Plan: | Nijmegen Ruimte voor de Waal |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP21000-OH01 |
Inleiding
Binnen en vooral in de directe omgeving van het plangebied zijn in het recente verleden diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd, met name in het kader van de Waalsprong. Specifiek voor het project Dijkteruglegging Lent is in 2003 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn in grote lijnen de bekende en te verwachten archeologische waarden geïnventariseerd en zijn de effecten van de verschillende ontwerpvarianten hierop beschreven. Er is destijds echter – mede door het ontbreken van relevante velddata – weinig aandacht besteed aan verwachte en bekende archeologische waarden in de uiterwaarden.
In het kader van de MER-procedure is een nieuw bureauonderzoek uitgevoerd, met daarin aandacht voor de verwachtingswaarde van de uiterwaarden en specifiek toegespitst op de effecten vanuit de aangepaste varianten. Bovendien is in de zomer van 2009, in het kader van hetzelfde onderzoek, een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd in twee deellocaties in de uiterwaarden binnen het plangebied (Terrein A, ten westen van Lent en Terrein B, ten oosten van Lent).
Bovenstaande (veld)onderzoeken hebben reeds diverse vindplaatsen aangetoond. Daarnaast is de verwachtingswaarde van delen binnen het plangebied die nog niet (in voldoende mate) middels een inventariserend veldonderzoek zijn onderzocht vastgesteld.
Bekende vindplaatsen
Ten oosten van (Veur-)Lent zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Hierbij heeft RAAP door middel van booronderzoek twee vindplaatsen aangetoond, die hoogstwaarschijnlijk tot hetzelfde nederzettingscomplex gerekend kunnen worden. De vindplaats (vindplaatsnummer 9/57) is inmiddels met proefsleuven nader onderzocht. Dit onderzoek bevestigde het beeld van een nederzettingsterrein uit de IJzertijd, vanaf de 7e/6e eeuw voor Chr., tot in de Romeinse tijd. De vindplaats wordt gekenmerkt door een vondstlaag (circa 30 cm dik), bestaande uit zandige klei met veel aardewerk, houtskool, verbrand leem, (dierlijk) bot en fosfaatresten. De vondstlaag ligt gemiddeld circa 80 cm onder maaiveld (circa 9 m +NAP). Onder vondstlaag liggen oeverafzettingen van het Ressensysteem. In het noorden wordt de vindplaats begrensd door een vondstrijke restgeul.
Het in 2009 uitgevoerde karterend booronderzoek in de uiterwaarden ten oosten van Vindplaats 9/57 (Terrein B) heeft aangetoond dat deze vindplaats verder naar het oosten heeft doorgelopen, tot in de huidige uiterwaarden. Geconstateerd is dat de bodemopbouw buitendijks ter hoogte van de nederzetting binnendijks goed overeenkomt met de bodemopbouw binnendijks. Wel is het zo dat buitendijks geen duidelijke vondstlaag is aangetroffen, waarschijnlijk omdat deze is afgetopt en plaatselijk geërodeerd. Fosfaatresten in drie boringen buitendijks zijn hier goed mogelijk nog de restanten van. Dat de vondstlaag gedeeltelijk is afgetopt of geërodeerd, hoeft echter niet te betekenen dat buitendijks geen archeologische sporen meer worden aangetroffen. Het sporenniveau ligt doorgaans onder de vondstlaag en zeker de dieper ingegraven sporen zullen nog grotendeels bewaard zijn gebleven. Het is verder niet zeker of de oorspronkelijke oostelijke begrenzing van de vindplaats nu is vastgesteld, omdat deze bij de aanleg van een recente strang vergraven kan zijn. Aan de noordzijde wordt de vindplaats begrensd door een restgeul en in het zuiden door lagergelegen komgronden.
Voorts is er een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd ter plaatse van fort Knodsenburg. Hierbij is aardewerk en bouwmateriaal (puinfragmentjes en mortel) uit de periode van het fort aangetroffen (17e-18e eeuw). Ook zijn de grachten aangeboord (onderkant tussen de 135 en 280 cm –mv) en zijn sommige grachten nog in het terrein herkenbaar. Waarschijnlijk zijn de grachten gedempt met materiaal dat van de wallen afkomstig is. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van muurwerk gevonden. Het is bovendien opvallend dat het booronderzoek geen aanwijzigingen heeft opgeleverd voor vindplaatsen uit oudere perioden. Het is in elk geval bekend dat voor de bouw van het fort hier 't Leyenhuys heeft gestaan; waarschijnlijk een niet onaanzienlijk huis met een leien dak.
Ten noorden van Terrein A is binnendijks, ten westen van het fort Nieuw Knodsenburg, door RAAP een verkennend onderzoek uitgevoerd (deelgebied Citadel Hierbij zijn aan de oppervlakte enkele scherven aangetroffen: één scherf uit de Romeinse tijd en drie die in de Middeleeuwen gedateerd kunnen worden. Het booronderzoek heeft geen indicatie opgeleverd voor de aanwezigheid van een vindplaats, ondanks dat in het gebied wel stroomgordelafzettingen zijn aangetoond.
Eveneens ten noorden van terrein A, maar dan oostelijker, tussen de voormalige forten Nieuw Knodsenburg en Knodsenburg (Lent-West) heeft een booronderzoek stroomgordelafzettingen aangetoond, bestaande uit zandige klei met gefundeerd zand waarvan de top over het algemeen binnen 1,5 m -mv ligt. De bovenste circa 0,5 m bestaat uit heterogene, grindrijke, zandige klei (overslaggronden). Er zijn geen restgeulen waargenomen. Er zijn geen indicaties voor een archeologische vindplaats.
Deze tijdens het booronderzoek in 2009 aangetroffen vindplaats betreft een huisplaats in de uiterwaarden die in elk geval circa 1560 gedateerd moet worden, maar waarschijnlijk al van eerder dateert. Op de kaart van Turenne (1672) is de huisplaats in elk geval niet meer aangeduid. De vindplaats zal nog door middel van een proefsleuvenonderzoek gewaardeerd moeten worden. De aanwezigheid van huisplaatsen in de uiterwaarden is een niet frequent voorkomend, zij het niet uitzonderlijke fenomeen. Omdat dergelijke locaties nog niet veel zijn onderzocht, zou het interessant zijn functie, periodisering en landschappelijke situering van deze huisplaats nader te onderzoeken.
Afbeelding 16: Bekende vindplaatsen (met vindplaatsnr.) en Archeologische verwachting
Gebieden met een hoge archeologische verwachting
Er kunnen nog diverse nog niet bekende archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn, zowel binnen- als buitendijks.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
Bovenstaande archeologische vindplaatsen, evenals gebieden met een (middel)hoge verwachting krijgen in het bestemmingsplan een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Gebieden die aan de hand van de diverse al uitgevoerde archeologische onderzoeken een lage verwachtingswaarde kennen, of die al volledig verstoord zijn, zullen zonder dubbelbestemming in het bestemmingsplan worden opgenomen. De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Aan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie wordt een "aanlegvergunningstelsel" (thans: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden) gekoppeld, waarmee archeologisch vooronderzoek voor deze locaties geborgd wordt. Wanneer op basis van het archeologisch onderzoek wel blijkt dat er sprake is van een behoudenswaardige vindplaats, zal een opgraving of behoud in situ de vindplaats moeten veiligstellen.
Afbeelding 17: archeologische Beleidskaart, Gemeente Nijmegen
De verplichting voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek voor plangebieden die binnen een zone met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vallen kent een ondergrens en geldt alleen voor verstoringen dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' hebben geen vrijstelling voor wat betreft verstoringsdiepte.
Advies voor vervolgonderzoek
Geadviseerd wordt karterend onderzoek uit te voeren:
Geadviseerd wordt waarderend onderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren, in elk geval:
Geofysisch onderzoek
De volgende methoden voor geofysisch onderzoek om eventuele scheepswrakken in de aangetoonde restgeul op te sporen behoren tot de mogelijkheden:
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen of zullen de in de bodem aanwezige archeologische waarden bedreigen of verstoren. Inventariserend vooronderzoek moet aantonen, of heeft inmiddels al op diverse terreinen aangetoond, of er inderdaad sprake is van archeologische waarden in de ondergrond, en in welke mate deze door de plannen bedreigd zijn. Daar waar deze waarden door burgemeester en wethouders als waardevol en behoudenswaardig bestempeld zijn of gaan worden, kunnen deze behouden worden door wijzigingen van het bestemmingsplan of door middel van opgravingen (behoud ex situ).