direct naar inhoud van Artikel 19 Water
Plan: Nijmegen Brakkenstein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP16000-OH01

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

19.2.2 Specifieke bouwregels

De in artikel 21.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

19.3 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op gebieden, welke bestemd zijn als Water, zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puin storten;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
    • 3. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
    • 4. het wijzigen van het waterpeil.
  • b. Het onder a genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering waren;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De hiervoor onder a genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterhuishoudkundige functie niet onevenredig wordt geschaad en de waterbeheerder daartegen geen bedenkingen heeft.