Plan: | Landschapszone |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP24000-OH01 |
Ontwerpvoorstellen voor de landschapszone dienen rekening te houden met de cultuurhistorische ondergrond van het plangebied. De kadernota beeldkwaliteit beschrijft nadrukkelijk welke betekenis de cultuurhistorie voor de gemeente Nijmegen heeft. Daarnaast kan het Belvederebeleid als belangrijk kader worden gezien als het gaat om ruimtelijke vraagstukken.
In de loop van de tijd is er al meerdere malen cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar Nijmegen noord. De resultaten zijn neergelegd in het document 'Het land over de Waal' van het Gelders genootschap (januari 1995), de MER Waalsprong 2002/2003, het document Historische Buitenplaats Huis Oosterhout van Frans F. Ameschot (december 2005), de Nota van uitgangspunten landschapszone (maart 2006). De Cultuurhistorische Waardenkaart zal naar verwachting in 2009 worden vastgesteld. Tenslotte is het gemeentelijk en rijksmonumentenbeleid van toepassing op dit gebied.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen (artikel 1). Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek, dat wil zeggen een opgraving (artikel 5). Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen (artikel 6). De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn nader geregeld met de herziening van de monumentenwet. In het kader van deze zogenaamde Wet op de archeologische monumentenzorg liggen archeologische taken en verplichtingen bij provincies, maar vooral ook bij gemeenten. De verantwoordelijkheid voor het bodemarchief ligt met name bij de gemeenten. Van hen wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. De belangrijkste verplichting ingevolge de nieuwe wet is dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden (29259, artikel 38a). Ook bij het voeren van vrijstellingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen (artikel 41). Het impliceert de noodzaak voor de gemeente om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse om aan deze verplichting tot weging van belangen te kunnen voldoen. Het vervaardigen van een archeologisch beleid op basis van een inventarisatiekaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel; daarover later meer.
Wel behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om te bepalen waar welke bestemming moet worden toegekend en in hoeverre de verwachte archeologische waarden worden beschermd. De gemeenteraad kan andere belangen laten prevaleren boven het belang van behoud van archeologische waarden in situ. Dit gegeven van wat mag wordt weerspiegeld door te differentiëren in de toekenning van het archeologisch belang aan terreinen en de bijbehorende voorschriften waarin de verplichtingen zijn opgenomen (zie hierna). Door in het bestemmingsplan de verplichtingen juridisch te verankeren worden de rekeningen hiervoor bij de aanvrager gelegd. De wet waarin het verdrag is uitgewerkt, is op 19 december 2006 door de Eerste Kamer aangenomen, nadat de Tweede Kamer op 4 april 2006 haar goedkeuring had gegeven aan de Wet op archeologische monumentenzorg. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden.
Nijmeegse beleid
Nijmegen mag, als het gaat om de rijkdom van het bodemarchief, zonder twijfel worden gerekend tot de archeologisch meest rijke, zo niet dé rijkste gemeente van Nederland. Het bodemarchief is niet alleen rijk in kwaliteit, maar ook in uitgestrektheid. De inhoudelijke onderbouwing hiervan is te lezen in de beschrijving van de gebieden en terreinen, die hoort bij de archeologische beleidskaart. Hierin wordt per gebied/terrein op hoofdlijnen aangegeven wat de aangetroffen of te verwachten archeologische resten zijn en wat het archeologisch belang ervan is.
Het omvangrijke bodemarchief heeft baat bij een gemeente die zich opstelt als een bekwame schatbewaarder. Inmiddels heeft Nijmegen zich op dit terrein al bewezen. De gemeente Nijmegen werkt sinds het verschijnen van de archeologienota In de grond van de zaak in 1988 al 'in de geest van Malta'; dus voordat het Verdrag van Valletta bestond.
Bescherming van het bodemarchief
Een goede bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Op nationaal niveau zijn de vindplaatsen vastgelegd op de Archeologische MonumentenKaart (AMK), maar ook op provinciale en gemeentelijke schaal zijn er allerlei kaarten ontwikkeld waarop bekende archeologische vindplaatsen worden weergegeven.
Om grip te krijgen op de onbekende archeologische waarden doen de archeologen voorspellingen door bekende gegevens te extrapoleren. Zo is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ontstaan. Deze kaart geeft een globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten aangetroffen kunnen worden. De voorspelling van onbekende archeologische vindplaatsen uit verschillende archeologische perioden wordt weergegeven in een te verwachten hoge, middelhoge of lage dichtheid (ook wel trefkans genoemd) van archeologische resten.
Die trefkans berust op bepaalde kenmerken van de bodem, omdat op bepaalde bodemtypen relatief weinig, of juist relatief veel archeologische resten zijn ontdekt (Handleiding voor de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden 2e generatie, versie 2.1, Amersfoort 2005).
Nijmegen verkeert in de gunstige situatie dat aan de laatstgenoemde voorwaarden in hoge mate is voldaan. Voor het grootste deel van Nijmegen- Noord is in het kader van de Waalsprongplannen een archeologische en aardkundige inventarisatie uitgevoerd. Van de oude kern van Nijmegen is de ondergrond weliswaar niet zo goed bekend als van de later ontwikkelde delen, maar daar staat tegenover dat er wel veel waarnemingen en opgravingen zijn gedaan. De archeologische beleidskaart die als onderdeel van deze planherziening is opgenomen, omvat daardoor zowel terreinen waarvoor bepaalde - veelal sterk gefundeerde - verwachtingen bestaan, als terreinen waarvan door b.v. waarnemingen of boringen al vastgesteld is dat er archeologische waarden aanwezig zijn.
De archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving en het gemeentelijke beleid dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden gefaciliteerd, is de archeologische beleidskaart opgesteld, waarop per gebied of terrein wordt aangegeven hoe met de archeologie dient te worden omgegaan bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen en grondverstorende projecten. In de voorschriften zullen per type terrein aanvullende voorwaarden worden opgenomen om de bescherming van de archeologische waarden in juridische zin te waarborgen. Uitgangspunt hierbij is dat de regels sober en doelmatig zijn.
Bij het opstellen van deze beleidskaart zijn op basis van bureauonderzoek en recente onderzoeksgegevens de begrenzingen van de terreinen vastgesteld.
Van alle locaties op de beleidskaart zijn beschrijvingen gemaakt. De beschrijvingen geven het archeologisch belang aan van de terreinen en plaatsen deze in het perspectief van de geschiedkundige ontwikkeling van Nijmegen De categorieën zijn opgenomen in de navolgende beleidskaart..
De beleidskaart heeft een onderverdeling in vijf verschillende kleuren gekregen: roze, lichtbruin, bruin, rood en groen. Het basisuitgangspunt is dat in alle gebieden, behalve bij rijksmonumenten) bij verstoring van de bouwvoor van de grond (de bovenste 30 centimeter) geen onderzoek behoeft te worden gedaan, omdat die laag door alle eeuwen heen bewerkt en verstoord is. Verder gelden per gebied verschillende uitgangspunten en bepalingen. Bij deze bepalingen is rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid en de mogelijke financiële gevolgen van deze bepalingen in verband met het verplichte archeologische onderzoek. Immers bij bijna ieder bouwwerk is een grotere aanlegdiepte noodzakelijk dan de vrijgestelde 30 centimeter, om de bouwwerken vorstvrij aan te leggen. Hiervoor geldt een basisdiepte van minimaal 80 centimeter. Dit is verdisconteerd in de van onderzoek vrijgestelde activiteiten.
Toelichting op de waardecategorieën
Waarde 0: Terreinen zonder archeologisch belang
(groen) Van deze delen is bekend dat er geen archeologisch belang aanwezig is, doordat ter plaatse al onderzoeken zijn uitgevoerd of er werken zijn uitgevoerd die de eventuele archeologische waarden hebben verstoord en/of vernietigd. Op deze terreinen gelden geen restricties.
Waarde 1: Terreinen met een nader te onderzoeken archeologisch belang
(roze) In deze gebieden is geen onderzoek gedaan en is het onbekend waar archeologische resten zich kunnen voordoen. In deze delen van Nijmegen zijn (theoretisch) op elke plaats archeologische resten te verwachten. Zij kennen een lage tot middelhoge verwachting; dat betekent dat er zeker een kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten, maar dat die kans kleiner is dan die voor de terreinen die met de lichtbruine kleur zijn aangegeven. Ook op deze terreinen kunnen verstoringen van de bodem leiden tot de vondst van nog onbekende sporen uit het verleden. Dat geldt in het bijzonder voor grafvelden. Deze categorie wordt niet geregeld via het bestemmingsplan.
Waarde 2: Archeologisch onderzoeksgebied
(lichtbruin) (Terreinen met een archeologisch belang)
Onder deze noemer vallen terreinen met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. Deze terreinen betreffen onder andere de vermoedelijke tracés van de Romeinse wegen en brug. Voor deze categorie geldt een ondergrens van 40 m2, met een maximum van inhoud aan te verplaatsen grond, omdat ook op locaties waar kleinschalige ontwikkelingen plaatsvinden relevante informatie aangetroffen kan worden. De maat geldt ook voor alleen bijgebouwen.
De 40 m2 is gebaseerd op de bij een woning toegelaten bebouwde oppervlakte buiten de woning en met aftrek van de zone van drie meter rondom de woning, die toch al verstoord is door de bouw van de woning. Binnen die 3 meter mogen ook de aan- en uitbouwen gerealiseerd worden. De inhoudsmaat aan te verplaatsen grond wordt gekoppeld aan de te bouwen oppervlakte, maar dan gerekend in m3, dus maximaal 20 m3 vrij te verplaatsen grond bij het uitvoeren van een bouwwerk. Dit percentage van 50% is bepaald op basis van: een aanlegbreedte van de fundering van 50 centimeter, een aanlegdiepte van 80 centimeter minus de vrij af te graven bouwvoor van 30 centimeter, vermeerderd met de omtrek van het maximaal toegelaten bouwwerk (0,5x0,5x(2x40) = 20 m3). Door de inhoudsbepalingen op te nemen is er ruimte om zonder onderzoek de aanlegdiepte van de fundering te kunnen realiseren. Dit is gedaan om te voorkomen dat bij de bouw van bijvoorbeeld een garage, de onderzoekskosten onevenredig hoog zouden worden ten opzichte van de bouwkosten. De inhoudsbepalingen beperkt de verstoring tot het minimale, waardoor de grond tussen de fundering ongeroerd kan blijven.
De waarde 2-terreinen krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding: archeologisch onderzoeksgebied. Voor de bestemmingen waarover deze aanduiding ligt, gelden specifieke bouw- en aanlegvoorschriften. Elke vergunningaanvraag waarbij grondwerkzaamheden te verwachten zijn, wordt door Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen beoordeeld. Daarbij wordt bepaald of, en zo ja in welke vorm, archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, of er voorschriften aan de vrijstelling moeten worden gesteld en of er randvoorwaarden aan de aanlegvergunning moeten worden gesteld.
Waarde 3: Archeologisch waardevol gebied
(bruin) (Terreinen van zeer hoge archeologische waarde)
Gemeentelijk beleid: behoud in situ
Van deze terreinen is bekend dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. Binnen deze categorie valt het gebied dat de gemeenteraad in 1988 heeft aangewezen als archeologisch aandachtsgebied. Bij werkzaamheden op deze terreinen is het uitgangspunt behoud in situ via planaanpassing of eventueel inpassing van archeologische resten. Wanneer behoud in situ onmogelijk blijkt), moeten alle werkzaamheden in de bodem beneden 30 cm –Mv worden voorafgegaan door archeologisch onderzoek.
De waarde 3-terreinen krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding: archeologisch waardevol terrein. Voor de bestemmingen waarover deze aanduiding ligt, gelden specifieke bouw- en aanlegvoorschriften. Elke vergunningaanvraag waarbij grondwerkzaamheden te verwachten zijn, wordt door Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen beoordeeld. Daarbij wordt bepaald of, en zo ja in welke vorm, archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, of er voorschriften aan de vrijstelling moeten worden gesteld en of er randvoorwaarden aan de aanlegvergunning moeten worden gesteld.
Waarde 4: Archeologisch monument
(rood) (Wettelijk beschermde archeologische monumenten )
Rijksbeleid: behoud in situ.
Van deze terreinen is bekend dat zij waardevolle archeologische resten bevatten. Deze terreinen zijn wettelijk beschermd krachtens de Monumentenwet 1988; een nadere regeling in het bestemmingsplan is dan ook niet gewenst. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen (artikel 11/12 van de MW 1988). Wanneer er plannen bestaan die het bodemarchief ter plaatse kunnen schaden, is een vergunning van de Minister van OCW noodzakelijk en dient bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (voorheen ROB) daartoe een aanvraag te worden gedaan. Aan de begrenzingen van beschermde monumenten op de archeologische beleidskaart van de gemeente Nijmegen kunnen geen rechten worden ontleend; voor de exacte begrenzingen van de wettelijk beschermde archeologische monumenten is het verstandig de RACM te raadplegen (tel. 033-4217421). Voor de wettelijk beschermde monumenten dient door de eigenaar een inrichtings- en beheerplan te worden opgesteld.