direct naar inhoud van 4.2 Cultuurhistorie
Plan: Nijmegen Ruimte voor de Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP21000-OH01

4.2 Cultuurhistorie

Historische ontwikkeling en (landschappelijke) structuren in het plangebied

Eeuwenlang heeft de mens gewerkt aan het beheersbaar maken van het landschap in de Over-Betuwe. Op de hoger gelegen oeverwallen en stroomruggen ontstonden de nederzettingen, terwijl de lager gelegen natte gronden een agrarische functie kenden. Karakteristiek voor de Over-Betuwe zijn daarnaast de terpen en woerden waarop boerderijen werden gebouwd.

De kwetsbare landbouwgronden ondervonden bij hoog water ernstige hinder van het overstromingswater uit de naburige stroomopwaarts gelegen gebieden. Het rivierwater had door het ontbreken van dijken immers vrij spel in het gebied. Dat was de reden dat in de middeleeuwen, toen het gebied steeds intensiever in gebruik werd genomen, de dorpsgemeenschappen ieder voor zich besloten tot het opwerpen van kaden of waterkeringen. Zo ontstonden de eerste achterkaden en dwarskaden die het overtollige water naar de binnenlandse kommen leidden. In Lent zijn de Steltsestraat, de Laauwikstraat en de Zaligestraat waarschijnlijk als achter- en dwarskadestructuren ontstaan. Ten noorden hiervan lag een lage, moerassige overstromingsvlakte, die bij hoge waterstanden in de Waal onder water kwam te staan. Uiteindelijk zijn ook aan de rivierzijde "voorkades" opgeworpen die het wassende rivierwater in toom moesten houden. Men vermoedt dat in de 13e en 14e eeuw dit systeem van half- en driekwart bedijkte gebieden door het aaneensluiten van de voorkades volledig is bedijkt. Er ontstond een doorgaande bandijk, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. Deze gebieden werden ontgonnen, verkaveld en voorzien van een ingewikkeld stelsel van weteringen, zegen, leigraven en sloten. Rudimenten daarvan zijn in het gebied terug te vinden en sommige hebben nog steeds een functie in de waterbeheersing. De oude weteringen vormden natuurlijke grenzen tussen het grondgebied van de verschillende dorpen.

De historische wegenstructuur in de Over-Betuwe, die voor een deel samenvalt met de vroegere kaden, vormde de basis van de blokvormige verkaveling. Deze oude wegen vertakken zich vanuit het hart van de (kerk)dorpen het land in, waar ze als lintstructuren nog duidelijk herkenbaar zijn. In het plangebied van de Waalsprong zijn onder andere de Griftdijk, Visveldsestraat, Lentseveld en Vossenpelsestraat nog herkenbaar als historische linten, die vanuit het dorp Lent het achterliggende landschap ontsluiten. Naar het zuidwesten toe verbond het Molenpad de oude kern met het agrarische gebied en de locatie van de korenmolen aan de Oosterhoutsedijk. De bandijk fungeerde ook als doorgaande weg in het rivierengebied.

De Griftdijk is van oudsher de belangrijkste verbindingsweg tussen Nijmegen en Arnhem en heeft daarom een bijzondere cultuurhistorische waarde. De dijk herinnert aan de trekvaart die hier in 1611 in gebruik werd genomen.

Onder meer als gevolg van dijkdoorbraken werd goede overslaggrond in het gebied afgezet. Deze vruchtbare grond was zeer geschikt voor de tuinbouw. Al in de 16e eeuw werd in het land ten noorden van de Waal groente en fruit geteeld. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw maakte de fruitteelt een sterke groei door. Veel akkers maakten plaats voor boomgaarden, gelegen op de goed ontwaterde hoge stroomruggen. Omstreeks 1900 verschenen de eerste kassen in het gebied. Naast fruitteelt nam ook de potplantenteelt een grote vlucht. In de tweede helft van de 20e eeuw moderniseerde de glasbouw zodanig, dat Lent een "glazen dorp" werd.

Het dorp Lent

Het Lentse dorpsgebied is al vele eeuwen in gebruik. Als één van de weinige plekken in de Over-Betuwe kent Lent nog bewoning in de laat-Romeinse tijd (270-450 na Chr.) en ook uit de donkere eeuwen daarna zijn bewoningssporen bekend. Vermoedelijk is al in de 8e eeuw een kerkje gesticht, met daarbij een begraafplaats. Hoewel de locatie ervan niet bekend is, mag aangenomen worden dat de kerk westelijk van de Azaleastraat gebouwd is, mogelijk zelfs op de plaats van de huidige, kleine protestantse kerk. In ieder geval zijn op en rond het Dorpsplein voldoende verkavelingssporen, kuilen, waterputten en nederzettingsaardewerk uit die periode en de daaropvolgende volle middeleeuwen (900-1250) gevonden om te kunnen stellen dat het areaal van de huidige dorpskern van Lent toen ook in gebruik was. In die tijd zal de kern ook zijn woerd-karakter ten volle hebben gekregen.

Over het ontstaan van de nederzetting aan de Oosterhoutsedijk is weinig bekend. De aanleg van de bandijk, vermoedelijk in de 13e eeuw, zal de activiteiten op deze plek flink hebben gestimuleerd. De dijk bood, net als de oeverwal waarop het oude dorp Lent lag, een relatief veilige woonplek. In de 13e eeuw wordt ook melding gemaakt van het veer tussen Nijmegen en Lent.

Op één van oudste betrouwbare afbeeldingen van het gebied, de kaart van Jakob van Deventer uit circa 1560, zijn de twee kernen van Lent duidelijk te zien. Ze liggen min of meer geïsoleerd van elkaar. Het gebied tussen de nederzetting aan de dijk en het kerkdorp "Lent" is vrijwel onbebouwd en werd toen doorsneden door twee parallel verlopende wegen, waarvan de westelijke in het noorden doodliep. De oostelijke vormde waarschijnlijk het begin van de belangrijke route door de Betuwe richting Arnhem. Langs deze weg bevindt zich ter hoogte van de kerk lintbebouwing en ook ten noorden en ten zuiden van de kerk staan huizen. In het netwerk van weggetjes is hier het nu nog aanwezige stratenpatroon nog wel te herkennen.

Langs de bandijk ligt op de kaart de nederzetting die we nu Veur-Lent noemen. De bandijk lag hier kennelijk zo dicht aan de rivier, dat aan de rivierzijde geen huizen konden worden gebouwd. De bebouwing bevond zich dan ook als lintbebouwing aan de binnenzijde van de dijk, het hoogste punt in het gebied, dat bij hoog water nog lange tijd droge voeten garandeerde. In het westelijke deel van het dijkdorp voerde een weggetje het binnendijks land in richting een gebouw, mogelijk een boerderij.

In de late middeleeuwen behoorde een brede strook grond langs de noordoever van de Waal tot het Nijmeegse Schependom. Deze situatie was in 1382-1383 ontstaan, toen de stad Nijmegen het "rivierrecht" van de hertog van Gelre verkreeg en daarmee ook eigenaar werd van de nieuwe op- en aanwassen oostelijk van Lent. Het gebied strekte zich uit van de Doornikse waard tot aan de plek van de tegenwoordige Waalbrug. Overigens was voordien al veel grond in Lent in handen van een aantal Nijmeegse stadsburgers en instellingen, waaronder de Commanderij van St. Jan.

Vanaf het midden van de 16e eeuw claimde Nijmegen ook de uiterwaarden beneden Lent. Het is niet helemaal duidelijk of uiteindelijk ook de nederzetting bij de Veerdam "Nijmeegs" werd.

In deze "Waalsprong" woonden vermoedelijk veel "stadse" Nijmegenaren. Zij dreven er rivierhandel en onderhielden de oeververbinding met kleine boten. Veur-Lent kan worden beschouwd een Nijmeegse enclave in het Betuwse gebied.

De band tussen Lent-Schependoms en de rest van het Nijmeegse Schependom werd opgeheven in 1810, toen het zuidelijk van de Waal gelegen gebied van Gelderland werd toegewezen aan het keizerrijk van Napoleon. De gebieden van het schependom aan "de overkant" vielen vanaf nu onder de nieuw gevormde gemeente Lent, onder het ambt Over-Betuwe.

De grens tussen Nijmegen en Lent werd kadastraal vastgelegd en lag midden in de Waal. Al in 1818 werd de kleine gemeente Lent opgeheven en met de pas in 1814 gevormde gemeente Elden bij Elst gevoegd.

De Grift

Intensief verkeer tussen Nijmegen en Arnhem was in het verleden lang niet zo eenvoudig als tegenwoordig. Twee brede rivieren en vaak onbegaanbare landwegen maakten verkeer over de weg moeizaam. Scheepvaartverkeer was al even lastig, want Arnhem (en het noorden van het land) kon alleen via de Rijn bereikt worden en daarvoor moest men eerst een heel eind Waalopwaarts varen tot aan het tegenwoordige Schenckenschanz. De gebrekkige verbinding was niet gunstig voor de krimpende economie van het 16e-eeuwse Nijmegen, dat zwaar geleden had in de oorlogen en zijn handelspositie ondermijnd zag door de grote bloei van de handelssteden in het westen van Nederland.

Na jaren wikken en wegen werd door de Stad Nijmegen, gesteund door Arnhem, in 1595 besloten tot de aanleg van een kanaal, dwars door de Betuwe. De Grift werd een feit en was bij de opening in 1611 verreweg de allereerste speciaal gegraven trekvaart van de Noordelijke Nederlanden. De 14 km lange trekschuitenvaart was bestemd voor vracht- en personenvervoer met lange brede schuiten. Voor Lent en omgeving was de komst van de Grift ingrijpend. Het dorpsgebied werd in tweeën gekliefd, grond moest worden onteigend en enkele huizen werden gesloopt. Maar de vaart had ook gunstige gevolgen. Veel Lentenaren vonden emplooi in de overslag van goederen. Zo ontstond in Lent een bescheiden economisch knooppunt, waar door de kooplieden in de Lentse herbergen goede zaken werden gedaan. Er was veel werk voor stalhouders, kadesjouwers, polderjongens (voor het onderhoud) en ambachtslieden, die reparaties verrichtten aan trekschuiten en voertuigen. Het tot nieuwe bloei gekomen Veur-Lent aan de dijk en het noordelijk gelegen oude dorp groeiden bovendien langzaam naar elkaar toe, want langs de Grift werden percelen uitgegeven voor bebouwing. Zo ontstond de markante lintbebouwing aan weerszijden van de vaart, een structuur, die nu, bijna vierhonderd jaar later nog steeds herkenbaar is. Eind 17e eeuw groeide Lent verder uit tot het grootste aaneengebouwde dorp in de Betuwe.

In 1707 werd het Pannerdensch Kanaal geopend, waarmee een geduchte concurrent van de Grift op het toneel verscheen. Het goederentransport op de vaart stagneerde en dit leidde tot een periode van economische achteruitgang. Uiteindelijk is de Grift in 1742 voor alle scheepvaartverkeer gesloten en in gedeelten verkocht. Onderhoud bleef achterwege en op diverse plaatsen werden dammen in de vaart opgeworpen. Ondernemers trokken weg. De Grift verwerd in het Lentse gebied tot een soort siergracht, werd beplant met notenbomen en het woondomein van rijke Nijmegenaren en andere welgestelden, die langs de schilderachtige vaart hun grote herenhuizen bouwden. De Griftdijk werd het traject van de hoofdweg naar Elst en Arnhem.

In 1930 verdween de Grift uit het dorpsbeeld van Lent bij de aanleg van de nieuwe Waalbrug en de aansluitende rijksweg.

Middelen van bestaan

De tweedeling in Lent, die zich in de ruimte manifesteert in het aan de rivier gelegen Veur-Lent en het verder landinwaarts gelegen oude kerkdorp, kenmerkt ook de middelen van bestaan: Veur-Lent was gericht op de Waal en Nijmegen. De activiteiten richtten zich op de handel en het verkeer rond de veerdam.

Jarenlang werd het ruimtegebruik ook gedomineerd door het grote fort (Knodsenburg) waarvoor land- en tuinbouwgrond had moeten wijken en dat herhaaldelijk het toneel vormde van felle strijd, bezetting en plundering, met alle gevolgen van dien voor de nabij wonende Lentenaren en hun nering. Het kerkdorp Lent vormde het centrum van een aantal buurschappen (Vossenpels, De Pas, Doornik) die een uitgesproken agrarische betekenis hadden. Hier woonden de boeren en de tuinders, hier stonden in de middeleeuwen al de oude hoeves.

De veerdam werd met de aanleg van de Grift, begin 17e eeuw, en de komst van de gierpont een klein, maar bedrijvig centrum aan de noordoever van de Waal. Velen vonden er werk in het overslagbedrijf, als "kaaisjouwer", in het reparatiewerk aan haven- en sluiswerken, schepen en karren en de verschillende stalhouderijen, koetsiersbedrijven en herbergen. De bekende Lentse horecabedrijven bedienden niet alleen de handelaars en het vele werkvolk aan de Veerdam, maar ook de gewone passanten, die voor of na de overtocht met het veer een versterking wensten. Toen Nijmegen na de sloop van de vestingwerken aan het einde van de 19e eeuw een enorme groei doormaakte, nam vanzelfsprekend ook het verkeer in de regio flink toe. De gierpont naar Lent verwerkte meer passagiers dan ooit, de horecagelegenheden en stalhouderijen deden uitstekende zaken. Na de Eerste Wereldoorlog verschenen ook de eerste taxibedrijfjes en de verkooppunten van benzine voor het gemotoriseerde verkeer. Ook de kleine middenstand profiteerde van de drukte bij het veer, zoals de bakker-kruidenier Peters, slagerij Van Kempen, de sigarenboeren en het winkeltje van Mietje Alwicker, waar snoep en petroleum werd verkocht.

Al in de 16e eeuw bezat Veur-Lent een herberg of logement. De gelegenheid stond bekend als "de Zwaan" of "de Swaen" en profiteerde van haar ligging aan de veerdam, het "verkeersknooppunt" aan de rivier, waar boten van en naar Nijmegen aanmeerden en vertrokken. Zo werd de Zwaan al in 1564 genoemd als locatie waar dijkschouwers en andere belanghebbenden uit de stad Nijmegen flink wat drank verteerden toen ze de vernielde Oosterhoutsedijk moesten inspecteren.

Tot de bekendste logementen aan de Veerdam behoorde in later jaren "de Wildenbeest". Deze oude horecagelegenheid of herenlogement werd, samen met de bekende stalhouderij Braam in 1906 door de oude heer Wildenbeest verkocht aan Maria Bianchi, zijn dochter. Zij liet het oude herenlogement slopen ten behoeve van de bouw van een nieuw hotel, dat al in 1907 in gebruik kon worden genomen. Bij "Hotel Lent" behoorde een koetshuis met stalling. Het gerenommeerde hotel, dat in 1908 in handen kwam van de familie Kortenhof, was een geliefde overnachtingsplek voor zakenlieden en bood ruimte voor allerlei feesten, bijeenkomsten en vergaderingen. De komst van de Waalbrug in 1936 vormde de doodsteek voor het economische knooppunt bij de Lentse veerhaven. Ook het hotel kon het niet bolwerken en werd gesloten en uiteindelijk gesloopt.

De trambaas van de Betuwsche Stoomtramweg Maatschappij (BSM), Bouwmeister, was de exploitant van café Waalzicht, dat toen café Tramstation werd genoemd. Bouwmeister had er ook een melkhandel, een taxibedrijf en een stalling voor automobielen en fietsen.

In de loop der jaren ontwikkelde zich meer bedrijvigheid in "Veur-Lent". Zo was het station van de BSM gevestigd aan de dijk en vanaf 1922 het kantoor van de NV Internationale Bagger-, Scheepvaart en Handelmaatschappij, gevestigd in een kolossaal kantoorgebouw van de Rotterdamse architect Oskam, aan de Veerdam.

Vanuit het gebouw werd tussen 1932 en 1936 de directie gevoerd van de bouw van de Waalbrug. Na de Tweede Wereldoorlog is het gebouw, dat nauwelijks beschadigingen had opgelopen, geschikt gemaakt voor de opvang van dakloze Lentse evacues. Het werd, net als Hotel Lent, intern opgedeeld in kleine geïmproviseerde woonruimtes. Op de begane grond kwam een noodschool voor jongens. Nadat de nieuwe jongensschool aan de Steltsestraat was geopend werd de benedenverdieping als koekjesfabriek in gebruik genomen. Uiteindelijk is het leeg komen te staan, gekraakt, en ten slotte eind jaren '80 van de 20e eeuw gesloopt, evenals het oude Hotel Lent. Op de betreffende locaties zijn appartementencomplexen verrezen.

Cultuurhistorische waarden

Vanuit het perspectief van cultuurhistorie zijn er in het plangebied tal van waardevolle elementen aanwezig die verwijzen naar de rijke geschiedenis zoals hiervoor beschreven. Er kunnen hierin vier thema's onderscheiden worden: Waterstaat, Verbindingen, Verdediging en Economie.

Waterstaat; strijd tegen het water

De ligging aan de rivier kende zowel voordelen (o.a. vruchtbare grond, vervoer) als nadelen (overstromingen). De haat-liefde verhouding met het water heeft geleid tot aanpassingen die het landschap beheersbaar maakten. De structuur van deze “waterstaat” bestaat uit:

  • de dijk en zijn directe omgeving – het dijklandschap met zijn sporen van watergeweld en dijkonderhoud;
  • de dorpspolder met de elementen die herinneren aan het functioneren van de dorpspolder Lent, eeuwenlang belast met de plaatselijke waterbeheersing;
  • de uiterwaarden met de relicten van landwinning, riviernormalisering (bekribbing) en cultivering van het land.

Verbindingen; patronen van nederzettingen

De behoefte om vanuit Nijmegen verbindingen noordwaarts te realiseren, had grote invloed op de voornoemde structuur van de waterstaat. Via veer, Grift, Griftdijk, spoor en verkeersweg. De Waaldijk, de Griftdijken en de dorpskaden boden hierbij de kans om met droge voeten te reizen en te wonen. Gaandeweg ontstond een bundeling van afgedankte en nieuwe verbindingen.

Ook de bebouwing paste zich steeds aan, mede door het geweld van dijkbreuken en oorlog. Wateroverlast noopte al vroeg tot ophoging van erven. Zo ontstond rond de Waaldijk en de Grift(dijk) een clustering van deels zeer oude verbindingen en hooggelegen oude woonerven; een sfeer waarmee een rijke cultuurhistorie is verbonden.

Verdediging; oorlog en dreiging

Ook voor dit thema speelt de dijk een sleutelrol. Langs de dijk kon een basis worden geschapen voor controle over de rivier en de toegangen. Daarnaast ontstond de kans om de dijk door te steken en de 'waterwolf' op de oprukkende vijand los te laten. In de jaren van de Opstand tegen de Spanjaarden kreeg een landelijke verdediging gestalte langs de rivieren. Nijmegen en Lent werden hoekstenen in de nationale verdediging.

Symbolisch voor de strategische betekenis van het huidige plangebied zijn de relicten van de Schans Knodsenburg (later Fort Knodsenburg). Knodsenburg heeft grote betekenis gehad voor de historie van Nijmegen, als hoeksteen van de verdediging van de Waalstad en van het Oostelijk Frontier. De schans heeft ook grote invloed gehad op de geschiedenis van Lent. De bouw, de uitleg maar ook de ontmanteling van het fort hebben geleid tot meerdere metamorfoses van een groot deel van het dorp. Het schansgebied is door de eeuwen heen ook toneel geweest van veldslagen, deel uitmakend van de illustere feiten van de nationale geschiedenis. Het terrein van Knodsenburg vormt daardoor een site of memory van de eerste orde. Een plek waar je nadrukkelijk moet stilstaan bij de achtergrond ervan. Een plek, die het plangebied in de beleving van toekomstige bewoners uniek kan maken.

In het plangebied bevinden zich ook resten van verdediging uit latere tijd, die eveneens symbolisch zijn voor de strategische betekenis. Het gaat bijvoorbeeld om de relicten van een Koude-Oorloglinie.

Economie; leven van het land

Het thema economie zoomt in op de cultuurhistorie van het agrarische bedrijf, de relicten van het leven van het land door de eeuwen heen. Ook dit thema is nauw verbonden met de ligging en het functioneren van de dijk. Een groot deel van het plangebied onderscheidt zich door aanwezigheid van een goeddeels eeuwenoude verkaveling, relicten verwijzend naar gebruik van land voor boerderij en tuinderij en een reeks van oude boerenerven en boerenwoningen vaak gelegen op terpen langs de dijken en kaden. Deze structuur vormt een belangrijke identiteitsdrager van Lent; met name de tuinbouw had een geweldige ruimtelijke maar ook sociale en culturele invloed. De rijke historie van de plaatselijke tuinbouw leeft nog op-en-top en wordt op boeiende wijze uitgedragen in de Historische Tuin Lent.

Waardevolle elementen

In het bestemmingsplangebied bevinden zich de volgende beschermde monumenten en anderszins cultuurhistorisch waardevolle objecten, complexen en structuren:

Rijksmonumenten

  • Bemmelsedijk 5a te Lent, Kazemat;
  • Pastoor van Laakstraat 2 te Lent, Kazemat;
  • General James Gavinweg 1 te Nijmegen, Waalbrug;
  • Bemmelsedijk 4 te Lent, Wijnfort of Fort Boven Lent;

Gemeentelijke monumenten

  • Oosterhoutsedijk 9-11 te Lent, woonhuis;
  • Oosterhoutsedijk 13-15 te Lent, woonhuis;
  • Oosterhoutsedijk 21 te Lent, herberg;
  • Oosterhoutsedijk 29 te Lent, dijkschuur;
  • Oosterhoutsedijk 31 te Lent, tramhuisje;
  • Oosterhoutsedijk 51 te Lent, villa Vahali Adjectum;
  • [x] Oosterhoutsedijk 53 te Lent, boerderij;
  • [x] Oosterhoutsedijk 55 te Lent, boerderij;
  • Oosterhoutsedijk 18 te Lent, dijkwoning;
  • [x] Oosterhoutsedijk 26 te Lent, boerderij;
  • [x] Oosterhoutsedijk 36 te Lent, boerderij;
  • [x] Oosterhoutsedijk 42 te Lent, boerderij;
  • Oosterhoutsedijk 94 te Lent, grenssteen.

De vijf met [x] gemarkeerde monumenten moeten vanwege hun ligging wijken voor uitvoering van de Ruimte voor de Rivier-maatregel. De monumenten zijn te laag gelegen om te behouden, of zij liggen op plaatsen waar de nevengeul en nieuwe dijk worden voorzien. Behoud is daardoor niet mogelijk. De panden Oosterhoutsedijk 26, 36 en 42 zijn te zien op afbeelding 15. De panden Oosterhoutsedijk 53 en 55 zijn te zien op afbeelding 6 in paragraaf 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP21000-OH01_0015.jpg"

Afbeelding 15: van zuid naar noord: Oosterhoutsedijk 36, 40 en 42

Overig

  • De nog duidelijk zichtbare historische gelaagdheid van het gebied; de sporen van de landschapsvorming en de strijd tegen het water zijn in de uiterwaarden, de dijk, de kolken en de bekribbing van de Waal zijn nog duidelijk aanwezig;
  • Het wegenpatroon, de aard en de uiteenlopende ouderdom van de bebouwing waaraan de ontwikkeling en de groei van de nederzetting nog goed afleesbaar zijn;
  • De historische hoofdstructuur van de dijknederzetting, waarin de laatmiddeleeuwse situatie, zoals bekend van de 16e-eeuwse plattegrond van Jakob van Deventer nog herkenbaar is;
  • Het tracé van de Griftdijk Zuid en de Pastoor van Laakstraat, als herinnering aan de dijkstructuren langs de gedempte Grift. Deze structuren hebben een vroeg 17e-eeuwse oorsprong, waarbij de Griftdijk mogelijk teruggaat op een nog oudere structuur. Het karakter van deze wegen, met daarlangs lintbebouwing, is typerend voor de historische ontwikkeling van het gebied. Kenmerkend zijn de lange bebouwingslinten langs Griftdijk en Oosterhoutsedijk;
  • Het kleinschalige karakter van de nederzetting, waarin de fijne korrelgrootte overheerst, met grondgebonden woningen; in diverse panden leeft de agrarische achtergrond van het dorp voort;
  • Het historische ensemble rond de veerstoep herinnert aan de eeuwenoude veerverbinding tussen Lent en Nijmegen, die op de Lentse oever tot veel bedrijvigheid leidde. Het ensemble bestaat uit het dijklint, de veerstoep met restanten van de veerhaven, twee oude horecagelegenheden, het poldermagazijn, een voermanswoning en het voormalige tramhuisje;
  • Relicten van de militaire geschiedenis (o.a. Fort Knodsenburg, noordelijk landhoofd spoorbrug, resten nieuwe IJssellinie);
  • Historische groenelementen (o.a. twee linden en populier aan het Lindepad, beplanting tuin villa Vahali Adjectum, beplanting rond kolk Bemmelsedijk).

Conclusie

Het project dijkteruglegging Lent is een plan dat past binnen de traditie van de eeuwige strijd tegen het water en het zal een nieuw hoofdstuk toevoegen aan de rijke geschiedenis van het gebied.

Het project leidt onmiskenbaar tot aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden: de dijkstructuur wordt doorbroken en vijf (gemeentelijke) monumenten kunnen vanwege een te lage ligging niet behouden blijven. Voor enkele andere waardevolle elementen zal de ingreep ertoe leiden dat de context wezenlijk anders wordt. Het is van belang dat de nieuwe identiteit niet ten koste gaat van de bestaande gelaagdheid: het is de uitdaging om de cultuurhistorische betekenis van objecten, complexen en structuren herkenbaar te laten zijn. Dit betekent dat zowel de tastbare als de meer abstracte cultuurhistorische waarden als grondlegger benut moeten worden bij de uitwerking van de afzonderlijke deelplannen in het gebied.