Plan: | Nijmegen Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP13000-VG01 |
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: "Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen". Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is hiermee in overeenstemming en gericht op het zoveel mogelijk ontzien van het bodemarchief. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een goede bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Hiervoor is door de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun archeologische waardering zijn aangegeven.
Tenslotte geldt dat een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Op diverse plaatsen in het plangebied zijn zeer belangrijke archeologische vondsten gedaan. De vroegste archeologische sporen en vondsten worden gevormd door laat-neolithische grafheuvels op de Hunerberg en op het Kops Plateau. Hier zijn in de midden-bronstijd ook enkele grafheuvels aangelegd, waaraan in de late bronstijd bovendien een cultusplaats is toegevoegd. Daarnaast zijn er op verschillende plekken nederzettingsresten uit de midden-bronstijd aangetroffen. De vondst van enkele bronzen voorwerpen uit dezelfde periode duidt er op dat op het plateau van de Hunerberg bronzen voorwerpen ritueel zijn gedeponeerd. In de late bronstijd en vroege ijzertijd, de urnenveldentijd, zijn rond de grafheuvels op de Hunerberg en het Kops Plateau urnenvelden aangelegd, grafvelden met een grote hoeveelheid crematiegraven. Deze clusters van graven strekken zich uit van het Kops Plateau tot het Valkhof, maar de locatie en de begrenzing ervan is nog niet volledig duidelijk. Ook uit de midden-ijzertijd zijn in Nijmegen-Oost nederzettingssporen en begravingen bekend.
Een belangrijk deel van de bij archeologisch onderzoek aangetroffen resten in Nijmegen Oost is afkomstig uit de Romeinse tijd. Het gaat daarbij voor een groot deel om sporen van militaire activiteiten. Op en rond de Hunerberg zijn sporen aangetroffen van twee legioenskampen, die respectievelijk uit de periode 19 –12 voor Chr. en 70 –104 na Chr. dateren. Om de laatste legerplaats lag de canabae legionis, waarvan op verschillende plaatsen op de Hunerberg en langs de Berg en Dalseweg sporen zijn aangetroffen. Het gaat voornamelijk om resten van bewoning en ambachtelijke activiteiten, maar ook zijn de funderingen van enkele openbare gebouwen gevonden, zoals het forum in het Rooie Dorp en het amfitheater in de Schildersbuurt. Het is nog niet helemaal duidelijk tot waar de canabae legionis zich uitstrekte. Sporen ervan kunnen nog op veel plaatsen aangetroffen worden. Vanuit Berg en Dal liep een aquaduct naar het legerplaats en de canabae legionis.
Resten hiervan zijn in het landschap nog aanwezig, zoals de Broerdijk. Hoger, op het Kops Plateau, zijn resten aangetroffen van een legerplaats die tussen 12 vóór en 70 na Chr. dateert. Het einde van de militaire activiteiten op het Kops Plateau wordt gemarkeerd door Bataafse opstand in 69 / 70 na Chr..
Op verschillende plaatsen zijn rond de legerplaatsen en de canabae legionis overblijfselen van grafvelden aangetroffen, waar de militairen en de bewoners van het kampdorp zijn begraven. Daarnaast zijn nog twee andere grafvelden aangetroffen. Het betreft een grafveld uit de vroeg-Romeinse tijd, dat aan weerszijde van de Museum Kamstraat is aangetroffen, waar burgers van Oppidum Batavorum begraven zijn. Het andere grafveld is te dateren in de 4e–5e eeuw en behoorde waarschijnlijk tot de Frankische nederzetting die aan de Canisiussingel / Berg en Dalseweg heeft gelegen. Ruim 400 graven zijn in de jaren tachtig tijdens opgravingen onderzocht, maar de schatting is dat het aantal bijzettingen wel eens hoger kan zijn geweest. In de omgeving kunnen zeker meer graven verwacht worden.
Enkele van de buitenwerken die bij de laatste fasen van de Nijmeegse vestingwerken horen – Fort Sterrenschans en Fort De Verbrande Molen – liggen binnen de grenzen van het plangebied Nijmegen-Oost. Verder moeten er nog verschillende lunetten hebben gelegen, die in de 18e eeuw als een soort schil om de eigenlijke stadsmuur heen zijn gebouwd, en die aan het eind van de 19e eeuw zijn gesloopt. Sporen van deze vestingwerken kunnen nog verwacht worden.
In het plangebied liggen enkele terreinen die op basis van de Monumentenwet bescherming genieten als archeologisch rijksmonumenten.
Afbeeling: in grijze kleur de archeologische rijksmonumenten
Hiertoe behoren delen van het Kops Plateau, gelegen ten noorden van de Ubbergseveldweg, waarop de gebiedsaanduiding "archeologisch monument" gelegd. .
Afbeelding: groene zone is archeologisch rijksmonument
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologische rijksmonumenten met waarde 4 aangegeven.
In 1988 heeft de gemeenteraad een groot deel van Nijmegen-Oost reeds aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Op de huidige archeologische beleidskaart is dit zelfde gebied met de waarde 3, gebied van zeer hoge archeologische waarde, aangegeven. Dit deel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 3 met bijbehorende voorschriften.
Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen.
In het gebied komen (zeer hoge) archeologische waarden voor. In artikel 38a Monumentenwet is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening moet houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. Deze archeologische monumenten/waarden kunnen eveneens worden gezien als een belemmering om de bestaande (planlogische) situatie over te nemen. Het behoud en de bescherming van de archeologische waarden is er echter niet op gericht om bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden onmogelijk te maken. Wel worden er aan de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden voorwaarden verbonden (bijvoorbeeld het uitvoeren van een archeologisch onderzoek) om te waarborgen dat de archeologische waarden zo goed mogelijk behouden en beschermd blijven. Omdat op grond van deze nieuwe wetgeving de bestaande planologische situatie (onder voorwaarden) kan worden overgenomen, is er geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling en kan deze wetgeving worden meegenomen in het bestemmingsplan.
Bestenmming Waarde-Archeologie 3
De gemeente Nijmegen heeft een archeologische beleidskaart waarop de archeologische waarde van het gemeentelijke grondgebied is weergegeven. De beleidskaart onderscheidt in totaal vijf archeologische waarden, van 0 tot en met 4.
Binnen het plangebied zijn gronden aanwezig die waarde 3 hebben. De archeologische waarde van deze gronden wordt in bestemmingsplan doorvertaald in de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 3. Vanwege de hoge archeologische waarde is bij Waarde - Archeologie 3 geen dieptemaat opgenomen voor grondwerken. Er mag ook in de bovengrond niet zonder meer grondwerk plaatsvinden. Bouw- en aanlegactiviteiten zijn afhankelijk gesteld van een omgevingsvergunning. Bij het verlenen hiervan moet het bevoegd gezag advies inwinnen bij de gemeentelijke archeoloog.
Waarde 4 wordt beschermd via de algemene aanduidingsregel "archeologisch rijksmonument".
Door het opnemen van dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 zullen omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen en aanleggen eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. Blijkt dat de bescherming van de archeologische waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
Alle archeologische rijksmonumenten hebben bescherming gekregen via de algemene aanduidingen " archeologisch rijksmonument".
Voor zover in het plangebied terreinen met waarde- archeologie 0 zijn gelegen, gelden daarvoor geen archeologische restricties. De archeologische waarden zijn daar immers reeds verdwenen.
Een infocentrum van beperkte omvang ten behoeve van het archeologisch rijksmonument is via afwijking mogelijk op het Kops Plateau, in de zone buiten de gebiedsaanduiding "archeologisch monument". De juridische planologische mogelijkheid van de bouw van het infocentrum was reeds opgenomen in het vigerende plan Nijmegen Oost.