direct naar inhoud van 4.11 Milieu
Plan: Landschapszone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP24000-OH01

4.11 Milieu

Bodem:

Binnen het plangebied zijn naast de hierna te beschrijven vervuilingen overwegend lichte verontreinigingen in de grond, het grondwater en de waterbodem aangetroffen. Op een aantal locaties is een locale verontreiniging aanwezig. In de bijlage wordt de bodemkwaliteit van deze locaties beschreven.

De diffuus verontreinigde grond leidt niet direct tot beperkingen, maar kan wel tot aanzienlijke stijging van de kosten leiden indien de grond vrijkomt en elders moet worden afgezet. Bij de exploitatie van de zandwinning dient expliciet rekeningen te worden gehouden met de kosten voor de verwerking (afvoer en toepassing) van de bovengrond.

Uit het verkennend bodemonderzoek aan de Woerdsestraat van DHV uit 1999 blijkt dat in de grond het EOX gehalte circa 1 mg/kg bedraagt. Het EOX geeft een indicatie van het gehalte aan bestrijdingsmiddelen. Gezien het aangetroffen gehalte aan EOX dient er op deze locatie nog aanvullend bodemonderzoek specifiek naar bestrijdingsmiddelen uit te worden gevoerd.

Binnen het plangebied zijn twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Bij het ontwerpen van de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met deze gevallen zodat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

Pluim grondwaterverontreiniging Pastoor van Laakstraat 90-92:

Aan de Pastoor van Laakstraat 90-92 net buiten het plangebied is een geval van ernstige verontreiniging aanwezig die van invloed is op het plangebied Landschapszone. Op deze locatie zelf is in de grond, het grondwater en de waterbodem een ernstige verontreiniging met zware metalen, minerale olie en vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen aanwezig. De vluchtige chloorkoolwaterstoffen zijn via het grondwater tot op grote diepte verspreid naar het gebied van de landschapszone. Op 13 april 2004 heeftis door de gemeente Nijmegen een besluit genomen over de ernst en urgentie van de landbodemverontreiniging. Op 28 oktober 2005 is op dit besluit een besluit op bezwaar genomen. In het besluit is vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging waarvan sanering urgent is, omdat de verontreiniging zich sterk verspreidt.

Op 27 oktober 2005 hebbenis door GS van de provincie Gelderland een besluit genomen op de ernst en urgentie van de waterbodemverontreiniging. Omdat de sloten tot hetzelfde geval horen is ook hier het stempeltje ernstig en urgent op gedrukt.

De grondwaterverontreiniging (pluim) bevindt zich deels onder de toekomstige Oosterhoutse plas. De waterbodemverontreiniging bevindt zich voor een beperkt deel ten oosten van de Prins Mauritssingel.

Op 20 juli 2007 hebben GS ingestemd met een saneringsplan voor de sloten. Deze sanering is gedeeltelijk al uitgevoerd.

Op 17 jui 2008 heeft de gemeente Nijmegen ingestemd met een deelsaneringsplan voor de grondwaterverontreinigingDe planning is om begin 2008 een besluit te nemen op het saneringsplan van de sanering van de grondwaterverontreiniging. In het plan is rekening gehouden met de aanleg van de plassen.

Stortplaats Zwarte Weg:

Bij de inrichting van deze locatie is rekening gehouden met de aanwezigheid van de stortplaats. Zo wordt er op de grens tussen de stort en de plassen een kleiafdichting aangebracht, waardoor verspreiding van verontreinigen naar de plas wordt voorkomen. Daarnaast blijkt uit studie dat door de aanleg van de plassen geen tot verwaarloosbare uittreding van verontreinigingen uit de stort naar het omringende gebied optreedt.

In hoofdstuk 8 zijn de relevante onderzoeken voor het gebied opgenomen.

Geluid:

De Wet Geluidhinder stelt grenzen aan de geluidsbelasting bij geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai 48 dB en voor spoorweglawaai 55 dB. Geluidsbelastingen boven deze voorkeurswaarden kunnen onder voorwaarden worden toegestaan mits de maximale waarden die in de Wet geluidhinder staan niet worden overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarden moeten worden vastgelegd in een hogere waarden besluit. Gemeente Nijmegen heeft beleidsregels vastgesteld voor het toekennen van hogere waarden.

Gemeentelijk geluidsbeleid

Bij eerstelijns bebouwing langs een weg of spoorweg kunnen geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde acceptabel zijn, mits de bebouwing een afschermende functie heeft voor de achtergelegen woningen. Het beleid is erop gericht hogere grenswaarden spaarzaam toe te staan. Bij geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde moeten woningen ten minste één geluidsluwe zijde hebben. De buitenruimten die als verblijfruimte worden gebruikt moeten aan deze zijde liggen. Liggen de geluidsbelastingen boven de 53 dB wegverkeerslawaai of 55 dB railverkeerslawaai, dan moeten woon- en slaapkamers zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen. Er moet minimaal één slaapkamer aan de geluidsluwe zijde liggen.

Voor de wegen in de Waalsprong zijn in het verleden afspraken gemaakt over de geluidsreductie op de hoofdwegenstructuur. Voor de Prins Mauritssingel dient een reductie van ten minste 3 dB(A) ten opzichte van dicht asfaltbeton worden gehaald. Voor de overige nieuw aan te leggen wegen is een reductie van 1,5 dB(A) afgesproken. Met de huidige stand van de techniek zijn grotere reducties haalbaar.

Uitgangspunten akoestisch onderzoek

De berekeningen zijn gebaseerd op het akoestisch spoorboekje Aswin versie 2007. Bij de berekeningen zijn we uitgegaan van de spoorintensiteiten van 2005 + 1,5 dB toeslag in verband met de verwachte toename van het spoorgebruik. Voor de berekeningen van het wegverkeerslawaai is het verkeersmodel 2020d het collegealternatief met T-splitsing en de zuidelijke variant van de parallelle route . Voor de Prins Mauritssingel is de huidige ligging aangehouden en een rijsnelheid van gedeeltelijk 70 km/h (van de Ovatonde tot de tijdelijke bouwweg) en gedeeltelijk 50 km/h (ten zuiden van tijdelijke bouwweg).

Akoestisch onderzoek Landschapszone

Het bestemmingsplan Op basis van het schetsontwerp van 15 november 2007 is een akoestisch model gemaakt voor de Landschapszone maakt nieuwe woningen mogelijk. Een aantal van deze woningen ligt binnen de geluidszones van één of meer wegen en de spoorlijn Nijmegen- Arnhem. In onderstaande tabel staan de geluidsbronnen en de grenswaarden bij nieuwe woonbestemmingen.

Bron   Voorkeurswaarde Wet geluidhinder   Alleen mogelijk met Hogere waarden besluit  
    Indelingseisen   Maximale toelaatbaar  
Prins Mauritssingel
(geen autoweg/snelweg)  
48 dB   > 53 dB   63 dB  
Griftdijk Noord        
Fruitlaan        
Vossenpelsestraat        
Het Lint   48 dB   > 53 dB   58 dB  
Parallelroute        
Spoorlijn   55 dB   > 58 dB   68 dB  

De overige wegen worden ingericht als 30 km/uur gebieden en hoeven op grond van de Wet geluidhinder niet te worden onderzocht.

Uit het akoestische onderzoek op basis van het voorlopig ontwerp van 17-09-2008 blijkt het volgende:

Wegverkeer:

  • Bij de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden de voorkeurswaarden voor wegverkeerslawaai niet overschreden.

Railverkeer:

  • Bij de waterwoningen in de Oosterhoutseplas wordt de voorkeurswaarde met 8 dB overschreden. Met een geluidsscherm van 1,5 m hoogte gemeten vanaf bovenkant spoor kan de geluidsbelasting tot onder de voorkeurswaarde worden teruggebracht.

Conclusie:

  • a. er moet een geluidsscherm van ten minste 1 m hoog worden aangelegd;
  • b. op de Prins Mauritssingel moet een zo stil mogelijk wegdektype, bijvoorbeeld Micropave of vergelijkbaar, worden toegepast;

Verkeerslawaai vormt geen belemmering voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.

Voor de waterwoningen in de Oosterhoutseplas moet een geluidsscherm van 1,5 m hoog worden geplaatst langs het spoor.

GEM en gemeente Nijmegen werken samen aan het ontwerp en de realisatie van geluidsschermen langs het spoor in Nijmegen Noord. Het ontwerp en de realisatie van de schermen worden in één afzonderlijk project geregeld en niet per bestemmingsplan uitgewerkt. De kosten van het geluidsscherm komen ten laste van het Fonds bovenwijkse voorzieningen.

Luchtkwaliteit

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen moet worden vastgesteld of een plan bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, als de grenswaarden daardoor worden overschreden of al werden overschreden. Daarnaast moet worden bepaald of er sprake is van goede ruimtelijke ordening: dat wil zeggen geen gevoelige bestemmingen op plaatsen waar de grenswaarden worden overschreden.

Luchtkwaliteitseisen

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen “niet in betekenende mate”en “in betekenende mate” bijdragen. In de periode tussen tot medio 2009, als het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht wordt, wordt gerekend met de 1% grens. Plannen die niet meer dan 1% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 1% bijdraagt.

De nieuwbouw die door het bestemmingsplan Landschapszone mogelijk gemaakt wordt, bedraagt bij elkaar ca 280 woningen. Conform artikel 5 van het Besluit moet dit bestemmingsplan in samenhang beoordeeld worden met de omringende ontwikkelingen (Bestemmingsplannen Laauwick en Groot Oosterhout). Deze plannen dragen samen wél in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het rapport van Witteveen en Bos, “” “Luchtkwaliteitonderzoek Waalsprong”, oktober 2007, en de notitie “Variantenstudie route parallelweg” van 8 oktober 2007, wordt daarom het hele waalspronggebied beschouwd en berekend. Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten uit dat rapport en die notitie, voor zover het relevant is voor het bestemmingsplan Landschapzone.

Resultaten

De resultaten in de vorm van contouren worden weergegeven in bijlage I tot en met XI van het rapport, en in het rapport en in de notitie in de vorm van tabellen. De contouren geven de jaargemiddelde NO2-concentratie, de jaargemiddelde fijn stofconcentratie en het aantal overschrijdingsdagen waarop de daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m³ fijn stof wordt overschreden1.

Voor de jaren 2007 en 2010 is één set contourenkaartjes gemaakt, omdat in deze jaren nog geen sprake is van het realiseren van woningen in de bestemmingsplannen Laauwick, Groot-Oosterhout en Citadel. Voor 2012, 2015 en 2020 zijn twee sets beschikbaar: de autonome contouren en de contouren waarbij de invloed van deze plannen is meegenomen.

Uit de CAR II berekeningen is gebleken dat in geen van de jaren, met of zonder realisatie van de woningbouw in de plannen, de grenswaarden van

1. De daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof van 50 µg/m³ mag maximaal 35 dagen per jaar overschreden worden, na aftrek van de zeezoutcorrectie van 6 dagen.

de stoffen zwaveldioxide, koolmonoxide, lood en benzeen overschreden worden (zie bijlage 1).

Hieronder worden derhalve alleen de berekeningen voor fijn stof en stikstofdioxide besproken.

Tabel 5.1. Jaargemiddelde concentratie NO2 langs Prins Mauritssingel op toetsafstand

Locatie   toets
afstand  
2007   2010   2012 auto   2012 plan   2015 auto   2015 plan   2020
auto  
2020
plan  
1 links   21 m   35,1   33,7   32,7   33,2   29,7   30,6   25,0   26,0  
1 rechts   21 m   37,4   34,8   33,7   34,2   30,6   31,5   25,6   26,6  
2 links   17 m   37,5   35,4   34,5   35,1   31,3   32,5   26,4   27,6  
2 rechts   17 m   41,5   41,8   40,6   41,7   36,9   39,0   30,5   32,4  
3 links   17 m   40,0   37,7   37,0   37,8   33,4   34,9   27,8   29,3  
3 rechts   17 m   41,5   38,7   37,5   38,4   33,8   35,4   28,2   29,7  
4 links   17 m   40,8   37,2   36,9   37,6   33,1   34,7   26,1   27,1  
4 rechts   17 m   39,6   36,2   38,7   39,5   34,6   36,5   27,5   28,6  
5 links   17 m   43,3   40,1   36,2   36,7   31,2   32,0   27,5   28,3  
5 rechts   17 m   47,3   44,6   39,6   40,3   33,6   34,5   29,2   30,0  
6 links   17 m   50,9   48,0   43,3   43,9   39,4   40,3   34,9   35,7  
6 rechts   17 m   53,4   50,5   44,9   45,5   40,8   41,8   35,8   36,8  

Tabel 5.2 Jaargemiddelde concentratie PM10 langs de Prins Mauritssingel op de toetsafstand.

Locatie   toets
afstand  
2007   2010   2012 auto   2012 plan   2015 auto   2015 plan   2020
auto  
2020
plan  
1 links   26 m   26,3   23,9   23,3   23,4   22,1   22,3   21,1   21,2  
1 rechts   26 m   26,7   24,0   23,4   23,5   22,2   22,4   21,0   21,3  
2 links   22 m   26,9   24,1   23,6   23,8   22,4   22,6   21,1   21,4  
2 rechts   22 m   27,6   26,1   25,4   25,7   23,7   24,2   22,3   22,8  
3 links   22 m   27,1   24,4   23,9   24,0   22,5   22,8   21,2   21,5  
3 rechts   22 m   27,6   24,8   24,2   24,5   22,8   23,1   21,4   21,8  
4 links   22 m   27,9   24,7   23,5   23,6   22,1   22,4   21,0   21,3  
4 rechts   22 m   27,0   24,0   24,2   24,4   22,6   23,0   21,4   21,7  
5 links   22 m   27,9   25,0   23,7   23,9   22,2   22,4   21,1   21,3  
5 rechts   22 m   29,5   26,6   24,9   25,0   23,1   23,4   21,8   22,1  
6 links   22 m   30,0   26,7   25,1   25,3   23,3   23,5   22,1   22,3  
6 rechts   22 m   30,5   27,2   25,5   25,6   23,6   23,8   22,3   22,5  

Tabel 5.3 Aantal overschrijdingsdagen PM10 langs Prins Mauritssingel op toetsafstand1 (inclusief zeezoutcorrectie)

Locatie   toets
afstand  
2007   2010   2012 auto   2012 plan   2015 auto   2015 plan   2020
auto  
2020
plan  
1 links   26 m   45   32   27   27   21   23   20   20  
1 rechts   26 m   39   29   27   27   21   21   13   15  
2 links   22 m   47   34   29   30   23   24   19   19  
2 rechts   22 m   43   34   31   31   26   27   17   19  
3 links   22 m   48   36   30   33   24   24   19   19  
3 rechts   22 m   43   32   29   30   23   23   15   17  
4 links   22 m   51   35   27   27   22   23   18   18  
4 rechts   22 m   41   31   28   29   22   22   15   17  
5 links   17/22 m   52   36   28   28   23   24   18   18  
5 rechts   17/22 m   54   35   30   30   24   24   17   17  
6 links   17/22 m   58   43   34   35   27   28   20   21  
6 rechts   17/22 m   59   38   32   33   26   26   18   19  

1. Berekend op basis van uur tot uur emissies (ADMS)

Hierboven is bepaald dat de drie bestemmingsplannen een kleine bijdrage leveren aan de overschrijdingen in 2012 en 2015. Deze overschrijdingen zullen worden opgelost door middel van maatregelen die al voor 2010 in gang gezet moeten worden (zie Projectsaldering). Daarmee wordt de bijdrage van de plannen inclusief het bestemmingsplan Landschapzone gecompenseerd.

Voor het toetsjaar 2020 is nog eens apart berekend wat de concentraties zijn langs de Prins Mauritssingel, indien alle plannen (inclusief Woenderskamp, de Stelt, de Schans en Koudehoek) gerealiseerd zijn in 2020 (verkeersmodel 2020d). De resultaten van deze berekeningen zijn terug te vinden in de notitie “Variantenstudie route parallelweg”. Zowel uit de berekeningen van de bijdrage van de drie plannen, als uit de berekening van de totale Waalsprong is gebleken dat er in 2020 geen overschrijdingen zijn van de grenswaarden stikstofdioxide en fijn stof.

Effecten buiten het studiegebied

Uit de verkeersmodellen is gebleken dat de realisatie van de drie bestemmingsplannen een effect heeft op de gebiedsontsluitingswegen in de stad (zuidzijde van de Waal). Op de volgende locaties is daarom de stikstofdioxideconcentratie en de fijn stofconcentratie berekend, met en zonder bijdrage van de plannen:

Oranjesingel;

Graafseweg;

Energieweg;

Ubbergseweg.

Uit de berekeningen blijkt dat de bestemmingsplannen een zeer geringe bijdrage leveren aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op deze locaties in 2012 , maar dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden voorkomen. De bijdrage van de plannen is alleen voor 2012 berekend. Op basis van de dalende trend in de achtergrondconcentraties en emissiefactoren, worden er geen overschrijdingen op deze locaties verwacht in 2015 en 2020. De concentraties op deze locaties in 2010 zijn al vastgelegd in het Jaarrapport Luchtkwaliteit 2006.

Naast de bijdrage die een plan levert aan de concentraties langs de belangrijkste wegen, moet gekeken worden naar de concentraties ter plaatse van de geplande woningbouw. In het kader van “goede ruimtelijke ordening” is het van belang de blootstelling van toekomstige bewoners zo veel mogelijk te beperken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_0012.png"

Goede ruimtelijke ordening

De luchtkwaliteit in het plangebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de volgende bronnen:

De Prins Mauritssingel

De parallelweg

De Vrouwe Udasingel en;

De spoorlijn Nijmegen - Arnhem (dieseltreinen).

Middels modelberekeningen op basis van de verkeersmodellen voor de jaren 2010 en 2020 (gebaseerd op het basisjaar 2007) is berekend wat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van de geplande woningen zal zijn. De grenswaarden van beide stoffen worden ter plaatse van de woningen niet overschreden. Er is dus geen sprake van slechte ruimtelijke ordening met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

Op dit moment wordt er gewerkt aan een AMvB gevoelige bestemmingen, waarin zal worden vastgelegd dat geen zorgwoningen, kinderdagverblijven binnen een afstand van 50 meter van een drukke stadsweg gerealiseerd mogen worden.

Projectsaldering

De maatregelen die voortkomen uit het Uitvoeringsprogramma worden ten behoeve van dit bestemmingsplan in twee categorieën verdeeld: maatregelen op de Prins Mauritssingel en maatregelen in de stad.

Maatregelen langs de Prins Mauritssingel

Om de overschrijdingen langs de Prins Mauritssingel die in 2010 dreigen te ontstaan is een project opgestart om de doorstroming op deze weg te verbeteren. Uit berekeningen is gebleken dat de grenswaarden in 2010 gehaald kunnen worden, indien de stagnatie op deze weg (filevorming stadinwaarts vanaf de “bouwweg” tot aan de waalbrug) verminderd wordt. In termen van de CAR II invoer met betrekking tot de aannames voor de snelheid op deze weg: de gemiddelde snelheid moet verhoogd worden naar meer dan 15 km/uur en het aantal stops per kilometer moet afnemen van tien, naar gemiddeld twee stops per kilometer.

In het project, dat in 2008 is vastgelegd in een besluit van het college van B&W, is samen met de Stadsregio een aantal verkeersmaatregelen nader bekeken, die de stagnatie kunnen verminderen:

  • Dynamisch verkeersmanagement;
  • Vergroten van het transferium Ressen;
  • Omleiden van doorgaand verkeer via A15 en A50.

Naast de verkeersmaatregelen wordt het inzetten van groen bestudeerd, om de concentratie op de toetsafstand en ter plaatse van de woningen in de bestemmingsplannen te verlagen. Hierbij wordt aangesloten bij het IPL-onderzoek dat in 2008 is uitgevoerd langs de A50 en dat wordt uitgevoerd door de Stadsregio Arnhem- Nijmegen. Voor het plan Landschapszone moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid van het realiseren van groenmaatregelen of schermen langs de Prins Mauritssingel, om daar concentratie op de toetsafstand onder de grenswaarde te brengen.

Maatregelen in de stad

Uit het Uitvoeringsprogramma is een aantal maatregelen voortgekomen, die effect hebben op de luchtkwaliteit ter plaatse van de overschrijdingen in 2010 op de Oranjesingel, de Graafseweg en de Energieweg. In de tabel hieronder wordt per maatregel aangegeven wat het verwachte effect is op die locaties in dat jaar.

Weg   Maatregel of combinatie   NO2 verlaging   PM10 verlaging*  
Graafseweg   Milieuzone en stadsdistributie
Schoner Openbaar Vervoer
Rijden op aardgas  
2,0 µg/m³   4,0
µg/m³  
Energieweg   Rijden op aardgas   1,0 µg/m³   4,0 µg/m³  
Oranjesingel   Milieuzone en stadsdistributie
Schoner Openbaar Vervoer
Rijden op aardgas  
1,0 µg/m³   4,0 µg/m³  

* deze verlaging, langs de hoofdwegen, is het gevolg van alle maatregelen uit het Uitvoeringsprogramma en is niet nader uitgesplitst per maatregel

Deze maatregelen hebben tevens een gering effect op de luchtkwaliteit langs de Prins Mauritssingel en leveren dus een bijdrage aan het verlagen van de concentraties tot onder de grenswaarden.

Conclusies

De bijdrage van dit plan is in samenhang met de andere plannen bekeken. In 2020 zijn er geen overschrijdingen, zowel in de autonome als in de plansituatie. In 2015 is er alleen een overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) langs de Prins Mauritssingel ter hoogte van de Waalbrug. In de jaren 2010 en 2012 zijn er overschrijdingen langs de Prins Mauritssingel op verschillende plaatsen, waaronder ter hoogte van het plan Landschapszone. Realisatie van dit bestemmingsplan draagt bij aan de overschrijdingen van de grenswaarden. Om dit plan te realiseren én te voldoen aan artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer, moeten er maatregelen genomen worden waardoor de concentratie NO2 en het aantal overschrijdingsdagen van de etmaalgemiddelde fijn stof grenswaarde onder de grenswaarden komen.

Door de stagnatie van het verkeer op de Prins Mauritssingel aan te pakken, waardoor de gemiddelde snelheid boven de 15 km/uur zou komen en het aantal stops zou dalen naar 2 per kilometer, komen daar waar de doorstroming verbeterd wordt, de concentraties op de toetsafstand onder de grenswaarden. Deze verkeersmaatregelen worden voor 2010 uitgevoerd, waardoor de realisatie van het plan Landschapszone voldoet aan artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De geplande woningen liggen, na het nemen van maatregelen, niet op locaties waar grenswaarden overschreden worden.

Bedrijvigheid

In en rond het plangebied liggende bedrijven (inrichtingen) die op grond van de Wet milieubeheer rechten en plichten hebben. Bij de ontwikkeling van het gebied moet rekening worden gehouden met deze rechten. Nieuwe ontwikkelingen mogen de bestaande bedrijvigheid niet belemmeren. Om dit te garanderen leggen we een zogenaamde hindercirkel waarbinnen geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogen worden gerealiseerd. De hindercirkels gelden vanaf de grens van een bedrijf inclusief het bijbehorende terrein.

Binnen en rond het plangebied bevindt zich momenteel nog de volgende bedrijvigheid:

Nr.   Adres   Activiteit   Hindercirkel  
I   Woerdsestraat 4a   Kassenbedrijf   30 meter  
II   Woerdsestraat t.h.v. nr. 14 Ressen/Bemmel   Akkerbouw   30 meter  
III   Zwarteweg 3 c.a.   Akkerbouw   50 meter  

De nieuwbouwlocaties langs de Zandseplas liggen buiten de hindercirkels van deze bedrijven.

Ontgronding

De ontgrondingen binnen het plangebied worden opgevat als een tijdelijke bedrijfsactiviteit. De totale ontgronding binnen het plangebied Landschapszone zal ongeveer 8 jaar in beslag nemen. Zandwinning (inclusief alle bewerkingen en het transport)is een vergunningplichtige activiteit op grond van de Wet milieubeheer. Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland is bevoegd gezag en moet de milieuvergunning verlenen en handhaven.

Tot het moment van beëindiging van de winwerkzaamheden binnen het gebied van de Oosterhoutse- en de Zandse-/Lentseplas, zal bewoning van nieuwe woningen of de realisering van woningbouw binnen een straal van 400 tot 500 m niet zonder maatregelen mogelijk zijn.

Recreatie

De toekomstige activiteiten binnen het plangebied betreffen vooral dagrecreatie en horeca aan de noord-/noordwestzijde van de Zandse-/Lentseplas met onder meer een strand met ligweiden, een paviljoen en mogelijk een hotelvoorziening, een evenemententerrein en een zwembad.

Van intensief hinder veroorzakende recreatie is geen sprake voor wat de dagrecreatie, het paviljoen en het hotel in deze planinvulling betreft. Wel zal met betrekking tot het evenemententerrein en zwembad hinder kunnen ontstaan naar de watergebonden woongebieden aan en in de Zandse-/Lentseplas. Een zwembad heeft een hindercirkel van 50 meter indien hij overdekt is en 200 meter als het een openluchtbad met speelweiden betreft. Met betrekking tot het evenementen terrein kan gesteld worden dat indien hier voorzieningen als geluidsinstallaties e.d. geïnstalleerd gaan worden er ook hinder naar de woningen in en aan de Zandse-/Lentseplas kan ontstaan. Op de park- en strandvoorzieningen na vallen de hierboven genoemde planonderdelen onder de Wet milieubeheer.

Bij de planinvulling moet rekeningen worden gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de recreatieterreinen en de horeca voorzieningen bij het voormalig Zwarte Gat. Deze locaties dienen goed ontsloten te worden voor langzaam verkeer en openbaar vervoer.

Externe Veiligheid

Algemeen

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden

a. Risico's Externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven.

b. Externe veiligheidRisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen.

Een risico kan toenemen doordat het bedrijf uitbreidt of het transport toeneemt maar ook doordat (kwetsbare) objecten 'opschuiven' naar de risicobron. Deze paragraaf richt zich op de beheersing van deze risico's voor het onderhavige bestemmingsplan.

Wet en regelgeving

Het gestelde onder a. De beheersing van de risico's van bedrijven wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Bij de veiligheidsnormen in het Bevi wordt onderscheidt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR)

en het groepsrisico (GR)

.

Het plaatsgebonden risico kent een grenswaarde die niet mag worden overschreden voor kwetsbare objecten zoals woningen en scholen. Voor beperkt kwetsbare objecten (kleinere kantoren en winkels ,etc.) geldt er een richtwaarde die slechts mag worden overschreden indien daar zwaarwegende argumenten voor zijn.

Het groeprisico kent de verantwoordingsplicht zonder dat daar strikte normering in de vorm van grens- of richtwaarden onder liggen. De verantwoording is een afweging van groepsrisico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit.

De beheersing van de risico's van het Vvervoer van gevaarlijke stoffen wordt onder meer geregeld in de Circulaires Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs, 2004) en Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984). De Crnvgs is niet wettelijk verankerd en het ontbreekt vooralsnog daardoor aan wettelijke grenswaarden. Het is echter waarschijnlijk dat deze verankering binnenkort wel gaat plaatsvinden. De Crnvgs hanteert een vergelijkbare systematiek zoals die ook voor risico's van bedrijven geldt. Ook voor de risico's van buisleidingen is de wetgeving sterk in ontwikkeling en wordt binnenkort een nieuwe circulaire verwacht. Onderstaande tekst anticipeert zoveel als mogelijk op deze nieuwe ontwikkelingen en toetst aan bestaande regelgeving. Zowel in het besluit als in de circulaire wordt een verdere verdeling naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR) gehanteerd. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven, het groepsrisico wordt getoetst aan de zogenaamde oriënterende. Daarnaast dient bij iedere 'significante' toename of overschrijding van de oriënterende waarde een verantwoordingsplicht te worden doorlopen. Hierbij vindt een afweging plaats van groepsrisico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit.

Van de oriënterende waarde kan eventueel in voorkomende gevallen worden afgeweken. Hieraan dient wel een collegebesluit ten grondslag te liggen waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen en voorts moet toestemming van de minister zijn verkregen. Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.

Inrichtingen c.q. bedrijven

Er zijn binnen het plangebied geen bedrijven aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Verder zijn er geen bedrijven buiten het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe nabijheid van het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de Prins Mauritssingel, het spoor van Nijmegen naar Arnhem en door een hoge druk aardgastransportleidingzijn er de volgende potentiële risicobronnen:

- vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

- vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

- vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleiding.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

In 2002 is voor het traject Elst- Nijmegen , over het spoor door Nijmegen geen of zo weinig vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden dat dit spoortraject geen belemmeringen geeft voor ruimtelijke ontwikkelingen. Door ProRail Capaciteitstoedeling zijn eerder al voor de spoorlijnen door Nijmegen nog een zogenaamde 0-prognose afgegeven, er zullen zouden volgens ProRail geen gevaarlijke stoffen meer per spoor door Nijmegen worden vervoerd. Uit de realisatiecijfers van 2007 van Prorail blijkt dat er toch gevaarlijke stoffen worden vervoerd over het spoor. Van 2006 tot 2007 heeft dit vervoer zich zelfs verdubbeld. Prorail verwacht echter dat het vervoer van gevaarlijke stoffen rond 2020 ruim onder het niveau van 2007 ligt. Deze verwachting is gebaseerd op marktontwikkelingen en met name de ingebruikname van de Op dit moment is er nergens een overschrijding van het

plaatsgebonden- of het groepsrisico.

In de toekomst zal er, met de ingebruikname van de Betuweroute. De cijfers van dit moment zijn in onderstaande tabel weergeven.

Vervoer gevaarlijk stoffen in wagens per jaar

Stofcategorie   Beschrijving   Wagens/jaar  
    2007   prognose 2020  
A   Brandbare gassen   2300   700  
B2   Giftige gassen   34   200  
B3   Zeer giftige gassen   0   0  
C3   Zeer brandbare vloeistoffen   950   1050  
D3   Acrylnitril   24   50  
D4   Zeer giftige vloeistoffen   150   50  

In de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen (VNG, 1998) worden enkele vuistregels gegeven aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of het PR of de oriënterende waarde van het GR wordt overschreden.

Voor snelheden op het baanvak van hoger dan 40 km/uur is de indicatiewaarde voor het PR 10-6 . Dit komt overeen met 3000 transportbewegingen met stofgroep C3 en maximaal 7000 transportbewegingen voor alle stofcategorieën samen. In 2007 waren dat er 1050 van C3 en ongeveer 3400 totaal. Bij de vervoersfrequentie van 2007 wordt de PR 10-6 dus niet overschreden.

Voor het GR is de stofgroep B3 (bijvoorbeeld chloor) en Groep A (bijvoorbeeld LPG) bepalend. B3/chloor wordt echter niet vervoerd op het traject Nijmegen Arnhem, LPG waarschijnlijk wel. Indien we ervan uitgaan dat in 2007 alle wagons uit cat. A LPG vervoerden (2300 wagons) de overschrijding van het groepsrisiconiveau mogelijk bij bevolkingsdichtheden vanaf 80/ha bij tweezijdige bebouwing (binnen de eerste 150 meter). Bij het in gebruik nemen van de Betuwelijn zullen de risico's alleen maar verder afnemen (prognose 2020). Een berekening met RMB II van het groepsrisico heeft dan ook (nog) niet plaatsgevonden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Aan de westzijde van het plangebied loopt de A325 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. In de maanden april en mei 2007 zijn in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) tellingen uitgevoerd naar de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325. Deze gegevens hebben als basis gediend voor de risicoberekening (Analyse externe veiligheid A325, i.o.v. Gem Nijmegen, Arcadis, 7 september 2007).

Overzicht vervoer over A325 april en mei 2007

Stofcategorie   Aantal tankwagens per jaar* geëxtrapoleerd  
GF3 (brandbaar gas)   125  
LF1 (brandbare vloeistof)   499  
LF2 (brandbare vloeistof)   468  

Prognose vervoer gevaarlijke stoffen 2020 op basis van Global Economy Scenario

Stofcategorie   Aantal tankwagens per jaar  
GF3 (brandbaar gas)   124  
LF1 (brandbare vloeistof)   574  
LF2 (brandbare vloeistof)   538  

De PR-contour ligt op 0 meter van de wegas.

Het Plaatsgebonden Risico blijft lager dan 10-6 per jaar en geeft dus geen ruimtelijke beperkingen. De PR-contour ligt op 0 meter van de wegas.

Het Groepsrisico neemt in de toekomstige situatie toe ten opzichte van de huidige situatie maar blijft nihil.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleiding

In de Waalsprong liggen lopen drie hogedruk aardgasleidingen, één met een diameter van zes inch en twee met een diameter van 48 inch en een werkdruk van 66 bar. Het

Volgens de nog vigerende regelgeving rondom hoge druk aardgasleidingen (circulaire zonering hogedruk aardgastransportleidingen) dient de minimale bebouwingsafstand tot de leiding 50 meter te bedragen voor woonwijken, flatgebouwen en bijzondere objecten. Daarnaast geldt er volgens de circulaire een toetsingsafstand van 150 meter waarin niet zonder meer mag worden gebouwd.

Regelgeving rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen wordt momenteel herzien. Vooruitlopend hierop heeft de Gasunie berekend waar de Plaatsgebonden risicocountour (PR-contour) is gelegen voor deze buizen. Uit berekening blijkt dat de PR-contour is gelegen op 0 meter van de buis, het ligt op de buis zelf. Het nieuwe invloedsgebied voor deze buizen bedraagt 600 meter aan weerszijden van de buis. Een eerste berekening van het groepsrisico liet een overschrijding van

de oriënterende waarde zien. Deze situatie zou strijdig zijn met de concept visie van de gemeente. Op basis van deze eerste berekening heeft de regionale brandweer een advies uitgebracht. Na overleg met de brandweer en de Gasunie heeft een herberekening plaatsgevonden. Hierbij zijn nieuwe bevolkingsgegevens gebruikt. In deze periode zijn echter ook nieuwe afspraken gemaakt tussen het ministerie van VROM en de Gasunie over de corrosiefactor in het rekenmodel. Afgesproken is dat de kans op leidingbreuk door corrosie nihil is. De combinatie van deze nieuwe factoren hebben ertoe geleid dat het groepsrisiconiveau onder de oriënterende waarde ligt na realisatie van de bouwplannen. Verantwoording van het groepsrisico(gr) blijft echter noodzakelijk ondanks het feit dat er maar een zeer geringe uitbreiding van het gr plaatsvindt.

Verantwoording groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico is in voorgaande paragrafen al aangegeven. Het invloedsgebied is afhankelijk van het scenario dat wordt gehanteerd en varieert van 580 meter bij een ramp met een gasleiding tot een incident met een treinwagon met zeer giftige vloeistoffen met een invloedsgebied van 3000 meter. Invulling van de bouwplannen leidt tot een aanwezigheid van ongeveer 100 personen per hectare.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico, de voorbereiding op een incident en de mogelijkheden van het bestrijden van een incident en mogelijkheden van zelfredzaamheid worden in de volgende paragraaf uitgewerkt naar aanleiding van een eerder brandweeradvies. Doel van het project

Nijmegen had in de jaren tachtig van de vorige eeuw behoefte aan uitbreiding. In 1992 heeft de provincie Gelderland aan de hand van een milieueffect rapportage gekeken waar in de regio Nijmegen een uitbreiding van woningbouw en bedrijventerrein het meest op zijn plaats zou zijn. Het gebied van de Waalsprong kwam daaruit als meest milieuvriendelijk alternatief naar voren.

Laauwick wordt een nieuw woongebied in de Waalsprong met ongeveer 1.200 woningen. Deze uitbreiding van Lent sluit aan op de sfeer van het oude dorp en de meer stedelijke sfeer van de al gerealiseerde nieuwe wijk Visveld.

Binnen Nijmegen is er geen andere plaats aanwezig waar op deze schaal woningbouw met andere functies gecombineerd kan worden.

Mogelijke preventieve maatregelen tot risicovermindering

  • c. vermindering van het risico op een ongeval met een LPG-tankauto door het plaatsen van radar- en camera's voor toezicht op naleving van de snelheid
  • d. bewoners en gebruikers van plangebied voorlichten over de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen en over hoe te handelen in het geval van een incident

Mogelijke preparatieve maatregelen tot risicovermindering

  • het waarborgen dat de bebouwing aan aanwezige personen voldoende bescherming biedt in geval van een Bleve
  • het waarborgen van veilige vluchtroutes in het geval van een Bleve
  • het opnemen van de nieuwe situatie in een rampenbestrijdingsplan, waarin alarmering, hulpverlening, ontruiming en bestrijding voor zover van toepassing zijn vastgelegd

Regionaal Brandweeradvies

Het plangebied is gelegen in het oostelijk deel van de Waalsprong, ten noordwesten van de bestaande woonkern Lent. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van de toekomstige Prins Mauritssingel (de huidige A325) welke onderdeel is van de routering gevaarlijke stoffen van de gemeente Nijmegen en waarover dan ook transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Toetsing aan de kwaliteitseisen inzake externe veiligheid is dan ook noodzakelijk. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) van toepassing.

In de CRnvgs staan twee risicomaten centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht is de regionale brandweer aangewezen als adviseur betreffende het groepsrisico, de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van de burger.

Groepsrisico

Het groepsrisico is bepaald in de rapportages 'Externe veiligheid de Waalsprong' en 'Analyse externe veiligheid Waalsprong A325'. Wij hebben geen opmerkingen betreffende deze rapporten.

Mogelijkheden voor de rampenbestrijding

Hoewel de kans op een groot incident met gevaarlijke stoffen klein is, wordt voor de bepaling van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding een maatscenario gedefinieerd. Een maatscenario beschrijft het ongeval met de grootste effecten waarvan het nog geloofwaardig is dat het zich voordoet. Voor het plangebied is het maatscenario een Bleveexplosie van een LPG-tankauto op Prins Mauritssingel.

Bij dit scenario liggen de mogelijkheden voor de rampenbestrijding voornamelijk in het voorkomen van een Bleve. Of dit mogelijk is, is afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende materieel, de bereikbaarheid van het incident, de beschikbaarheid van voldoende bluswater en de beschikbare tijd voor een inzet. Hieronder zijn deze voorwaarden in overleg met Brandweer Nijmegen uitgewerkt.

Materieel
Voor het voorkomen van een Bleve van een LPG-tankauto is de inzet van minimaal 2 blusvoertuigen vereist. In overleg met brandweer Nijmegen is vastgesteld dat deze na ongeveer 8 minuten aanwezig kunnen zijn vanuit de posten Nijmegen-Centrum en Nijmegen-Noord, indien er direct een alarmering voor middelbrand wordt gedaan. Indien niet direct voor middelbrand wordt gealarmeerd zal het tweede blusvoertuig na ongeveer 16 minuten ter plaatse komen.

Bereikbaarheid

Door brandweer Nijmegen is aangegeven dat de Prins Mauritssingel doorgaans goed bereikbaar is. De uitrukroute naar de Prins Mauritssingel bestaat uit doorgaande routes en er is een alternatieve route beschikbaar. Om te voorkomen dat de opkomsttijden toenemen in verband met de filedruk in spitstijd is door Brandweer Nijmegen gekozen om post Nijmegen-Noord bij grote filedruk permanent te bezetten wat de opkomsttijd ten goede komt.

Bluswater

In de directe omgeving van de Prins Mauritssingel is nu nog onduidelijk waar de waterwinning gesitueerd wordt in het plangebied. Mits langs de Prins Mauritssingel voldoende primaire bluswatervoorzieningen met een capaciteit van 90 m3 water per uur worden gerealiseerd zal voldoende bluswater beschikbaar zijn om bij dit scenario goed te kunnen optreden. Voor de bluswatervoorziening binnen het plangebied dient te worden uitgegaan van de notitie 'Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater & bereikbaarheid' van Brandweer Nijmegen.

Tijd
De ontwikkeltijd van het maatscenario is variabel. Het is echter denkbaar dat het maatscenario binnen de tijd die benodigd is om voldoende materiaal in te zetten reeds optreedt. In dit geval zal onvoldoende tijd beschikbaar zijn om een Bleve te voorkomen. De operationele diensten zullen dan geen inzet plegen of zullen zich moeten terugtrekken van de locatie van het incident tot een veilige afstand. Afhankelijk van het verloop van het incident zal de operationele leiding dit ter plaatse moeten beoordelen.

Gezien de ontwikkeltijd van het maatscenario is het dus niet ondenkbaar dat bij een dreigende Bleve het maatscenario ook daadwerkelijk zal optreden. Slachtoffers die binnen één uur medische hulp behoeven zijn in dat geval bepalend voor de hulpvraag. Deze slachtoffers zullen voor het overgrote deel vallen binnen een straal van 300 meter vanaf de Bleve. Voor het maatscenario verwacht de RBGZ maximaal 1560 slachtoffers die binnen één uur medische hulp behoeven. Dit aantal gaat de mogelijkheden voor de rampbestrijdingsorganisatie, met name de geneeskundige hulpverlening, te boven. Er kan worden geconcludeerd dat, in het geval van een maatscenario, sprake is van een restrisico.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid

Het beoordelen van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid is complex omdat er nog geen generiek beoordelingskader beschikbaar is. Toch zijn wel vier factoren te benoemen die inzicht kunnen verschaffen in de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Deze zijn:

De voorzieningen in het gebied waarmee vluchten en of schuilen mogelijk wordt gemaakt (infrastructurele mogelijkheden).

De fysieke mogelijkheden van de aanwezige populatie om juist te handelen.

De mate waarin men is voorbereid op de eventuele noodzaak om te vluchten of schuilen of hiertoe tijdig instructies kan ontvangen (mentale mogelijkheden).

De waarschuwings- of alarmeringstijd.

Beoordeling van de bovengenoemde vier factoren voor plangebied Laauwick

Om de factoren die van invloed zijn op de zelfredzaamheid te beoordelen is het allereerst van belang om de meest effectieve strategie voor zelfredzaamheid te bepalen. Voor een Bleve is dit binnen een straal van 150 meter te voet vluchten en in een straal van 150 tot 300 meter schuilen of te voet vluchten.

Infrastructurele mogelijkheden
Infrastructurele mogelijkheden liggen voor het maatscenario voornamelijk in het faciliteren van vluchtroutes die direct uit het effectgebied leiden. Belangrijke routes zijn de geplande ontsluitingswegen in het plangebied. In het bestemmingsplan Laauwick zijn deze wegen indicatief aangegeven. Uitgaande van deze indicatieve situatie zijn er voldoende vluchtroutes (voor tweezijdig ontvluchten) en worden geen knelpunten voorzien. Het is verder onduidelijk of er gebouwen beschikbaar zijn die voldoende mogelijkheid tot schuilen bieden.

Fysieke mogelijkheden
Uit de plankaart blijkt niet direct of in het plangebied bestemmingen aanwezig zijn die specifiek bedoeld zijn voor verblijf door verminderd zelfredzame personen. Wij wijzen u er tevens op nooit uit te sluiten valt dat een aantal personen toch als verminderd zelfredzaam moet worden beschouwd als gevolg van een verstandelijke of fysieke beperking.

Mentale mogelijkheden
De gemeente Nijmegen voert geen actieve campagne om burgers te informeren over de risico's van het vervoer met gevaarlijke stoffen. Door burgers binnen het plangebied voor te bereiden op een eventuele ramp en hen te instrueren over hoe men moet handelen zal de zelfredzaamheid van deze personen toenemen.

De waarschuwings- en alarmeringstijd
Om personen tijdig aan te zetten tot zelfredding is een zo kort mogelijke waarschuwings- en alarmeringstijd van belang. Echter, als bij een dreigende Bleve het sirenenetwerk wordt ingezet ter alarmering zal dit personen binnen het plangebied bewegen tot een onjuiste strategie voor zelfredzaamheid (naar binnen gaan en ramen deuren sluiten). Op dit moment bestaan geen alternatieven voor grootschalige alarmering van personen.

Advies naar aanleiding van het maatscenario

Op basis van het maatscenario kan worden gesteld dat de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de hulpverleningscapaciteit in het gebied tekort schieten. Tevens zijn voor de zelfredzaamheid problemen te verwachten. Indien wordt besloten om het bestemmingsplan Laauwick vast te stellen kunnen maatregelen worden getroffen om het risico te verkleinen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in maatregelen ter bevordering van de rampenbestrijding en maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid.

Maatregelen ter bevordering van de rampenbestrijding

De bluswatervoorziening uitvoeren conform de notitie 'Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater & bereikbaarheid' van Brandweer Nijmegen. Langs de Prins Mauritssingel dienen de primaire bluswatervoorzieningen een minimale capaciteit van 90 m3 water per uur te hebben.

De binnenplanse bereikbaarheid vormgeven volgens de notitie 'Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater & bereikbaarheid' van Brandweer Nijmegen.

Borgen van de operationele en bestuurlijke geoefendheid in het bestrijden van incidenten bij het transport van gevaarlijke stoffen.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid

Bestemmingen specifiek bedoeld voor verblijf of gebruik door verminderd/ niet zelfredzame personen buiten de effectafstand van het maatscenario bestemmen.

De gevels van bebouwing binnen het effectgebied van het maatscenario aan de zijde van de Prins Mauritssingel zonder gevelopeningen uitvoeren.

Uitgangen en vluchtwegen van bebouwing binnen het effectgebied van het maatscenario realiseren aan de zijde die bij de Prins Mauritssingel wegleidt.

Bewoners en gebruikers van plangebied voorlichten over de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen en over hoe te handelen in het geval van een incident.

Bedrijven in het effectgebied van het maatscenario in bedrijfsnoodplannen/ BHV-plannen procedures laten opnemen over hoe te handelen bij een incident op de Prins Mauritssingel.

Tevens adviseren wij u de uitwerking van het bestemmingsplan op een meer detailleerd niveau in overleg met Brandweer Nijmegen te realiseren. Aangezien de plankaart op dit moment globaal en deels indicatief is, is concrete toetsing van alle voor de brandweer relevante aspecten niet mogelijk. Dit is wel mogelijk bij de uitwerking van dit bestemmingsplan.

Hoewel het uitvoeren van de bovenstaande maatregelen een positief effect zal hebben op de veiligheid, valt daarmee niet uit te sluiten dat het maatscenario zich voor zal doen en boven de mogelijkheden van de rampenbestrijdingsorganisatie uitstijgt. Het is aan het bevoegd gezag dit 'restrisico' expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden aan de hand van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Aspecten van het brandweeradvies

De brandweer stelt dat de rampenbestrijding- en hulpverleningcapaciteit tekort schiet bij het berekende rampscenario. Dit scenario gaat uit van een externe beschadiging van de gasleiding met als gevolg een breuk en het ontstaan van een fakkelbrand. Ter reductie van de kans op dit scenario wordt een aantal maatregelen voorgesteld. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe er met dit advies zal worden omgegaan.

Preventie, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

De brandweer stelt de volgende maatregelen voor ter reductie van het risico.

a) Het aanbrengen van een waarschuwingslint boven de hogedruk aardgasleiding. Indien personen graven komen ze dit lint eerst tegen.

b) Het vergroten van de dekking op de leiding om graafschade te voorkomen.

c) Het aanbrengen van bovengrondse waarschuwingsborden en waar mogelijk omheining.

d) Burgers voorlichten over de aanwezigheid van de leiding ter preventie van graafwerkzaamheden en voor de voorbereiding op een ramp.

e) Gevelopeningen van gebouwen binnen het effectgebied (ongeveer 600 meter) van de buisleiding africhten.

f) Bestemmingen die specifiek bedoeld zijn voor verblijf van verminderd zelfredzamen buiten het effectgebied bestemmen.

g) De bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen het plangebied laten voldoen aan de notitie “Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater en bereikbaarheid van Brandweer Nijmegen”.

ad a, b en c) Het groepsrisiconiveau ligt in de laatste berekening van de Gasunie op een factor 0,53 tot 0,56 van de oriënterende waarde. Dit niveau is nog verder omlaag te brengen door de maatregelen zoals die onder a, b en c zijn aangegeven. Op dit moment zijn daarover geen afspraken gemaakt met de Gasunie.

d) Toekomstige bewoners kunnen kennisnemen van de risico's via www.risicokaart.nl waardoor de zelfredzaamheid kan toenemen. Binnen de veiligheidsregio is een risicocommunicatieplan in ontwikkeling.

e) Bij het ontwerp van de huizen wordt geen rekening gehouden met de kans op een ramp en dus ook niet met de oriëntatie van de gevelopeningen ten opzichte van de leiding.

f) In het plangebied zijn geen bestemmingen aanwezig voor verminderd zelfredzamen (bijvoorbeeld een school met kinderdagverblijf). Aan dit advies wordt dus voldaan.

g) De bluswatervoorziening wordt niet geregeld in dit bestemmingsplan maar in de latere bouwplannen.

De toename van het gr is nihil en blijft ruim onder de oriënterende waarde. In combinatie met bovenstaande afwegingen zijn er vanuit het aspect Externe Veiligheid geen belemmeringen voor de realisatie van het bestemmingsplan.