale samenwerking is hierbij essentieel om de bereikbaarheid van Nijmegen en van de regio Arnhem Nijmegen te verbeteren. Alleen op die manier kunnen we ervoor zorgen dat we regionaal, nationaal en internationaal bereikbaar blijven. Daarom wordt intensief samengewerkt met regio, provincie en rijk.

De verwachting is dat het aantal inwoners van Nijmegen fors blijft groeien. Ook het aantal banen zal meegroeien, naar verwachting met 10.000 extra banen de komende 10 jaar. Extra mensen betekent ook extra verplaatsingen. Extra verplaatsingen betekent extra druk op de soms toch al volle bestaande wegen, fietspaden, bussen en treinen. Dit betekent niet alleen dat - zonder extra maatregelen - de bereikbaarheid van Nijmegen onder druk komt te staan, maar ook dat we steeds meer de negatieve kanten van de mobiliteit gaan ervaren, denk aan geluidshinder, slechte luchtkwaliteit of verkeersonveiligheid. De ruimtelijke opgaven van Nijmegen hierbij zijn dat de stad aantrekkelijk, duurzaam, economisch veerkrachtig en sociaal en gezond wil zijn.

De ruimtelijke mogelijkheden in de stad om de mobiliteitsgroei te faciliteren zijn echter beperkt. Waar in het verleden vooral werd gewerkt aan uitbreiden van de infrastructuur ligt het accent nu meer op het efficiënter benutten van de bestaande infrastructuur. In het ambitiedocument Nijmegen Goed op Weg wordt hierbij de verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in de stad.

De gemeente Nijmegen richt zich de komende jaren op het slimmer en doeltreffender gebruiken van bestaande verkeersnetwerken. Om de groei van de stad te faciliteren wordt ingezet op de meest duurzame en ruimte-efficiënte vervoermiddelen: lopen, fiets en OV. Ze wil het gebruik van deelauto's stimuleren en de fiets voor korte afstanden. Ook is er meer aandacht voor voetgangers en wordt nieuwe technologie gebruikt om het verkeer zo slim mogelijk door of om de stad te leiden. Er komt extra aandacht voor duurzaam vervoer, verkeersveiligheid en mobiliteitsknooppunten.

Langzaam verkeer

We gaan uit van het principe, waarbij we bij ontwikkelingen in de stad eerst kijken naar voetgangers (stappers) en fietsers (Trappers) en dan OV, deelmobiliteit en dan de auto. Als stad werken we samen in de City Deal Ruimte voor Lopen, waar we samen met andere gemeenten de aandacht voor voetgangers en het belang van goede inrichting in de stad willen verhogen. Voor de gemeente Nijmegen zal dit onder andere resulteren in een loopagenda met concrete acties rondom in ieder geval OV knooppunten en binnenstad.

Nijmegen is een fietsstad bij uitstek. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de fiets. Er zijn verschillende regionale en lokale (snelle) fietsroutes aangelegd en het aantal stallingen in de binnenstad is uitgebreid. We zien dat het fietsgebruik binnen de gemeente Nijmegen mede door het ingezette beleid is toegenomen. Deze lijn willen we behouden en uitbreiden. Daarnaast zien we een toename van de typen fietsen: e-bikes, speedpedelecs, krat- en bakfietsen zorgen voor meer diversiteit op het fietspad. Binnen het samenwerkingsverband van ambitieuze fietssteden (F10) hebben we de ambitie uitgesproken om het fietsgebruik met 20% te laten groeien (in de periode 2017 - 2027).

Om de groei te faciliteren zal er niet alleen aandacht zijn voor de uitbreiding van het fietsnetwerk maar ook voor de kwaliteit en breedte van de huidige fietsroutes. In regionaal verband is een fietsvisie opgesteld. In deze fietsvisie wordt aangegeven welke nieuwe netwerken wenselijk zijn. Ook staat beschreven waar kansen liggen voor optimalisatie van huidige routes of aantakking op andere routes of overstappunten. Tot slot faciliteren we extra fietsparkeervoorzieningen, bijvoorbeeld door het creëren van stallingsruimte voor fietsen binnen parkeergarage Kelfkensbos. Naast infrastructurele aanpassingen wordt er vanuit de fietsvisie gewerkt aan een aanvullende gedragsaanpak om fietsgebruik te stimuleren maar ook om de verkeersveiligheid en het fietscomfort te vergroten.

Gegeven de groei van het fietsverkeer en de steeds grotere diversiteit in typen fietsen wordt het steeds wenselijker om de breedte van fietspaden daarop aan te passen. In lijn met het verkeersbeleid en het streven naar een duurzame stad is het daarom wenselijk om planologisch mogelijk te maken dat de smalle fietspaden langs de Stationsstraat (op termijn) worden verbreed.

Openbaar vervoer

De provincie Gelderland is opdrachtgever van het openbaar vervoer. De regio Arnhem en Nijmegen is continu met de provincie in overleg om tot een optimaal busnetwerk te komen. Op het gebied van openbaar vervoer heeft de gemeente in 2019 het 'Toekomstbeeld stedelijk openbaar vervoer Arnhem en Nijmegen' vastgesteld. Belangrijke uitgangspunten hierin zijn:

  • Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV); HOV – corridors tussen het Centraal Station Nijmegen en de omliggende kernen en tussen het Centraal Station Nijmegen en Heyendaal. HOV-lijnen zijn gestrekte routes en zijn meer gericht op verbinden dan op ontsluiten. HOV bussen rijden frequent (minimaal zes keer per uur in de stad in de spits), hebben betrouwbare snelle reistijden en goede haltevoorzieningen. Door Nijmegen zijn acht HOV-lijnen voorzien, die verder worden uitgewerkt door de provincie Gelderland.
  • Goede verbinding station en centrum; Elke wijk rechtstreeks met het station en/of centrum verbinden met een frequentie van minimaal twee keer per uur.
  • Flexibel OV systeem; flexibele OV systemen als aanvulling op en eventueel als vervanging van bussen als het aantal reizigers te laag is voor regulier OV.

De bovenstaande uitgangspunten verbeteren de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het busvervoer in onze stad, met als gevolg meer busreizigers. Dit draagt bij aan onze vier grote opgaven (aantrekkelijke stad, duurzame stad, sociale en gezonde stad, economisch veerkrachtige stad). Vanuit het thema sociale stad wordt tevens gekeken of flexibel openbaar vervoer, binnen bepaalde wijken of voor bepaalde doelgroepen een aanvulling kan zijn op het bestaande vervoersaanbod.

Expeditieverkeer

De groeiende stroom aan logistieke voertuigen zorgt voor drukke straten en voor luchtvervuiling. Om de luchtkwaliteit te verbeteren wordt gestreefd naar verschoning van het goederen vervoer zowel over de weg als over het water.

Parkeren

Het parkeerbeleid is ondersteunend aan de visie op mobiliteit. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning binnen het plangebied wordt het benodigde aantal parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie berekend aan de hand van de “Beleidsregels Parkeren 2022“ , vastgesteld 8 april 2022. In het parkeerbeleid wordt nadere invulling gegeven aan de ambities uit de Omgevingsvisie en Ambitiedocument. Zo worden bij de ontwikkeling van objecten lagere parkeernormen en ritgeneratie voor de auto gehanteerd, ten opzichte van die uit de geldende gemiddelde CROW-richtlijn. Voor de berekeningen is bepalend dat de gemeente Nijmegen stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk” heeft.

Conclusie

Op basis van de nota Nijmegen Goed op Weg zal er in en rond het plangebied ingezet worden op het versterken van de infrastructuur en verbindingen (auto, fiets, OV) om toekomstige groei van verkeersstromen in goede banen te leiden. Tevens moet dit een stimulans zijn voor het plangebied, dat is aangeduid als belangrijk groot werkgelegenheidsgebied.

In de plannen van het gebied van het bedrijventerrein en zijn omgeving wordt de infrastructuur aangepakt, zo ook voor het langzaam verkeer. In het bestemmingsplangebied zullen langzaamverkeerroutes mogelijk worden gemaakt en kunnen deze ook (op termijn) verbreed worden.

4.4.10 Erfgoedstrategie Nijmegen 2020

Op 23 september 2020 stelde de gemeente Nijmegen de 'Erfgoedstrategie Nijmegen 2020' vast. De Erfgoedstrategie gaat over zowel bovengronds als ondergronds erfgoed (cultuurhistorie en archeologie). De Erfgoedstrategie legt het accent op bescherming en instandhouding, en op kennis en inspiratie. De gemeente Nijmegen wil de identiteit en eigenheid van de stad zo veel mogelijk behouden en versterken. Cultureel erfgoed draagt hier in grote mate aan bij, of het nu gaat om een gebiedsontwikkeling zoals bijvoorbeeld het Waalfront of het Valkhofkwartier of om het beleefbaar maken van het UNESCO Werelderfgoed van de Limes. Het laat zien dat de geschiedenis leeft in Nijmegen.

De gemeente Nijmegen zet in op een drietal opgaven:

  • Een betere instandhouding en bescherming van ons erfgoed;
  • Een krachtiger publieksbereik;
  • Profilering als oudste stad in het algemeen en het beleefbaar maken van de Romeinse Limes in het bijzonder.

In paragraaf 5.10 van deze toelichting is nader ingegaan op archeologie en in paragraaf 5.11 op cultuurhistorie.

4.4.11 Cultuurbeleid

Nijmegen is een aantrekkelijke stad met een levendig cultureel klimaat. Onze koers voor de komende jaren is werken aan het behoud en versterking van het cultureel ecosysteem, we vragen de culturele sector in te zetten op een brede cultuurparticipatie en te gaan voor artistieke kwaliteit en een divers publiek. Daarnaast geven we ruimte aan topcultuur, nieuw talent en aan culturele diversiteit. We maken de verbinding tussen cultuur en andere domeinen, omdat we er van overtuigd zijn dat de betekenis van cultuur in die andere domeinen van grote waarde is.

We voeren de cultuurvisie uit langs onderstaande programmalijnen:

  • 1. Kunst en cultuur voor en door iedereen;
  • 2. Aantrekkingskracht van Nijmegen vergroten door middel van cultuur;
  • 3. Ruimte voor innovatie en creativiteit.

Kunst in de openbare ruimte

Deze programmalijnen passen we ook toe op onze kunstopdrachten voor de openbare ruimte. De Commissie beeldende kunst adviseert de gemeente voor de ontwikkeling van kunstopdrachten. Voor kunst in de openbare ruimte geven we prioriteit aan hoogwaardig, spraakmakend aanbod wat passend is bij een stad met stedelijke allure.

4.4.12 Uitvoeringsagenda Duurzaamheid 2019

Nijmegen heeft de ambitie om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Gemeente Nijmegen stelt dit instrument kosteloos ter beschikking aan planontwikkelaars binnen de gemeentegrenzen.

In paragraaf 5.17 van deze toelichting is nader ingegaan op klimaatadaptatie en energie.

4.4.13 Beleidsdomein 'Wonen en Zorg'

De gemeente Nijmegen werkt opgavegericht op complexe, domein-overstijgende vraagstukken. Wonen en Zorg is één van deze opgaven. We staan voor de opgave om voor een aantal aandachtsgroepen voor de korte en lange termijn passende huisvesting in de wijken te realiseren, met de juiste ondersteuning en/of zorg. Een dak boven het hoofd is een basisbehoefte. Door tekorten op de woningmarkt lopen wacht-/zoektijden steeds verder op. De uitstroom uit Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Jeugdzorg stagneert. Mensen kunnen hierdoor niet verder met hun leven/ontwikkeling, met als gevolg hoge maatschappelijke kosten. Bij het realiseren van huisvesting streven we naar gemengde, veerkrachtige, inclusieve wijken en naar een evenwichtige verdeling van aandachtsgroepen over de regio.

Daarnaast vraagt de toenemende vergrijzing in combinatie met het groeiende personeelstekort in de zorg om visie en samenwerking, zodat ouderen in hun vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden, zo nodig met ondersteuning en/of zorg.

Nijmegen heeft sinds 2013 vijftien woonservicegebieden. De hoofddoelstelling van deze gebieden is dat ouderen, zorgbehoevenden en mensen met (functie)beperkingen zelfstandig kunnen (blijven) wonen in hun wijk in een passende woning en met de benodigde zorg en dienstverlening dichtbij. Om dit mogelijk te maken realiseren we wijken met voldoende levensloopbestendige woningen met per gebied bereikbare zorg-en welzijnsvoorzieningen. We willen zoveel mogelijk de zelfstandigheid bevorderen en dragen zorg voor een barrièrevrije en sociaalveilige woonomgeving. Voor de openbare ruimte heeft de gemeente Nijmegen daarvoor een 'Handboek toegankelijkheid' opgesteld. Naast een geschikte woning is daar meer voor nodig, zoals vormen van ondersteuning vanuit de Wmo, (thuis)zorg, voldoende voorzieningen zoals winkels, ontmoetingsgelegenheid, openbaar vervoer in de nabijheid en toegankelijke openbare ruimte.  Ook voor bewoners voor wie alleen een intramurale woning geschikt is, proberen we per woonservicegebied voldoende aanbod te hebben. Als dat niet lukt, streven we in ieder geval naar stadsbreed voldoende aanbod.

4.4.14 Beleidsnotitie ondersteunende horeca (2001)

Bij ondersteunende horeca kan gedacht worden aan vestiging van een horecagelegenheid in een museum, schouwburg of sportkantines. In panden met een sociaal-culturele functie of sportfunctie worden veelal als nevenactiviteit de bezoekers consumpties aangeboden.

Om beperkte groei van ondersteunende horeca mogelijk te maken dient in de bestemmingsplannen de bepaling te worden opgenomen dat ondersteunende horeca is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1.  De beleidslijn geldt alleen voor ondersteunende horeca die voldoet aan de volgende criteria:

  • de horeca activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  • de openingstijden van de horeca activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • de toegang tot de horeca activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit; er is dus geen aparte ingang.
  • het aantal m2 ondersteunende horeca is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie;
  • er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte.
  • voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt.

2. De volgenden beperkingen gelden:

  • Het aantal  m2's ondersteunende horeca dient gemaximeerd te worden ten opzichte van de hoofdfunctie. Het aantal m2 mag voor bijzondere doeleinden niet boven de 10% van het totale oppervlak van de hoofdfunctie uitkomen.
  • Het aantal  m2's ondersteunende horeca voor de sporthallen dient gemaximeerd te worden ten opzichte van de hoofdfunctie. Het aantal m2 mag niet boven een percentage van 12% van het totale oppervlak van de hoofdfunctie uitkomen.
  • Het aantal  m2's ondersteunende horeca voor sportvelden dient gemaximeerd te worden ten opzichte van de hoofdfunctie. Het aantal m2 mag voor 1 sportveld maximaal 150 m2 bedragen. Bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte nooit meer mag bedragen dan 375 m2.

De genoemde voorwaarden zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in artikel 19.5.

4.4.15 Klimaatadaptatiestrategie Nijmegen: Samen voorbereid op het weer van de toekomst

Het klimaat verandert, ook in Nijmegen ervaren we de laatste jaren steeds vaker wateroverlast, extreme hitte en droogte. Nijmegen wil in 2035 klimaatbestendig zijn. Om dit doel te bereiken is de klimaatadaptatiestrategie “Samen voorbereid op het weer van de toekomst” eind oktober 2023 vastgesteld. In deze strategie staan stadsbrede doelstellingen voor droogte, hitte en wateroverlast, waarmee we invulling geven aan wat we in Nijmegen verstaan onder klimaatadaptatie. Daarnaast beschrijven we aan de hand van leidende principes en prestatie-indicatoren hoe we onze doelstellingen willen bereiken. Voor dit plangebied is van toepassing:

Algemene leidende principes:

  • Het natuurlijk water en bodemsysteem is uitgangspunt voor de inrichting. We bouwen bij voorkeur niet op locaties waar dit vanuit waterhuishoudkundig oogpunt niet gewenst is, zoals in de droogdalen.
  • Afwenteling van hemelwater en hitte naar het terrein van derden is niet toegestaan
  • We kiezen voor natuurlijke oplossingen eerst, daarna pas voor techniek.

 

En per klimaatthema:

Droogte:

  • Hemelwater houden we zoveel mogelijk vast op de plek waar het valt. Hierbij geldt dat er 60 millimeter water op het privaat terrein of in daaraan gekoppelde extra voorzieningen in het plangebied of binnen de watersysteemgrenzen wordt verwerkt. We hanteren hierbij de voorkeursvolgorde: besparen en benutten, vasthouden en infiltreren, bergen en afvoeren.
  • We houden de bodem en water zo schoon mogelijk. Bij het verwerken van hemelwater in de bodem of het oppervlaktewater zorgen we ervoor dat het hemelwater niet onnodig vervuild raakt. Een voorbeeld is het gebruik van uitlogende bouwmaterialen.
  • We hanteren het groen, tenzij.. principe: we vergroenen waar het kan. Verhardingen passen we alleen toe, waar het echt noodzakelijk is.
  • Voor de groenvakken zorgen we voor een gezonde watervasthoudende bodem.
  • We kiezen voor klimaatbestendige beplanting, die is afgestemd op bodem en grondwater.

 

Hitte:

  • Binnen 300 meter loopafstand van elke woning willen we een toegankelijke koele groene plek in de schaduw van 1.000 m2.
  • We willen voldoende schaduw op loop – en fietsroutes en verblijfsplaatsen:
  • 40% schaduw op de hoofdloop- en fietsroutes
  • 30% schaduw op loop en fietsroutes op buurtniveau
  • 40% schaduw op verblijfplaatsen, tenzij dit de gewenste gebruiksfunctie in de weg staat. Waar mogelijk creëren we kleinere groene schaduwplekken.
  • We willen voldoende (40%) groen in de buurt.  Hieronder valt het groen op maaiveldniveau (inclusief open verharding), maar ook groen op daken en boomkronen.
  • Voor verkoeling gebruiken we de volgende voorkeursvolgorde: koele groene omgeving, warmte weren, passief koelen en actief koelen.
  • We benutten de kansen voor het versterken van biodiversiteit.

 

Wateroverlast:

  • Bij nieuwbouw willen we zodanig bouwen, dat er geen schade optreedt bij een bui van 70 millimeter per uur. Dit kan bijvoorbeeld door het vloerpeil van de woningen minimaal 20 centimeter te verhogen ten opzichte van het hoogste punt van de openbare weg.

4.4.16 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het gemeentelijk beleid, maar vormt een nadere invulling van dat beleid.

Als een gemixt werk-woongebied speelt Nijmegen in op de beleidsambities voor werken en bedrijvigheid. Inwoners, studenten en bedrijven bevinden zich in hetzelfde gebied. Dit is bevorderend voor de leefbaarheid en veerkrachtigheid van het gebied (diverse activiteiten in een gebied). Bovendien kan met deze mix de verbinding tussen de doelgroepen worden aangegaan, om zo de economische identiteit (met name health & high-tech) van de regio kunnen versterken.

Er wordt daarnaast met het voornemen tegemoet gekomen aan de behoefte aan een aantrekkelijk voorzieningenpakket voor zowel bewoners als de andere doelgroepen in het gebied (werknemers). Voorzieningen moeten goed bereikbaar zijn voor hen, en moeten passen bij hun behoefte. Door voldoende voorzieningen in het gebied te realiseren, en hierbij in te spelen op de behoefte vanuit inwoners en werknemers, wordt Winkelsteeg een aantrekkelijke, leefbare en gezonde wijk om in te wonen en werken.

Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

5.1 Milieueffectrapportage (MER)

Om de ontwikkeling van Winkelsteeg mogelijk te maken is een m.e.r.-procedure doorlopen. Het opgestelde MER is eerder openbaar gemaakt en reeds raadpleegbaar via ruimtelijkeplannen.nl als onderdeel van het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert'.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is een instrument voor het invullen en beheren van de ruimte. Bij milieuzonering tussen milieugevoelige functies (zoals woningen) en milieubelastende functies (zoals bedrijven) kan gebruik worden gemaakt van twee verschillende principes. Bij het principe van functiescheiding wordt voldoende ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies om overlast zo veel mogelijk te beperken. Bij het principe van functiemenging gaat het om het creëren van een levendige stedelijke omgeving met een gevarieerde mix aan functies.

Voor het voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van beide principes. In de deelgebieden waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kunnen zich verschillende functies vestigen. In Kanaalknoop Zuid worden bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, cultuur en ontspanning en woningen gerealiseerd in een hoge dichtheid om zo een levendige stedelijke omgeving te creëren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het principe functiemenging. Anderzijds wordt gebruik gemaakt van functiescheiding om de (relatief grotere) bedrijven op het bedrijventerrein in en rondom het plangebied ruimtelijk te scheiden van de stedelijke werk-woonomgeving.

Omdat verschillende principes worden toegepast is het ook belangrijk om onderscheid te maken in het type bedrijven dat wordt toegestaan. Binnen de stedelijke gemengde omgeving worden bedrijven toegestaan die passen in een gebied waar ook wonen mogelijk is. Op het bedrijventerrein worden bedrijven van een ander type toegestaan, waarvoor het principe van functiescheiding passender is.

In de hierna volgende paragrafen wordt de toepassing van de principes functiescheiding en functiemenging behandeld in relatie tot het voorliggend bestemmingsplan.

5.2.1 Toepassing van functiescheiding

Het principe van functiescheiding wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen in Kanaalknoop Zuid toegepast voor de bestaande bedrijvigheid rondom de nieuwe ontwikkelingen. Het bestaande bedrijventerrein wordt ruimtelijk en functioneel gescheiden van de voorgenomen ontwikkelingen om ter plekke van de nieuwe stadsontwikkeling een goed woon- en leefklimaat te borgen en om de bestaande bedrijven niet te belemmeren in hun bedrijfsvoering.

Om te bepalen of sprake is van voldoende functiescheiding is zoals gebruikelijk gebruik gemaakt van de richtafstanden van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG). In de handreiking 'Milieuzonering en bedrijven' van de VNG is een tabel opgenomen met de richtafstanden per milieucategorie voor het omgevingstype rustige woonwijk (en rustig buitengebied). In diezelfde handreiking staat vermeld dat de richtafstand kan worden verkleind met één afstandsstap als de omgeving wordt aangemerkt als gemengd gebied.

Een rustige woonwijk is een gebied waar bedrijfsmatige functies en infrastructuur grotendeels ontbreken. Gebieden met veel verschillende functies en gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen worden tot het omgevingstype gemengd gebied gerekend. Kanaalknoop Zuid kan worden gekenmerkt als een gemengd gebied met veel bedrijvigheid en nabij hoofdinfrastructuur. Aangezien sprake is van veel activiteiten binnen een relatief klein gebied, kunnen de richtafstanden die horen bij het omgevingstype rustige woonwijk in de voorliggende situatie met één afstandsmaat worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

In het bestemmingsplan zijn de omliggende bedrijfsfuncties meegenomen. Het gaat om geldende bedrijfsbestemmingen in (de directe omgeving van) het plangebied en gronden waarvoor in het voorliggend bestemmingsplan de maximale milieucategorie wordt herzien. Na herziening van de maximale milieucategorie vallen de richtafstanden niet meer over de gronden waar ontwikkelingen worden voorzien. Bestaande bedrijven kunnen hun bestaande bedrijfsactiviteiten ongewijzigd voortzetten. De gronden waarvoor milieugevoelige functies zijn voorzien liggen daardoor niet binnen de richtafstanden van bedrijven.

In de beoogde situatie is sprake van voldoende functiescheiding tussen de bedrijfslocatie en de werk-woonomgeving.

5.2.2 Toepassing van functiemenging

Het begrip gebied met functiemenging wordt gebruikt om een gebied aan te duiden waar men te maken heeft met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd of waar men een grote levendigheid tot stand wil brengen. Belangrijk is dat de functies in dat gebied tenminste in enige mate elkaar moeten afwisselen. Dus niet bijvoorbeeld alleen aan de randen van dat gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG Handreiking Bedrijven en Milieuzonering zijn in dat geval niet toepasbaar. In bijlage 4 van de handreiking worden drie milieucategorieën (A, B en C) toegekend. Het gaat daarbij in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. Het betreft onder andere kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid, productie- en/of laad- en loswerkzaamheden die alleen in de dagperiode plaatsvinden en activiteiten die hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden. De categorieën zijn als volgt ingedeeld:

Categorie A

Bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn dat deze direct naast of beneden woningen zijn toegestaan. De eisen uit het Bouwbesluit zijn toereikend.

Categorie B

Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies.

Categorie C

Activiteiten genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Toepassing binnen Kanaalknoop Zuid

In Kanaalknoop Zuid wordt functiemenging toegepast binnen de bestemming Gemengd. Door functiemenging toe te passen wordt een levendige stedelijke omgeving gecreëerd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging ab' (binnen de bestemming Gemengd) zijn activiteiten toegestaan zover deze voorkomen in de categorie A en B van de bij de planregels gevoegde Staat van bedrijvigheid functiemenging. Wel met dien verstande dat de activiteit alleen is toegestaan als wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1 (maximale vierkante meters).

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijven voor functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijven voor functiemenging is verondersteld.

In artikel 4.5 van de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat van Bedrijven voor functiemenging niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

5.3 Geluid

5.3.1 Toetsingskader

In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) worden grenzen gesteld aan de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Het gaat daarbij om de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door verkeer (weg en rail) en industrie. Voor deze geluidsbronnen gelden verschillende voorkeurswaarden die alleen onder voorwaarden mogen worden overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarden moeten met een besluit Hogere Waarden worden vastgelegd. In de gemeentelijke Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder 2013 is vastgelegd onder welke voorwaarden geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarden zijn toegestaan.

Uitgangspunten Omgevingsvisie: We voorkomen veiligheids- en gezondheidsrisico's. Daarom willen we een leefbare, veilige en schone stad met aandacht voor luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geluid en de gevolgen van klimaatverandering (hitte).

5.3.2 Planvoornemen

In het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De voorkeursgrenswaarden worden overschreden. Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, wordt voor de nieuw te bouwen gevoelige functies de maximale geluidsbelasting op de randen van de bouwvlakken vastgelegd. Dit gebeurt via een besluit Hogere Waarde. In de planregels is opgenomen dat omgevingsvergunningaanvragen voor bouwen moeten worden getoetst aan het hogere waardenbesluit en de daaraan verbonden voorwaarden.

Een van die voorwaarden is dat, als de geluidsbelasting van een nieuwe woning groter is dan 53 dB wegverkeer, dan moet ten minste één slaapkamer aan de geluidsluwe zijde liggen. Een andere voorwaarde is dat bij de omgevingsvergunning met een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de geluidwering van de gevel voldoende is om het vereiste binnenniveau te halen.

5.3.2.1 Verkeerslawaai (weg en scheepvaart)

Het plan maakt een nieuwe stedelijke woonomgeving mogelijk in een gebied waar meerdere hoofdontsluitingswegen liggen. De hoofdwegenstructuur wordt aangepast ten behoeve van de beoogde ontwikkeling. Om de effecten van wegverkeer op nieuwe en bestaande woningen in kaart te brengen is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit het geluidonderzoek blijkt onder andere dat voor wegverkeerslawaai de voorkeurswaarden worden overschreden.

Voor het geluid veroorzaakt door scheepvaartverkeer gelden geen wettelijke grenswaarden. Voor de beoordeling van het geluid vanwege scheepvaart maken wij gebruik van het rapport PV.W3629.R01 van december 2004 dat ingenieursbureau DHV in opdracht van het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer heeft uitgevoerd.

Uit dit rapport blijkt dat een geluidbelasting van 51 dB scheepvaartlawaai als net zo hinderlijk wordt ervaren als 48 dB (de voorkeurswaarde) wegverkeerslawaai en 65 dB scheepvaarlawaai vergelijkbaar is met 63 dB (de grenswaarde) wegverkeerslawaai. Bij de beoordeling van de geluidsbelasting door scheepvaartlawaai zijn daarom 51 en 65 dB als voorkeurs- en grenswaarde gehanteerd.

Nieuwbouw van woningen

Wegverkeerslawaai

De hoogste berekende geluidsbelasting per (sub)deelgebied voor wegverkeerslawaai per bron bedraagt 66 dB voor het deelgebied met de aanduiding A.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0005.png"

Indeling in subdeelgebieden

Ten gevolge van de Nieuwe Dukenburgseweg, de Oostkanaaldijk-Vossendijk en de Hulzenseweg- Winkelsteegseweg wordt de voorkeurswaarde overschreden op de randen van de nieuw te realiseren nieuwe bouwblokken. Ten gevolge van de Nieuwe Dukenburgseweg wordt ook de maximale ontheffingswaarde overschreden. Voor gevels waar de geluidsbelasting hoger is dan de grenswaarde, zijn in principe dove gevels noodzakelijk. Indien de afstand tussen het midden van de dichtstbijzijnde rijbaan en de gevels groter is dan circa 24 meter, zijn dove gevels niet noodzakelijk.

Met geluidreducerend asfalt op een aantal locaties kan de geluidbelasting worden gereduceerd. Bij toepassing van bronmaatregelen (stille wegdekverharding) wordt de maximale ontheffingswaarde ten gevolge van de Nieuwe Dukenburgseweg nog steeds overschreden indien er onvoldoende afstand gehouden wordt tot de weg.

Voor de nieuwe woningen worden hogere waarden vastgesteld (zie ook paragraaf 5.3.2.4 Hogere waarden).

Het geluid van het verkeer op 30 km/u-wegen hoeft niet te worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.

Spoorwegverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van spoorwegen.

Industrielawaai

Binnen het plangebied liggen geen geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een industrieterrein.

Scheepvaart

Bij deelgebieden A, B en C ligt de geluidsbelasting boven de 51 dB. Bij de overige gebieden ligt de geluidsbelasting vanwege scheepvaartverkeer onder de voorkeurswaarde. Bij alle deelgebieden ligt de geluidsbelasting onder de grenswaarde van 65 dB.

5.3.2.2 Geluid van bedrijven (industrielawaai)

In en om het plangebied wordt straks gewoond en gewerkt. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van bedrijvigheid in de omgeving op de woningbouw (zie Bijlage 4).

Individuele bedrijven

Nabij en in het plangebied liggen een aantal bedrijven en een instelling die mogelijk invloed hebben of ondervinden van de beoogde woningbouw. Met uitzondering van de brandweer liggen al deze bedrijven op grotere afstand dan de richtafstand voor dit bestemmingsplan. Voor de brandweer is geanalyseerd of deze bij de omliggende beoogde woningbouw kunnen voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit of de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Als toetswaarden is 50, 45 en 40 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 70, 65 en 60 dB(A) voor het maximale geluidsniveau gehanteerd. Bij Pluryn is sprake van een terrein waar buiten gespeeld kan worden.

Brandweerkazerne

Voor de brandweer is onderbouwd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in vrijwel het gehele plangebied. Voor een gebied aan de rand is het nodig om aanvullende maatregelen te treffen om aan de 55 dB(A)-etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau te voldoen, zoals dove gevels of voorzieningen om de geluidsbelasting op de gevels terug te brengen. Daarnaast moet voor de brandweer een maatwerkvoorschrift worden afgegeven voor 55 dB(A)-etmaalwaarde. Met dit maatwerkvoorschrift kan de brandweer onbelemmerd haar activiteiten voortzetten. Voor de aanvullende maatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels (art. 20.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0006.png"

De ontsluiting van de brandweer vindt plaats aan de noordkant van het bedrijf. De rijbewegingen over de openbare weg zijn daardoor afgeschermd door het gebouw en vinden op grote afstand van de gevoelige bestemmingen plaats. Daardoor zal de verkeersaantrekkende werking niet tot relevante geluidsniveaus leiden bij de geplande woningbouw.

Pluryn

Nabij het plangebied is bij Pluryn sprake van een terrein waar buiten gespeeld kan worden. Er is een aanname gedaan voor het gebruik van het buitenterrein. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau voldoen aan de toetswaarden uit stap 2. Enkel voor het maximale geluidsniveau wordt niet voldaan. Maatregelen aan de bron zijn in dit geval niet mogelijk. De overschrijdingen treden enkel op in de dagperiode. In deze periode is geen sprake van slaapverstoring. Daarmee kan een hoger maximaal geluidsniveau dan 70 dB(A) als aanvaardbaar worden beschouwd. De gevelwering van nieuwe gebouwen moet volgens Bouwbesluit 2012 tenminste 20 dB te bedragen. Een maximaal geluidsniveau van 73 dB(A) ter plaatse van de gevel leidt tot 53 dB(A) in de woningen. Een maximaal geluidsniveau van ten hoogste 55 dB(A) in een woning wordt over het algemeen als aanvaardbaar beschouwd. Dit is onder meer de grenswaarde voor aanpandige woningen in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Er gelden geen beperkingen voor Pluryn. Het menselijk stemgeluid is onder het Activiteitenbesluit uitgezonderd van toetsing. Daarmee kan Pluryn met de beoogde ontwikkelingen onbelemmerd haar activiteiten voortzetten. Er is vanwege Pluryn sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor het plangebied.

Conclusie geluid van bedrijven

Met bovengenoemde maatregelen en verplichtingen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden de bedrijven in en om het gebied niet beperkt. De toegestane bedrijvigheid is ook afgestemd op de omgeving in het kader van bedrijven en milieuzonering (zie hiervoor paragraaf 5.2 Bedrijven en milieuzonering).

5.3.2.3 Cumulatie en vervolgonderzoek

Bij het vaststellen van een hogere grenswaarde voor een geluidgevoelig object moet op grond van artikel 110 f van de Wet geluidhinder aandacht geschonken worden aan de eventuele cumulatie met andere gezoneerde geluidbronnen, indien het geluidgevoelig object tevens binnen de geluidzone van een of meer van deze geluidbronnen ligt. Uit de resultaten volgt dat de cumulatieve geluidbelasting op de randen van de nieuwe bouwvlakken 62 dB bedraagt. Bij de stedenbouwkundige uitwerking van het plan wordt een meer gedetailleerd onderzoek uitgevoerd op gebouwniveau en worden gebouwmaatregelen uitgewerkt om het geluid bij de woningen te reduceren.

Op basis van het geluidbeleid dient voor elke woning waarvoor de voorkeurswaarde Wet geluidhinder wordt overschreden te worden onderzocht of deze ten minste één geluidluwe zijde heeft aan de hand van de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel. Vervolgens dient worden onderzocht welke mogelijkheden er wel of niet zijn om deze te realiseren door het nemen van maatregelen.

5.3.2.4 Hogere waarden

Voor de woningen in en rondom het plangebied is het vaststellen van hogere waarden noodzakelijk. De gemeente Nijmegen heeft in de "Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder 2013 gemeente Nijmegen" beschreven onder welke voorwaarden geluidsbelastingen boven de voorkeursgrenswaarde worden toegestaan. Het betreft woningen op een open plaats tussen bestaande bebouwing.

Het plan komt in aanmerking voor hogere waarden. Tegelijkertijd met de terinzagelegging van het (ontwerp)bestemmingsplan wordt een (ontwerp)besluit hogere grenswaarden ter inzage gelegd. Daarbij is uitgegaan van het aantal woningen dat conform het voorliggend bestemmingsplan mag worden gerealiseerd.

5.3.2.5 Conclusie

Op basis van het voorgaande kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar bestemmingsplan.

5.4 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 
 
40 µg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
 
40 µg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar
> 50 µg/m3  
1 juni 2011  

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006).

Momenteel ligt een nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit ter consultatie waarin nieuwe advieswaarden zijn opgenomen voor PM2,5; PM10 en NOx van respectievelijk 5 µg/m3, 15 µg/m3 en 10 µg/m3.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het plan voorziet in de realisatie van woningen, nieuwe bedrijvigheid en maatschappelijke bestemmingen.

Voor de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg is een MER opgesteld. Als onderdeel van het MER is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn de volgende conclusies opgenomen die ook voor het voorliggend bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Zuid', als deelgebied van de totale gebiedsontwikkeling, van toepassing zijn. Die conclusies zijn als volgt.

In het MER worden verschillende alternatieven behandeld. Wat betreft luchtkwaliteit is er bij zowel bij gevoelige bestemmingen als bij de bestaande en nieuwe woningen geen sprake van een toename hoger dan 1,2 µg/m3.

Het plan is daarmee NIBM.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Een woning of een bedrijf is geen gevoelige bestemmingen. De maximale concentraties van NO2, PM10 en PM2,5 in het 0-alternatief en in het basisalternatief va de MER overschrijden de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet. Daarom is de conclusie dat de effecten van de alternatieven op grond van art. 5.16, eerste lid, onder a, Wm als neutraal kunnen worden beoordeeld.

De 2005-WHO-advieswaarden voor jaargemiddelde concentraties worden, in beide alternatieven, niet overschreden.

De gemeente Nijmegen heeft zich gecommitteerd aan het Schone Lucht Akkoord (SLA). Dit is een soort vervolg op het eerdere NSL waarin het Rijk, de provincies en gemeenten inzetten op een verdere verbetering van de luchtkwaliteit. In het Schone Lucht Akkoord worden maatregelen voorgesteld voor de sectoren (weg)verkeer, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens. In het Schone Lucht Akkoord wordt de bijdrage van de luchtvaart aan emissies in Nederland en de bijbehorende gezondheidseffecten in beeld gebracht. Aanpak en maatregelen worden uitgewerkt in de Luchtvaartnota en de daaropvolgende luchthavenbesluiten.

De volgende doelen en ambities zijn afgesproken in het SLA:

  • 1. Partijen streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030.
  • 2. Partijen stellen als doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van binnenlandse bronnen.
  • 3. Partijen onderschrijven de ambitie om in de sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele werktuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens een dalende trend in te zetten van emissies van stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
  • 4. Partijen erkennen dat éénieder verantwoordelijk is voor de eigen bijdrage aan de doelstelling en dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het akkoord en voor het bereiken van het doel Luchtkwaliteit is geen beperking voor het plan.

Daarnaast is in 2016 door de gemeente Nijmegen de roetreductienorm vastgesteld. Met deze norm wordt in 2022 een reductie van 40% nagestreefd ten opzichte van de roetconcentratie in 2014.

Ook hanteert de gemeente Nijmegen de landelijke GGD-richtlijn luchtkwaliteit en gezondheid voor wat betreft gevoelige bestemmingen (niet voor woningen).

5.5 Geur

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Voor het ontwikkelen van een werk-woonomgeving in Kanaalknoop Zuid is de geursituatie beoordeeld.

Bestaande bedrijvigheid

Het enige bestaande bedrijf op het bedrijventerrein Winkelsteeg met een mogelijk relevante geuremissie is de productiefaciliteit voor oriëntaalse maaltijden Plaza Foods op het adres Oostkanaaldijk 110-112. De afstand tussen de bebouwing van Plaza Foods en het plangebied bedraagt minimaal 475 meter. Gezien de grote afstand tussen Plaza Foods en de beoogde ontwikkeling, kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat het bestemmingsplan geen vormt belemmering voor de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf.

Planologische mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan

Naast de aanwezigheid van bestaande bedrijven maken het voorliggend bestemmingsplan en het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk. Bedrijven met een relevante geuremissie kunnen zich vestigen op het bedrijventerrein Winkelsteeg. Het betreft de bedrijven in de categorieën die voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de regels van beide voorgenoemde bestemmingsplannen.

In de paragraaf 5.2 Bedrijven en milieuzonering is weergegeven welke milieucategorieën worden toegestaan op de bedrijfsgronden rondom de gebieden waar wordt ontwikkeld in Kanaalknoop Zuid. Het bedrijventerrein wordt met het voorliggend bestemmingsplan zodanig herzien, dat alle gebieden waar wordt ontwikkeld buiten de richtafstanden van het bedrijventerrein liggen. Daarmee kan worden gesteld dat, naast de bestaande bedrijvigheid, ook de vestiging van eventuele vestiging van nieuwe bedrijven op het bedrijventerrein in de toekomst niet kan leiden tot onevenredige geurhinder in de nieuwe werk-woonomgeving.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan.

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid moet worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes.

Plaatsgebonden risico (PR): grenswaarde of richtwaarde

Onder het plaatsgebonden risico (PR) wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het PR zijn grenswaarden voor (zeer) kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. De PR 10-6 contour geldt als een grenswaarde waarbinnen vrijwel geen ontwikkeling van (zeer) kwetsbare objecten mogelijk is.

Groepsrisico (GR): verantwoording

Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden bij ontwikkelingen in een invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron.

Voorbeelden van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten:

  • Zeer kwetsbare objecten: woonfunctie met 24-uurszorg, basisscholen, scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, gezondheidszorg met bedgebied (ziekenhuizen en verpleeghuizen), kinderopvang, gevangenissen.
  • Kwetsbare objecten: woonfunctie, bijeenkomstfunctie, kantoorfunctie* (>1500 m2), sportfunctie*, scholen voor volwassenen, gezondheidszorg zonder bedgebied, locatie voor evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
  • Beperkt kwetsbare objecten: overig.

*Indien zich meer dan 50 personen gedurende een groot deel van de dag in het object bevinden, dan is sprake van een kwetsbaar object. Bij minder personen is sprake van een beperkt kwetsbaar object.

Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen 2014

Veel externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving, maar gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering daarvan. De beleidsvisie biedt de gemeente Nijmegen de mogelijkheid om op gestructureerde wijze keuzes te maken over externe veiligheid en met name in de samenhang tussen ruimtelijke ordening en externe veiligheid. Daarnaast biedt de beleidsvisie ook een platform voor een samenwerking tussen de afdelingen van de gemeente en bijvoorbeeld de hulpdiensten. Een belangrijk nevendoel van de beleidsvisie is om de beschikbare gemeentelijke middelen efficiënt in te zetten. Vanuit de externe veiligheidswetgeving gelden verplichtingen waarvan de invulling een inspanning vraagt van het gemeentelijk apparaat.

5.6.1 Relevante risicobronnen in en om het plangebied

De volgende risicobronnen in en om het bestemmingsplangebied zijn relevant:

  • Maas-Waalkanaal
  • Routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
  • Gasbuisleiding
5.6.1.1 Maas-Waalkanaal

Het Maas-Waalkanaal is onderdeel van het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen'. Over dit kanaal worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Plaatsgebonden risico:

De PR 10-6 contour valt niet over de voorgenomen ontwikkeling en vormt dus geen belemmering.

Groepsrisico:

Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt, artikel 8) is een groepsrisicoverantwoording noodzakelijk als een planontwikkeling binnen 200 meter van het kanaal ligt. Dat is het geval. Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat het groepsrisico verwaarloosbaar klein is en blijft (zie Bijlage 5). Op grond van artikel 8 lid 2 van het Bevt is een nadere verantwoording van het groepsrisico dan niet nodig. Volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen (2014) zijn zeer kwetsbare objecten echter niet wenselijk binnen 25 meter van het kanaal en in de zone tussen 25 en 90 alleen met een nadere uitwerking/motivering. Daarom zijn in dit bestemmingsplan binnen de 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 1' geen nieuwe zeer kwetsbare objecten toegestaan en binnen de 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 2' alleen met een binnenplanse afwijking.

5.6.1.2 Routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) heeft de gemeente Nijmegen in 2013 een 'Routering vervoer gevaarlijke stoffen' aangewezen. Deze routering heeft als doel om de risico's van dit vervoer beperkt te houden door het mijden van grote bevolkingsconcentraties langs de aangewezen route. De route dient er ook voor om de bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken te ontsluiten van en naar de snelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0007.png"

Bestaande routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ter hoogte van plangebied

Plaatsgebonden risico:

De PR 10-6 contour valt niet over de voorgenomen ontwikkeling en vormt dus geen belemmering.

Groepsrisico:

Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt, artikel 7 en 8) is een groepsrisicoverantwoording noodzakelijk als de ontwikkeling binnen 200 meter van de route wordt gerealiseerd. Dat is het geval. De dichtheid van het aantal personen binnen 200 meter van de route en het invloedsgebied neemt fors toe. Daarom is een berekening uitgevoerd van de hoogte van het groepsrisico in de bestaande situatie en de te verwachten situatie nadat alle objecten zijn gerealiseerd die dit plan mogelijk maakt.

De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door enerzijds de hoeveelheid en aard van het vervoer over de weg en anderzijds door de dichtheid van personen langs die weg. De hoeveelheid vervoer over de weg kan worden afgeleid uit het vergunde gebruik van gevaarlijke stoffen bij de risicovolle bedrijven die met de routering worden ontsloten. Hierbij zijn vooral de tot vloeistof verdichte gassen (GF3 = bijvoorbeeld LPG, propaan, butaan) bepalend voor de hoogte van het risico. Over de route door het plangebied worden de volgende bedrijven ontsloten: Antargaz, LPG tankstation Shell Grootstal en NXP.

Het aantal vervoerbewegingen bij Antargaz is afgeleid van de risicoberekening voor de vigerende vergunning van het bedrijf. Hieruit blijkt dat er per jaar 1.500 vervoerbewegingen zijn van en naar het bedrijf met GF3-stoffen. Het LPG tankstation Shell aan de Grootstalselaan heeft een vergunning waarin de doorzet van LPG op jaarbasis is gemaximeerd op 1.000 m3. Op basis hiervan zijn 100 vervoerbewegingen met GF3-stoffen ingeschat. Voor NXP is vooral de vulling van de waterstofopslag van belang en daarnaast nog het vervoer van enkele andere stoffen. De bijdrage van NXP aan de hoogte van het groepsrisico is zeer klein omdat dit geen GF3-stoffen zijn.

Met het rekenprogramma RBM II is een berekening gemaakt van de hoogte van het groepsrisico in de bestaande situatie en de nieuwe situatie (zie Bijlage 6 en Bijlage 7). Hierbij is uitgegaan van de wegenstructuur zoals die er in de nieuwe plansituatie uit komt te zien. Uit de populatieservice van het BAG is de meest actuele personendichtheid gehaald. Voor de nieuwe situatie is de populatie toegevoegd die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

Het groepsrisico is in de huidige situatie 1,3 maal de oriëntatiewaarde (hoogst belaste kilometer). De oriëntatiewaarde wordt dus in de huidige situatie ook al overschreden. Het groepsrisico in de nieuwe situatie, met de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan (Kanaalknoop) erbij, neemt fors toe, tot 5,3 maal de oriëntatiewaarde (hoogst belaste kilometer). Op een groot deel van het traject wordt de oriëntatiewaarde overschreden.

Aangezien het vaststellen van een routering juist als doel heeft om grote bevolkingsconcentraties te mijden is deze forse toename van het risico in principe niet wenselijk. In de bestemmingplannen 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert' en 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord'. zijn reeds twee scenario's uitgewerkt om de risico's van de routering te verlagen: het verplaatsen van Antargaz en het verleggen van de routering vervoer gevaarlijke stoffen.

De scenario's die bij eerdere bestemmingsplannen reeds zijn uitgewerkt en reeds zijn afgewogen en die ook bij dit bestemmingsplan worden gehanteerd, zijn hierna weergegeven.

Scenario 1: Verplaatsing Antargaz

Door verplaatsing van Antargaz naar een andere locatie buiten Winkelsteeg vermindert het groepsrisico drastisch. Het groepsrisico daalt met de verwijdering van het transport van Antargaz van 5,3 maal de oriëntatiewaarde naar 0,33 maal de oriëntatiewaarde (zie Bijlage 8). Dan is op grond van het Bevt artikel 8 lid 2 een uitgebreide groepsrisicoverantwoording niet nodig. Een nieuw Bevi-bedrijf op de huidige locatie van Antargaz is op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk.

Scenario 2: Verlegging route

Een ander scenario is de verlegging van de routering vervoer gevaarlijke stoffen via de Van Schuylenburgweg, zoals op de afbeelding hierna, zodat de Stationsomgeving Goffert wordt vermeden. Ook dit scenario kan leiden tot een reductie van het groepsrisico, maar dan vooral in de Stationsomgeving. Dit scenario kan dus wel leiden tot een wat hoger groepsrisico in het plangebied Kanaalknoop Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0008.png"

Kaart met de ligging van de alternatieve routering

De route gaat dan via het Takenhofplein over de Van Schuylenburgweg naar de Nieuwe Dukenburgseweg. Er is dan dus geen transport van gevaarlijke stoffen meer toegestaan over de Wijchenseweg (na het Takenhofplein), Graafseweg, Neerbosscheweg en vanaf hier over de Nieuwe Dukenburgseweg tot aan de Gerstweg (en terug).

Om een goede vergelijking te maken tussen de bestaande en alternatieve route is niet alleen zoals gebruikelijk gekeken naar de hoogst belaste kilometer bij (dan wel in de directe omgeving van) de planontwikkeling, maar is ook een berekening gemaakt van de hoogte van het groepsrisico die beide trajecten veroorzaken vanaf het Takenhofplein tot aan Antargaz . Bij de huidige route is het groepsrisico 7,2 maal de oriëntatiewaarde (zie Bijlage 7) over een traject van 4,3 kilometer (1,7 per km). Bij de alternatieve route is het groepsrisico 3,7 maal de oriëntatiewaarde (zie Bijlage 9) over een traject van 3,8 kilometer (1 per km). Over de alternatieve route worden dus minder mensen aan een risico's blootgesteld en de alternatieve route is daarom voor het traject vanaf het Takenhofplein tot aan Antargaz veiliger dan de huidige route.

Bij de alternatieve route ligt de hoogst belaste kilometer nabij dit plangebied (Kanaalknoop zuid) en is het groepsrisico 2,8 maal de oriëntatiewaarde (zie Bijlage 9). In de bestaande situatie zonder de planontwikkeling Kanaalknoop Zuid is het groepsrisico 1,7 (). Bij de huidige route is het groepsrisico 5,3 maal de oriëntatiewaarde (hoogst belaste kilometer, ter hoogte van 52Nijmegen). De alternatieve route is dus voor wat betreft de hoogst belaste kilometer veiliger dan de huidige route. Nu er bij de alternatieve route wel ook sprake is van een toename van het groepsrisico, boven de oriëntatiewaarde met Antargaz en er ver onder zonder Antargaz, is een volledige verantwoording van het groepsrisico, met afweging van maatregelen, nodig (Bevt, artikel 8).

Maatregelen om de hoogte van het groepsrisico te beperken kunnen gericht zijn op de bron, de overdracht van effecten (hitte of overdruk) en/of het ontvangende bedrijf of woning. Deze maatregelen zijn hierna afgewogen.

Maatregelen aan de bron:

  • Aan de bronzijde leidt het verplaatsen van Antargaz tot een zeer grote reductie van het risico. Het verminderen van de overige stroom aan gevaarlijke stoffen (NXP en LPG tankstation) heeft weinig effect op de hoogte van het groepsrisico.
  • Het verminderen van het vervoer van en naar Antargaz. Momenteel wordt het vervoer op 1.500 bewegingen per jaar ingeschat. De inschatting is echter dat deze vergunde hoeveelheid nog steeds passend is voor de huidige exploitatie.
  • Het coaten van de tankauto's van Antargaz zorgt voor een reductie van het risico. Deze coating is echter al voorgeschreven in de vergunning van Antargaz.
  • Alle vervoersbewegingen van Antargaz (1.500 per jaar) zijn in het rekenmodel RBM II met grote tankauto's uitgevoerd (50 m3) omdat dit een standaard is die niet te wijzigen is in het rekenmodel. Dit is voor de feitelijke situatie een overschatting van het risico omdat er ook veel met kleinere tankauto's wordt gereden. Er wordt ongeveer met 20% van het aantal vervoerbewegingen met de grote tankauto's gereden en de rest met tankauto's die veel kleiner zijn.

Maatregelen bij de overdracht:

  • Bij het vervoer van tot vloeistof verdichte gassen is de hitte die afkomstig is van de explosie van een tank bepalend voor de hoogte van het risico. Daarnaast speelt op kortere afstand ook de drukgolf van die explosie een rol bij het ontstaan van slachtoffers. Afscherming van gebouwen van de vuurbal die ontstaat bij een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) op deze gemeentelijke weg is onmogelijk door de omvang van het scenario en de beperkte ruimte langs de weg.

Maatregelen aan woningen en bedrijven:

Een BLEVE kan tot op 200 meter van de bron tot dodelijke brandwonden bij personen leiden. In de praktijk is dit afhankelijk van de eventuele afscherming tussen bron en persoon. De overdruk van een explosie leidt op korte afstand 0-30 meter tot veel schade aan gebouwen. Het zijn echter vaak de indirecte effecten van rondvliegend glas die leiden tot de meeste slachtoffers.

  • Het beschermen tegen hittestraling is mogelijk door bij gebouwen extra hittewerende voorzieningen aan te brengen. Het doel is dat mensen binnen in een gebouw voldoende veilig zijn om het scenario dat kan optreden te overleven. Gezien het feit dat de vuurbal van een BLEVE maar 11 seconden duurt is de meerwaarde van deze ingrijpende maatregelen echter gering.
  • Tegen de effecten van een explosie/drukgolf zijn ook maatregelen denkbaar zoals het verzwaren van de gevel of het aanbrengen van splinterwerend glas. Vooralsnog is er weinig reden om een van beide maatregelen voor te schrijven.
    • 1. Het verzwaren van de gevel voor meerdere gebouwen op de route is erg kostbaar en dus niet kosteneffectief gezien de onwaarschijnlijkheid van het scenario.
    • 2. Naar het voorschrijven van splinterwerend glas is onderzoek gedaan ((Glas en gevel, 23 maart 2021, Antea, IFV) waaruit blijkt dat er onvoldoende duidelijk is wat het beschermingsdoel is en welke ontwerpuitgangspunten gehanteerd moeten worden. Er is dus momenteel te weinig houvast over de juiste toepassing en financiering van dit glas.

Conclusie scenario 2

Bij scenario 2, planrealisatie met verlegging van de route, is sprake van een (forse) toename van het groepsrisico, boven de oriëntatiewaarde. Dan is een zogenaamde volledige verantwoording van het groepsrisico, met afweging van maatregelen, nodig, maar maatregelen zijn in dit geval eigenlijk niet mogelijk. Wel is er mogelijk sprake van een overschatting van de feitelijke situatie, nu het rekenmodel uitgaat van grotere tankauto's, maar wat dit doet met de hoogte van het groepsrisico is niet te berekenen en te bepalen. De verlegging van de route is, met de ontwikkelingen in Kanaalknoop erbij, geen wenselijk scenario.

Afweging

In het kader van het voorliggend plan in relatie tot de aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan een afweging gemaakt door de gemeenteraad. In deze afweging worden (1) het algemeen belang van volkshuisvesting en het vergroten van de Nijmeegse woningvoorraad, (2) het bedrijfseconomisch belang van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen voor het bedrijf Antargaz en NXP (3) het belang van een veilige leefomgeving voor toekomstige inwoners tegen elkaar afgewogen. De realisatie van de voorgenomen plannen in combinatie met de huidige gebruiksintensiteit van de route voor gevaarlijke stoffen levert een dermate hoog groepsrisico op (2,8 keer oriëntatiewaarde op de zwaarst belaste kilometer), dat aan de gemeenteraad wordt voorgesteld om de belangen af te wegen en de ingebruikname van woningen binnen het invloedsgebied van de route voor gevaarlijke stoffen uitsluitend aanvaardbaar te achten wanneer het groepsrisico van de betreffende route wordt verlaagd. De huidige gebruiksintensiteit van de route voor gevaarlijke stoffen ter hoogte van het plangebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de aanwezigheid van het bedrijf Antargaz met bijbehorende verkeersbewegingen met tankwagens. Een substantiële verlaging van het groepsrisico wordt bereikt door het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar de locatie van Antargaz te beëindigen. Het instandhouden van de huidige gebruiksintensiteit van de route voor gevaarlijke stoffen door het bedrijf Antargaz wordt in de voorliggende afweging beschouwd als zijnde niet in evenredige verhouding in relatie tot de hierboven genoemde algemene belangen. De locatie van Antargaz wordt partieel herzien met als doel de planologische verankering van de beëindiging van de opslag van gevaarlijke stoffen die moeten worden vervoerd over de route. Door de beëindiging van de opslag van gevaarlijke stoffen op de locatie van Antargaz aan de Sint Teunismolenweg, wordt de gebruiksintensiteit van de route voor gevaarlijke stoffen aanzienlijk verlaagd. Er lopen inmiddels gesprekken met het bedrijf om een alternatieve locatie te vinden c.q. aan te bieden. De bestaande locatie van het bedrijf Antargaz blijft bestemd voor ander bedrijfsmatig gebruik tot en met milieucategorie 4.2, zodat een invulling van de gronden voor bedrijven niet zijnde een Bevi-bedrijf mogelijk blijft.

Bestemmingsplan

Nu scenario 2 (de planrealisatie met verlegging van de route via de Van Schuylenburgweg) geen wenselijk scenario is, is vastgelegd dat scenario 1 (verplaatsing Antargaz) gerealiseerd dient te zijn, voordat de woningen binnen het invloedsgebied van de route voor gevaarlijke stoffen in gebruik mogen worden genomen. Iets specifieker: Via een voorwaardelijke verplichting is vastgelegd dat (zeer) kwetsbare objecten (o.a. woningen) in het gebied, binnen 100 meter van de route, pas in gebruik mogen worden genomen na verplaatsing van Antargaz.

Er is uitgegaan van 100 meter vanwege het volgende. Het scenarioboek van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIPV) gaat, voor het effect van warmtestraling, bij een BLEVE, met een LPG-tankauto van 60 m3 uit van 89% dodelijke slachtoffers binnen 0-80 meter van de weg en slechts 5% in de 80-200 meter zone. Voor het effect van overdruk is er vanaf een afstand van 35 meter alleen maar sprake van lichte schade aan gebouwen. Met nog slechts 1% kans kan daarbij tot 180 meter ruitbreuk optreden, met rondvliegend glas dat tot dodelijke slachtoffers in gebouwen kan leiden. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de grootste dodelijke effecten binnen 100 meter vanaf de weg optreden. Bij de berekening van de hoogte van het groepsrisico gaat het rekensysteem ervan uit dat mensen overdag voor 93% in gebouwen aanwezig zijn en 7% buiten. In de nacht is die verhouding 99/1. Gezien het feit dat bij het plangebied de hoogte van het groepsrisico vooral voor GF3-stoffen wordt veroorzaakt, en het BLEVE-scenario dus voor een belangrijk deel de hoogte van het groepsrisico bepaald, kan worden uitgegaan van een voorwaardelijke verplichting tot 100 meter.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat verplaatsing van Antargaz niet alleen wenselijk is vanwege de route gevaarlijke stoffen, maar dat het transformeren van het terrein waar Antargaz nu is gevestigd (en dus verplaatsing van Antargaz) sowieso al onderdeel was van de ontwikkeling van Winkelsteeg, om het betreffende terrein intensiever, voor andere bedrijvigheid, te kunnen gebruiken. De situatie met de beperking van de ingebruikname van de woningen binnen 100 meter is tijdelijk.

In het bestemmingsplan is dus vastgelegd dat (zeer) kwetsbare objecten (o.a. woningen) in het gebied, binnen 100 meter van de route, pas in gebruik mogen worden genomen na verplaatsing van Antargaz.

Aan die voorwaardelijke verplichting is ook toegevoegd dat (zeer) kwetsbare objecten (o.a. woningen) in gebouwen binnen de 100 meter wel in gebruik mogen worden genomen, indien deze achter afschermende eerstelijnsbebouwing (t.o.v. de route) staan en deze eerstelijnsbebouwing hoger is. Dit dus ook als Antargaz (nog) niet is verplaatst. De gedachte daarachter is dat bij een eventuele explosie de personen in die gebouwen daarachter door de eerstelijnsbebouwing beter beschermd zullen zijn.

5.6.1.3 Gasbuisleiding

Parallel aan het Maas-Waalkanaal ligt een gasbuisleiding (een hogedruk aardgastransportleiding) van de Gasunie (N-576-67). Deze leiding heeft een diameter van 323 mm en een druk van 40 bar. De belemmeringenstrook van de leiding (dubbelbestemming Leiding – Gas) is 4 meter aan weerszijden (gemeten vanaf het hart van de leiding), waarbinnen de bouwmogelijkheden zeer beperkt zijn. Het invloedsgebied is 140 meter. De 100% lethaal contour is 70 meter, In de zone tussen 4 en 70 meter zijn zeer kwetsbare objecten alleen toegestaan met een nadere uitwerking/motivering (nee, tenzij), met binnenplanse afwijking. Aangezien deze zone valt binnen de zones van het Maas-Waalkanaal (veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 1 en 2) is geen separate/extra aanduiding opgenomen.

Plaatsgebonden risico:

De PR 10-6 contour valt niet over de voorgenomen ontwikkeling en vormt dus geen belemmering.

Groepsrisico:

Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb, artikel 12) is een groepsrisicoverantwoording noodzakelijk als een planontwikkeling binnen het invloedsgebied ligt. Dat is het geval. Uit de berekening (Bijlage 12 en Bijlage 13) van het groepsrisico blijkt dat het groepsrisico stijgt van bijna 0,161 naar 0,163 maal de oriëntatiewaarde. Het effect van de toevoeging van Kanaalknoop Zuid op het totale groepsrisico van deze kilometer strekkende buis is dus zeer gering. De grootste toename in het berekende groepsrisico komt door de ontwikkelingen in Kanaalknoop Noord.

Aangezien het plangebied echter op een deel ook zeer nabij de buisleiding ligt zal ook hier in overleg met de Gasunie worden onderzocht of er nog aanvullende maatregelen mogelijk zijn om het risico te reduceren. Te denken valt hierbij aan het aanbrengen van extra gronddekking op de leiding en/of het plaatsen van een waarschuwingsbord.

Maatregelen in de overdracht of aan de woningen of bedrijven wordt niet realistisch geacht gezien de omvang van het scenario dat kan optreden en de investeringen die gemoeid zijn met een adequate bescherming tegen het scenario dat zich hier kan voordoen.

Doordat het groepsrisico relatief laag blijft, zeer kwetsbare objecten worden uitgesloten in de 100% lethaal contour en er mogelijk nog extra maatregelen worden getroffen aan de bron, is de dit risico geen belemmering voor de planontwikkeling.

Bestemmingsplan: In dit bestemmingsplan is de belemmeringenstrook (dubbelbestemming 'Leiding - Gas') van de gasbuisleiding van 4 meter aan weerszijden (gemeten vanaf het hart van de leiding) opgenomen. Ook is de 100% lethaal contour van 70 meter opgenomen, waarbinnen zeer kwetsbare objecten zijn uitgesloten. In de zone tussen 4 en 70 meter zijn zeer kwetsbare objecten alleen toegestaan met een nadere uitwerking/motivering (nee, tenzij), met binnenplanse afwijking. Aangezien deze zone valt binnen de zones van het Maas-Waalkanaal (veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen 1 en 2) is geen separate/extra aanduiding opgenomen.

5.6.2 Cumulatie en domino-effecten

Bij het verantwoorden van de risico's in het plangebied wordt eerst gekeken naar alle individuele risicobronnen en de invloed daarvan op de omgeving. Naast deze effecten en risico's kunnen er ook eventueel domino-, of cumulatie-effecten of -risico's zijn. Van een domino-effect is sprake indien er bijvoorbeeld door een explosie bij een bedrijf of tankauto een opslag van gevaarlijke stoffen bezwijkt en er daardoor dus meer risico ontstaat als in de situatie dat de risico's niet geclusterd zouden voor komen. Van cumulatie is sprake indien er meerdere invloedsgebieden van risicobronnen elkaar overlappen en daardoor objecten/gebouwen meer risico ondervinden dan ze zouden ondervinden indien er slechts blootstelling zou zijn aan één van de risicobronnen.

In het plangebied zijn domino-effecten zeer onwaarschijnlijk. De ongevalsfrequentie van een tankauto met gevaarlijke stoffen op een weg (2 a 3 keer per 100 miljoen jaar per kilometer) binnen de bebouwde kom is zeer laag. De kans op het falen van een nabijgelegen stationaire bron is dan ook alleen substantieel verhoogd indien er sprake is van zeer grote hoeveelheden vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiervan is geen sprake.

Van cumulatie is sprake indien een plangebied binnen meerdere invloedsgebieden ligt van verschillende risicobronnen. Een groot deel van het plangebied ligt maar in één invloedsgebied of ligt buiten een invloedsgebied. Daar is dus geen sprake van cumulatie. In de omgeving van de gasbuisleiding overlappen de invloedsgebieden van de alternatieve routering vervoer gevaarlijke stoffen en die van het kanaal. Ook hier is dus nauwelijks sprake van een cumulatie tot een onaanvaardbaar niveau.

5.6.3 Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en zelfredzaamheid

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft advies uitgebracht over het aspect externe veiligheid (zie Bijlage 14). De VRGZ bevestigt het voorgaande en geeft aan dat de kans dat er een van de scenario's zoals beschreven optreedt klein is. De VRGZ geeft verder aan betrokken te willen blijven bij de verdere inrichting van het gebied. De VRGZ zal daarom ook om advies worden gevraagd op het moment dat er een uitgewerkt stedenbouwkundig plan ligt. Binnen dit plan zal er aandacht zijn voor bijgaande advies van de VRGZ. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt opgemerkt dat deze in de huidige situatie voldoende is geborgd. Het mogelijk verplaatsen van bluswatervoorzieningen bij een nadere uitwerking van dit plan zal worden afgestemd met de VRGZ. Gezien het feit dat scenario's zoals een koude BLEVE zich zeer snel kunnen ontwikkelen, is het voorkomen van het incident niet altijd mogelijk. De bereikbaarheid is echter voldoende om de gevolgen van een incident te beperken. Mogelijke aanpassingen van de wegenstructuur worden nog afgestemd met de VRGZ. De adviezen van de VRGZ worden in acht genomen in het voorliggend bestemmingsplan.

5.6.4 Eindconclusie

Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht om een zorgvuldig besluit te nemen. De gemeenteraad oordeelt met de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan dat de bovenstaand beschreven risico's aanvaardbaar worden geacht in relatie tot de planontwikkeling.

5.7 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, is een inventarisatie benodigd om te kunnen bepalen of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik in relatie tot de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De gemeente Nijmegen heeft voor haar beheergebied de Nota Bodembeheer opgesteld. Hierin is het lokale beleid voor grondverzet en bodemsanering beschreven.

Bekende bodemkwaliteit

Binnen het plangebied voor 'Kanaalknoop Zuid' zijn in het verleden enkele milieuhygiënische bodemonderzoeken uitgevoerd. Er zijn bodemonderzoeken beschikbaar van Nieuwe Dukenburgseweg 21 en 23. Op de milieuatlas van de gemeente Nijmegen (https://kaart.nijmegen.nl/milieu/) zijn de bij de gemeente Nijmegen bekende bodemonderzoeken digitaal in te zien en te downloaden. Op deze site zijn ook de locaties te vinden die (mogelijk) verontreinigd zijn.

Bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemming

Op een deel van het plangebied wijzigt de bestemming niet. Voor dit deel van het gebied geldt dat er geen bodemverontreiniging bekend is, of verwacht wordt, die de bestemmingswijziging op nabijgelegen terreinen belemmert. De bekende bodemkwaliteit vormt ook geen risico bij het huidige gebruik.

Momenteel is het niet mogelijk een bodemonderzoek op te starten op het sportcomplex in verband met de aanwezige tijdelijke opvang van ontheemden. Zodra de tijdelijke opvang van ontheemden is beëindigd, zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Gevolgen Omgevingswet

De ontwikkelingen op de locatie vinden waarschijnlijk (deels) plaats als de Omgevingswet in werking is getreden. Voor die ontwikkelingen zal het volgende gelden: Om een bodemgevoelig gebouw te mogen bouwen op een bodemgevoelige locatie moet in dit plangebied eerst een vooronderzoek worden uitgevoerd conform NEN5725. Als daaruit blijkt dat een er een verdenking bestaat op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging van de bodem wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens de NEN5740. De recent uitgevoerde onderzoeken blijven hierbij gewoon gelden. Afhankelijk van de resultaten van het verkennend onderzoek moet eventueel een nader onderzoek worden uitgevoerd. Als de toelaatbare bodemkwaliteit wordt overschreden in meer dan 25m3 grond dan moet de (deel)locatie geschikt worden gemaakt door te saneren. Voor terreindelen die voor verkeersdoeleinden of als openbaar groen (groenstrook, berm, enz.) worden ingericht zal de saneringsinspanning grotendeels wegvallen.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet zal naar verwachting een kleinere onderzoeks- en saneringsinspanning tot gevolg hebben dan onder de huidige wetgeving wordt geëist.

5.8 Water

5.8.1 Watertoets en algemeen

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hatert, De Biezen en Winkelsteeg (noord). Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017-2023, de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) en het Waterplan Winkelsteeg (2022) relevant. Daarnaast ook het beleid en de regels van het Waterschap.

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2017 - 2023

Het GRP 2017-2023 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke watertaken voor stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en maatregelen tegen grondwateroverlast. Het GRP beschrijft visie en ambities voor de gemeentelijke watertaken en geeft invulling aan de uit te voeren activiteiten en benodigde financiële en personele middelen. In het nieuwe GRP 2017-2023 blijft het accent liggen op duurzame ontwikkeling in combinatie met doelmatig beheer (Asset-management). Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. De belangrijkste ambities en activiteiten in het GRP 2017-2023 zijn:

  • Het (per stadsdeel) ontwikkelen van een strategie voor klimaatadaptatie;
  • Effectieve samenwerking met waterpartners en buurgemeenten;
  • Beperken van regenwateroverlast;
  • Beperkt houden van gezondheidsrisico;
  • Tegengaan van structurele grondwateroverlast.

De activiteiten die hiervoor worden ontplooid omvatten onder meer:

  • Aanleg van infrastructuur;
  • Reinigen, inspecteren en onderhouden van infrastructuur;
  • Vernieuwen en verbeteren van infrastructuur;
  • Onderzoek en monitoring;
  • Beleid en planvorming.

Het afkoppelen van hemelwaterafvoer van de gemengde riolering blijft doorgaan in gebieden waar het bijdraagt aan oplossen, beperken of voorkomen van regenwateroverlast, milieubelasting en gezondheidsrisico. Bij het afkoppelen van openbare ruimte wordt gezocht naar combinaties met verbetering van groen. De voorkeur gaat uit naar bovengronds infiltreren. Zowel voor afkoppelen gebouwen als voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing is subsidie mogelijk.

In het nieuwe GRP ligt nog meer accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht aan duurzame stedelijke ontwikkeling worden gegeven, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan. Voor dit plangebied, dat al erg groen is, betekent dit dat vooral op het bedrijventerrein Winkelsteeg veel aandacht zal uitgaan naar een duurzamere waterhuishouding.

Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)

Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: de Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). Deze is gebaseerd op het Bouwbesluit 2012.

Deze nota bevat eisen voor het ontwerp en de aanleg van voorzieningen voor het afkoppelen en infiltreren van hemelwaterafvoer en geldt zowel voor openbaar terrein als particulier terrein. De nota stimuleert particulieren af te koppelen en eist dat bij sloop, herbouw en nieuwbouw op eigen terrein wordt geïnfiltreerd. De afkoppelnormen in deze nota zijn laag in relatie tot de toekomstig te verwachten hevigere regenbuien (eerste 10 mm bergen op eigen terrein) en vallen weg tegen de strengere eisen die het waterschap eist ten aanzien van nieuwbouw.

Waterschap Rivierenland

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 Versterken Verbinden Vergroenen. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

Samen door één buis - Vertrekpunt voor samen werken aan riolering en stedelijk water

De nota “Samen door één buis” is primair gericht op het samen (gemeenten en waterschap) beheersen van lozingen uit de riolering en het zo bijdragen aan een goede waterkwaliteit en leefomgeving. In deze nota is een adviestabel opgenomen voor de omgang met afstromend hemelwater bij bedrijven van diverse milieucategorieën. Bij hogere milieucategorieën kan het nodig zijn om aan te sluiten op een verbeterd gescheiden stelsel, dan wel aanvullende maatregelen te treffen ten behoeve van behoud van de waterkwaliteit.

Waterplan Winkelsteeg 2022

Voor de ontwikkeling van Winkelsteeg is een Waterplan opgesteld. Het Waterplan Winkelsteeg 2022 heeft twee doelen:

    • 1. Het geeft de kaderstellende inrichting weer voor de uitwerking van het watersysteem in de deelplannen.
    • 2. Het is de grondslag voor (bestuurlijke) afstemming tussen de betrokken partijen. De gemeente stelt bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking van het plan een waterhuishoudkundigplan op, in afstemming met de betrokken partijen.

Dat waterhuishoudkundigplan voor Kanaalknoop Zuid wordt voorgelegd aan het waterschap en de gemeente. In het waterhuishoudkundigplan wordt onder andere beschreven:

  • Huidige situatie met relevante gegevens over grondwater, riolering en oppervlaktewater;
  • De ontwikkeling met verharde oppervlaktes, infrastructurele inrichting en kabels & leidingen. De oppervlaktes moeten in de ontwerpfase worden ingetekend en aangeleverd als shapefile. Na oplevering wordt de ontwikkeling geactualiseerd (op basis van de BGT) en blijvend geborgd in Atlaz. Hierin moet onder andere staan vermeld hoeveel verhard oppervlak er aanwezig is en hoeveel waterberging (in mm en m3) is gerealiseerd.
  • Een beschrijving van het nieuwe hemel- en afvalwatersysteem. Hierbij zijn peilen, afwatering en controleberekeningen opgenomen.
  • De effecten op de integrale waterhuishouding;
  • De wijze van beheer en onderhoud, afgestemd met stadsbeheer gemeente Nijmegen. Een waterboekhouding moet worden bijgehouden zodat bij het ontwikkelen van het laatste deelgebied de waterbalans en waterstructuur voor het gehele gebied klopt. Een format voor de waterboekhouding wordt opgesteld en geactualiseerd. Bij ruimtelijke plannen is het verplicht om het watertoetsproces te doorlopen. Bij toename van verhard oppervlak zal met het waterschap overeenstemming moeten worden bereikt over de compensatie van de waterberging. De uitgangspunten van het integrale waterplan zijn hierbij leidend.

Bestemmingsplanregels

In de planregels is opgenomen dat de gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen slechts mogen worden bebouwd, indien wordt voldaan aan de capaciteitseisen voor de berging van hemelwater en aan de inrichtingsprincipes voor het watersysteem uit het (meest recente) Waterplan Winkelsteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0009.png"

Schematische weergave inrichtingsprincipes waterplan - Kanaalknoop

5.8.2 Oppervlaktewater

De Winkelsteegse vijvers liggen in peilgebied MAL101 met streefpeil 7.75 m NAP. De vijvers grenzen aan het plangebied Kanaalknoop. De vijvers wateren via drie duikers die met putten verbonden zijn, af op de A-watergang parallel aan het kanaal. De hoogst liggende duiker is een rond 500 mm duiker met b.o.b. 7,50 m NAP. Het waterpeil in de vijver staat onder invloed van de grondwaterstand en fluctueert o.b.v. neerslag, verdamping, grondwaterstand en afvoer. De vijvers zijn in beheer bij waterschap Rivierenland.

Op de vijvers loost aan de oostzijde een verbeterd gemengd rioolstelsel via de overstort Hulzensweg. In de Hulzenseweg zorgt een wervelventiel voor limitering in de afvoer richting het rioolgemaal. Bij extreme buien kan dit overstorten naar de vijvers. De aangesloten hoeveelheid oppervlak is 15,6 ha. De berging in de riolering bedraagt 390 m3. De afvoercapaciteit is 136 m3/uur.

Stikstof en fosfor voldoen niet aan de norm, het water is zeer voedselrijk. Dit komt tot uiting in de zeer hoge chlorofyl-A gehaltes, een maat voor de hoeveelheid algen in het water. Het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) is hierdoor ook te hoog. Totaal stikstof bestaat uit ammonium, nitraat en organisch stikstof. Organisch stikstof bestaat zowel uit levend (algen) als dood (detritus, dode algen) materiaal. In de vijver is stikstof bijna alleen aanwezig in de vorm van organisch stikstof. Ook bij totaal fosfor is de organische component zeer dominant aanwezig. De temperatuur is op orde en in bijna alle jaren zelfs “zeer goed”. De zuurgraad is soms te hoog, dit wordt veroorzaakt door hoge productie (activiteit) van de algen. Het water wordt daardoor te basisch. Het doorzicht is zeer slecht door de hoge troebelheid door de aanwezigheid van de algen

Voor het deelgebied Kanaalknoop Zuid geldt dat er een mogelijkheid moet zijn om schoon dakwater direct op de vijvers af te wateren. Overig hemelwater kan via bodempassages, conform Waterplan Winkelsteeg, afwateren op de hoofdstructuur. Vanuit de wadi's wordt het water vertraagd naar de nieuw te graven hoofdstructuur afgevoerd. Alleen bij noodsituaties kan er directe overstort via de slokops plaatsvinden.

In het deelgebied Kanaalknoop Noord wordt een piekberging gerealiseerd. De exacte locatie en uitwerking van de nieuwe waterbergingsvoorziening is nog niet bekend. In de directe omgeving is wel voldoende ruimte om vervangende waterberging te realiseren. De realisatie van de vervangende waterbergingsvoorziening is geborgd via het Waterplan Winkelsteeg.

De watergang langs het Maas-Waalkanaal is in de huidige situatie de hoofdwatergang van dit gedeelte van Nijmegen, waar afstromend hemelwater en overstortend rioolwater in wordt ontvangen en afgevoerd. Deze functie moet gehandhaafd blijven met mogelijkheden tot verbetering. Kanaalknoop Noord en Kanaalknoop Zuid worden via een extra verbinding onder de Nieuw Dukenburgseweg met elkaar verbonden.

5.8.3 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een aan grondwater gerelateerde keuze van de locatie, bijvoorbeeld geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
  • een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.

Voor infiltratie van hemelwater naar grondwater dient te worden bekeken of de beoogde locatie vervuild is, zoals beschreven in paragraaf 5.7 Bodem. Vervuilde grond moet gesaneerd worden alvorens geïnfiltreerd kan worden.

5.8.4 Riolering en hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied Kanaalknoop-Noord wordt via gemaal Gerstweg geloosd op de Weg door Jonkerbos. Het plangebied Kanaalknoop-Zuid prikt in op het rioolstelsel van Hatert alvorens het op de Weg door Jonkerbos loost.

De huidige riolering is uitgevoerd als verbeterd gescheiden stelsel. Vanuit het Bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' en voor Winkelsteeg specifiek het Waterplan Winkelsteeg. Daarnaast worden de uitgangspunten van de beleidsnota 'Samen door één buis' gehanteerd voor de omgang met afstromend hemelwater van terreinoppervlakten.

De verbeterd gescheiden riolering blijft aanwezig om vervuilde rioleringsoppervlaktes af te voeren naar de zuivering. Ten aanzien van vervuilde (ontsluitings)wegen zijn voorzieningen en/of bermpassages beoogd (conform waterplan) om vervuilingsrisico's te minimaliseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0010.png"

Riolering Winkelsteeg (2022)

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. Conclusie is dat het plan geen negatieve effecten heeft op het rioleringsstelsel of (indirect) oppervlaktewatersysteem.

De omgevingsvergunningsaanvraag voor bouwen moet een goedgekeurd rioleringsplan/ waterhuishoudkundig plan bevatten. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

Belangrijke keuzen die al in het stadium van het schetsontwerp gemaakt moet worden, zijn:

  • het type infiltratievoorziening/filtervoorziening
  • dimensies en het globale functioneren van de infiltratievoorziening(en)
  • de locatie(s) van infiltratievoorziening(en) en noodoverlopen naar openbaar gebied
  • de locatie voor eventuele uitbreiding van wateroppervlak (indien extra berging nodig is)

Riolering algemeen

Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Bouwen boven gemeentelijke riolering is niet toegestaan en kan betekenen dat riolering verlegd of dat de inrichting gewijzigd moet worden. Bij hoofdtransportleidingen dient rekening gehouden te worden met niet te bebouwen stroken aan weerszijden van de leiding van 6 m. Deze eis is vastgelegd in artikel 2.5.19 van de Nijmeegse bouwverordening.

Uitleggers aansluiting riolering

Het afvalwater van de woningen moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Hiertoe dient contact opgenomen te worden met Kwaliteitsbeheer Riolering.

Indien wel nieuwe aansluitingen nodig zijn, moet voor het maken van die aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Controleput

Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan.

Gescheiden stelsels en foutieve aansluitingen

Bij gescheiden stelsels is het van belang dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden. Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen toetst het bevoegd gezag of de juiste maatregelen worden genomen. Hierbij wordt onder andere getoetst aan het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan.

Bestemmingsplanregels

Zoals hiervoor reeds aangeven is in de planregels opgenomen dat de gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen slechts mogen worden bebouwd, indien wordt voldaan aan de capaciteitseisen voor de berging van hemelwater en aan de inrichtingsprincipes voor het watersysteem uit het Waterplan Winkelsteeg.

5.9 Natuur

In deze paragraaf is ingegaan op de landelijke kaders rondom natuur (Wet natuurbescherming), de provinciale kaders en de gemeentelijke kaders.

5.9.1 Wet natuurbescherming

In Nederland is de bescherming van inheemse soorten planten en dieren geregeld in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Deze wet bevat regels voor de bescherming van natuurgebieden, in het wild levende dier- en plantensoorten en houtopstanden in Nederland. Het uitgangspunt van de wet is de natuur te beschermen, mede vanwege de intrinsieke waarde, en het behouden en herstellen van biologische diversiteit zonder de lasten te verhogen. In 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van het habitat kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.

Gebiedsbescherming: De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000- gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor soorten en/of habitattypen. Per soort en/of habitattype is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is of dat uitbreiding dan wel verbetering nodig is. Het is verboden om zonder vergunning een project te realiseren dat significante gevolgen kan hebben op de instandhoudings- doelstellingen van (de aangewezen habitattypen en -soorten van) een Natura 2000-gebied en aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.

Soortenbescherming: De Wet natuurbescherming vormt tevens het wettelijk kader voor de bescherming van een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten. Op het gebied van soortbescherming is het uitgangspunt van de Wet natuurbescherming dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan; het 'nee, tenzij-principe'.

De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

5.9.1.1 Beschermde gebieden

Op enkele kilometers van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' dat onder andere is aangewezen voor een aantal stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten. Op grotere afstand zijn andere Natura 2000-gebieden gelegen die ook aangewezen zijn voor een aantal stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten.

Wanneer een plan mogelijk significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, moet uit een voortoets of passende beoordeling kunnen worden geconcludeerd dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied niet worden aangetast, voordat het plan kan worden vastgesteld.

In onderstaande afbeelding is de ligging van het gebied Winkelsteeg ten opzichte van Natura 2000-gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0011.png"

Kaart: Natura 2000-gebieden omgeving Winkelsteeg (bron: MER Winkelsteeg, 2023)

Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' en de andere Natura 2000-gebieden, zijn negatieve effecten die kunnen optreden ten gevolge van oppervlakteverlies, versnippering, verstoring, verdroging of verontreiniging op voorhand met zekerheid uit te sluiten. Dergelijke invloeden treden niet op over dergelijke grote afstanden. Andere storingsfactoren dan verzuring en vermesting door stikstof spelen dus, gelet op de afstand tot de Natura 2000-gebieden, geen rol.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Er is in het stikstofonderzoek geen rekening gehouden met de verwachte depositiedalingen in de toekomst, zoals die door het RIVM zijn gerapporteerd op basis van bestaand beleid, net zoals met de verwachte extra depositiedaling ten gevolge van de stikstofaanpak van het Rijk en provincies. Er is dus een conservatieve aanpak (worst case-benadering) gekozen in dit onderzoek door de stikstofeffecten van de ontwikkeling te vergelijken met de stikstofdepositie en -overschrijding van de kritische depositiewaarde in 2020 (AERIUS Monitor, versie 2023). De prognoses van het RIVM, zoals opgenomen in AERIUS Monitor (versie 2023), geven voor de prognosejaren 2025 en 2030 aan dat er in die jaren nauwelijks sprake meer is van stikstofoverbelasting of een naderende overbelasting in het Natura 2000-gebied Rijntakken. In 2021 ligt de berekende stikstofdepositie voor verreweg het grootste deel (94%) van het Natura 2000-gebied Rijntakken onder de kritische depositiewaarde (KDW) van de habitats in dit gebied. In 2025 is dat naar verwachting 96% en in 2030 97% (AERIUS Monitor, versie 2023). Voor de andere verder weg gelegen Natura 2000-gebieden (o.a. Veluwe en St. Jansberg) ligt dit anders en er is er nu en naar verwachting ook in 2030 sprake van een stikstofbelasting die (ruim) boven de kritische depositiewaarde ligt. Zie daarvoor onderstaande afbeelding, waarin de berekende overbelasting in 2020 op Natura 2000-gebieden is weergegeven (bron: AERIUS Monitor versie 2022, bewerking Pouderoyen Tonnaer).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0012.png"

Kaart: Overschrijding van de kritische depositie op habitats en (zoek-)leefgebieden door de totale depositie in 2020 (versie AERIUS Monitor 2022, januari 2023)

------------------------

Ook uit de Natuurdoelanalyse (NDA) voor de Rijntakken (Arcadis in opdracht van de provincie Gelderland, 26 mei 2023) blijkt dat de stikstofbelasting geen groot knelpunt is voor de Rijntakken. Uit de NDA blijkt dat dat voor bijna alle habitattypen de uitgevoerde en geprogrammeerde maatregelen zorgen voor het tegengaan van verslechtering van habitattypen en leefgebieden én borgen dat het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen (voor zover het uitbreiding of verbetering betreft) binnen bereik is en blijft. Alleen voor het habitattype H9120 Beuken- eikenbossen met hulst is dat niet met zekerheid geconcludeerd in de NDA omdat er te weinig informatie is over de trend en voor dit habitattype geen specifieke maatregelen zijn opgenomen. Dit habitattype komt zeer lokaal voor, met name langs de IJssel en is niet relevant voor de ontwikkeling van Winkelsteeg en de ontwikkeling van het deelgebied Kanaalknoop Zuid. Er is geen sprake van toename van depositie op dit habitattype (H9120) binnen de Rijntakken.

Significante negatieve effecten op de Rijntakken zijn daarom op voorhand uit te sluiten. Dit geldt niet voor een eventuele toename van stikstof op andere Natura2000-gebieden zoals de Veluwe.

------------------------

Effecten wegverkeer

Als gevolg van de ontwikkeling van woningen, bedrijven en voorzieningen die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is er sprake van een toename van verkeersbewegingen. Een toename van het wegverkeer leidt tot extra emissies van stikstof in- en buiten het plangebied. Die emissies kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden.

De resultaten van de verkeersberekeningen die door RHDHV zijn uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan, zijn gebruikt als basis voor het onderzoek naar de stikstofeffecten ten gevolge van de toe- en afname van het wegverkeer. Daarvoor zijn door RHDHV wegvakken geselecteerd met een verschil van 250 of meer motorvoertuigen per etmaal en een toename van meer dan 3% ten opzichte van de intensiteiten zonder de ontwikkeling van het Winkelsteeg. De geselecteerde wegvakken zijn gecombineerd tot samenhangende routes, met daarbij dan ook enkele wegvakken van de routes niet voldoen aan de genoemde criteria. In de figuur hierna zijn de geselecteerde routes weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0013.png"

Ten behoeve van het stikstofonderzoek voor dit bestemmingsplan Kanaalknoop Zuid is gerekend met de prognose van het verkeer op basis van het programma dat in dit bestemmingsplan maximaal planologisch mogelijk wordt gemaakt. De verkeersmodelberekeningen zijn door RHDHV omgezet naar Geomilieu-bestanden voor zowel de situatie met de voorgenomen ontwikkeling (Referentie + verkeer t.g.v. programma Kanaalknoop Zuid) als zonder de voorgenomen ontwikkeling (Referentie). Voor de referentie in het stikstofonderzoek voor dit bestemmingsplan is uitgegaan van de autonome ontwikkeling zoals gedefinieerd en berekend in het MER Winkelsteeg (2023), aangevuld met de verkeerstoename t.b.v. de bestemmingsplannen Winkelsteeg–Stationsomgeving Goffert (vastgesteld op 12 juli 2023) en Winkelsteeg Kanaalknoop Noord (vastgesteld op 27 september 2023).

Er is gerekend met emissiefactoren in AERIUS (versie 2023) voor het jaar 2032. Naar gelang de tijd vordert, daalt de emissie per gereden kilometer omdat het aandeel van auto's met moderne schonere motoren en elektrische auto's toeneemt. De toename van de stikstofemissie en -depositie bij eenzelfde verschil in ritgeneratie zal daarom na 2032 kleiner zijn dan op basis van de emissiefactoren van 2032. Daarnaast is de stikstofdepositie vergeleken met de (naderend) overbelaste habitattypes en (zoek-)leefgebieden op basis van gegevens met betrekking tot de berekende stikstofbelasting in 2021 (gegevens opgenomen in AERIUS versie 2023). Dus zonder rekening te houden met de verwachte afname van de stikstofdepositie en de wettelijk vastgestelde doelen voor de aanvullende reductie van stikstof voor de jaren 2025, 2030 en 2035. De stikstofberekening is daarmee aan te merken als een worst case-berekening.

In de tabel hierna is de maximale stikstofdepositietoename per Natura 2000-gebied weergegeven ten opzichte van de referentiesituatie.. Het betreft de maximale verschillen in stikstofdepositie op in 2020 (bijna) overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, uitgaande van de hiervoor beschreven berekening van de effecten ten gevolge van verkeer (prognosejaar verkeer 2045) en de daarbij gehanteerde worst-case benadering (emissiefactoren 2032). De AERIUS-berekening is bijgevoegd (zie Bijlage 15).

Maximale toename in mol/ha/jaar   Rijntakken   Alle andere Natura2000-gebieden  
Verkeer Kanaalknoop Zuid ten opzichte van de referentie (referentie = autonome ontwikkeling uit MER Winkelsteeg en verkeer t.g.v. vastgesteld bestemmingsplan Stationsomgeving Goffert en vastgesteld bestemmingsplan Kanaalknoop Noord   +0,00 mol/ha/jaar   +0,00 mol/ha/jaar  

Uit de stikstofberekening (zie ook tabel en onderstaande kaart) blijkt dat er enkel sprake is van een zeer kleine toename van stikstof, die op geen van de gebieden groter is dan (afgerond) 0,00 mol/jaar. De maximale stikstoftoename is kleiner dan 0,005 mol/ha/jaar.

Ten behoeve van de totale ontwikkeling van Winkelsteeg heeft de gemeente Nijmegen voor externe saldering ten behoeve van de ontwikkeling van Winkelsteeg een overeenkomst gesloten met een eigenaar van veehouderij in de omgeving van het plangebied c.q. de gemeente. Voor de ontwikkeling van Kanaalknoop Zuid hoeft er geen beroep te worden gedaan op externe saldering. De afname van de stikstofbelasting ten gevolge van de beëindiging van deze veehouderij op de omliggende Natura2000-gebieden is vele malen groter dan de zeer beperkte toename van de stikstofbelasting ten gevolge van dit bestemmingsplan. Ook als er rekening mee wordt gehouden dat deze externe saldering ook voor andere deelgebieden van Winkelsteeg wordt ingezet

Relevante negatieve effecten t.g.v. een toename van de stikstofdepositie in de gebruiksfase (effecten t.g.v. verkeer) zijn daarom met zekerheid uit te sluiten. Ook zonder rekening te houden met de afname van de stikstofdepositie t.g.v. de beëindiging van de veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0014.png"

Kaart: Stikstofeffecten verkeer Kanaalkoop Zuid ten opzichte van referentie

Effecten uitbreiding en nieuwvestiging bedrijven en voorzieningen

Nieuwe bouwwerken worden zonder gasaansluiting gerealiseerd, waardoor extra emissies ten gevolge van verwarming van gebouwen kunnen worden uitgesloten. Dit bestemmingsplan biedt geen planologische mogelijkheden voor nieuwvesting of uitbreiding van bedrijven of voorzieningen waarbij er sprake is van relevante emissies uit bedrijfsprocessen. Stikstofeffecten ten gevolge van de nieuwvestiging of uitbreiding van bedrijven en voorzieningen, anders dan de effecten ten gevolge van verkeer (zie hiervoor) en de realisatie/bouw van woningen, bedrijven, voorzieningen (zie hierna) kunnen daarom op voorhand worden uitgesloten.

Effecten aanlegfase

Tijdens de aanlegfase is er tijdelijk sprake van extra stikstofuitstoot door inzet van materieel en bouwverkeer. Er is in het kader van het m.e.r.-onderzoek voor de totale gebiedsontwikkeling Winkelsteeg (voor het Voorkeursalternatief) een inschatting gemaakt van effecten die kunnen optreden bij de bouw van woningen, bedrijven en voorzieningen (op basis van kengetallen: 1 kg NOx per woning en 5,5 kg NOx per 100 m2 BVO inclusief NH3-emissies voor bouwverkeer).

In de tabel hierna is de maximale tijdelijke toename per Natura 2000-gebied weergegeven op basis van de hiervoor beschreven verkenning van de effecten van de aanlegfase (maximale jaarvracht), voor het bestemmingsplangebied Kanaalknoop Noord, uitgaande van de kencijfers uit het m.e.r.-onderzoek en het programma voor Kanaalknoop Zuid (maximaal 1200 woningen en 29.300 m2 bedrijven en voorzieningen. De AERIUS-berekening is bijgevoegd in de bijlagen van deze toelichting (zie Bijlage 15).

Maximale toename in mol/ha/jaar
Aanlegfase Kanaalknoop Zuid  
Rijntakken   Alle andere Natura2000-gebieden  
Aanlegfase uitgaande van programma, realisatietermijn 10 jaar, 1 kg Nox per woning; 5,5 kg Nox per 100m2 bvo bedrijven en voorzieningen, emissie Nh3 bedraagt 3% van Nox-emissies in kg.   +0,01 mol/ha/jaar   +0,00 mol/ha/jaar  

Het gekarteerde oppervlak met een tijdelijke toename van maximaal 0,01 mol/ha/jaar is circa 13 hectare. Er is enkel sprake van een tijdelijke toename op habitats waarvan in de Natuurdoelanalyse voor de Rijntakken (mei 2023) is geconcludeerd dat met zekerheid kan worden gesteld dat het vastgestelde pakket maatregelen realisatie van instandhoudingsdoelstellingen mogelijk maakt door het op orde brengen van de condities daarvoor. Verslechtering van habitats is niet aan de orde, instandhoudingsdoelstellingen zijn binnen bereik en kunnen op termijn worden behaald.

Relevante negatieve effecten t.g.v. een toename van de stikstofdepositie in de aanlegfase (tijdelijke effecten t.g.v. de aanleg en bouw) zijn daarom met zekerheid uit te sluiten. Ook zonder rekening te houden met de afname van de stikstofdepositie t.g.v. de beëindiging van de veehouderij.

Conclusie

Bij de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan zal moeten kunnen worden onderbouwd dat het plan geen negatief effect heeft op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied Rijntakken en de andere Natura 2000-gebieden spelen andere storingsfactoren dan verzuring en vermesting door stikstof sowieso geen rol en zijn deze op voorhand met zekerheid uit te sluiten. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat ook voor het aspect stikstof geldt dat negatieve effecten die samenhangen met een toename van de stikstofbelasting op voorhand met zekerheid zijn uit te sluiten. Het voorliggend bestemmingsplan heeft derhalve geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden.

5.9.1.2 Beschermde soorten

Om beschermde soorten in het plangebied in kaart te brengen is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 16). In het onderzoek is een overzicht opgenomen van de functie van het plangebied voor beschermde soorten en eventuele effecten op basis van de uitgangspunten van de gebiedsontwikkeling.

Uit het onderzoek blijkt dat er in het kader van de Wet natuurbescherming een risico is op het verdwijnen van leef/foerageergebied en/of verblijfplaatsen en/of verstoren van de volgende soorten: grote vos en iepenpage, eekhoorn, bever, das, marterachtigen bunzing, hermelijn, steenmarter en wezel, vleermuizen, huismus, gierzwaluw, buizerd, boomvalk en ransuil en het verstoren van broedgevallen van algemene soorten vogels. Effecten kunnen optreden zowel door tijdelijke verstoring in de aanlegfase, als in de gebruiksfase. Er is nader onderzoek nodig om de functie van het plangebied voor de soorten te bepalen en het effect van de ingreep.

Voor deze soorten dient op basis van het nader onderzoek mitigerende en/of compenserende maatregelen te worden opgesteld. Dit kan mogelijk ook in de vorm van een Soortenmanagementplan (SMP) voor de gehele ontwikkeling. Als duidelijk is welke ingrepen en werkzaamheden worden uitgevoerd, kan worden bepaald of, en zo ja, waarvoor een ontheffing inzake de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.

Met de aanleg van een robuuste groenstructuur met ruimte om de ecologische kwaliteit te waarborgen en die aansluit op het groen in de omgeving, is er ruimte voor het treffen van eventueel benodigde maatregelen. Voordat een omgevingsvergunning voor bouwen wordt afgegeven dienen de kaders van de Wet natuurbescherming te worden opgevolgd.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect 'beschermde soorten' geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.9.2 Provinciaal kader

In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

5.9.2.1 Gelders Natuurnetwerk

In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.

Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op grond van de aard van de ingreep en afstand tussen NNN en plangebied zijn effecten op het NNN uitgesloten.

5.9.2.2 Groene ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

5.9.2.3 Conclusie

Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelingszone (GO) of andere waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn.

5.9.3 Gemeentelijk beleid
5.9.3.1 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). Het streven is om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.

Conclusie

In Winkelsteeg ligt veel grond braak dat weinig duurzame ecologische en groenwaarde heeft. Dat geldt ook voor de sportvelden. De nieuwe groenstructuren in Winkelsteeg worden naast fijne verblijfsgebieden ook ecologisch waardevolle plekken die zijn verbonden met een robuuste en fijnmazige structuur. Hetzelfde geldt voor de 'koelte'plekken waar boomkronen een hoofdrol spelen als voor de schaduw langs fiets- en wandelpaden.

Bestaand groen verlaat Winkelsteeg niet. Al het groen wordt zo mogelijk verplant of, als dat niet kan, krijgt het een herbestemming in Winkelsteeg bijvoorbeeld als takkenril in de ecologische structuur voor kleine marterachtigen, een speelobject of door het als 'dood' hout terug te laten komen als insecten hotspot. Hiermee voegen we nieuwe structuren en biotopen toe in Winkelsteeg. We zetten het groen in om een klimaatadaptief en een biodivers gebied te creëren waar het aangenaam is om te verblijven en te recreëren.

5.9.3.2 Bomenplan Nijmegen 2021

Dit bomenplan geeft invulling aan de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in beweging'. Het plan vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. De nota is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van de bescherming, de aanplant, het beheer en de kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het bomenplan is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Gezonde bomen zo lang mogelijk behouden
  • bomenkap zoveel mogelijk vermijden
  • Aanplant van bomen zoveel mogelijk stimuleren
  • Dat de belangrijkste bomen in de stad een groene beschermde verbindende structuur vormen

Het bomenplan legt beleidskeuzes vast en laat zien welke afwegingen we rondom bestaande en nieuwe bomen maken. In het bomenplan is ook de hoofdbomenstructuur opgenomen. De hoofdbomenstructuur wordt niet vastgelegd in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee een rol in bestemmingsplannen.

Uitvoeringsagenda Bomen 2021-2025

Als nadere uitwerking van het Bomenplan is de Uitvoeringsagenda Bomen 2021-2025 opgesteld. De uitvoeringsagenda geeft inzicht in de planning, de kosten en mandaten die horen bij de uitwerking en uitvoering van het Bomenplan.

Conclusie

Alle bomen die vallen binnen de scope van het plangebied worden geïnventariseerd. Er wordt hierbij gekeken naar hun waarde, toekomstverwachting en verplantbaarheid, zodat we de juiste afweging kunnen maken in keuzes voor behoud, verplanting en als laatste optie, indien noodzakelijk, kap. Op basis van de resultaten van de inventarisatie kan beter beoordeeld worden wat er met iedere individuele boom gaat gebeuren.

5.9.3.3 Toolbox natuurinclusief bouwen

Natuurinclusief bouwen is een verzamelterm voor tal van maatregelen en manieren om natuur te integreren bij de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen. Door natuurinclusieve maatregelen wordt de leefomgeving voor (gebouwbewonende) diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Ook hebben de maatregelen effect op het gebied van gezondheid, klimaatadaptatie en natuurbeleving. Dit biedt dus niet alleen een geschikt leefgebied voor verschillende diersoorten, maar verhoogt ook de leefkwaliteit van de stad. De gemeente Nijmegen heeft haar visie op een groene en gezonde stad voor de komende jaren opgenomen in de omgevingsvisie 'Nijmegen stad in beweging'. Uitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn: We nemen de natuur mee in onze plannen en kiezen voor 'natuurinclusief bouwen'. Dat betekent dat we bewust ruimte creëren voor de natuur in de groenstructuur (bijvoorbeeld door planten te gebruiken die als voedselbron voor dieren dienen) en in gebouwen (bijvoorbeeld door schuil- en nestelgelegenheden in het gebouw te integreren). Daarnaast willen we ook de aanwezigheid, gezondheid en het welzijn van dieren in onze openbare ruimte beschermen en waar nodig bevorderen. Op die manier kunnen we de natuurbeleving van mensen in hun woonomgeving versterken.

Om natuurinclusief bouwen te implementeren in de bouwplannen, is de Toolbox natuurinclusief ontwikkelen en bouwen. Deze toolbox is gebaseerd op de omgeving, de gewenste soorten en de ambitie en gekoppeld aan de Leidraad natuurinclusief bouwen, renoveren en verduurzamen van de Provincie Gelderland. Het systeem richt zich in eerste instantie op gebouwbewonende soorten; gewone dwergvleermuis, huismus, gierzwaluw. Dit betreft geïntegreerde verblijfplaatsen in de gevels of onder dakpannen van hoogbouw en grondgebonden woningen. Echter, om tot duurzame vestiging van de huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis te komen, zijn verblijfplaatsen alleen niet genoeg. Wanneer de soorten geen plek hebben om te foerageren, is de waarde van de verblijfplaatsen daar beperkt. De toolbox bevat daarom tevens groene omgevingsmaatregelen waardoor de stedelijke biodiversiteit wordt versterkt, de belevingswaarde voor de toekomstige bewoners vergroot en een bijdrage wordt geleverd aan klimaatadaptatie. Op basis van de ecologische potenties en behoeften van een selectie aan doelsoorten, kan er binnen de projectgebieden worden bepaald op welke doelsoorten aanvullende groenmaatregelen de focus wordt gelegd.

De Toolbox wordt meegenomen in het Omgevingsplan voor de gehele gemeente. Besluitvorming hierover verloopt via de gemeenteraad. De ingangsdatum is afhankelijk van de besluitvorming over het Omgevingsplan. Omdat er veel gebouwd wordt in Nijmegen wil de gemeente de Toolbox vanaf 2024 al verplichten bij nieuwbouw waar de gemeente eigenaar of opdrachtgever van is. Zo wordt ervaring opgedaan met het toepassen van de Toolbox.

5.10 Archeologie

5.10.1 Rijksregelgeving en -beleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.

Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

5.10.2 Provinciaal beleid

Delen van Nijmegen vallen onder het Werelderfgoed van de Romeinse Limes. De begrenzing van de Romeinse Limes is opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening. De Provincie Gelderland heeft het nominatiedossier voor de Romeinse Limes, ter verkrijging van de UNESCO-Werelderfgoedstatus samen met de provincies Utrecht en Zuid-Holland vastgesteld in 2019 en aangeboden aan het Rijk. Het nominatiedossier is daarna door Nederland en Duitsland gezamenlijk in januari 2020 bij het Werelderfgoedcomité voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedstatus. De Limes is in 2021 uitgeroepen tot Werelderfgoed. De Winkelsteeg valt echter niet binnen dit Werelderfgoed. Het plangebied valt wel binnen de zone van Provinciale archeologische parels en diamanten waardoor er sprake is van een provinciaal belang.

5.10.3 Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld. De gemeente heeft in 2023 een nieuwe archeologische beleidskaart vastgelsteld. Deze kaart is doorvertaald in het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Archeologie 2023'. Het facetbestemmingsplan is vastgesteld op 29 november 2023.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

5.10.4 Uitgevoerde onderzoeken en aangepaste waarden archeologie in het plangebied

Een bestemmingsplan moet (ook financieel) haalbaar zijn. De aan- of afwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond kan van invloed zijn op de haalbaarheid, bijvoorbeeld omdat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn of dat delen van het gebied opgegraven dienen te worden.

Om de haalbaarheid van het nieuwe bestemmingsplan vast te stellen is binnen een aantal delen van het bestemmingsplan onderzoek uitgevoerd. Het gaat hierbij om bureau- en booronderzoek.

Hiervan zijn de volgende rapporten verschenen:

  • Kooten, M.Y. van, E. Heunks & P. van de Geer, 2020: Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek plangebied Winkelsteeg te Nijmegen, Nijmegen (Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 303).
  • Geer, P. van de, 2022: Verkennend booronderzoek Winkelsteeg II. Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) in vier deelgebieden binnen plangebied de Winkelsteeg, gemeente Nijmegen, Nijmegen (Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 323).
  • Geer, P. van de, 2023: Verkennend booronderzoek Winkelsteeg III. Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) in drie onderzoeksgebieden binnen plangebied de Winkelsteeg, gemeente Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 358

Binnen een aantal delen van het bestemmingsplan voor Kanaalknoop Zuid is archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er potentieel archeologische vindplaatsen aanwezig zijn ter plekke van het sportcomplex Vossendijk. Ter plaatse dient rekening te worden gehouden met de maximaal toegestane verstoringsdiepte zoals benoemd in de rapportages. Wanneer het niet mogelijk is bodemingrepen te beperken tot de hier aangegeven grenzen wordt geadviseerd over te gaan tot de volgende stap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ): eventueel aanwezige resten daadwerkelijk op te sporen, in kaart te brengen en te waarderen middels een proefsleuvenonderzoek.

Momenteel is het niet mogelijk een proefsleuvenonderzoek op te starten in verband met de aanwezige tijdelijke opvang voor ontheemden. Zodra de tijdelijke opvang voor ontheemden is beëindigd, zal een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd.

5.10.5 Bestemmingsplanregels

Het plangebied behoudt de archeologische waarde conform het facetbestemmingsplan archeologie en de archeologische beleidskaart. De geldende dubbelbestemming archeologie blijft hier van kracht. De regeling is overgenomen uit het facetbestemmingsplan.

Omgevingsvergunning(en) kunnen pas verleend worden nadat is vastgesteld dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet geschaad worden door de geplande ontwikkelingen of dat de archeologische waarden zijn veiliggesteld middels archeologisch onderzoek.

5.10.6 Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet

Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

5.10.7 Conclusie

De geraamde kosten van vervolgonderzoeken zijn meegenomen in de grondexploitatie (zie daarvoor ook Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid). In de grondexploitatie is ook rekening gehouden met het feit dat uit een of meerdere nadere onderzoeken een opgraving kan volgen. Omdat sprake is van een sluitende grondexploitatie, kan worden gesteld dat sprake is van een financieel uitvoerbaar plan.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.11 Cultuurhistorie

5.11.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. De uiterlijke verschijningsvorm van de stad weerspiegelt haar ontwikkelingsgeschiedenis en bepaalt mede de identiteit van een gebied. Archeologische vondsten en historische bebouwing vormen het fysieke archief van de stad. De grond, waarop we staan is laag voor laag opgebouwd, waarbij iedere laag iets vertelt over een bepaalde periode uit de geschiedenis van de stad. Om deze redenen heeft het Rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

5.11.2 Gemeentelijk beleid

Erfgoedverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten, beeldbepalende panden en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de Erfgoedverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Aandachtslijst Cultureel Erfgoed

De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Erfgoedverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Dukenburg staan op de aandachtslijst.

Cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waarden in de gemeente Nijmegen zijn vastgelegd op de cultuurhistorische Waardenkaart (opgesteld door RAAP 2021). De waardenkaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij ruimtelijke plannen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 9 maart 2023.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0016.png"

Cultuurhistorische analyse

In opdracht van de gemeente heeft The Missing Link de cultuurhistorische rapportage Winkelsteeg gemaakt (december 2020). Voor dit onderzoek heeft The Missing Link een cultuurhistorische inventarisatie van het plangebied uitgevoerd en die is uitgewerkt in een omschrijving van de cultuurhistorische waarden van het gebied en een globale waardenstelling van de aanwezige objecten en ruimtelijke structuren. Dit document geeft inzicht in de historie, betekenis en essenties van de plek en haar omgeving. Daarnaast wordt een handreiking gedaan voor het optimaal benutten van de cultuurhistorische waarden in het plangebied en het verankeren van de bestaande structuren en waarden in de toekomstige ontwikkelingen. Voor een uitgebreidere cultuurhistorische analyse van het plangebied en omgeving, verwijzen wij naar het voornoemde rapport in de bijlage (Bijlage 1: Cultuurhistorische rapportage Winkelsteeg Nijmegen).

Op de cultuurhistorische waardenkaart die in het kader van dit bestemmingsplan is opgesteld zijn de diverse waardevolle cultuurhistorische elementen, structuren en gebieden aangeduid die aanwezig zijn in het plangebied. Het betreffen niet alleen monumenten en beschermde gebieden, maar ook niet-beschermd erfgoed, zoals opgenomen op de aandachtspandenlijst en waardevolle historische structuren.

Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten

Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en stadsbeeldobjecten zijn opgenomen in het Monumentenregister van de gemeente Nijmegen. Dit is te raadplegen op de gemeentelijke website.

Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijk monumenten of panden die zijn opgenomen op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.

Cultuurhistorische waardevolle structuren

In het plangebied Kanaalknoop Winkelsteeg bevinden zich meerdere historische ruimtelijke structuren, die van belang zijn vanwege hun ouderdom en die als constante factor een belangrijke verwijzing zijn naar eerdere fasen in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Het gaat om historische wegen, dijken, waterlopen, parceleringen, groenstructuren en om resten van het natuurlijke landschap.

Cultuurhistorische waardevolle wegen

De volgende historische wegen zijn van wezenlijk en onlosmakelijk belang voor het gebied en zijn historische ontwikkeling:

  • Winkelsteegseweg: Deze historische weg dateert van 1806-1822 en is van hoge waarde als ruimtelijke structuur in het plangebied. Dit gebogen gedeelte van de Winkelsteegseweg kwam tot stand ten tijde van de omvorming van het park van landgoed De Hulsen naar de landschapsstijl, zoals dat in het begin van de 19e eeuw plaatsvond. Ten westen van het kanaal loopt deze historisch weg door als Oude Dukenburgseweg. De Winkelsteegseweg markeert de overgang tussen de noordelijk gelegen productiegronden die later industrie werden en het zuidelijk gelegen landgoed waarvan in latere ontwikkelingen restanten zijn bewaard gebleven. De cultuurhistorische waarde van deze weg is daarom hoog. Als goed herkenbaar landschapselement maakt de laan de opzet en de omvang van het verdwenen landgoed zichtbaar. Daarmee heeft de laan een grote inhoudelijke kwaliteit. Daarnaast heeft de door volgroeide bomen geflankeerd laan een monumentaal karakter en daarmee een hoge beleefde kwaliteit. Waardering: hoog.
  • Sint Teunismolenweg: De Sint Teunismolenweg in Winkelsteeg is het laatste restant van de historische route 'Grote weg van Grave naar Nijmegen' in Winkelsteeg. De 'Grote weg van Grave naar Nijmegen' komt deels overeen met het tracé van de Romeinse weg die het plangebied doorkruist. Ten westen van het kanaal loopt deze historische route door en is te herkennen in de Teersdijk. Door het huidige aanzien en functie als ontsluiting van het industrieterrein is het historische karakter niet meer als zodanig te beleven. Waardering: positief.

Cultuurhistorische waardevol water

De realisatie van het Maas-Waalkanaal, tussen 1920 en 1927, had grote impact op de beleving en gebruik van het aangrenzende plangebied. Een deel van de parkaanleg van Hulsen verdween door de graafwerkzaamheden voor de aanleg van de waterweg en waterpartijen in de parkaanleg vielen droog. Op het gebied van historische infrastructuur heeft het Maas-Waalkanaal grote waarde (regionaal/nationaal niveau) en was van groot belang voor de ontwikkeling van Nijmegen als industriestad.

Waardering: hoog.

Cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren

Enkele historische weg- en waterstructuren zijn voorzien van een waardevolle groenstructuur, zoals weergegeven op de relictenkaart. Hoewel niet als historische groenstructuur aangelegd, zijn de volgroeide bomen wel een grote kwaliteit in het plangebied. Het groene karakter accentueert de historische weg- en waterstructuren en verhoogt de belevings- en gebruikswaarde van de structuren. De waardevolle bomenrij langs de Winkelsteegseweg wordt behouden en krijgt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevolle boom'.

Monumentenverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Nota Cultureel Erfgoed

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief "Modernisering Monumentenzorg" en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening zijn aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de "Nota Cultureel Erfgoed", die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed wordt ingezet om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is een belangrijke factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Erfgoedstrategie Nijmegen 2020

Op 23 september 2020 stelde de gemeente Nijmegen de 'Erfgoedstrategie Nijmegen 2020' vast. De Erfgoedstrategie legt het accent op bescherming en instandhouding, en op kennis en inspiratie. De gemeente Nijmegen wil de identiteit en eigenheid van de stad zo veel mogelijk behouden en versterken. Cultureel erfgoed draagt hier in grote mate aan bij, of het nu gaat om een gebiedsontwikkeling zoals bijvoorbeeld het Waalfront of het Valkhofkwartier of om het beleefbaar maken van het UNESCO Werelderfgoed van de Limes. Het laat zien dat de geschiedenis leeft in Nijmegen.

De gemeente Nijmegen zet in op een drietal opgaven:

  • Een betere instandhouding en bescherming van ons erfgoed;
  • Een krachtiger publieksbereik;
  • Profilering als oudste stad in het algemeen en het beleefbaar maken van de Romeinse Limes in het bijzonder.

Omgevingsvisie 2020-2040 'Nijmegen stad in beweging'

De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 28 oktober 2020 de Omgevingsvisie 2020-2040 'Nijmegen stad in beweging' vastgesteld. Een van doelstellingen in de Omgevingsvisie luidt: 'Nijmegen is een compacte stad omringd door een prachtig landschap. Dit is een belangrijke kwaliteit van de stad en kan verder versterkt worden door de groei binnen de stadgrenzen te faciliteren. Winkelsteeg geldt als inbreidingslocatie en daarmee is de ontwikkeling in lijn met de doelstelling.

Het volgende staat over landschap, cultuurhistorie en archeologie in de Omgevingsvisie beschreven.

Ontwikkelprincipes

  • Het cultureel erfgoed beschermen, in stand houden, versterken, ontwikkelen en benutten;
  • Monumenten hebben een duurzame, toekomstbestendige functie;
  • Het bundelen van omgevingskwaliteiten, zoals de groene structuren en cultuurhistorie;
  • Erfgoed als bindmiddel en kapstok bij de ruimtelijke opgaven;
  • Combineren van de ambities van historisch groen & water en cultureel erfgoed.
  • Ten aanzien van archeologie is vooral de opgave 'Aantrekkelijke stad' van belang. Nijmegen hecht belang aan het behoud van de eigen sterke identiteit als stad met historie en wil deze versterken. Het archeologische erfgoed van de stad speelt hierbij een belangrijke rol.

Kwaliteiten in het plangebied

  • De kansenkaart van het achtergronddocument van de Omgevingsvisie 'Nijmegen, stad in beeld' geeft weer dat een deel van het plangebied bestaat uit oude landgoederen. Park Jonkerbosch refereert aan het landgoed dat ooit op deze plek gelegen was.
  • Versterken in de stad van de groene corridor zone langs het Maas-Waalkanaal;
  • Beweegroutes langs de groenblauwe netwerken en cultuurhistorische lijnen in de stad.

De archeologische- en cultuurhistorische beleidskaart is uitgangspunt voor de gemeentelijke ambities met cultureel erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Unesco-werelderfgoedlocaties en onze beschermde monumenten en gebieden vormen de basis.

Ontwikkelvisie Winkelsteeg

Op 24 november 2021 heeft de gemeenteraad van Nijmegen de Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 vastgesteld. De visie is geen blauwdruk voor de ontwikkeling van de deelgebieden, maar geeft de ambities en ontwikkelingsprincipes voor de verdere ontwikkeling weer. De visie bevat voorstellen voor de uiteindelijke inrichting en betreft het voornemen waaraan getoetst wordt in de MER. In de Ontwikkelvisie zijn kansen uiteengezet op het gebied van LCA. De gemeente ziet met de ontwikkeling van Winkelsteeg mogelijkheden om cultuurhistorische kenmerken beter beleefbaar te maken en te verbinden, aan de hand van drie thematieken:

      • a. Ligging in het buitengebied nabij de historische kern van Nijmegen
      • b. (Voormalig) Landgoederen
      • c. Industrialisatie en het industrieel karakter

Ad a. Ligging in buitengebied nabij historische kern Nijmegen

Binnen Winkelsteeg bestond er van oudsher tot de jaren dertig van de 20e eeuw een sterke verbinding tussen de verschillende deelgebieden van het plangebied én haar omgeving.

Kansen voor dit thema:

  • Het beleefbaar maken van de verhalen van Winkelsteeg door inzet van de aanwezige historische objecten en structuren.
  • Het vertalen van de archeologische waarden in het gebied door middel van erfgoedbeleving biedt kansen om plekken in het gebied een uniek karakter te geven (bijvoorbeeld in en rond archeologisch depot).

Ad b. Landgoederen

Kenmerkend en inspirerend zijn:

  • Villa Winkelsteeg als vrijstaand object en hoofdhuis op het landgoed.
  • Karakteristiek van historisch bebouwingsprincipe op het landgoed: solitaire objecten in het groen, die een functionele relatie hadden.
  • Bosgebied landgoed en vrijliggende bebouwing.
  • Winkelsteegseweg als grens tussen de parkachtige aanleg rondom het buitenhuis (lust component) en de landerijen/bossen (economische component) van het landgoed.

Kansen voor dit thema:

  • Verbinden van de (versnipperde) historische groenstructuren van de voormalige landgoederen Dukenburg, De Hulsen, Winkelsteeg, het Jonkerbos en het Goffertpark (zie kaart cultuurhistorische elementen).
  • Voormalige verbindingsweg Grave-Nijmegen zichtbaar maken aan beide zijden van het kanaal door middel van een erfgoedbeleving om de zichtlijn en relatie tussen Dukenburg en Winkelsteeg te versterken.
  • Mogelijkheden inpassing voormalige waterpartij in een nieuwe parkachtige omgeving onderzoeken.
  • Zuidelijke grens van landgoed Winkelsteeg accentueren door zichtlijn en langzaam verkeersroute die Jonkerbos weer verbindt met het landgoed

Ad c. Industrialisatie

Kansen voor dit thema:

  • Innovatief industrieel karakter van de bedrijven in dit gebied doorzetten (zoals bijvoorbeeld NTC).
  • Onderzoeken of er kansen bestaan om de historische gelaagdheid van industriële bebouwing in het gebied borgen door mogelijk hergebruik van industriële gebouwen om zo het industriële verleden van dit gebied meer zichtbaar te maken bij herontwikkeling
  • Aandacht voor industrieel karakter nieuwbouw in beeldkwaliteitsplan.
5.11.3 Conclusie

Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, wordt bij de verdere uitwerking rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Ook in het beeldkwaliteitsplan is aandacht voor cultuurhistorie.

5.12 Verkeer

Verkeer en vervoer

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in het ambitiedocument mobiliteit Nijmegen Goed op Weg. In het ambitiedocument is verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige weginrichting.

De mobiliteitsaanpak zelf draagt bij aan elk van de vier grote integrale opgaven waar de stad Nijmegen voor staat:

  • Aantrekkelijke stad; in de aantrekkelijke stad is ruimte om te leven, elkaar te ontmoeten en te verblijven. Mobiliteit zorgt ervoor dat we ons kunnen verplaatsen, maar het legt ook een beslag op de ruimte. Om te kunnen faciliteren in de verdere groei van de stad wordt ingezet op de meest duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen: lopen, fiets, OV en deelmobiliteit. Dit betekent niet dat je niet meer met de auto in de stad kunt komen, maar de keuze voor een van de alternatieven wordt vanzelfsprekender;
  • Duurzame stad; in onze duurzame stad verminderen we de CO2 uitstoot van verkeer en verbeteren we de leefomgeving. Actieve mobiliteit, zoals lopen en fietsen, heeft de hoogste prioriteit, maar mensen zullen ook gebruik blijven maken van gemotoriseerd verkeer. We maken daarvoor de transitie richting emissieloos rijden;
  • Economisch verkeerkrachtige stad; in de economisch veerkrachtige stad is voldoende werkgelegenheid en heerst een goed ondernemers- en vestigingsklimaat. Onderdeel van dit vestigingsklimaat wordt gevormd door de bereikbaarheid van de bedrijven, voor werknemers, werkgevers en leveranciers. Omwille van die bereikbaarheid garanderen we doorstroming op de rondweg S100 en intensiveren en versterken we knooppunten, zoals de stationslocaties;
  • Sociale en gezonde stad; in de sociale en gezonde stad dragen we bij aan mobiliteitsgeluk. Iedereen heeft toegang tot een geschikt vervoersmiddel en fysieke of financiële beperkingen mogen geen reden zijn om thuis te blijven of niet naar een bestemming te kunnen komen. Om er voor te zorgen dat het vervoerssysteem aansluit bij de wensen van de bewoners maken we een wijkgerichte aanpak.

Mobiliteitsstrategie Winkelsteeg

Voor Winkelsteeg is een mobiliteitsstrategie opgesteld en vastgesteld. De strategie beschrijft hoe het totaal aan maatregelen, het mobiliteitsconcept, leidt tot de in het ambitiedocument genoemde transitie naar actieve, duurzame en ruimte efficiënte mobiliteit. Het hoger aandeel lopen, fietsen en OV resulteert daarbij in een fors lagere autoritgeneratie. Uit berekeningen blijkt dat het mobiliteitsconcept Winkelsteeg naar verwachting leidt tot een reductie van circa 32% op het totaal aantal autoritten als gevolg van het nieuw te ontwikkelen programma ten opzichte van een situatie zonder het mobiliteitsconcept.

De gemeente voert de regie op de uitrol en de samenhang van het mobiliteitsconcept. Haar mobiliteitsregisseur heeft daartoe onder andere de volgende taken:

  • Bewaakt, organiseert en beheerst de afspraken die worden gemaakt tussen gemeente, projectontwikkelaars en mobiliteitsaanbieders om te komen tot een duurzaam mobiliteitsconcept op lange termijn;
  • Is verantwoordelijk voor sturing op publieke en collectieve doelen en verzorgt de monitoring hiervan;
  • Zorgt ervoor dat er vanaf de oplevering van de 1e woning mobiliteitsdiensten worden aangeboden aan bewoners en bezoekers;
  • Is het 'gezicht' van het mobiliteitsconcept en staat actief in contact met zowel de bewoners als de bedrijven in Winkelsteeg.

Per modaliteit wordt hieronder ingegaan op de positie in het netwerk en de rol van het mobiliteitsconcept.

Lopen

Iedereen - bewoner, bezoeker of werkende - in Winkelsteeg is (ook) een voetganger. Aantrekkelijke en veilige looproutes zijn het uitgangspunt. Door het aanbod aan voorzieningen en de locaties daarvan in het plangebied ligt lopen en fietsen voor de hand als eerste vervoerskeuze.

Door het parkeren te concentreren in gebouwde parkeervoorzieningen met een directe ontsluiting richting het hoofdwegennet zijn de wegen, paden en pleinen in het plangebied grotendeels autoluwe dan wel autovrije verblijfsgebieden met veel ruimte voor lopen en fietsen.

Een aantal nieuw te realiseren tunnels, alsmede de bestaande brug parallel aan de spoorlijn, zorgen voor barrièrevrije verbindingen voor voetgangers naar onder andere de wijk Neerbosch-Oost, als ook richting het Goffertpark.

Fietsen

Nijmegen kent een hoogwaardig, dekkend fietsnetwerk (zie kaart). Winkelsteeg wordt daardoor ontsloten door een netwerk van doorgaande snelle fietsroutes in alle belangrijke richtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0017.png"

Kaart: snelle fietsroutes Nijmegen

Winkelsteeg is direct verbonden met meerdere snelle fietsroutes, zoals route 8 Dukenburg – Nijmegen Oost, route 9 Centrum – Wijchen en route 12 Campus – Beuningen. Naast deze routes wordt binnen de ontwikkeling ook de route langs het kanaal opgewaardeerd voor fiets en voetganger.

Nieuw aan te leggen tunnels zorgen voor een barrièrevrije kruising met de hoofdwegen S100 Neerbosscheweg, S103 Graafseweg en de Nieuwe Dukenburgseweg. De tunnels maken waar mogelijk gebruik van natuurlijke taluds, dan wel ophoging van de wegen om zo de hellingen voor het fietsverkeer comfortabel en aantrekkelijk te houden (zie ook paragraaf 3.5.2 Doorgaande fietsverbindingen).

In het plangebied zelf staat de fiets altijd dichtbij en veilig gestald. Het fietsparkeren is hoogwaardig opgelost. Geen ondergrondse fietskelders, maar op maaiveld of de begane grond parkeren. Bij grondgebonden woningen zit een schuur voor de stalling van de fiets.

Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Winkelsteeg. Frequent, betrouwbaar (hoogwaardig) openbaar vervoer levert een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat daarbij uit de trein, Hoogwaardig Openbaar bus-Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen.

Het treinstation Nijmegen Goffert ligt op 15 minuten lopen van Kanaalknoop. De looproute loopt nu nog langs de Nieuwe Dukenburgseweg. Gestreefd wordt naar een kortere en aantrekkelijker route over de hitech campus.

Bij het station wordt een nieuw bussenplein ontwikkeld dat de OV-knoop compleet maakt en biedt daarmee busverkeer een prominente en aantrekkelijke halte. Het busstation verbetert de overstapmogelijkheden tussen trein en bus en tussen bussen onderling.

Per trein zijn er rechtstreekse Sprinter-verbindingen naar Nijmegen, Arnhem en Zutphen, Den Bosch en Wijchen. Per bus zijn er rechtstreekse verbindingen naar station Nijmegen, de binnenstad en Nijmegen-Oost, naar Dukenburg en Grave, naar Druten, naar de wijk Lindenholt en naar de campus Heijendaal.

De gemeente Nijmegen heeft met de provincie Gelderland de ambitie om in de komende jaren een aantal busverbindingen op te waarderen tot HOV. Daaronder de verbindingen naar Dukenburg, Grave en Elst – Arnhem (zie kaartje).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0018.png"

Uit: Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 (mobiliteitsbeleid)

Gemotoriseerd verkeer

Winkelsteeg is ook voor gemotoriseerd verkeer goed te bereiken door de directe ligging aan het Nijmeegse hoofdwegennet. Zie kaartje. De Neerbosscheweg en de Graafseweg maken deel uit van de S-routes. De gemeente heeft de ambitie om de doorstroming van het verkeer op de S100 te garanderen. Samen met de Nieuwe Dukenburgseweg zijn deze wegen aangeduid en ingericht als gebiedsontsluitingswegen waarop een snelheid van 50 km/uur geldt.

Om het programma Kanaalknoop te kunnen realiseren zijn beperkte aanpassingen aan de Nieuwe Dukenburgsweg noodzakelijk. Om een goede afwikkeling van het verkeer op deze weg te garanderen komt de aansluiting Gerstweg te vervallen. Deze stroom wordt ook via de Boekweitweg afgewikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0019.jpg"

Hoofdwegennet Nijmegen

De bestaande en nieuw aan te leggen wegen in het plangebied zijn als erftoegangsweg autoluw dan wel autovrij. De onderdoorgang Nieuwe Dukenburgseweg via de Oostkanaaldijk zal om die reden voor auto's in de toekomst niet meer toegankelijk zijn. Op de wegen in het plangebied geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur.

5.13 Parkeren

Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Parkeren in Nijmegen – Auto en Fiets 2020-2030”. Daarnaast kent Nijmegen Beleidsregels parkeren. In de planregels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing naar die Beleidsregels parkeren opgenomen. Dat betekent dat bij de omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen aan de Beleidsregels parkeren (en de daarin opgenomen normen) dient te worden getoetst.

Het parkeren voor zowel bewoners, bezoekers als werkenden vindt in Winkelsteeg plaats in gebouwde parkeervoorzieningen.

In het gebied gaat een betaald parkeerregime gelden, passend bij parkeren in een gebouwde parkeervoorziening.

Om de transitie naar actieve, duurzame, ruimte-efficiënte mobiliteit te versnellen is het voor deze ruimtelijke ontwikkeling verplicht om gebruik te maken van de mogelijkheden om middels het aanbieden van alternatieven de parkeernorm te reduceren met 20%. Dat houdt in dat onder andere deelmobiliteit een prominente plek zal krijgen in de gebouwde parkeervoorzieningen.

Met deze gebouwde parkeervoorzieningen voorkomen we parkeren op straat en creëren we autoluwe en autovrije verblijfsgebieden. Er wordt gestreefd naar een leefomgeving zonder geparkeerde auto's in de openbare ruimte. Parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd in bebouwing. In de autoluwe gebieden blijft wel ruimte voor onmiddellijk laden en lossen door bijvoorbeeld bezorgdiensten of om te verhuizen. Hiertoe zijn in de openbare ruimte parkeerhavens voor direct laden en lossen beschikbaar.

Bestemmingsplanregels

In aanvulling op de Beleidsregels parkeren geldt in dit plangebied dat verplicht de maximale parkeerreductie, zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (onder 'Aanbieden alternatieven voor de auto'), moet worden toegepast. Dit omdat we meer ruimte willen creëren in het plan voor lopen, fietsen en OV en niet de auto leidend te laten zijn in de beschikbaarheid.

In aanvulling op de Beleidsregels parkeren geldt binnen het ontwikkelgebied met de bestemming 'Gemengd' een maximum aantal parkeerplaatsen. In deze gedeelten van het plangebied mogen maximaal 1.262 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarmee het gebruik van auto's wordt gemaximeerd. Er dienen minimaal 26 plaatsen beschikbaar te zijn voor deelauto's.

Om een autoluwe openbare ruimte te creëren worden parkeergelegenheden in de openbare ruimte uitgesloten. Daarmee is geborgd dat parkeren in bebouwing plaatsvindt. Het realiseren van invalideparkeerplaatsen vormt een uitzondering op deze regel.

Hiermee zetten we de in Nijmegen bij beleid gewenste mobiliteitstransitie in, waarbij we in het plan meer ruimte voor lopen, fietsen en OV realiseren. Een en ander resulterend in een hoger aandeel aan actieve, duurzame en ruimte-efficiënte mobiliteit.

5.14 Kabels en leidingen

De kabels en leidingen zijn zoveel mogelijk in beeld gebracht. Daar waar leidingen omgelegd moeten worden, zal dit in de uitvoering worden opgepakt. Dit wordt bij de stedenbouwkundige uitwerking meegenomen. Bij reconstructies van hoogspanningsleidingen en het realiseren van woningbouw wordt het beleid van het RIVM dat gebaseerd is op het voorzorgprincipe gehanteerd.

Hoofdleidingen

Binnen het plangebied zijn de volgende planologisch relevante verbindingen/leidingen aanwezig:

  • a. gasleiding;
  • b. rioolleiding.

Ad a. Gasleiding (ondergronds)

Een Regionale hoofdleiding van Gasunie loopt parallel aan het kanaal. Voor ontwikkelingen nabij de leiding van GasUnie geldt dat men zich dient te houden aan de eisen van het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Het Bevb gaat uit van grens-en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). Of een bepaalde nieuwe ontwikkeling al dan niet verantwoord is in het kader van externe veiligheid, is een kwestie die het bevoegd gezag moet beoordelen.

Voor wat betreft de grens van bebouwingen of andere oprichtingen geldt dat de belemmeringenstrook rond deze gasleidingen vrij moet blijven van obstakels en bebouwingssoorten (zie VELIN en Bevb), in dit geval betreft dat een strook van 4,0 m aan weerszijde van de gasleiding gemeten vanuit het hart. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0020.png"

Kaart: ligging netwerk gasleidingen binnen het plangebied

Ad b. Rioolleiding

Het is belangrijk dat nieuwe gebouwen geen belemmering vormen voor het uitvoeren van groot onderhoud aan de riolering. De rioolleiding en bijbehorende beschermingszone zijn daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Het oprichten van gebouwen op of direct langs de rioolleiding is in beginsel niet gewenst. Er worden in het voorliggend bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden opgenomen ter plekke van de dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0021.png"

Kaart: Ligging hoofdnetwerk van rioolleidingen binnen het plangebied in de nieuwe situatie

Binnen het plangebied zijn geen straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie aanwezig. Overige infrastructuur, onder het maaiveld gelegen kabels en leidingen, zijn bedoeld voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, dan wel bedoeld voor het transport van energie of informatie, en liggen in openbare ruimte en blijven waar mogelijk gehandhaafd binnen de structuren van het plangebied. Daar waar de openbare ruimte wijzigt, wordt de ondergrondse infrastructuur verlegd en waar mogelijk gecombineerd met de nieuw aanleg van benodigde ondergrondse infrastructuur.

Voor alle overige kabels en leidingen geldt dat de huidige structuren van openbare ruimte blijven gehandhaafd in dit gebied en hiervoor is het onwaarschijnlijk dat er veel aanpassingen nodig zijn van huidige kabels en leidingen.

5.15 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (OOO)

Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond. Wanneer explosieven worden verwacht dient er bij grondwerkzaamheden uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid opsporing plaats te vinden van niet ontplofbare oorlogsresten (OOO).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12700-ON01_0022.png"

Kaart met ligging verdachte gebieden

In het kader van de Arbowetgeving heeft de opdrachtgever/initiatiefnemer de verplichting om werkzaamheden onder veilige condities uit te laten voeren. Onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten maakt daar deel van uit.

Indien er in na de oorlog ongeroerde grond gewerkt gaat worden dan geldt bovenstaande verplichting. Dit gaat over de gebieden met de kleur rood en oranje op bovenstaande kaart. Opsporing kan voorafgaand aan de werkzaamheden plaatsvinden of – indien dat niet mogelijk of gewenst is – kunnen de werkzaamheden onder begeleiding van een opsporingsbedrijf plaatsvinden. Het opsporingsbedrijf dient conform CS-OOO gecertificeerd te zijn.

In gebieden waar gewerkt wordt in (niet langer) verdachte zones dient gebruik gemaakt te worden van het protocol “toeval vondst van een explosief”.

5.16 Bezonning, schaduw en windhinder

Bezonning/Schaduw

Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, is voor de bezonning gekeken naar de voorlopige stedenbouwkundige verkenningen (zie Bijlage 18). Voor bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Er is aangesloten bij de richtlijn die de Dienst Ruimtelijke Ordening hanteert (een aan TNO ontleend criterium). De conclusie is dat de schaduwwerking als gevolg van het plan beperkt is. Zeker als gekeken wordt naar de reeds bestaande bouwmogelijkheden. Voor de omgeving is nog steeds sprake van een goed woon- en leefmilieu. Bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking is nader onderzoek nodig.

Windhinderonderzoek

Ook voor windhinder is gekeken naar de voorlopige stedenbouwkundige verkenningen (zie Windhinderonderzoek). Er wordt onderscheid gemaakt tussen windhinder en windgevaar. De definitie van windhinder is het ondervinden van hinder door wind. Windgevaar is het optreden van een dergelijk hoge windsnelheid waarbij in ernstige mate problemen optreden bij het lopen, zoals evenwichtsverlies, waardoor het onmogelijk wordt zich staande te houden of zich lopend voort te bewegen. Windgevaar vindt vooral tijdens vlagen plaats.

Grootschalig gezien is de locatie binnenstedelijk gelegen, hetgeen in het algemeen gunstig is voor het windklimaat. De dominante windrichting is zuidwest. Door de bouwhoogte van het huidige gebouw en de binnenstedelijke ligging is in de huidige situatie sprake van een beschutte bebouwingssituatie.

Uit de resultaten volgt dat er geen sprake is van windgevaar of beperkt risico. Er heerst voornamelijk een goed windklimaat in het plangebied (windklasse A en B en op een plaatsen windklasse C). Op de Nieuwe Dukenburgseweg, ten oosten van het kanaal, ontstaat door de hoge gebouwen aan beide zijden van de weg, een windklimaat met windklasse D. Het windklimaat voor fietsers op de Nieuwe Dukenburgseweg is te verbeteren door aanpassing aan een gebouw (ontwerp en architectuur). Voorbeelden hiervan zijn 'setbacks' en/of overkragingen. Bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking is nader onderzoek noodzakelijk, dit wordt uitgevoerd bij de omgevingsvergunning voor bouwen.

Bestemmingsplanregels

In de planregels is opgenomen dat het bouwen van gebouwen van 30 meter en hoger alleen is toegestaan, wanneer bij de omgevingsvergunningaanvraag met een onderzoek naar windhinder en windgevaar conform NEN-norm 8100 wordt aangetoond dat - al dan niet na het treffen van maatregelen - geen onevenredige hinder of gevaar zal ontstaan. Deze regel is opgenomen in artikel 4.2.5.

5.17 Klimaatadaptatie en duurzaamheid

Algemeen

Nijmegen als duurzame stad is een van de vier hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn hierbij centrale (samenhangende) thema's, die ook elders in de stad vorm krijgen.

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050.

Circulaire stad

De regio Arnhem-Nijmegen wil zich profileren als circulaire regio. Dit uit zich onder meer in de met het Rijk afgesloten woondeal waarin nadrukkelijk deze groene ontwikkeling aan de groeiopgave van de regio gekoppeld is.

In de nieuwe woningbouwplannen spannen wij ons in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen. Vanaf 2030 wil de regio minimaal 50% circulair bouwen om uiteindelijk in 2050 te komen tot een circulaire leefomgeving. We streven daarom naar circulaire woningbouw, het liefst met gebruik van hernieuwbare organische bouwmaterialen (bijvoorbeeld hout, vlas, schapenwol etc.). We gebruiken de GPR-methodiek als ontwerptool en beoordelingsmethodiek om de duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen.

Onze ambitie is om van de bouw een drijvende kracht te maken voor de circulaire economie. Daarom hebben we ons ook aangesloten bij de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. We willen laten zien dat het grootschalig circulair en conceptueel bouwen van woningen niet ten koste gaat en mag gaan van snelheid en betaalbaarheid. Daarbij zijn er verschillende manieren om circulair bouwen in te vullen:

  • 1. Biobased bouwen, waarbij de ambitie is om structureel meer biobased materiaal toe te gaan passen in woningbouwprojecten, en tevens beleidsmatig te verankeren en te stimuleren. 'Biobased materiaal' is hierbij materiaal dat CO2 opslaat en hernieuwbaar is.
  • 2. Geïndustrialiseerd conceptueel bouwen, waarbij de ambitie is om zoveel mogelijk Nieuwbouwwoningen.
    • a. Geïndustrialiseerd te laten produceren, om de productie te versnellen, de kwaliteit van de woningen te optimaliseren en afval- en reststromen te minimaliseren tijdens de productie.
    • b. Conceptueel te realiseren, waarmee variatie mogelijk is in woningtype, -vorm en -stijl.
  • 3. Waarderings- en financieringsmodellen, waarbij de ambitie is om circulair bouwen zo te gaan waarderen, dat de totale kosten en opbrengsten over de gehele levensduur – inclusief restwaarde en maatschappelijke kosten en baten – kunnen worden meegenomen in de financiering en waardering van vastgoed.

In de Grond- weg en waterbouw onderschrijft Nijmegen de uitgangspunten van de Green Deal Duurzaam GWW 2.0; samen met onze ketenpartners willen we de verduurzaming in de sector structureel aanjagen. Voor het afwegen van duurzame keuzen maken we o.a. gebruik van het ambitieweb en Dubocalq. We streven naar een gesloten grondbalans.

Klimaatadaptief

Nijmegen ligt in een kwetsbaar landschap dat gevoelig is voor hitte, droogte en wateroverlast. Klimaatverandering heeft bijvoorbeeld effect op piekbuien. Plekken in de stad met dichte bebouwing zijn gevoelig voor hittestress. Samen met partners in de regio, zoals gemeenten, provincie en waterschapen en vele andere organisaties, werken we daarom aan een regionale adaptatiestrategie om een klimaatbestendige regio te zijn. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. De regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.

Water, droogte en hitte

De opgave voor een klimaatbestendige wijk vraagt om een integrale blik waarbij de combinatie van inrichting, architectuur, (bodem)infrastructuur en beplanting zorgen voor een aangenaam klimaat. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de situering van gebouwen voor schaduwwerking, keuze van materialen, het beperken van verharding en de keuze van het type verharding, wortelruimte en kwalitatief goede grond voor planten en bomen, groene daken en natuurlijk de waterhuishouding.

Het is onze ambitie dat het watersysteem zichtbaar (bovengronds) is en een positieve bijdrage levert aan het woon- en verblijfsklimaat en recreatieve en ecologische kansen schept. De waterhuishouding vormt in een integraal onderdeel van de stedenbouwkundige opgave. We maken een robuust watersysteem nodig dat rekening houdt met de impact van klimaatverandering, en zodoende zowel toenemende piekbuien als drogere perioden aankan. We belasten het riool niet met regenwater, dat stroomt via een bodempassage naar het oppervlaktesysteem. Zo zorgen we met het watersysteem en het groennetwerk voor een klimaatbestendige, gezonde openbare ruimte.

Denk bijvoorbeeld aan maatregelen als:

  • Een zoveel mogelijk groen ingerichte omgeving met niet meer dan noodzakelijke verharding van wegen, fiets-/voetpaden en terrassen. Met het vele groen ontstaat een natuurlijke piekberging voor neerslag en het zorgt voor minder hittestress en droogte.
  • Inpassen van bestaande bomen vanwege de hoeveelheid schaduw die ze direct geven in vergelijking met nieuwe bomen. En ook vanwege de biodiversiteit die al in de bestaande bomen aanwezig is.
  • Het verwerken van hemelwater op de plek waar het valt zodat het verderop in het afvoertraject geen overlast kan veroorzaken. Groen en water dragen bij aan het ter plekke vasthouden en verwerken van regenwater zowel in de openbare ruimte als op particulier grondgebied. Zie de paragraaf Water en Groen voor nadere uitwerking.
  • Vermijd grote gesloten verharde parkeervlakken of voorzie ze van voorzieningen zoals pergola's om lokale oververhitting te beperken. Half open parkeerterreinen / waterdoorlatende tegels zijn ook goede opties.
  • Gevelgroen en groendaken dragen bij aan een betere waterberging en terugdringen van hittestress.
  • Overstekken en geïntegreerde zonneweringen in gebouwen kunnen bijdragen aan de vermindering van hittestress in de woning.

In de toekomst zal Winkelsteeg een groendooraderd gebied zijn met het Goffertpark en Park Winkelsteeg als grote groengebieden. Een robuuste groenstructuur door het gebied vergroot en behoudt biodiversiteit in de stad, koelt de stad, laat water infiltreren, laat mensen ontspannen en nog veel meer. Een multifunctionele groenstructuur die ook bijdraagt aan de identiteit van het gebied en de stad Nijmegen.

Binnen het plangebied moet de te realiseren robuuste groenstructuur bijdragen aan de klimaatadaptatie, het tegengaan van hittestress en het bevorderen van waterberging en -infiltratie.

Groenstructuur

Om de samenhang tussen losse groengebieden te vergroten en daarmee ook biodiversiteit in de stad te versterken zal het areaal groen worden uitgebreid. Hierbij wordt het bestaand groen zoveel mogelijk behouden. Zo worden de bomenlanen langs het kanaal, de noordrand van Hatert onderdeel van de groenstructuur van Winkelsteeg.

Waterstructuur

Op de grotere schaal van het watersysteem is de belangrijkste ingreep de introductie van nieuwe watergangen of wadi's die centraal door het plan lopen. Gekoppeld aan de robuuste groenstructuur in het nieuwe Winkelsteeg vormen deze verbindingen belangrijke nieuwe structuren in het watersysteem.

De groen-blauwe verbindingen zijn tevens belangrijke profielen voor de fiets- en looproutes door het gebied. Juist bij dit schaalniveau liggen kansen voor synergie tussen verschillende thema's.

De beleefbaarheid bevorderen door bovengrondse afvoer van regenwater richting wadi's in straatprofielen en door oppervlaktewater in te zetten als retentie of infiltratiebekkens in de lagergelegen delen.

Natuurinclusief bouwen

In de Omgevingsvisie kiezen we voor natuurinclusief bouwen. We nemen de natuur vanaf het begin mee bij de planontwikkeling en gaan uit van de gebiedsspecifieke kansen. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen bewust ruimte creëren voor natuur, in de groenstructuur en bij/in gebouwen. Natuurinclusief bouwen is een van de maatregelen om die ambitie te realiseren. Dit is niet alleen goed voor de flora en fauna, maar ook voor klimaatadaptatie en de belevingswaarde van toekomstige bewoners.

De toolbox is nader toegelicht in paragraaf 5.9.3.3.

Energieneutraal

Nijmegen heeft de ambitie om uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij te zijn. Energiebesparing is een eerste vereiste om de energievraag te minimaliseren. De energie die we dan nog gebruiken wekken we zoveel mogelijk duurzaam op. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.

Vanaf 1 januari 2021 is bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. Woningen en utiliteitsgebouwen die vanaf 2021 opgeleverd worden, moeten voldoen aan BENG. De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.

Warmtestrategie Winkelsteeg

Hernieuwbare energie opwekken

De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er steeds meer opties op de markt. Denk aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.

Voor de ontwikkeling van Winkelsteeg is een Warmtestrategie opgesteld. Deze is nodig om inzicht te krijgen in de energiebalans van het gebied. Uit de eerste verkenningen blijkt vooral de invloed van NXP op het geheel een belangrijk gegeven. Met NXP heeft het gebied een kleine energieonbalans, terwijl zonder NXP het gebied een veel grotere onbalans heeft. Vooral voor energieopslagsystemen is dit een belangrijk aspect. Dit betekent namelijk dat er op jaarbasis extra warmte ingevangen moet worden middels regeneratietechnieken om het opslagsysteem in balans te krijgen.

Uit de inventarisatie blijkt dat vooral WKO (warmte en koudeopslag), waarbij wordt gewerkt met lage temperaturen van 5°C tot 25°C, vanuit technisch en financieel oogpunt een interessante opslagmethode is. De bodem kan namelijk een groot gedeelte van de warmte- en koudevraag in het gebied voorzien. De bodem is echter niet toereikend om in 100% van de vraag te voorzien, waardoor WKO altijd in combinatie met andere technieken toegepast dient te worden. Welk deel WKO wel kan leveren moet verder uitgewerkt worden, waarbij rekening gehouden moet worden met de onzekere capaciteit van de bodem, bestaande bodemactiviteiten in het gebied en de stedenbouwkundig uitwerking. Bovendien zal vanwege de verwachte onbalans altijd een extra warmtebron nodig zijn om de WKO in balans te laten draaien.

Hoofdstuk 6 Plansystematiek en juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Planvorm

De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.

Planmethodiek

Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan is zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

6.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

6.3 Juridische toelichting

6.3.1 Toelichting bestemmingen

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' omvat de gronden bestemd blijven voor de vestiging van bedrijven, maar waarvoor de milieucategorie wordt gewijzigd. De regels zijn gebaseerd op de regels van het geldende bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017'.

Gemengd

De bestemming 'Gemengd' omvat het grootste gedeelte van het ontwikkelingsgebied. Binnen deze bestemming zijn zowel de woningen als ook de functies toegestaan. Dit betreft bedrijven, cultuur en ontspanning, dienstverlening, horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. De functies zijn gekoppeld aan een totaal aantal vierkante meters per functie.

Groen

Om de nieuwe en bestaande groenstructuur een plaats te geven is de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om ontsluitingen te realiseren ten behoeve van de naastgelegen ontwikkelgebieden.

Verkeer

Om de bestaande en nieuwe infrastructuur een passende bestemming te geven is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Er worden twee nieuwe onderdoorgangen gerealiseerd ten behoeve van de groenstructuur en langzaamverkeerverbindingen. Deze onderdoorgangen zijn aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - onderdoorgang'.

Water

Om de A-watergang langs het Maas-Waalkanaal en de vijver ten zuidoosten van Kanaalknoop Zuid een passende bestemming te geven is de bestemming 'Water' opgenomen.

Waarde - Archeologie

De regels van de diversie archeologische dubbelbestemmingen zijn overgenomen conform het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Archeologie 2023.

6.3.2 Toelichting gebiedsaanduidingen

In het plan zijn diverse gebiedsaanduidingen opgenomen. De werking van de gebiedsaanduidingen is behandeld bij de verschillende sectorale aspecten. Om een overzicht te verschaffen zijn onderstaand de verschillende gebiedsaanduidingen nog een keer op een rij gezet.

geluidzone - industrie

Het bedrijventerrein Winkelsteeg Noord is een geluidgezoneerd industrieterrein. De geluidzone van het industrieterrein is vastgelegd in het bestemmingsplan. Het betreft de nieuwe begrenzing van de geluidzone, die is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg'. Alleen de uiterste noordelijke punt van het plangebied maakt onderdeel uit van de geluidzone.

overige zone - zoekgebied ontsluiting

Binnen de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ontsluiting' kan een ontsluiting worden gerealiseerd ten behoeve van de nieuwe woningen en voorzieningen.

veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1 en 2

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het kanaal zijn twee categorieën van veiligheidszones opgenomen in het bestemmingsplan.

Om te voorkomen dat zeer kwetsbare objecten worden opgericht in de nabijheid van het kanaal worden deze in de regels uitgesloten in de eerste 25 meter vanaf het kanaal. Verder worden deze zeer kwetsbare objecten in de zone van 25 tot 90 meter vanaf het kanaal alleen toegelaten na een zware risicoverantwoording. Hiertoe zijn de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' en 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' in het plan opgenomen.

De gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' overlapt met de 100%-lethaalzone van de gasleiding die parallel loopt aan het kanaal. De veiligheidzone heeft daarom tevens als doel om zeer kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de gasleiding uit te sluiten.

vrijwaringszone - dijk

De dijk langs het Maas-Waalkanaal vormt een primaire waterkering. Voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering is de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

vrijwaringszone - vaarweg

Om er voor te zorgen dat het Maas-Waalkanaal goed functioneert als doorgaande vaarweg wordt vanuit Rijkswaterstaat een vrijwaringszone aangehouden. Deze vrijwaringszone is in het bestemmingsplan opgenomen als 'vrijwaringszone - vaarweg'.

wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg

Vanwege de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de beoordeling in paragraaf 5.6.1.2 wordt geconstateerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vanaf het bedrijf Antargaz eerst dient te worden beëindigd, voordat kwetsbare en zeer kwetsbare objecten in gebruik genomen kunnen worden. Deze beperking geldt voor alle gronden waarop een stedelijke ontwikkeling wordt voorzien binnen 100 m van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op deze gronden is daarom de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg' opgenomen.

6.3.3 Toelichting voorwaardelijke verplichtingen

In het plan zijn verschillende voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De voorwaardelijke verplichtingen zijn van toepassing op de nieuwe ontwikkelingen en zijn daarom opgenomen in de bestemming 'Gemengd'. Daar waar de voorwaardelijke verplichting het niveau van de bestemming overstijgt, is de verplichting opgenomen in de algemene regels. De voorwaardelijke verplichtingen zijn behandeld bij de verschillende sectorale aspecten. Om een overzicht te verschaffen zijn onderstaand de verschillende voorwaardelijke verplichtingen die in het plan zijn opgenomen nog een keer op een rij gezet.

Voorwaardelijke verplichting voor windhinder

In artikel 4.2.5 van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de bouw van gebouwen hoger dan 30 meter een onderzoek naar windhinder en windgevaar conform NEN-norm 8100 wordt aangetoond dat - al dan niet na het treffen van maatregelen - geen onaanvaardbare hinder of gevaar zal ontstaan.

Voorwaardelijke verplichting voor vervoer van gevaarlijke stoffen

Vanwege de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de beoordeling in paragraaf 5.6.1.2 wordt geconstateerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vanaf het bedrijf Antargaz eerst dient te worden beëindigd, voordat kwetsbare en zeer kwetsbare objecten in gebruik genomen kunnen worden. Via een voorwaardelijke verplichting in artikel 20.8 is vastgelegd dat zeer kwetsbare en kwetsbare objecten ter plekke van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg' pas in gebruik mogen worden genomen na verplaatsen van Antargaz.

Voorwaardelijke verplichting brandweerkazerne

Voor een gedeelte van de nieuwe woningen moet rekening gehouden worden met geluid dat afkomstig is van de brandweerkazerne. De contour die afkomstig is uit het akoestisch onderzoek naar de effecten van het transformatorstation is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan als 'geluidzone - brandweerkazerne'. In artikel 20.1 is geborgd dat akoestische maatregelen dienen te worden genomen.

6.4 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden reeds bieden, kunnen extra mogelijkheden worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de archeologische dubbelbestemmingen. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de archeologische dubbelbestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming of aanduiding te kunnen laten vervallen of juist een dubbelbestemming op te kunnen nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Omgevingsvergunning

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (voormalige sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het nieuwe bestemmingsplan voor Winkelsteeg Kanaalknoop Zuid voorziet in de ontwikkeling van een gemengd werk-woongebied. Hiertoe behoren ook bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge artikel 6.12 Wro in samenhang met artikel 6.25 Wro moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat aangewezen bouwplannen mogelijk maakt, een exploitatieplan vaststellen. Ingevolge artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien, onder meer, het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien, anderszins is verzekerd.

De gemeente is eigenaar van de gronden. Dit betekent dat de financiële regie voor de gronden via een gemeentelijke grondexploitatie loopt. Het plangebied maakt deel uit van de door de gemeenteraad vastgestelde grondexploitatie Winkelsteeg-Kanaalzone G650-G660. De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond, het bouw- en woonrijp maken en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van kavels. Er is voor de gemeentelijke gronden sprake van een sluitende exploitatie.

Op basis van het bovenstaande kan gesteld worden dat het voorliggend bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal in het ontwikkelgebied anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Inspraak, overleg en procedure

8.1 Inspraak en participatie

Bedrijven, instellingen, omwonenden en vooroverlegpartners zijn voorafgaand aan het ontwerpbestemmingsplan betrokken. Het proces van informeren over de plannen loopt vanaf de Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2025 en zal de komende jaren nog verder vorm krijgen.  In oktober 2022 heeft er een brede publiekscampagne plaatsgevonden om omwonenden en andere geïnteresseerden, bedrijven en instellingen te informeren over de ontwikkelingen in Winkelsteeg. Zo is er bijvoorbeeld met grote borden bij het Mandelaplein/langs de Nieuwe Dukenburgseweg/langs het Maas-Waalkanaal gewezen op de inloopbijeenkomsten in de Jan Massinkhal in oktober 2022. De campagne bestond daarnaast uit een grootschalige huis-aan-huismailing, uitgebreide berichtgeving met teaserfilm op de socialmediakanalen van de gemeente, op de website nijmegen.nl/winkelsteeg en op Mijn Wijkplan.

Tijdens alle vervolgbijeenkomsten over de bestemmingsplannen informeren we bedrijven, instellingen en omwonenden en vooroverlegpartners over zowel de ontwikkelingen in Winkelsteeg breed als over deelgebieden. Zo is tijdens de informatiebijeenkomst van juni 2023 over Kanaalknoop Noord ook het beeldkwaliteitsplan voor Kanaalknoop Zuid gepresenteerd.

In september en oktober 2023 zijn gesprekken gevoerd de veiligheidsregio en met diverse bedrijven en zorginstellingen, in de omgeving. Ook is er met Wijkraad Hatert gesproken. En er volgt nog een gesprek met vertegenwoordiger van de Edelstenenbuurt.   

Tijdens de periode (21 december t/m 31 januari 2024) dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt wordt de pers hierover geïnformeerd en organiseren we een informatiebijeenkomst. Omwonenden, bedrijven en instellingen worden per brief voor de informatiebijeenkomst uitgenodigd. Via de website nijmegen.nl/winkelsteeg, via Mijn Wijkplan en de gemeentelijke socialmediakanalen wordt deze bijeenkomst vooraf aangekondigd.

De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen. Tijdens de zienswijzeprocedure zal een informatiebijeenkomst plaatsvinden.

8.2 Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 10 november 2023 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de overlegpartners aangeboden met de mogelijkheid om te reageren. De overlegpartners die zijn betrokken bij het vooroverleg zijn de provincie Gelderland, het Waterschap Rivierenland, de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), Rijkswaterstaat, Gasunie, Tennet, Liander, Vitens en de GGD.

Tot op heden hebben wij nog alleen een reactie gehad van de GGD en het Waterschap. De provincie Gelderland heeft aangegeven niet te kunnen reageren binnen de gestelde termijn. Eventuele opmerkingen kunnen indien nodig verwerkt worden bij het vast te stellen bestemmingsplan.

In onderstaande tabel zijn de reacties van de vooroverlegpartners samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Reactie Waterschap Rivierenland   Reactie Nijmegen  
Toelichting: In de waterparagraaf 5.8.1 ontbreekt de beleidsnota van het waterschap Samen door één buis.
Naast de nota afkoppelen en infiltreren hemelwater, is ook deze beleidsnota van het waterschap relevant voor de omgang met hemelwater en riolering. Deze nota heeft tot doel een goede waterkwaliteit en leefomgeving te borgen. In deze nota is een adviestabel opgenomen voor de omgang met afstromend hemelwater bij bedrijven van diverse milieucategorieën. Bij hogere milieucategorieën kan het nodig zijn om aan te sluiten op een verbeterd gescheiden stelsel, dan wel aanvullende maatregelen te treffen ten behoeve van behoud van de waterkwaliteit.  
Ook in paragraaf 5.8.4 verzoeken wij om de uitgangspunten van de beleidsnota Samen door één buis op te nemen voor de omgang met afstromend hemelwater van terreinoppervlakken.  
In de toelichting is nu ook verwezen naar de betreffende beleidsnota.


 
Toelichting: Verwezen wordt naar het Waterplan Winkelsteeg 2022. Dit waterplan ontbreekt als bijlage bij het bestemmingsplan.   Het Waterplan Winkelsteeg is eerder door het college vastgesteld. Er is sprake van een dynamische verwijzing naar het Waterplan. Het is niet nodig om het Waterplan toe te voegen.

 
Toelichting: In paragraaf 5.8.2 wordt het oppervlaktewatersysteem besproken. Onderdeel van het plangebied zijn de vijvers Winkelsteeg. In het Waterplan Nijmegen is voor deze vijvers het streefbeeld 'Kijkwater' vastgesteld. In de toekomstige ontwikkeling zal aangesloten moeten worden bij dit streefbeeld, of zal in nader overleg met het waterschap bepaald moeten worden of een aanpassing van het streefbeeld haalbaar is.   Eens  
Toelichting: In deze paragraaf is tevens gesteld dat voor de Kanaalknoop Zuid, er een mogelijkheid moet zijn om schoon hemelwater direct op de vijvers te lozen. Dit mag echter niet leiden tot ontoelaatbare peilstijgingen, hetgeen in een waterhuishoudkundig plan nader onderbouwd dient te worden.   Toevoeging van hemelwater aan oppervlaktewater mag niet tot ontoelaatbare peilstijging en verslechtering van de kwaliteit leiden. Nadere uitwerking volgt in de Waterhuishoudkundigplan.
 
Regels: De bouwregels zoals opgenomen in artikel 8.2.2. sub b zijn in strijd met de beleidsregels bij de keur van waterschap Rivierenland en kunnen ertoe leiden dat geen watervergunning verleend kan worden voor de voorgenomen werken. Wij wijzen u op deze strijdigheid en adviseren om de modelregels van het waterschap te hanteren voor de regels voor Water.   Het watersysteem in Winkelsteeg verandert naar een robuustere hoofdstructuur. De uitwerking zal plaatsvinden in afstemming met het waterschap.
 
Regels: 19.4 Ondergronds bouwen: geen aandacht is besteed aan grondwaterneutraal ontwikkelen. Het verlagen van de grondwaterstand ten behoeve van ondergrondse bouwwerken is niet toegestaan. De ondergrondse bouwwerken zullen qua constructie rekening moeten houden met de aanwezige grondwaterstanden.   In het Waterplan Winkelsteeg is uitgebreid aandacht besteed aan ondergronds bouwen. De uitwerking zal plaatsvinden in afstemming met het waterschap.  
Verbeelding: De A wateren zoals opgenomen op de legger wateren van het waterschap zijn conform de richtlijnen van het waterschap opgenomen als Water op de verbeelding. Dit geldt echter niet voor het gedeelte van de A-watergang langs het MaasWaalKanaal direct ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg. Hier is de A watergang opgenomen met een dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen. Het beduikeren van A watergangen is niet wenselijk. Het waterschap heeft ook hier de voorkeur voor het bestemmen van de bestaande A watergang als Water.
 
Het watersysteem in Winkelsteeg verandert naar een robuustere hoofdstructuur. Ten gevolge zullen er wijzigingen plaatsvinden in de huidige A- en B- wateren. Het water is beschermd middels een dubbelbestemming. De gemeente wil in verband met stedenbouwkundige overwegingen de mogelijkheid openhouden om eventueel een overkluizing of duiker toe te passen. De uitwerking zal plaatsvinden in afstemming met het waterschap, zodat beheer en onderhoud geborgd kan worden.
 

Reactie GGD Gelderland Zuid   Reactie Nijmegen  
Akoestisch gezonde leefomgeving
Advies
De GGD adviseert maatregelen te treffen om blootstelling aan geluid zoveel mogelijk te beperken.
Deze maatregelen kunnen op verschillende niveaus worden getroffen. Bronmaatregelen hebben de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen, en overdrachtsmaatregelen weer de voorkeur boven maatregelen bij de ontvanger. Bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen leiden tot een geluidsreductie in de omgeving van een woningen of andere gebouwen, dus ook op de buitenruimte.
Maatregelen aan woningen, gebouwen/de gevel leiden niet tot minder geluid in de buitenruimte of bij achterliggende woningen. Als bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk of onvoldoende effectief zijn, zijn geluidsisolerende maatregelen aan de gevel noodzakelijk. Aanvullend adviseert de GGD een geluidsluwe, aangename zijde te creëren. Dit is een toegankelijke, bruikbare en liefst groene en schone zijde/ buitenruimte met een geluidbelasting minder dan 50 dB Lden en 40 dB Lnight.

De GGD stelt de volgende maatregelen voor:
- Richt de Nieuwe Dukenburgseweg zo in dat deze niet uitnodigt om harder dan 50 km/uur te rijden.
- Gebruik bij de aanleg van nieuwe wegen stil asfalt.
- Houd zo veel mogelijk afstand tussen de woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) en de (vaar)weg. Afstand tot de wegen is gezondheidskundig ook relevant in verband met de luchtkwaliteit.
- Bouw de gebouwen gelegen langs de (vaar)weg aaneengesloten om een stillere (woon)omgeving aan de achterzijde, of stille zijde te creëren.
- Pas gevelisolatie toe. Een dove gevel is gezondheidskundig gezien ongewenst, omdat mensen dan geen ramen open kunnen zetten. Als een dove gevel wordt gecreëerd, zorg dan dat mensen aan andere gevels wel een raam open kunnen zetten. Eventuele wooneenheden met een dove gevel dus tweezijdig oriënteren.
- Situeer de slaapkamers zoveel mogelijk aan de stille zijde.

Opmerkingen en aandachtspunten bij maatregelen:
- Naast isolatie is het belangrijk dat er goede ventilatiemogelijkheden in de woningen/gebouwen aanwezig zijn. Let hierbij op de geluidproductie van mechanische ventilatiesystemen. Zorg dat deze zo laag mogelijk is (bij voorkeur lager dan de 30 dB(A) uit het Bouwbesluit). Plaats de inlaatopening van het ventilatiesysteem aan de schonere binnenkant of bovenkant. En plaats ventilatieroosters met een verhoogde geluidwering (suskasten).
- Veel bewoners zullen, vooral in de zomer, graag ramen open willen zetten. Het effect van gevelisolatie op geluidsniveaus in de woning is dan beperkt.
- Zorg voor goede geluidsisolatie tussen woningen, omdat bij goed geïsoleerde gevels het geluid van de buren beter hoorbaar is. Plaats, als dit mogelijk is, de trappenhuizen of andere nietwoongedeelten van een pand in de hoeken van de bouwblokken.
- Maatregelen zijn vaak duur. Onderzoek of de maatregelen betaalbaar worden als de kosten van de hoog geluidbelaste gebouwen gedeeld worden met de overige gebouwen in Kanaalknoop- Zuid/ Winkelsteeg.

Het positieve effect van een geluidsluwe zijde kan teniet worden gedaan door:
- geluid van ventilatiesystemen, airco's en warmtepompen,
- burenlawaai, horeca, kinderopvang of -speeltuin,
- gemotoriseerd verkeer (bijvoorbeeld brommers) of laden en lossen aan de stille zijde.

Het positieve effect van een geluidsluwe zijde/ruimte kan worden bevorderd door:
- een goede toegankelijkheid voor bewoners, weinig verharding (steen, tegels) te gebruiken bij de inrichting,
- een goede visuele kwaliteit (waaronder groen) van de ruimte,
- een of meer slaapkamers aan de geluidsluwe zijde.

Bij eventuele vliesgevels is het van belang te letten op het volgende:
- Is de gevel van glas en aan de zuidkant of westkant van het gebouw? Dan wordt het in de zomer erg heet achter het glas. Is hier over nagedacht en zijn er maatregelen om de warme lucht af te voeren of de zon te weren?
- Is de vliesgevel schoon te maken? Wordt dit collectief geregeld of moet de bewoner dat doen?
- Als een vliesgevel bestaat uit panelen die haaks op de gevel staan, kan dit het uitzicht belemmeren.
- Treden er windgeluiden op vanwege de vliesgevel? Hoog op een flat kan de wind voor veel geluid zorgen.  
De gemeenteraad van Nijmegen heeft met de vaststelling van de Omgevingsvisie in 2020 besloten de toekomstige groei van inwoners, werknemers en bezoekers te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad en dat onder andere te doen door de grootschalige binnenstedelijke ontwikkeling van Winkelsteeg. In november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, waaronder de ontwikkelprincipes zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg. Een aantal neutrale en negatieve effecten van de ontwikkeling Winkelsteeg is onlosmakelijk verbonden met een binnenstedelijke gebiedsontwikkeling van deze omvang, of met een binnenstedelijke verdichtingsopgave in de buurt van grootschalige infrastructuur. Deze effecten zijn daarmee redelijkerwijs niet of nauwelijks te voorkomen. De gemeente Nijmegen voldoet aan de wettelijke normen en maakt daarnaast ook gebruik van wettelijke middelen om af te kunnen wijken van deze wettelijke normen (Besluit Hogere Waarde). Ook deze normen zijn gebaseerd op gezondheidseisen.

De maatregelen die worden opgesomd in de reactie van de GGD zijn veelal uitgangspunten voor verdere uitwerking van het plan, denk hierbij aan bronmaatregelen aan het wegdek, gevelisolatie, maar ook de geluidsproductie van ventilatiesystemen.

Aandachtspunten voor een gezond en comfortabel leefklimaat die worden meegenomen in de verdere uitwerking van de plannen zijn onder andere:
Het creëren van zoveel mogelijk geluidluwe gevels/ geveldelen (per woning/ appartement) en geluidluwe (gemeenschappelijke) buitenruimten. Het creëren van de mogelijkheid voor bewoners om zich (tijdelijk) aan het geluid te onttrekken en om te slapen met een open raam. Het situeren van slaapkamers zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde.
Het beperken van factoren die het positieve effect van een geluidluwe zijde teniet kunnen doen, zoals geluid van andere bronnen dan verkeer (airco's, warmtepompen, laden en lossen vrachtwagens, horeca, in/uitrit parkeergarage).

 
Luchtkwaliteit
Advies
Ook al nemen de concentraties luchtverontreiniging 'Niet In Betekenende Mate' toe, de blootstelling van de toekomstige bewoners neemt potentieel wel toe. Een goede manier om blootstelling aan luchtverontreiniging te beperken is om gevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet te plannen op de plekken waar veel luchtverontreiniging is. Afstand houden tot de weg is de beste maatregel om gezondheidseffecten te voorkomen, omdat op afstand van de weg de blootstelling aan luchtverontreiniging lager is. De GGD adviseert minimaal 25 meter afstand te houden tussen woningen (en andere gevoelige bestemmingen) en de rand van de Nieuwe Dukenburgseweg 7.  

Voor gevoelige bestemmingen zoals basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, kinderopvang (kinderdagverblijven, crèches, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang), woonzorgcentra voor ouderen hanteren we geadviseerde afstand.
 
Verken verder of het mogelijk is de installatie van rookkanalen voor houtstook te verbieden. Het stoken van houtrook draagt substantieel bij aan luchtverontreiniging en leidt bovendien tot gezondheidsklachten bij de stoker en zijn directe omgeving.   Via gemeentelijk beleid ontmoedigen we houtstook.  
Sociale leefomgeving en voorzieningen
Advies
Ons advies is om te verkennen of een plusroute ook mogelijk is in de Kanaalknoop Zuid.
Neem duidelijkere richtlijnen op voor een sociaal veilige omgeving, met extra aandacht voor de openbare groene ruimte en eventuele binnentuinen die gecreëerd worden tussen de hoogbouw. In het Handboek Veilig Ontwerp en Beheer (López et al, 2008) van de Stichting Sociaal Veilig Ontwerpen, wordt gesteld dat sociale veiligheid kan worden beïnvloed door ontwerp, bouw, inrichting en beheer. Dit kan door een beperkt aantal richtlijnen in samenhang met elkaar te hanteren. Deze richtlijnen zijn de zogenaamde ZETA-richtlijnen: Zichtbaarheid, Eenduidigheid, Toegankelijkheid, Aantrekkelijkheid  
Kanaalknoop Zuid kent een open autoluw karakter. Doordat de auto verdwijnt is er extra ruimte voor ontmoeten, groen en bewegen. De ruimte die ontstaat kan divers en voor iedereen, integraal, ingericht worden. De nadruk zal liggen op gezondheid en leefbaarheid, de woonmix draagt hieraan bij. Kanaalknoop Zuid grenst aan Park Winkelsteeg en het kanaal welke een plan overstijgende functie hebben. De structuren in de Kanaalknoop Zuid zullen hierop aanhaken. Het verkennen van een plusroute en de ZETA-richtlijnen liggen in de lijn van wat men mag verwachten van een groene autoluwe wijk die aan een stadpark grenst. Maar er zullen ook andere wensen zijn die bijdragen aan een integrale inpassingen van gezond bewegen.