Plan: | Nijmegen Ooyse Schependom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP18000-VG01 |
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2010 (1-1-2015)* |
jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-1-2005 (1-1-2011)* |
daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar>50 ug/m3 | 1-1-2005 (1-1-2011)* |
* na derogatie
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor heeft Nederland derogatie (uitstel) gekregen voor het voldoen aan de grenswaarden. Tot die tijd gelden aangepaste grenswaarden:
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
Begin 2009 is de AMvB gevoelige bestemmingen vastgesteld met afstandseisen voor gevoelige objecten zoals kinderdagverblijven en scholen. Plannen voor gevoelige objecten zijn dan niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het Ooyse Schependom moet bij gevoelige bestemmingen rekening worden gehouden met bovenstaande regelgeving. Plannen moeten getoetst worden aan de regelgeving voor luchtkwaliteit.
Voor de luchtkwaliteit in het plangebied is naast de heersende achtergrondconcentraties geen weg van belang. Alleen bij ontwikkellocaties die extra verkeersbewegingen gaan opleveren zal een nadere toets nodig zijn. Het plangebied grenst ook niet aan noemenswaardige bedrijvigheid. De uitstoot is hier daarom niet zodanig dat overschrijding van de grenswaarden voor NO2 en PM10 te verwachten is.
De uitstoot door scheepvaart op de Waal is zodanig dat overschrijding van grenswaarden buiten de vaargeul mogelijk is. Nieuwe ontwikkelingen direct langs de rivier kunnen daardoor nadelig beïnvloed worden. Wanneer nieuwbouw van woningen en andere gevoelige objecten gepland wordt langs de rivier, dan dient hierover nader advies ingewonnen te worden.
De verkeersaantrekkende werking van het plan is zodanig beperkt, dat sprake is van een “niet in betekenende mate” plan (NIBM) volgens de AMvB Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen. Toetsing aan luchtkwaliteitseisen is dan niet nodig.
Vanuit het luchtkwaliteitsaspect is er geen bezwaar tegen het bestemmingsplan en het mogelijk maken van de initiatieven.