direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadshaven, fase 1a Nijkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0161-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Nijkerk heeft het voornemen om ter plaatse van het huidige gemeentehuis woningen te realiseren. Bij deze ontwikkeling wordt het huidige gemeentehuis gesloopt. Het monumentale stadhuis met trouwfunctie in het plangebied blijft gehandhaafd. De te realiseren woningen zijn niet geregeld in het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden is een herziening van het bestemmingsplan ter plaatse noodzakelijk.

Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van een bredere herontwikkeling van de zogenaamde Stadshaven (voorheen genoemd Havenkom). Het voorliggend plan betreft een klein gedeelte daarvan, te weten de locatie van het gemeentehuis.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt vlak tegen de binnenstad van Nijkerk aan. Het plangebied betreft het huidige gemeentehuis van Nijkerk met enkele gronden daaromheen. De Kolkstraat met de monumentale Arkervaart is voor een deel ook in dit bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor is gekozen omdat voor deze gronden geen actueel bestemmingsplan beschikbaar is. Aan de zuid- en westzijde is daarom gekozen om aan te sluiten bij de plangrens van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018.

Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven in Nijkerk en de ligging de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0001.png"

Plangebied in Nijkerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0002.png"

Plangebied Stadshaven, fase 1a en bedrijventerrein in de directe omgeving

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zijn meerdere bestemmingsplannen van kracht.

  • Bestemmingsplan Binnenstad 1999;
  • Parapluherziening (on)zelfstandige woonruimte en voorgevelrooilijn.

Bestemmingsplan Binnenstad 1999:

Ter plaatse van het plangebied geldt voor het gemeentehuis de bestemming 'Bijzondere doeleinden'. Deze gronden zijn aangewezen voor sociale, maatschappelijke, medische, educatieve, culturele en/of religieuze doeleinden en de huisvesting van daartoe noodzakelijk personeel. De omliggende straten zijn aangeduid als 'openbaar erf', 'parkeerterrein', 'verkeersgebied' en 'water'.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan Binnenstad 1999. Plangebied rood omlijnd

Parapluherziening (on)zelfstandige woonruimte en voorgevelrooilijn:

Dit bestemmingsplan biedt aanvullende kaders voor woonruimtes en voorgevelroolijnen voor alle bestemmingsplannen in de gemeente Nijkerk. Het bestemmingsplan geeft op het moment geen specifieke beperkingen voor het plan. De regels van dit plan moeten echter worden verwerkt in dit bestemmingsplan.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • verbeelding
  • planregels;
  • toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. De verbeelding geeft de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aan. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Opzet van het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het actualiseren van de bestaande geldende situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden).

Deze toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie beschreven. Vervolgens geeft Hoofdstuk 3 een beschrijving van het geldende beleid. Hoofdstuk 4 in gaat op de haalbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk komen milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op de opzet van het plan en de wijze van bestemmen. Hoofdstuk 6 ten slotte, is gereserveerd voor de resultaten van de procedure en de haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de ruimtelijke situatie

2.1 Historisch overzicht

Geschiedenis van Nijkerk

De stad Nijkerk is, waarschijnlijk in de dertiende eeuw, ontstaan als een dorp op een dekzandverhoging en kruispunt van wegen, rond een nieuw gestichte kerk. Aan deze nieuwe kerk (de huidige Grote Kerk) ontleent Nijkerk haar naam.

Liggend aan de rand van het hertogdom Gelre, op de grens met het Gelre vijandig gezinde Sticht Utrecht, kreeg het dorp Nijkerk in 1413 stadsrechten van de hertog vanwege militair-strategische redenen. Nijkerk zag echter in de eerste eeuwen na deze stadsrechtverlening geen kans zich tot een centrum van handel en nijverheid te ontwikkelen, waardoor het aantal inwoners klein bleef. Voor een stenen stadsmuur was geen geld, het bleef bij een aarden omwalling, een gracht en drie eenvoudige houten poorten. In de volksmond sprak men daarom al gauw van de vest Nijkerk en niet van de stad Nijkerk. Wel speelde de vest Nijkerk een rol als voorzieningencentrum voor het omringende platteland.

Pas in de 18e eeuw brachten de tabaksteelt en de, door de verbreding van de Arkergraft tot Arkervaart oplevende, handel Nijkerk tot grote bloei. “De mooiste kerktoren van Nederland”, met het carillon, en een aantal monumentale herenhuizen en pakhuizen dateren uit deze gouden eeuw van Nijkerk.

Aan de Middeleeuwse vest Nijkerk herinneren in de 21e eeuw nog het straten- en verkavelingspatroon van de binnenstad, de eeuwenoude straatnaam “het Singel” (dat wil zeggen de gracht) en de benaming van de moderne appartementen- c.q. winkelcomplexen de “Veenepoort” , “Holkerpoort” en “Oosterpoort”.

Eeuwenlang groeide de bebouwde kom van Nijkerk uiterst langzaam huis na huis, vanuit de vroegere vest, als een zeester langs de uitvalswegen. In de tweede helft van de 19e eeuw begonnen enkele net opgerichte lokale woningbouwcorporaties met de bouw van rijtjes arbeiderswoningen, zoals aan de Bagijnenstraat. Vanaf de eeuwwisseling realiseerde de gemeente zelf planmatig enige woningen (bijvoorbeeld de middenstandswoningen in het Van Reenenpark) en legde nieuwe straten aan voor de bouw van burgerwoningen door particulieren (zoals de Raadhuisstraat, Schimmelpenninckstraat en Van Deelenstraat). Na de Tweede Wereldoorlog verrezen in een steeds sneller tempo nieuwe woonwijken als een ring om de binnenstad.

Ter ontlasting van de Venestraat en de Langestraat van het steeds drukker wordende doorgaande verkeer Amersfoort – Zwolle werd in de jaren ’50 de Frieswijkstraat aangelegd en in de jaren ’60 het oostelijk deel van de historische bebouwing van de Oosterstraat afgebroken. Om de binnenstad beter bereikbaar te maken voor de auto werd in de periode ’60-’80 in fasen een binnenrondweg verwezenlijkt, waarbij met name door de aanleg van de Torenstraat, de historische ruimtelijke structuur van de binnenstad werd verstoord.

Aan het einde van de 20e eeuw startte in de binnenstad de herontwikkeling van inbreidingslocaties zoals aan de Vrijheidslaan, het Wheemplein en meer recent aan de Oranjelaan en het Molenplein. Het Plein (de voormalige veemarkt) en het Molenplein (voorheen eiermarkt) kregen een facelift, de Brede Beek kwam weer boven water en het stadsweiland werd opgewaardeerd tot stadspark.

2.2 Beschrijving bestaande situatie

De Stadshaven, fase 1a ligt vlak naast het (historische) centrum van Nijkerk vlak bij alle openbare functies. Op het moment is in het plangebied het gemeentehuis van Nijkerk aanwezig. Voor het gemeentehuis ligt een redelijk brede weg en een plein. Dit plein wordt op het moment voornamelijk gebruikt als parkeerplaats door medewerkers van het gemeentehuis. Direct achter de parkeerplaatsen, tegenover het gemeentehuis bevindt zich de Arkervaart. Bij de Arkervaart zijn enkele aanlegplaatsen voor vrachtschepen aanwezig.

De bebouwing kenmerkt zich door een verticale gevelopbouw van twee bouwlagen met een kap. De gevels zijn veelal uit materialen in aardkleuren opgetrokken.

Het plein rondom het gemeentehuis is voorzien van een groot aantal bomen waardoor dit plein een groene uitstraling krijgt.

Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0004.png"

Plangebied gezien vanaf de zuidzijde (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0005.png"

Plangebied gezien vanaf de westzijde (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0006.png"

Plangebied gezien vanaf de noordzijde (Bron: Google Maps)

2.3 Planbeschrijving

Ter plaatse van het huidige gemeentehuis worden woningen ontwikkeld. Het gaat om circa 25 tot 35 grondgebonden woningen en appartementen. De ontwikkeling vindt plaats in samenspraak met omwonenden en belanghebbenden. In dit kader is een stedenbouwkundige visie opgesteld. Deze visie is door de gemeenteraad van Nijkerk vastgesteld. In deze visie en in dit bestemmingsplan worden enkel bandbreedtes van woningen in randvoorwaarden vastgelegd. Aan de ontwikkelaar wordt overgelaten wat haalbaar is binnen de gestelde kaders.

Het te ontwikkelen gebied is een onderdeel van de grootschalige omvorming van de gehele Stadshaven. Dit eerste deelgebied heeft een bescheiden omvang, maar heeft een belangrijke rol als entree van de binnenstad via het water en in de verbinding en/of relatie tussen Stadshaven (monding van de Kolk) en het Plein. Het plan is om op de locatie van het huidige gemeentehuis een mix van grondgebonden woningen en appartementen te realiseren. Een aandeel van het woningbouwprogramma bestaat uit woningen uit het betaalbare segment. Het project sluit daarmee aan bij de ambities uit de Woondeal regio Amersfoort zoals in juli 2021 gesloten tussen provincies, gemeenten en Rijksoverheid, waarin de Stadshaven als specifiek project benoemd is. Deze mix van woningtypen komt voort uit de kaders van de door de gemeenteraad vastgestelde woonvisie. De woningen worden rondom het historische stadhuis gerealiseerd. Aan de zijde van de Kolkstraat, ten zuiden en ten noorden van het historisch stadhuis worden grondgebonden woningen gebouwd. Aan de noordzijde van het historisch stadhuis en aan de zijde van het parkeerterrein worden de appartementen gebouwd. Aan de achterzijde van de woningen wordt de parkeerbehoefte ingevuld. Via de achterzijde van de woningen, bij het parkeerterrein, zijn de tuinen toegankelijk voor fietsen en dergelijke.

Het stadhuis neemt vanuit de historie een belangrijke plek in binnen de Stadshaven. Het stadhuis is een belangrijk beeldbepalend gebouw. Het stadhuis wordt in de toekomst gebruikt voor ceremoniële diensten en bijeenkomsten en/of een lichte horecafunctie. Ook een functie ten behoeve van kunst en cultuur is mogelijk.

Om deze functies zo goed mogelijk tot haar recht te laten komen, wordt een 'stadhuistuin' geïntroduceerd. De tuin is een aanvulling op de gebruiksmogelijkheden van het historisch stadhuis.

Op onderstaande afbeelding is het stedenbouwkundige plan voor Stadshaven, fase 1a weergegeven. De volledige stedenbouwkundige visie is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0007.png"

Stedenbouwkundig plan Stadshaven, fase 1a

Onder het huidige stadhuis is een kelder gesitueerd, waarin onder andere het archief is gevestigd. Momenteel vindt er onderzoek plaats waar dit archief definitief een plek krijgt. Bovendien is er tijdens het participatieproces ingebracht dat het atoombunker onder het huidig stadhuis een historische waarde heeft. Deze bunker blijft in de toekomstige situatie behouden en de functie hiervan is vastgelegd in dit bestemmingsplan.

Om de atoombunker en het eventuele archief ter plaatse voor minder validen toegankelijk te maken wordt er een lift aangelegd ter plaatse van dit initiatief.

Beeldkwaliteit, uitstraling en omgevingssfeer

De uitstraling en omgevingssfeer van de stadhuislocatie is passend bij dat van de historische binnenstad van Nijkerk en het historisch stadhuis. Het architectonisch handschrift van de nieuwbouw is daarmee niet op voorhand 'historiserend' van aard. De nieuwbouw kan en mag dus van deze tijd zijn en architectonische stijlelementen herinterpreteren. Dat neemt niet weg dat er een aantal basisprincipes en uitgangspunten zijn die ten allen tijde dienen te worden gerespecteerd. Ten aanzien van het beoogd beeld van de Stadshaven zijn in Bijlage 1 een aantal referentiebeelden opgenomen.

Duurzaamheid

De herontwikkeling en functietransformatie binnen de Stadshaven, fase 1a is duurzaam en energieneutraal. De nieuwe gebouwen zijn aardgasloos en worden op een duurzame wijze verwarmd. Een zo laag mogelijk energiegebruik staat centraal (NOM, Nul op de meter). De wijze waarop dat zal plaatvinden is nog niet bepaald. Deze prestatie kan per woning worden gerealiseerd maar kan ook op locatie- of gebiedsniveau worden gerealiseerd.

De herontwikkeling en functietransformatie van de Stadshaven, fase 1a sluit in ruimtelijk beeld en uitstraling aan bij dat van de historische binnenstad. En dat maakt dat er bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de vormgeving of integratie van de duurzaamheidsmaatregelen. Het afwisselend gevelbeeld en daklandschap zijn belangrijke ruimtelijke karakteristieken en dus uitgangspunt. De toekomstbestendige duurzame woningen in de Stadshaven, fase 1a combineren zo een klassieke en cultuurhistorische verantwoorde vormgeving met de laatste stand van de techniek. Dat betekent dat installatietechniek voor energie- en warmteopwekking (zoals warmtepompen, warmtewisselaars, zonnepanelen, etc..) vanuit de openbare ruimte niet of nauwelijks zichtbaar zijn. Deze zijn slim uit het zicht geplaatst, bevinden zich inpandig of zijn aan de achterzijde van de woning geplaatst. Ook voor andere installaties zoals airco's geldt bovenstaand uitgangspunt.

Voor zonnepanelen en installatiedoorvoeren geldt bovendien dat deze volwaardig onderdeel van het ontwerp van het dakvlak worden aangemerkt. Oftewel, zonnepanelen worden als een eenheid met heldere hoofdvorm in het dakvlak geïntegreerd.  Doorvoeren voor installaties worden gebundeld en ommanteld. De  ommanteling maakt daarbij onderdeel uit van het architectonisch ontwerp (vormgeving, kleur- en materiaalgebruik).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Planspecifiek en conclusie

De NOVI doet geen uitspraken over dit initiatief of het plangebied. Het initiatief is daarmee in lijn met de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

In het Barro zijn vijftien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:

  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • rijksvaarwegen, hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • veiligheid rond rijksvaarwegen;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie 

Het realiseren van woningen in de binnenstad van Nijkerk valt niet onder één van de projecten uit het Barro. Door het initiatief wordt geen nationaal belang geschaad. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt dienen getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.1.3 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 Bro lid 2 vastgelegd en luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

Stedelijke ontwikkeling

In de eerste instantie dient de vraag beantwoord te worden of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In jurisprudentie wordt aangegeven dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit initiatief voorziet in de realisatie van naar schatting 25 tot 35 woningen. Om deze reden moet een verdere toetsing aan de ladder plaatsvinden.

Nieuwe ontwikkeling

De tweede vraag die beantwoord dient te worden is of de stedelijke ontwikkeling nieuw is. Daarbij is het belangrijkste criterium of er al dan niet meer bebouwing wordt aangelegd dan tevoren aanwezig was.

Dit initiatief voorziet in de sloop van bebouwing. Er worden echter nieuwe woningen en daarmee dus nieuwe bebouwing teruggebouwd. De nieuwe bebouwing heeft ongeveer een gelijke oppervlakte aan de bestaande bebouwing.

Er is dus mogelijk sprake van een nieuwe ontwikkeling. Om deze reden is een verdere toetsing aan de ladder noodzakelijk.

Behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling

De derde vraag is erop gericht de behoefte aan de ontwikkeling aan te tonen. Op het moment is er binnen de gemeente Nijkerk een woningbehoefte. Deze behoefte wordt verder aangetoond in paragraaf 3.3.3. Concluderend kan er gesteld worden dat er een behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling.

Bestaand stedelijk gebied

Als laatste moet de vraag beantwoord worden of de locatie zich binnen het bestaand stedelijk gebied bevindt. Dit is bij dit initiatief het geval. Het initiatief ligt binnen het stedelijk gebied van de kern Nijkerk en ligt vlak tegen de binnenstad aan. Het initiatief bevindt zich binnen bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is aangetoond dat er behoefte is aan de nieuwe ontwikkeling. De ontwikkeling wordt binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Concluderend kan er gesteld worden dat de ontwikkeling van de Stadshaven, fase 1a voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Om flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen is de omgevingsvisie via co-creatie tot stand gekomen.

Op 8 juli 2015 is de Omgevingsvisie geactualiseerd. In die Omgevingsvisie zijn het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen herzien en samengebracht.

Op 28 juni 2017 hebben Provinciale Staten het laatste actualisatieplan van de Omgevingsvisie vastgesteld. Deze actualisatie die betrekking heeft op onderwerpen (regionale afspraken bedrijventerreinen / ontgassen binnenvaart) die niet relevant zijn voor het onderhavige plangebied.

De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Vanuit de invalshoeken Dynamisch, Divers en Mooi Gelderland zijn ambities opgenomen om de doelen in de praktijk waar te maken. De strategie van de provincie om deze doelen te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat daarom voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

In de Omgevingsvisie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik geïntroduceerd. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat deze Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied. De locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient volgens de ladder aan de hand van drie stappen te worden gemotiveerd

Dit initiatief is reeds getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in paragraaf 3.1.3. Geconcludeerd is dat er aan de ladder wordt voldaan. Het initiatief is voor het overige niet strijdig met de Omgevingsvisie van Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De Omgevingsverordening Gelderland is op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland voor het laatst gewijzigd vastgesteld. Zo wordt er onder meer een paragraaf 'natuur' toegevoegd waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van soorten, de faunabeheereenheid, wildbeheereenheden, faunabeheerplannen, houtopstanden en beweiden en bemesten.

De omgevingsverordening is een uitwerking van de omgevingsvisie. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.

In artikel 2.2.1.1 van de Omgevingsverordening Gelderland is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Per brief van 2 maart 2016 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland aan de regio FoodValley bevestigd dat de kwantitatieve opgave tot en met 2024 11.600 woningen bedraagt en dat wordt ingestemd met de voorgestelde binnenregionale verdeling.

De woningen welke binnen dit initiatief gerealiseerd worden maken onderdeel uit van deze 11.600 woningen. Het initiatief past daarmee binnen de Gelderse Omgevingsverordening.

Woonvisie Gelderland

Om ontwikkelingen op de regionale woningmarkt inzichtelijk te maken, heeft de provincie de ‘Woonvisie Gelderland’ opgesteld. Deze woonvisie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (deel a: Woonbeleid met kwaliteit) omvat algemene beleidsvoornemens om te komen tot een woonbeleid met kwaliteit. Het tweede deel, deel b getiteld ‘Anders wonen in de regio’, is een toespitsing van het algemene deel van de woonvisie op regionaal niveau. Deel c is een regionaal afsprakenpakket over de ambities en opgave op het gebied van wonen en is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Het KWP is in formele zin een streekplanuitwerking.

De provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt ‘De juiste woning op de juiste plaats en op de juiste tijd’. Het betekent dat niet alleen het aantal woningen dat in een gemeente wordt gebouwd van belang is. Belangrijker is het in welke kern er wanneer welk soort woning gebouwd wordt. Dit moet aansluiten op de behoefte van vooral de eigen inwoners van de gemeente. Veel inwoners willen in hun eigen kern blijven wonen. Niet alleen wordt aandacht geschonken aan nieuwbouw maar ook aan doorstroming, aanpassing en renovatie van woningen. De leefbaarheid in de kernen vormt een belangrijk aandachtspunt.

Naast het algemene woonbeleid, zoals hierboven verwoord, wordt in de Woonvisie Gelderland ook gekeken naar het regionale woonbeleid. De provincie Gelderland is hierbij verdeeld in zes regio’s. Het plangebied valt onder de regio de Vallei.

De meest recente bevolkings- en woningmarktprognose van de provincie Gelderland betreft de Primos2019 . De prognose is gebaseerd op de laatste bevolkingsprognose van het CBS uit 2019 en de verwachte woningbouwproductie in Gelderland voor de komende jaren. De verwachte woningbouwproductie is gebaseerd op de regionale afspraken (voor Nijkerk de afspraken regio Foodvalley 2017-20 27). De prognose geeft aan de hand van de huidige demografische inzichten en het bouwprogramma aan in welke richting de bevolking van Gelderland zich de komende jaren waarschijnlijk gaat ontwikkelen. De bevolkingsprognose 2019 valt ten opzichte van de prognose van 2015 hoger uit. De belangrijkste conclusie m.b.t. de provincie Gelderland en regio Foodvalley zijn:

  • De nieuwe prognose komt hoger uit dan de vorige prognose. De prognose uit 2017 ging uit van ongeveer 972.000 huishoudens in 2040; de huidige prognose voorziet voor dat jaar ongeveer 1 miljoen huishoudens.
  • Het aantal huishoudens groeit in de periode tot 2040 harder dan het aantal inwoners (9% versus ca 5%), dat komt doordat vooral de groep alleenstaanden sterk toeneemt. Op dit moment wonen er in de provincie 326.500 alleenstaande huishoudens, in 2040 zullen dat er 413.000 zijn
    In een deel van de regio's blijft het aantal huishoudens groeien tot het jaar 2040 (FoodValley, Noord-Veluwe en Rivierenland).
  • De Foodvalley is de enige regio waar het geboortesaldo tot 2040 positief blijft.
  • De regio's Foodvalley en Rivierenland vergrijzen naar verhouding minder sterk dan de andere regio's.
  • Het woningtekort in Gelderland bedraagt 4% (dat zijn ruim 35.000 woningen). In de regio's Nijmegen, Arnhem en FoodValley is het woningtekort momenteel het hoogst. Voor een goed functionerende woningmarkt wordt in het algemeen uitgegaan van een woningtekort van ongeveer 2%.
  • In de koopsector is de behoefte sterk gericht op het goedkope (tot €200.000) en middeldure segment (€200.000 tot €300.000). Door prijsstijgingen (ook in de nieuwbouw) loopt het aanbod in het goedkope segment terug. In de stedelijke regio's wordt het tekort aan goedkope koop vergroot door de aankoop van goedkope koopwoningen door beleggers om te verhuren. Ook in de koopsector vindt vraagsubstitutie plaats; als een goedkope koopwoning niet beschikbaar of bereikbaar is, kiest men vaak (tijdelijk) voor een (particuliere) huurwoning.

Dit plan voorziet in de realisatie van circa 25 à 35 woningen in Nijkerk. Deze woningen dragen bij aan de 35.000 woningen die in Gelderland moeten worden toegevoegd. Het initiatief is daarmee in lijn met de woonvisie Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030

De Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In verschillende deelontwikkelingen is in de afgelopen jaren voor de binnenstad invulling gegeven aan de ontwikkeling van de binnenstad. Deze ontwikkelingsplannen zijn ingepast in dit bestemmingsplan.

Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Op deze kaart is de locatie Stadshaven aangegeven met een oranje ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0008.png"

Uitsnede structuurvisiekaart Nijkerk Hoevelaken

Op de kaart is de locatie aangemerkt als nieuwbouwlocatie waar ook mogelijkheden zijn voor het verbeteren van de recreatieve structuur. Dit plan voorziet in de nieuwbouw van woningen, en is daarmee in lijn met de structuurvisie van Nijkerk.

3.3.2 Visie 'Aantrekkelijk Nijkerk'

In reactie op de Visie Binnenstad Nijkerk, de nota Detailhandelsbeleid 2013+ en de verdergaande leegstand in de binnenstad van Nijkerk is door het maatschappelijke veld de Visie 'Aantrekkelijk Nijkerk' opgesteld. Deze visie is door het gemeentebestuur van Nijkerk omarmd en 'vervangt' de Visie Binnenstad en de nota Detailhandelsbeleid 2013+.

De visie heeft tot doel dat in 2020 Nijkerk wordt herkend als een plek waar mensen uit Nijkerk en de regio graag verblijven in het verzorgde en historische binnenstadgebied. Door met name het monumentale, historische, karakter van de binnenstad te versterken en het oude stratenpatroon waar mogelijk te herstellen wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de binnenstad. In combinatie met het ontstaan van een balans tussen bedrijvigheid en belevingswaarde, wil men de binnenstad van Nijkerk uit laten groeien tot een aantrekkelijke plek om te winkelen, te werken, te ontspannen en te wonen. De combinatie van een gevarieerd winkelaanbod, cultuur, ontspanning, historisch karakter en bereikbaarheid, moet van de binnenstad een aantrekkelijk, dynamisch gebied maken.

Belangrijk uitgangspunt van de Visie is dat het om een totaalpakket van maatregelen en acties gaat, waarvan delen niet zomaar inwisselbaar zijn. Uitwerkingsplannen zoals voor marketing, verkeer, beeldkwaliteit, bouw- en bestemmingen, dienen altijd te worden getoetst op samenhang met het totaal. Alleen zo blijft het eindbeeld gegarandeerd, wordt continuïteit geborgd en verspilling voorkomen.

Om het doel van de visie te bereiken zijn de volgende speerpunten benoemd in de visie:

  • Nijkerk als sterk merk profileren.
  • Creëren van een aantrekkelijke, authentieke binnenstad.
  • De historische, monumentale waarde van Nijkerk behouden en herstellen.
  • Het creëren van een aantrekkelijk Kerkplein.
  • Ontwikkelen van het gebied rond de Havenkom.
  • Het terugdringen van verkeer op de binnenstadsring.
  • Parkeren bij eenvoudig bereikbare bronpunten.

Voor het realiseren van deze speerpunten is vervolgens een strategie bepaald:

  • Instellen van een BIZ (Bedrijveninvesteringszone) om Nijkerk als sterk merk te kunnen ontwikkelen en dat te uit te dragen.
  • Loslaten van het begrip kernwinkelgebied om meer kansen te creëren voor bestaande en nieuwe ondernemers.
  • Variatie van functies in het binnenstadgebied en ruimere bestemming op de binnenstedelijke panden toestaan om de levendigheid te vergroten en leegstand te voorkomen.
  • Verbeteren van de beleving door het creëren van een autovrij centrum.
  • Vergroten van de beleving door het versterken van het historische karakter en de ‘zeester’-structuur van de Nijkerkse binnenstad.
  • Verkeersdruk verlichten en verbeteren van de beleving, door bronpunten in te stellen voor parkeren.
  • Verkeersdruk verlichten en veiligheid vergroten, door verkeer te leiden via radialen in plaats van over de binnenstadsring.

Onderdelen (cursief) van deze strategie zijn doorvertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Zo is de bestemmingssystematiek voor enkele delen van het plangebied verruimd. Met deze beoogde verruiming biedt het plan de mogelijkheid eenvoudiger tot een levendiger centrum te komen en langdurige leegstand wordt voorkomen. Daarnaast is een duidelijk verband gelegd met het beeldkwaliteitsplan waarmee de versterking van het historische karakter meer kracht wordt bijgezet. Daarnaast is de term kernwinkelgebied losgelaten en is dit ook in de planopzet verlaten. Door breder te denken dan een kernwinkelgebied, ontstaan er meer mogelijkheden voor kleine en nieuwe ondernemers. Bovendien zal de huurmarkt gezonder worden. De binnenstad moet wel herkenbaar blijven als centrum. Hier speelt marktwerking een rol. Door vraag en aanbod, van winkelpanden én van consumenten, ontstaat een gebied met min of meer aangesloten voorzieningen van winkels, dienstverlening en horeca. Hier en daar zullen (historische) panden bewoond zijn, wat voor sfeer en levendigheid zorgt, ook buiten de openingstijden.

Op onderstaande kaart is deze nadere uitwerking van de visie 'Aantrekkelijk Nijkerk' weergegeven. In de kaart is onderscheid gemaakt in blauwe en groene gebieden. De gebieden waar de detailhandel en de horeca behouden moeten blijven en zich moeten kunnen ontwikkelen, zijn met groen weergegeven. In deze gebieden is wonen op de verdieping toegestaan, maar niet op de begane grond. Detailhandel en de horeca blijft er de hoofdfunctie, zodat het winkel- en uitgangsgebied in het centrum herkenbaar blijft. De gebieden waar sprake is van menging van functies zijn met groen weergegeven. Naast detailhandel en horeca is ook wonen op de begane grond er bij recht toegestaan. De overige gebieden op de kaart zijn bestemd voor specifiek wonen of overige bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0009.png"

Nadere uitwerking Visie 'Aantrekkelijk Nijkerk' ontwikkelingsmogelijkheden, bron: gemeente Nijkerk, augustus 2018

Op bovenstaande kaart is het plangebied aangeduid als woongebied. Het initiatief voorziet in de realisatie van woningen en is daarmee in lijn met dit beleid.

Uitwerking visie aantrekkelijk Nijkerk, Havenkom fase 1 Kerkplein

In de ‘Ontwikkelingsvisie Torenstraat - Vrijheidslaan’ en de visie ‘Aantrekkelijk Nijkerk’ is de herontwikkeling van het Kerkplein aangekondigd. De programmatische uitgangspunten van de beoogde herontwikkeling zijn nog niet volledig uitgewerkt. In de ‘Ontwikkelingsvisie Torenstraat - Vrijheidslaan’ zijn wel in belangrijke mate de ruimtelijke uitgangspunten uitgewerkt. Programmatisch zijn enkele ontwikkelingsvarianten benoemd in de visie ‘Aantrekkelijk Nijkerk’. Beide visies zijn input geweest voor de ‘Uitwerking visie aantrekkelijk Nijkerk, Havenkom fase 1 Kerkplein’. Deze visie is door de gemeenteraad van Nijkerk op 30 maart 2017 vastgesteld.

3.3.3 Woonvisie Nijkerk 2020+

De woonvisie Nijkerk 2020+ is de nieuwe woonvisie van de gemeente Nijkerk. Deze visie bouwt voort op de oude woonvisie 2015+. De nieuwe woonvisie geeft richting aan de woningbouw de komende jaren. De druk op de woningmarkt is de afgelopen jaren flink toegenomen, waardoor sommige huishoudens moeite hebben om geschikte woonruimte te vinden. Met de Woonvisie 2020+ wordt ingezet op voldoende woningen die passen bij de behoefte van inwoners van Nijkerk, zodat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Daarbij wordt gericht op het vergroten van het aanbod voor de huishoudens die de druk op de woningmarkt het meest sterk ervaren en die bijdragen aan een goede doorstroming van de woningmarkt. Doelgroepen die de schaarste aan betaalbare en beschikbare woningen sterk ervaren zijn starters, lage- en middeninkomens, spoedzoekers en senioren. Het is de bedoeling dat er meer woningen in het sociale en middensegment bij worden gebouwd. Verschillende instrumenten worden hiervoor ingezet. Dit zijn onder andere een doelgroepenverordening, een verordening differentiatie sociale woningbouw (beiden nog op te stellen) en een anti-speculatiebeding.

Andere thema's van de woonvisie zijn wonen en zorg, verduurzaming van de woningvoorraad en alternatieve en flexibele woonvormen.

Regio Amersfoort
De Regio Amersfoort heeft in het voorjaar 2017 een Regionale Ruimtelijke Visie (RRV) opgesteld. De gemeente Nijkerk maakt ook onderdeel uit van deze regio. Een belangrijke constatering in deze visie is de uitkomst dat tot 2030 de woningbehoefte in het regionale hart van Nederland 12.000 woningen groter is dan de gemeente Amersfoort kan opvangen. In de regionale visie is Nijkerk als één van de drie gemeenten genoemd die een deel van de overloop opvangt.

Uit onderstaand figuur, waarin de verhuisbewegingen naar Nijkerk vanuit omringende gemeenten, maar ook vanuit de randstad zijn weergegeven, blijkt dat de overloop ook nu al aanwezig is. Duidelijk is dat de verhuisbeweging voornamelijk plaatsvindt vanuit de gemeenten Utrecht, Amersfoort, Barneveld en Putten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0010.png"
Bron: Woonvisie gemeente Nijkerk 2020+ (Vaststelling 2020)


Gemaakte afspraken

De regio FoodValley heeft voor de periode 2017-2027 kwantitatieve woningbouwafspraken gemaakt. Op basis van de Gelderse Prognose 2016, de Primos 2016, de ontwikkelingen in de Food Valley en de berekende overloop vanuit Amersfoort kwam Stec uit op een indicatieve woningvraag voor Nijkerk van tussen de 1.750 en 2.140 woningen. Dit zijn gemiddeld 200 woningen per jaar. Op basis van het onderzoek van Stec hebben de gemeenten in de Regio Food Valley kwantitatieve woningbouwafspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in het uitvoeringsplan van de Regionale woonagenda 2.0.


Kwantitatieve woningbouw 2017-2027

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0011.png"
Bron: Uitvoeringsplan 2018-2021 Regionale woonagenda 2.0, Regio Food Valley


De verwachte woningbouwopgave per gemeente is door de regio Food Valley samen met het uitvoeringsplan regionale Woonagenda 2.0 aangeboden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. In de brief van 16 maart 2018 bevestigt de provincie dat de kwantitatieve opgave tot en met 2027 13.300 woningen (voor het Gelderse deel) bedraagt en dat zij instemt met de voorgestelde binnen-regionale verdeling. Een aandeel van het woningbouwprogramma bestaat uit woningen uit het betaalbare segment. Het project sluit daarmee aan bij de ambities uit de Woondeal regio Amersfoort zoals in juli 2021 gesloten tussen provincies, gemeenten en Rijksoverheid, waarin de Stadshaven als specifiek project benoemd is.


Inventarisatie toekomstige bouwcapaciteit regio Foodvalley

In 2017, 2018 en 2019 zijn in de regio Foodvalley circa 2500 nieuwe woningen per jaar opgeleverd. Dit is ongeveer dubbel zo veel als het langjarig gemiddelde van 1250 woningen in de regio. In alle gemeenten is meer gebouwd dan gepland. Dit komt voort uit de grote druk vanuit de eigen gemeente en daarnaast is er sprake van regionale en bovenregionale instroom. Deze instroom heeft effecten op de toegankelijkheid van de sociale huursector en het middensegment, en leidt mogelijk tot verdringing en oplopende woningprijzen in de koopwoningmarkt. Alle gemeenten verwachten dat de regionale programmering (woningbouwafspraken 2017-2029 uit het uitvoeringsplan Woonagenda 2018-2021) te krap is. Daarom is een inventarisatie van potentiële bouwcapaciteit uitgevoerd. Het doel van deze inventarisatie is te werken aan een gezonde pijplijn aan nieuwe plannen op middellange en lange termijn (2019-2027). De situatie dat landelijk sprake is van een hoge marktdruk, in combinatie met de economische groei in Foodvalley, maakt dat de regiogemeenten zich genoodzaakt voelen om meer woningen te realiseren. Om zo de toegankelijkheid van woningen voor alle inwoners blijvend te kunnen faciliteren. Nijkerk kiest er daarom voor om, passend bij de maat en de schaal van de gemeente, de woningbouw te verhogen van 200 naar 250 woningen per jaar. De regio Foodvalley heeft dit document op 30 januari 2020 vastgesteld.


Van regionale afspraken naar verantwoording van een lokale opgave in Stadshaven fase 1a Nijkerk

Bij het realiseren van de gemeentelijke woningbouwopgave gaat de Gemeente Nijkerk uit van een realistische koers, waarbij ook de realisatie van nieuwbouwwoningen in de afgelopen periode is betrokken. Voor de komende 10 jaar wordt, op basis van de regionale afspraken en gemeentelijke woonvisie, uitgegaan van een woningbehoefte van 250 woningen per jaar.

De woningbehoefte in de Gemeente Nijkerk wordt gerealiseerd op verschillende nieuwbouwlocaties, waarbij de ontwikkeling van de locatie Doornsteeg in Nijkerk (totaal 1200 woningen, waarvan reeds ruim 300 woningen gerealiseerd) de grootste in omvang is. Daarnaast wordt op diverse andere locaties voorzien in een minder grote bouwplannen, zoals in Woonpark Hoevelaken (zo'n 150 woningen) en in de nieuwbouw van Nijkerkerveen (enkele honderden woningen).

De totale plancapaciteit (harde en zachte plannen) voor de periode tot en met 2030 voor de Gemeente Nijkerk bedraagt momenteel zo'n 3000 woningen, waarbij de ervaring leert dat er om diverse redenen sprake zal zijn van een beperkte mate van planvertraging en uitval (circa 10-20% over een periode van 10 jaar). Derhalve is het niet onaanvaardbaar dat er wordt uitgegaan van een beperkte overcapaciteit in de plancapaciteit. In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 mei 2017 met zaaknummer 201609812/1 wordt dit onderwerp ook aan de orde gesteld.

De bouw van circa 25 à 35 woningen in de Stadshaven, fase 1a is één van de plannen die noodzakelijk zijn om in de Nijkerkse woningbouwopgave van de komende jaren te kunnen voorzien. Het woningbouwprogramma past binnen de regionale behoefte zoals die door de Regio FoodValley is geformuleerd.

3.3.4 Duurzame ontwikkeling

De gemeente beschikt over een klimaatplan ‘Nijkerk naar CO2 – neutraliteit in 2035’. In dit plan staan verschillende activiteiten vermeld die zijn of in de komende jaren worden ondernomen.

De activiteiten zijn onderverdeeld in vier rubrieken:

  • Nijkerk als klimaatbestendige gemeente;
  • Nijkerk als leefbare gemeente;
  • Nijkerk als duurzame gemeente;
  • Nijkerk als verantwoordelijke gemeente.

Aan een gemeentelijk beleidsplan wordt gewerkt. Op regionaal, provinciaal en landelijk niveau zijn tevens diverse beleidsstukken in de maak.

Op het gebied van energiebesparing moeten er veel stappen worden gezet, dit betekent dat ook in de binnenstad van Nijkerk veel huizen geïsoleerd moeten worden. Dit is tevens een noodzakelijke stap binnen de warmtetransitie: het vervangen van aardgas door duurzame warmtebronnen. De vraag hoe dit vorm te geven is uitgewerkt binnen de Warmtevisie, die eind 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld. Onderdeel van de ambitie om CO2-neutraal (2035) en uiteindelijk (2050) energieneutraal te worden, is dat op alle daken die hiervoor geschikt zijn, zonnepanelen geïnstalleerd zouden moeten worden.

Onderdeel van de uitvoering is het besluit dat de gemeenteraad op 22 februari 2018 heeft genomen om alle nieuwbouw in de gemeente Nijkerk aardgasloos en conform de per 2020 wettelijk verplichte eisen voor energiezuinig bouwen (BENG-eisen = bijna energie-neutraal gebouwd) te bouwen. Op basis van deze besluiten kunnen in anterieure overeenkomsten expliciete afspraken vastgelegd worden met (bouw)partijen. Dit beleid draagt bij aan een CO2-neutraal Nijkerk in 2035. Overigens geldt daarbij wel de kanttekening dat in bijzondere gevallen het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is om onderbouwd met technische en/of ruimtelijke argumenten van af te wijken. Bijvoorbeeld wanneer het om een (kleinere) complexe binnenstedelijke (herstructurerings)opgave gaat, zoals de inbreiding van twee of drie woningen in de binnenstad van Nijkerk.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie.

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk    
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies.
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Situatie plangebied

In het plangebied worden in de toekomst verschillende functies gerealiseerd: zowel wonen als gemengd. Daarnaast zijn er verschillende functies aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Op grond van deze functies is het plangebied niet aan te merken als een 'rustige woonwijk' waarbij functiescheiding moet plaatsvinden. Het gebied kan juist getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Er zijn in en in de nabijheid van het plangebied diverse functies aanwezig, zoals bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven. Ook de ligging van het plangebied aan hoofdinstructuur is een argument voor het beschouwen van het plangebied als 'gemengd gebied'.

In de nabijheid van het plangebied is ABZ diervoeding gelegen. ABZ diervoeding is een bedrijf in milieucategorie 4.1 (SBI 1091.5) en heeft een richtafstand van 200 meter (geur 200 meter, stof 50 meter, geluid 200 meter, gevaar 30 meter). Omdat het plangebied als 'gemengd gebied' is te kenschetsen, betekent dit dat het toelaatbaar is om één afstandstap terug te schalen en kan gewerkt worden met een richtafstand van 100 meter. In hoeverre woningbouw op kortere afstand dan 100 meter toelaatbaar is, dient te blijken uit akoestisch onderzoek en geuronderzoek. Daartoe wordt verwezen naar de paragrafen 4.2 en 4.9.

Ten noorden van het plangebied ligt een bestemming bedrijventerrein waar een bedrijf voor de productie en opslag (binnen en buiten) van drukreservoirs is toegestaan. Dit bedrijf mag een maximale milieucategorie hebben van 5.1. Elk bedrijf wat niet onder deze beschrijving valt mag maximaal categorie 3.1 zijn. Voor milieucategorie 3.1 geldt een richtafstand van 50 meter. Deze richtafstand wordt behaald ten opzichte van deze ontwikkeling. Voor de milieucategorie 5.1 geldt een afstand van 500 meter. Gelet op het feit dat dit een gemengd gebied is, mag er één stap terug gedaan worden naar 300 meter. Deze richtafstanden worden niet gehaald tot deze ontwikkeling.

Aangezien het bedrijventerrein (deels) nog niet ontwikkeld is, moeten nieuwe bedrijven ook getoetst worden aan de milieuwetgeving. De bedrijven en activiteiten welke nu op het perceel plaatsvinden zijn geen bedrijven die passen binnen de omschrijving van de categorie 5.1, en mogen dus maximaal 3.1 zijn. Als niet aan de milieuwetgeving wordt voldaan (het nieuwe bedrijf heeft negatieve effecten op gevoelige functies in de omgeving), is het nodig om bij het bedrijf maatregelen te treffen.

Tussen het plangebied en het bedrijventerrein liggen op het moment een burgerwoning en een maatschappelijke functie. Een nieuw te ontwikkelen bedrijf moet in dat geval hoogstwaarschijnlijk maatregelen treffen om geen negatieve invloed te hebben op deze functies. Aangezien deze functies tussen en dichterbij het bedrijventerrein liggen dan deze ontwikkeling, hebben de te treffen maatregelen ook een positief effect op de kwaliteit van de leefomgeving ter plaatse van deze ontwikkeling. Nader onderzoek in het kader van dit bedrijventerrein is niet noodzakelijk. Afwaarderen van het bedrijventerrein is niet noodzakelijk.

Conclusie

Op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is het noodzakelijk aanvullend onderzoek te doen naar geur en geluid. Deze onderzoeken worden in de navolgende paragrafen uitgewerkt. Geluid in paragraaf 4.2 en geur in paragraaf 4.9.

4.2 Geluid

Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen die in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als 'Industrieterrein'.

Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst direct aan bedrijventerrein Arkervaart. Akoestisch onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting en zonering van dit bedrijventerrein.

Industrielawaai

Ten westen en ten noorden van het plangebied zijn bedrijfsterreinen aanwezig. Op deze terreinen bevinden zich inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kun-nen veroorzaken. Rondom elk terrein ligt conform artikel 40 van de Wet geluidhinder een zone. Deze bedrijven zijn legaal gevestigd op basis van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Omdat lawaai producerende bedrijven zijn toegestaan op het terrein is het bedrijventerrein voorzien van een geluidszonering. Het bedrijventerrein is aan te merken als een industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder.

Vanwege de geluidscontour van de aanwezige bedrijven is er een akoestisch onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is te vinden in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat het diervoederbedrijf aan de overzijde van de Arkervaart in een dusdanig hoge geluidsproductie voorziet die de etmaalwaarde van 55 dB(A), op basis van het activiteitenbesluit, ter plaatse van de woningen in het plangebied overschrijdt. Om deze reden dient overwogen te worden of er bron- en overdrachtsmaatregelen getroffen kunnen worden (overeenkomstig artikel 1b, lid 4, onder a en b van de Wet geluidhinder). Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen en het vergroten van de afstand tussen de bron en de ontvanger stuiten op overwegende bewaren van stedenbouwkundige aard. Het geluid wordt veroorzaakt door het laden en lossen. Het verplaatsen van het laden en lossen naar een andere locatie is niet mogelijk. Het beperken van de bedrijfsactiviteiten met betrekking tot het laden en lossen beperkt de betreffende inrichting in haar activiteiten en is ook geen wenselijke maatregel. Het realiseren van overdrachtsmaatregelen ter plaatse van het laden en lossen van de schepen is niet mogelijk. Het realiseren van een overdrachtsmaatregel langs de Raadhuisstraat ter plaatse van de nieuwbouw (bijv. geluidsscherm) heeft overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard.

Het aanvaardbare binnengeluidsniveau van de woningen moet evenwel gegarandeerd worden. De woningen dienen te worden voorzien van een dove gevel. Deze verplichting is ook vastgelegd in de planregels van de bestemming Wonen.

Bij het ontwerp van het bouwplan dienen de volgende punten in acht te worden genomen:

  • De woning heeft ten minste één geluidsluwe zijde;
  • Verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • Ten minste één slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan dient deze gelegen te zijn aan de geluidsluwe zijde. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning.

Voor de woningen dient het aanvaardbare akoestische klimaat in de woning (het zogenaamde binnenniveau) te worden gegarandeerd. Voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen is een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk. Met de bovengenoemde maatregelen wordt een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd.

Verkeerslawaai/ Railverkeerslawaai

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor)wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).

In het kader van wegverkeerslawaai is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is te vinden in Bijlage 3.

Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Raadhuisstraat de geluidsbelasting hoger is dan 48 dB. Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen is in beginsel mogelijk door het hanteren van een ander type wegdek. In het kader van Stadshaven, fase 1a is het aanpassen van het wegdektype niet efficiënt. Bij de hele herontwikkeling van de Stadshaven wordt hier naar gekeken. Maar dit vindt mogelijk pas na realisatie van fase 1a plaats.

Ook het plaatsen van een geluidsscherm is niet wenselijk omdat dit tot overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard stuit.

Omdat de Raadhuisstraat een niet-gezoneerde weg is, kunnen er geen hogere waarden worden aangevraagd. Wel wordt voor de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat aangesloten bij de voorwaarden voor het verlenen van een hogere waarde bij een gezoneerde weg. In het definitieve ontwerp van het bouwplan dienen de volgende punten in acht te worden genomen:

  • Elke woning heeft ten minste één geluidsluwe zijde;
  • Verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen, ten minste één
  • Slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan dient deze gelegen te zijn aan de geluidsluwe zijde. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning.

Voor de woningen dient het aanvaardbare akoestische klimaat in de woning (het zogenaamde binnenniveau) te worden gegarandeerd. Voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen is een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk. Met de bovengenoemde maatregelen wordt een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd.

Het plangebied ligt verder buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling van het aspect railverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Uit de onderzoeken blijkt dat zowel de industrie als het wegverkeer voor een te hoge geluidsbelasting op de gevel van de woningen zorgt. Om deze reden dienen er maatregelen (zoals dove gevels) getroffen te worden die het akoestische klimaat in de woningen aanvaardbaar houden. Deze maatregelen worden als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van voorliggend plan. Hiermee wordt het aspect geluid voldoende geborgd voor de ruimtelijke procedure.

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet Natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Soortbescherming

Op basis van de Wet Natuurbescherming zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de wet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de wet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In het kader van dit project is onderzocht of ter plaatse van het plangebied beschermde diersoorten aanwezig zijn. Hiervoor is een ecologische quickscan uitgevoerd, dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied mogelijk geschikt is voor vleermuizen en huismussen. In dat kader is nader onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek is tevens uitgevoerd en opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geen verblijfplaats is voor huismussen. Wel gaat er een vleermuisverblijf verloren bij de sloop van de bestaande bebouwing. In dit kader is het noodzakelijk om maatregelen te treffen. Deze maatregelen bestaan uit het realiseren van tijdelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen, waarbij rekening wordt gehouden met de gewenningsperiode. Het uitvoeren van verstorende werkzaamheden moet plaatsvinden buiten de meest kwetsbare periode van de gewone dwergvleermuis. Na de werkzaamheden worden in de nieuwe situatie permanente voorzieningen aangeboden. Bij dit project worden er vleermuiskasten gerealiseerd. Voor aanvang van de werkzaamheden dient het gebouw ongeschikt gemaakt te worden als verblijfplaats voor vleermuizen. Hiervoor heeft de provincie Gelderland op 15 oktober 2021 een Ontheffing Wet natuurbescherming verleend (zaaknummer 2021-008335). Zie bijlage 7.

Eén van de voorwaarden voor het verlenen van de ontheffing is het plaatsen van 12 tijdelijke vleermuiskasten. Een aantal daarvan zijn inmiddels geplaatst (zie onderstaande afbeeldingen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0012.png"

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden opgenomen.

Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle vogel- of habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'.

De effecten in het kader van stikstof van dit initiatief op omliggende Natura-2000 gebieden zijn berekend met behulp van het programma AERIUS. In Bijlage 6 is de stikstofberekening opgenomen. Uit de berekening blijkt dat het initiatief geen negatieve effecten heeft op omliggende stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden.

Conclusie

In het kader van beschermde soorten is het noodzakelijk om maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn vastgelegd in het activiteitenplan, behorende bij de aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming. Hiervoor heeft de provincie Gelderland inmmiddels een ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend.

Als deze maatregelen in acht worden genomen, is het plan uitvoerbaar op grond van de Wet natuurbescherming.

4.4 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

4.4.1 Algemeen

Achtereenvolgens zal in deze paragraaf aandacht geschonken worden aan de archeologie, de cultuurhistorie en de monumenten. Dit alles resulteert in een opsomming van aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied en de wijze, waarop deze waarden beschermd kunnen worden.

4.4.2 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Samen met de in 2022 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet houdt de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Archeologische beleidskaart

Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 17 februari 2011 vastgesteld.

Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast archeologische monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.

Ter voldoening aan ex artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.

Regeling in het bestemmingsplan

Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming. Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Situatie plangebied

Voor het plangebied is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd (ADC-rapport 4254, Bijlage 8). Op basis van dat onderzoek is een gebiedsspecifieke archeologische verwachtingskaart gemaakt. Ten aanzien van het plangebied zijn drie zones aangewezen.

Ter hoogte van de bestaande bebouwing geldt een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten. De ondergrondse sloopwerkzaamheden dienen hier onder archeologische begeleiding te worden uitgevoerd. Hiertoe is reeds een Archeologisch Programma van Eisen opgesteld (A, van Benthem, Programma van Eisen Plangebied Havenkom fase 1a, goedgekeurd op 21-5-2020; Bijlage 9).

Ter hoogte van de kelder van het gemeentehuis is vastgesteld dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. Voor deze zone is geen dubbelbestemming archeologie nodig.

Voor de overige zones in het plangebied geldt een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten. Voor deze zones is een dubbelbestemming Waarde – Archeologie, specifieke vorm van waarde -10 opgenomen.

4.4.3 Cultuurhistorie

Niet alleen in de bodem zijn sporen aanwezig van vroegere bewoning van het gebied. Ook boven het maaiveld is het op veel plaatsen nog mogelijk de geschiedenis te lezen. Vaak is dit terug te zien in gebouwen of bouwwerken in een gebied. Vaak zijn deze specifiek kenmerkende bouwwerken of gebouwen voorzien van een monumentale status.

Situatie plangebied

In het plangebied is het historisch stadhuis aangewezen als rijksmonument. Het rijksmonument is beschermd en moet behouden blijven. In de stedenbouwkundige visie (Bijlage 1) wordt beschreven hoe er met het monument wordt omgegaan en hoe de omgeving wordt ingepast met het monument.

Ter plaatse van het plangebied zijn twee monumenten aanwezig. Het gaat om het herenhuis wat onderdeel uitmaakt van het gemeentehuis. Op het moment zit hier de trouwzaal. Daarnaast is er onder het plangebied een monumentale atoombunker aanwezig.

Aan de voorzijde van het plangebied bevindt zich de Arkervaart. Deze vaart is ook aangemerkt als gemeentelijk monument.

Gemeentehuis

De trouwzaal van het gemeentehuis is een monumentaal herenhuis, wat onderdeel uitmaakt van het stadhuis, bestaande uit twee parallel lopende vleugels, waarvan de achterste aan de noordzijde verder uitspringt dan de voorste en driezijdig gesloten is. De voorste vleugel komt vermoedelijk uit 1743. De achterste vleugel komt uit 1770-1772, en zijn ontworpen door architect Bolten.

Beide vleugels hebben hoge schilddaken met hoekschoorstenen, die kappen met windvanen dragen. De eenvoudige lijstgevels hebben vensters met acht-, twaalf- en vijftienruitsschuiframen. Deuromlijsting met verdiepte pilasters en hoofdgestel.

Daarnaast loopt een deel van de Arkervaart door het plangebied heen, welke de haven verbindt met de binnenstad van Nijkerk. De Arkervaart is door de gemeente Nijkerk als gemeentelijk monument aangemerkt. Bij de realisatie van dit initiatief moet rekening gehouden worden met deze monumentale vaart en met name dat het monument niet wordt aangetast. De werkzaamheden rondom het initiatief vinden in de eerste instantie niet aan de Arkervaart plaats. Er worden enkel nieuwe woningen gebouwd en bestaande bebouwing wordt deels gesloopt.

Bunker

Direct ten zuiden van het historische gemeentehuis bevindt zich een ondergrondse atoombunker. De bunker is destijds gebouwd met een beoogde functie als noodbestuurspost. De noodbestuurspost is een bunker die bedoeld om voor het geval dat er een atoomaanval is het belangrijkste bestuur kan blijven doorgaan.

In deze bunker was plek voor zes personen. Deze zes plekken waren waarschijnlijk bedoeld voor de burgemeester en een aantal van de belangrijkste gemeentefunctionarissen. Voordat je de daadwerkelijke bunker kon betreden kwam je eerst in een sluis met een douche, zodat je 'schoon' (zonder straling) de bunker inging. In de bunker zelf was een werkruimte, een berichtenkamer, een machinekamer, twee slaapkamers met stapelbedden en diverse kleine ruimten voor bijv. proviand.

Helaas is alle inrichting verdwenen. Nu wordt de bunker gebruikt voor opslag van zowel spullen als archief en is deze niet openbaar toegankelijk.

Arkervaart

Aan de westzijde van het plangebied, tussen de Kolstraat en de Koetsendijk bevindt zich de historische Arkervaart. Deze vaart loopt van het centrum van Nijkerk tot de veluwerandmeren. Het deel vanaf het gemeentehuis tot aan het stadscentrum is aangemerkt als gemeentelijk monument.

4.4.4 Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen onoverkomelijke belemmeringen voor het planvoornemen.

4.5 Water

Beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21).

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).

Blauwe Omgevingsvisie 2050

De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:

  • Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  • Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
  • Partnerschap als watermerk.

Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.

Blauw omgevingsprogramma 2022-2027

Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.

  • Waterveiligheid: Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.
  • Watersysteem: Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.
  • Wonen en zuiveren: Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.
  • Circulaire economie: Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.
  • Energietransitie: Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.

 

Keur en Legger

Daarnaast heeft het waterschap toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's en speerpunten uit het waterbeheerprogramma. Ook heeft het waterschap een eigen verordening: de Keur met bijbehorende uitvoeringsregels. Deze zijn onder andere te raadplegen via de website van waterschap Vallei en Veluwe. De belangrijkste regels uit de Keur met betrekking tot dit project zijn hieronder weergegeven:

  • Oppervlaktewater mag niet zonder compensatie gedempt worden. Het onttrekken van water uit een oppervlaktewaterlichaam of het lozen van water erop is eveneens verboden zonder vergunning;
  • Het profiel van de watergangen mag niet zonder vergunning veranderd worden. Ook mogen er niet zonder vergunning werkzaamheden verricht worden in beschermingszones van oppervlaktewaterlichamen. Voor oppervlaktewaterlichamen A bedragen de beschermingszones aan beide zijden 5 meter, gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam;
  • Het is in beginsel verboden zonder watervergunning een waterstaatswerk (zoals een duiker) te wijzigen of aan te leggen;
  • Het is in beginsel verboden zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren;
  • Het is in beginsel verboden het waterpeil in een oppervlaktewater te wijzigen door middel van een werk; daaronder begrepen de onderbemaling;
  • Het toevoegen van water aan oppervlaktewater via werken is in principe verboden. Hiervoor gelden de volgende uitzonderingen:
    • 1. Buiten de bebouwde kom: er geldt een vrijstelling wanneer water via nieuw verhard oppervlak in een oppervlaktewaterlichaam (categorie A, B of C) gebracht wordt indien het totaal aaneengesloten nieuwe oppervlak maximaal 0,15 ha bedraagt (voor Hen-Sed wateren) of 0,40 ha (voor niet-Hen-Sed wateren).
    • 2. Binnen de bebouwde kom: er geldt een vrijstelling wanneer water via nieuw verhard oppervlak in een oppervlaktewaterlichaam (categorie A, B of C) gebracht wordt indien het totaal aaneengesloten nieuwe oppervlak maximaal 0,15 ha bedraagt.
  • Het toevoegen van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden. Dit om te voorkomen dat hemelwater versneld wordt afgevoerd naar het watersysteem. Hiervoor gelden de volgende regels en uitgangspunten:
    • 1. Waterschap Vallei en Veluwe gaat ervan uit dat zonder maatregelen door een verhardingstoename 60 mm meer geloosd wordt op oppervlaktewater dan in een onverharde situatie. Deze hoeveelheid dient daarom gecompenseerd te worden;
    • 2. De wijze van compensatie is aan de initiatiefnemer. De initiatiefnemer dient aan te tonen dat de compenserende maatregelen in staat zijn de genoemde hoeveelheid van 60 mm vast te houden. Indien mogelijk heeft het de voorkeur het water te laten infiltreren.
    • 3. Waterschap Vallei en Veluwe hanteert een richtlijn voor de infiltratiecapaciteit van verschillende bodemsoorten (tabel 1 Beleidsregels). De infiltratiecapaciteit varieert van 500 mm/h voor grof zand tot 0,4 mm/h voor kleiig leem. De infiltratiecapaciteit ter plaatse mag worden afgetrokken van de te compenseren 60 mm, mits infiltratie ter plaatse mogelijk is.
  • Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van bouwputbemaling geldt een vrijstelling van het verbod, mits:
    • 1. De onttrekking maximaal 3.000 m3 per dag bedraagt, en;
    • 2. De onttrekking maximaal zes maanden duurt, en;
    • 3. De onttrekking niet tot gevolg heeft dat de grondwaterstand meer dan 0,5 m verlaagd wordt ten opzichte van het gewenste ontgravings- of saneringsniveau.
  • Waterschap Vallei en Veluwe kan algemene regels stellen die mede kunnen inhouden een vrijstelling van de watervergunningplicht of een algeheel verbod voor het verrichten van bepaalde handelingen. Ook kan de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen het waterschap.

 

Ten slotte kent het waterschap een Legger. De Legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen zij moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor ingrepen rond waterstaatswerken een watervergunning van het waterschap benodigd. Voor dit project is het volgende uit de Legger van belang:

  • Voor waterkeringen en beschermingszones (van zowel keringen als watergangen) gelden strenge eisen ten aanzien van wijzigingen. In dit project zijn keringen niet van belang, maar de beschermingszones van watergangen wel.
  • Voor waterlopen  de A, B en C watergangen  en de kunstwerken .

Watertoets

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

Op 17 april 2020 is voor dit initiatief, fase 1a, de digitale watertoets uitgevoerd. Uit de watertoets blijkt dat het waterschap mogelijk belang heeft bij de voorgenomen ontwikkeling. Om deze reden is het plan aan het waterschap ter beoordeling voorgelegd. Het waterschap heeft enkele opmerkingen en aanvullingen op het bestemmingsplan gemaakt. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Het toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 11. Daarnaast is het bestemmingsplan mondeling afgestemd met het Waterschap. Er is sprake van een vermindering van het verharde oppervlak. Tevens wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Mede op basis hiervan heeft het Waterschap ingestemd met deze ontwikkeling.

Conclusie

Het initiatief is aan het waterschap ter beoordeling voorgelegd. Daar waar nodig worden maatregelen ter compensatie getroffen.

4.6 Bodem

Kader

Artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht de gemeente te onderzoeken en te beoordelen of de bodemgesteldheid ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van de uitvoerbaarheid. Zo dient onder andere getoetst te worden of de bodemgesteldheid uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

In het kader van dit initiatief is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie. Onderstaand wordt beknopt ingegaan op de onderzoeksresultaten. Het volledige onderzoek is na te lezen in Bijlage 12.

Onderzoek

Ten behoeve van het bodemonderzoek is, op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, een aantal deellocaties geïdentificeerd. In tabel 1 zijn de onderzoeksstrategieën, die van toepassing zijn op de betreffende deellocaties, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0013.png"

Tabel 1: Onderzoeksstrategie verkennend bodemonderzoek (NEN 5740)

Op basis van het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecies” blijkt, dat vooralsnog heel Nederland (voornamelijk de bovengrond) als “verdacht” gebied wordt gekenmerkt met betrekking tot de parametergroep PFAS. Verwacht wordt, dat er verspreid over de onderzoekslocatie gelijke gehalten van dit PFAS voorkomen. PFAS komt diffuus in Nederland voor. Dit betekent echter niet dat alle locaties per definitie verdacht zijn op PFAS bóven de toetsnorm.

Uit het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat atmosferische depositie de enige (beperkte) bron van PFAS-verontreiniging op het de locatie kan zijn. Van atmosferische depositie is bekend dat dit tot beperkt verhoogde PFAS-gehaltes in bodem en water kan leiden.

Het onderzoek is uitgevoerd op twee verschillende locaties. Op beide locaties zijn verontreinigingen aangetroffen. Op beide locaties zijn de verontreinigingen echter minimaal en leidt dit niet tot aanzienelijke belemmeringen voor het project. Mogelijk is op een van de onderzoekslocaties een PAK verontreiniging aanwezig, deze zal niet tot onoverkomelijke belemmeringen leiden.

Als laatste is er mogelijk sprake van een asbest verontreiniging. Deze ligt echter dieper in de grond. Waneer de bovenste (niet verontreinigde) laag van de bodem intact wordt gehouden, vormt asbest geen verdere belemmering.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied zijn lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze zijn niet belemmerend voor het project. Nader onderzoek naar asbest of PAK is in de eerste instantie niet per se noodzakelijk. Dit is tevens afgestemd met de omgevingsdienst. Eventueel nader onderzoek kan bij een volgende projectfase worden uitgevoerd. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

4.7 Verkeer en parkeren

De gemeente Nijkerk werkt aan de ontwikkeling van de Stadshaven met woningbouw en parkeergarages. In de huidige situatie is hier het gemeentehuis gevestigd, alsmede bedrijvigheid zoals auto ers, schadeherstelbedrijven, een poelier, fietsenwinkel en een bedrijf waar opslagtanks gemaakt worden.

Het plan voorziet in de realisatie van grondgebonden woningen en appartementen. De precieze aantallen en onderverdeling van deze woonvormen is nog niet bekend. Stadshaven, fase 1a voorziet in de vervanging van het gemeentehuis door woningen. Het gemeentehuis heeft momenteel een verkeersgeneratie van circa 500 verkeersbewegingen per dag. De woningen voorzien maximaal in circa 160 verkeersbewegingen per dag. Al met al neemt de verkeersdruk op de omliggende wegen af als gevolg van de ontwikkeling van Stadshaven, fase 1a.

Er is onderzoek uitgevoerd naar de parkeerdruk en verkeersgeneratie die de totale herontwikkeling van de Stadshaven met zich mee brengt. Daarvan is de herontwikkeling van het gemeentehuis dus maar een klein onderdeel. Het volledige rapport is na te lezen in Bijlage 10. In deze paragraaf wordt beknopt ingegaan op de relevante cijfers en uitkomsten.

Parkeren

De parkeervraag van de totale ontwikkeling Stadshaven in Nijkerk is bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen die zijn opgenomen in de “Nota Parkeernormen 2021 - 2026”. De parkeervraag is berekend door het aantal woningen dat per deelgebied wordt gerealiseerd te vermenigvuldigen met het aantal benodigde parkeerplaatsen per woning (de parkeernorm).

Voor de herontwikkeling van het gemeentehuis (fase 1a) is nu niet precies aan te geven hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn. Er wordt namelijk ruimte gelaten aan een ontwikkelaar om binnen de gegeven kaders binnen dit bestemmingsplan een bouwplan uit te werken.

Aan de ontwikkelaar wordt gevraagd om bij het bouwplan een parkeerberekening te voegen, waarbij de Nota Parkeernormen 2021 - 2026 als uitgangspunt moet worden gehanteerd. Hiervoor is een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen (zie artikel 9.4.2).

Verkeer

De verkeersgeneratie is berekend voor de huidige situatie en nieuwe situatie. Dit is gedaan aan de hand van de verkeersgeneratiecijfers zoals weergegeven in CROW-publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren. Hierbij hanteert het CROW net andere categorieën als de gemeente Nijkerk.

In Stadshaven, fase 1a zijn vooralsnog alleen woningen gepland: grondgebonden woningen en appartementen. Verkeersgeneratie t.b.v. andere functies worden achterwege gelaten. Onderstaande tabel geeft de verkeersgeneratie van woonfuncties weer in verkeersbewegingen per etmaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0014.png"

Tabel: bandbreedte verkeersgeneratie van verschillende woonfuncties.

Met de gegevens uit het rapport is het mogelijk de verkeersgeneratie te berekenen voor de huidige situatie. Daarnaast is aan de hand van het programma ook de verkeersgeneratie berekend voor de toekomstige situatie, met afwijking van de parkeernorm. Onderstaand een tabel met de verkeersgeneratie (in verkeersbewegingen per etmaal) voor fase 1a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0015.png"

Tabel: Verkeersgeneratie voor de huidige en toekomstige situatie, uitgesplitst naar deelgebied.

De beoogde ontwikkeling van fase 1a zorgt voor een afname van de verkeersgeneratie. De complete ontwikkeling van het Stadshaven-gebied zal echter leiden tot een toename van de verkeersdruk op het omliggende netwerk. In dat kader worden maatregelen getroffen om de verkeersstromen zo goed mogelijk te leiden zodat overdruk op het netwerk voorkomen kan worden. Hierop wordt nader ingegaan in Bijlage 10.

Bij realisatie van fase 1a zijn aanvullende maatregelen ten behoeve van de verkeersdruk nog niet relevant. Beschouwend op de gehele planontwikkeling worden deze maatregelen al wel benoemd.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het beoogde planvoornemen.

4.8 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie plangebied

Ontwikkeling Stadshaven

Op basis van onderzoek (Bijlage 10) blijkt dat de verkeersgeneratie van de herontwikkeling van Stadshaven, fase 1a een negatief saldo heeft. De herontwikkeling, waarbij circa 25 a 35 woningen gerealiseerd zullen worden, vormt daarmee een project dat in niet betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Voorts wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Er worden geen personen blootgesteld aan onacceptabele concentraties luchtvervuiling.

Omliggende functies

De op het naastgelegen bedrijventerrein aanwezige bedrijven zijn verantwoordelijk voor een fijnstofemissie. De concentraties fijnstof als gevolg van deze bedrijven moeten in het plangebied onder de wettelijke grenswaarden blijven. In Bijlage 13 is de emissie en de verspreiding van fijnstof als gevolg van de naastgelegen bedrijven onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden voor fijnstof in een worst-case scenario ter plaatse van de geplannde woningen niet worden overschreden. Op onderstaande afbeelding is hiervan een kaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0016.png" Resultaten fijn stof (contour van 35 etmaaloverschrijdingen van 50 ìg/m3).

Ook voor NO2 is er geen sprake van overschrijdingen. Op alle locaties in het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit, zowel de jaargemiddelde limiet van 40 ìg/m3, als de uurgemiddelde limiet van 200 ìg/m3 die maximaal 18 maal per jaar mag worden overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0017.png" Resultaten NO2, gecumuleerd voor ABZ en De Heus

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het beoogde planvoornemen.

4.9 Geur

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan of een ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning voor geurgevoelige objecten (zoals woningen) moet het geuraspect meewegen. Het is niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk te maken binnen de geurcontour van een bestaand bedrijf. Deze verplichting vloeit voort uit de jurisprudentie over een goed woon- en leefklimaat.

Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Vanwege de geurbelasting op een gebied kan het woon- en verblijfklimaat als onvoldoende worden beschouwd om bijvoorbeeld woningbouw te realiseren.

Agrarische geur

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan is gebleken dat voor het plangebied geen aangepaste normen dan wel afstanden nodig zijn. De geurcontouren van omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan het plangebied vormen geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet. Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³.

Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied is in de Verordening als 'zeer goed' getypeerd.

Industriële geur

Zoals eerder gesteld is het aspect geur in relatie tot ontwikkeling van woningbouw van belang voor het woon- en leefklimaat. Nabij het plangebied zijn enkele bedrijven aanwezig die mogelijk een effect kunnen hebben op het woon- en leefklimaat. In paragraaf 4.1 is al toegelicht dat de belangen tweeledig zijn:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies.
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Omdat de woningen binnen de gestelde richtafstanden vallen die normaliter gehanteerd worden is besloten nader onderzoek te doen naar de geuremissie van de bedrijven ABZ diervoeding en De Heus. Met de keuze om nader onderzoek te doen wordt afstand gedaan van de richtafstanden uit de VNG brochure.

De onderzoeken worden in deze paragraaf beknopt behandeld. In Bijlage 13 en Bijlage 14 zijn deze onderzoeken opgenomen.

Toetsingskader

Behoudens het zorgdragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zijn er geen direct geldende kwantitatieve geurnormen voor de beoordeling van de onderhavige geursituatie. Er gelden wel geurnormen voor de twee geuremitterende bedrijven. Het betreft provinciale inrichtingen waarop de beleidsregels geur van Gelderland van toepassing zijn.

Het Gelders geurbeleid richt zich tot GS: "door vaststelling en toepassing van deze beleidsregels worden door Gedeputeerde Staten eisen op het gebied van geur betrokken bij besluiten over vergunningen en het vaststellen van maatwerkvoorschriften voor bedrijven op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) respectievelijk het Activiteitenbesluit, gericht op het bereiken van een aanvaardbaar geurhinderniveau. Deze beleidsregels geven in algemene zin aan bij welke geurbelastingen er sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau. […] Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op besluiten in het kader van de ruimtelijke ordening."

Gedeputeerde Staten stellen in het kader van toestemmingsverlening het aanvaardbaar geurhinderniveau voor bestaande bronnen binnen de inrichting vast op de richtwaarde, of zoveel lager als met toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar is.

Gedeputeerde Staten kunnen naar boven afwijken tot ten hoogste de laagste van de volgende twee waarden:

  • a. de waarde die eerder als aanvaardbaar geurhinderniveau is vastgesteld;
  • b. de grenswaarde.

Op basis van het informatiedocument Diervoederindustrie in Gelderland gelden de volgende beschermingsniveaus voor gebiedscategorie wonen:

  • Streefwaarde cat. A 0,7 OUe/m3 als 98 percentiel
  • Richtwaarde cat. A 1,4 OUe/m3 als 98 percentiel
  • Grenswaarde cat. A 2,8 OUe/m3 als 98 percentiel

Beoordeling

Ter plaatse van het stadhuis (cumulatie ABZ en De Heus) worden geurconcentraties berekend van 1,60 – 1,97 OUe/m3 als 98 percentiel. De belasting bij het stadhuis ligt tussen de richtwaarde en de grenswaarde van het provinciaal beleid. Uit de berekeningen blijkt dat de concentratie voor het 98 percentiel maatgevend is in de beoordeling. Voor het 99,5 percentiel liggen de concentraties behoudens 1 punt tussen de streefwaarde en de richtwaarde (zie onderstaande afbeelding). Voor het 99,9 percentiel liggen de concentraties tussen de streefwaarde en de richtwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0018.png" Resultaten geurberekening (OUE/m3) als 98-percentiel.

De huidige belasting door de bedrijven op de directe omgeving ligt op bestaande woningen voor het 98 percentiel ook reeds tussen de richt- en grenswaarde in. Dat betekent dat de huidige woonbebouwing reeds bepalend is voor de beoordeling van geur in het milieuspoor. Er is in de huidige situatie geen mogelijkheid tot toename in de geurbelasting volgens de Provinciale beleidsregels.

Het stadhuis is een bestaande geurgevoelige bestemming. Gezien de specifieke bestemming van het stadhuis met de verblijfsduur van personen, de omvang van het aantal personen in het geurgevoelige object, de functie als trouwlocatie en de mogelijke aanwezigheid van gevoelige groepen en de ligging van het stadhuis in de directe woonomgeving maken dat het beschermingsniveau voor geur voor het stadhuis volgens de gemeente hetzelfde is als voor woningen.

In het plan is sprake van vervanging van een bestaande geurgevoelige functie door nieuwe geurgevoelige objecten op dezelfde locatie waar eenzelfde beschermingsniveau wordt beoogd. De nieuwe geurgevoelige objecten vormen zodoende geen belemmering voor het bestemmingsplan, omdat de blootstelling niet toeneemt.

Er zijn bij de gemeente ook geen geurklachten bij de gemeente bekend. Dit wordt ook bevestigd in een recent geuronderzoek van ABZ voor een procedure voor een veranderingsvergunning. Er is in de huidige situatie volgens de gemeente sprake van een aanvaardbare geursituatie. Met de ontwikkeling van de Stadshaven verandert dat niet. De gemeente kenmerkt de Stadshaven voorts als 'gemengd gebied'. De locatie van de 1e fase betreft een locatie met zicht op de haven en het industrieel gebied waardoor het beeld van het gemengd gebied wordt benadrukt. De geurbelasting nabij de nieuwe woningen van de 1e fase wordt door de gemeente derhalve als aanvaardbaar beschouwd.

Zoals al aangegeven is de huidige aaneengesloten woonbebouwing in de Stadshaven reeds maatgevend voor de bedrijven in de beoordeling van geur. Gezien de huidige belasting bij deze bestaande woonbebouwing van meer dan 1,4 OUe/m3 als 98 percentiel is toename van geur niet meer mogelijk volgens het provinciaal geurbeleid. Het veranderen van de bestaande gevoelige bebouwing door nieuwe gevoelige bebouwing leidt daarom niet tot een belemmering van de bedrijfsvoering van ABZ en De Heus. Daarnaast heeft ABZ nog mogelijkheden om op de bestaande locatie zich te ontwikkelen, omdat verdergaande BBT maatregelen bij het bedrijf nog mogelijk zijn.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het beoogde planvoornemen.

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13).

De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

4.10.2 Specifieke situatie Nijkerk

Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.

De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen.

Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het 'Risico Register Gevaarlijke Stoffen', het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire 'risico normering vervoer gevaarlijke stoffen' (Rnvgs) en het Besluit transport externe veiligheid (Btev). Voor het beoordelen van de risico's van de aardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.

Het gebied boven de Ambachtsstraat in bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1' is specifiek aangewezen voor de mogelijke nieuwvestiging van risicobedrijven (Bevi). Voor het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan geldt dat nieuwvestiging van Bevi-bedrijven niet is toegestaan. Voor het gehele plangebied geldt wel dat uitbreiding van reeds bestaande Bevi-inrichtingen alleen is toegestaan als uit de kwantitatieve risico analyse (QRA) blijkt dat de nieuwe PR-contour binnen de inrichtingsgrenzen blijft. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. In dit plan zijn reeds enkele risicobedrijven aanwezig waarvan de plaatsgebonden risicocontour zich uitstrekt tot buiten de terreingrens van het risicobedrijf. Binnen deze risicocontouren wordt de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook (grote) kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan.

In dit plan is er voor gekozen om behalve voor de aanwezige risicobedrijven geen locaties aan te wijzen waar nieuwe risicobedrijven zich mogen vestigen. Aanwezige risicocontouren zijn op de plankaart verwerkt.

4.10.3 Risico's in het plangebied

De volgende 4 mogelijke risicobronnen zijn beoordeeld:

  • 1. vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
  • 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
  • 3. vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
  • 4. opslaan, bewerken en vervoeren van gevaarlijke stoffen door Bevi bedrijven

Hieronder worden de bronnen uitgewerkt.

  • 1. In het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk is geen routering voor gevaarlijke stoffen aanwezig; ook bevinden zich in dit plangebied geen Bevi bedrijven en/of LPG tankstations, die bevoorraad moeten worden. Doorgaand verkeer met gevaarlijke stoffen zal onder meer via de Ambachtstraat gebruik maken om Bedrijventerrein Arkervaart te bevoorraden. Verder liggen de snelwegen A28 en A1 op dusdanige afstand (meer dan 1 kilometer), dat hiermee hun invloed op het gebied van externe veiligheid verwaarloosd kan worden ten opzichte van het plangebied Binnenstad Nijkerk.
  • 2. De enige spoorlijn die van invloed kan zijn qua Externe Veiligheid op het plangebied Binnenstad Nijkerk is die tussen Amersfoort en Zwolle. Hierlangs worden ook gevaarlijke stoffen getransporteerd. Via Basisnet Spoor zijn de mogelijke risico's voor het plangebied al verrekend. Doordat de afstand minimaal 500 meter bedraagt, is er geen sprake van enige significante invloed qua Externe Veiligheid van het spoor op de binnenstad.
  • 3. Ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, speelt binnen de gemeente Nijkerk alleen het transport van gas door de Gasunie via regionale aardgastransportleidingen een rol: In het aangrenzende Bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 bevindt zich een regionale aardgastransportleiding (N570-42) van 6 inch en 40 bar en een gasontvangststation, vlak naast de fabriek van ABZ Diervoeding, voorheen Coöperatie Arkervaart. De afstand tussen deze leiding en ontvangststation en de plangrens van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk bedraagt circa 150 meter. Daarnaast loopt er een regionale aardgastransportleiding (N 570-20) ten zuiden van het plangebied op circa 250meter afstand van eveneens 40 bar. Beide leidingen vallen buiten het invloedsgebied qua Externe Veiligheid en hebben geen significante invloed, noch qua plaatsgebonden risico, noch qua groepsrisico. Deze conclusies worden bevestigd in de Qra 'Risicoberekeningen hoge druk aardgasleidingen Gemeente Nijkerk n.a.v. GR-screening N.V. Nederlandse Gasunie' door Soundforce d.d. 27 november 2012. (zie Bijlage 2, opgenomen in de bundel separate bijlagen) Hierin zijn alle gasleidingen binnen de gemeente Nijkerk onderzocht. In tabel 2 van dit onderzoek staan ook bovenstaande 2 leidingen met hun code vermeld en deze zijn dus ook in het onderzoek meegenomen.
  • 4. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich bedrijventerrein Arkervaart, dat is beschreven in het bestemmingsplan bedrijventerrein 1. Het dichtstbijzijnde Bevi bedrijf is Tankbouw Rootselaar, Nijverheidsstraat 8, producent en onderhoudsbedrijf van gastanks. Deze bevindt zich op ongeveer 500 meter afstand tot de plangrens van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Hiermee valt het plangebied buiten het invloedsgebied qua Externe Veiligheid van dit bedrijf.
4.10.4 Verantwoording groepsrisico

Algemeen

Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft. De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden:

  • 1. aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobronnen:
    • a. functie-indeling;
    • b. gemiddelde personendichtheid;
    • c. verblijfsduur;
    • d. verschil bestaande en toekomstige situatie;
  • 2. de omvang van het groepsrisico:
    • a. de omvang voor het van kracht worden van dit plan;
    • b. de omvang na het van kracht worden van dit plan;
    • c. de verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan;
    • d. de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde;
  • 3. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes;
  • 4. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit;
  • 5. de mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
    • a. pro-actie;
    • b. preventie;
    • c. preparatie;
    • d. repressie/zelfredzaamheid;
  • 6. de mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen;
  • 7. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • 8. de mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Aardgasleidingen Bevb

In de Qra van SoundForceOne (zie bijlage 2, opgenomen in de bundel separate bijlagen) zijn alle gasleidingen binnen de gemeente Nijkerk onderzocht qua plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het rapport beschrijft de resultaten van de risicoberekeningen voor de gemeente Nijkerk. Het rapport geeft een compleet inzicht in de huidige risico's als gevolg van de buisleidingen binnen de gemeente. De juridische ruimte die de bestaande bestemmingsplannen bieden is de basis geweest voor dit onderzoek. Dit rapport kan gebruikt worden bij de actualisatie van conserverende bestemmingsplannen. In het geval het toekomstige ruimtelijke plannen betreft die een (grote) toename van bevolkingsdichtheid tot gevolg hebben is aanvullend onderzoek nodig, maar daarvan is bij dit bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk geen sprake.

Plaatsgebonden risico

Uit de berekeningen blijkt dat slechts één leiding binnen het grondgebied van de gemeente Nijkerk een PR 10-6 contour heeft. Dit is leiding A-510-01. Deze leiding bevindt zich ver buiten het plangebied en ook buiten het invloedsgebied van Bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Er zijn hier dus geen belemmeringen.

Groepsrisico

Uit de berekeningen (zie bijlage 5 van de Qra) is gebleken dat, op leiding A-510-01 na, het groepsrisico als gevolg van de leidingen lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor deze leiding bedraagt de maximale overschrijdingsfactor voor het groepsrisico 0,498 maal de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde wordt verder nergens binnen de gemeente Nijkerk als gevolg van buisleidingen overschreden, dus ook niet in het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Er is dus geen sprake van groepsrisicoaandachtspunten binnen het plangebied. Ook niet als gevolg van onbenutte ruimte binnen bestemmingsplannen. Voor actualiserende plannen is het groepsrisico als gevolg van buisleidingen geen belemmering.

Verantwoording groepsrisico

De volgende onderdelen worden besproken bij deze verantwoording:

  • aanwezige dichtheid van personen: zie bijlage 2 van de Qra;
  • omvang van het groepsrisico: zie conclusies par 5 van de Qra; van alle gasleidingen is het GR kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde (behalve van leiding A 510-01 die ver buiten het plangebied ligt);
  • bestrijdbaarheid: er zijn voldoende vluchtmogelijkheden van de bron (ontvangststation en gasleiding) af; bovendien is de afstand ruim 150 meter tot de plangrens en hier bevinden zich bovendien ook erg weinig mensen (lage bevolkingsdichtheid). Ook is er voldoende bluswater aanwezig in de nabij geleden Arkervaart, mocht dit voor de bestrijding van een eventuele gasexplosie van belang zijn;
  • zelfredzaamheid: aan de rand van het plangebied in de richting van gasleiding en –ontvangststation bevinden zich enkele woningen, waarvan de bewoners goed zelfredzaam zijn.

Conclusie

Gezien de lage waarde van het groepsrisico lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en gezien de afstand van ruim 150 meter en de lage bevolkingsdichtheid ter plaatse, vormt de externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Vervoer over spoor

Zoals gemeld bevindt het spoor zich op voldoende grote afstand, zodat de invloed op het groepsrisico zeer beperkt zal zijn; geen verantwoording groepsrisico nodig.

Vervoer over de weg

Ditzelfde gelden voor de snelwegen A1 en A28; ook de Ambachtsstraat ligt op voldoende afstand van het plangebied (ca 500 meter), zodat hiervoor geen groepsrisico berekend hoeft te worden en ook geen verantwoording nodig is.

Aanwezigheid Bevi bedrijven

Zoals al gemeld is het dichtstbijzijnde Bevi bedrijf, Tankbouw Rootselaar, op een veilige afstand van ruim 500 meter. Dit betekent wederom dat er geen noemenswaardige invloed hiervan is te verwachten op de hoogte van het groepsrisico en dat hiervoor ook geen verantwoording nodig is.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Het voorliggende plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied omvat bestaand stedelijk gebied. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planregels zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Hiertoe is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen:
    Er zijn geen risicobronnen in het plangebied.
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen:
    Dit punt is hier ook niet van toepassing.
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen:
    Brandweer beschikt over voldoende capaciteit voor blussen 'gewone' brand in de binnenstad; ten aanzien van externe veiligheid spelen geen risico's.
  • D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen:
    Er is sprake van een goede zelfredzaamheid van personen in de binnenstad.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een bestemmingsplan-actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant.

4.10.5 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen verdere belemmering voor het initiatief.

4.11 Niet-gesprongen explosieven

Op basis van de Arbowetgeving en de Openbare Orde en veiligheid dienen alle risico's van de voorgenomen werkzaamheden vooraf in kaart gebracht te worden. Hierbij moeten de voorkomende risico's zoveel mogelijk worden ingeperkt. Wanneer er niet-gesprongen explosieven (NGE), ook wel conventionele explosieven (CE), aanwezig zijn in het plangebied, dan bestaat de mogelijkheid op een ongecontroleerde detonatie tijdens de werkzaamheden.

Op basis van een eerder uitgevoerd onderzoek is een deel van het plangebied op de gemeentelijke risicokaart aangeduid als verdacht. Derhalve is historisch vooronderzoek NGE uitgevoerd ten behoeve van het gehele plangebied van de Stadshaven. In deze paragraaf wordt het onderzoek beknopt behandeld. Het volledige onderzoeksrapport is toegevoegd in Bijlage 15.

Het onderzoeksgebied betreft een groter gebied dan het werkgebied om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de omgeving van het werkgebied ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Voor het werkgebied Nijkerk Stadshaven is gekozen voor een onderzoeksgebied dat zich 300 meter om het werkgebied heen strekt. Onderstaande afbeelding duidt het werkgebied en onderzoeksgebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0019.png"

Afbeelding: onderzoeksgebied (blauw) van het historisch vooronderzoek NGE ten opzichte van het verwachte plangebied (oranje) weergegeven op een luchtfoto van Nijkerk.

Analyse

Op basis van het onderzoek zijn er NGE-Risicogebieden afgebakend naar aanleiding van de oorlogshandelingen in Nijkerk gedurende de bezetting en bevrijding gedurende de periode 1940-1945. In de nacht van 27 op 28 mei 1940 is er een bombardement uitgevoerd op een fabriek welke gelegen was in het werkgebied. Ter plaatse van deze fabriek heeft de Duitse bezetter tevens een aantal wapenopstellingen geplaatst en loopgraven aangelegd. Tevens waren er loopgraven aangelegd parallel aan de Schimmelpenninckstraat. Naar aanleiding van deze oorlogshandelingen zijn enkele NGE-Risicogebieden afgebakend, weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0161-0002_0020.png"

Afbeelding: het verwachte plangebied (oranje) met de NGE-risicogebieden op basis van het vooronderzoek.

Specifiek voor het plangebied van Stadshaven fase 1a betekent dit dat er mogelijk Klein Kaliber Munitie (KKM), hand- en geweergranaten en munitie voor granaatwerpers gevonden kunnen worden. Nader onderzoek en het opsporen van NGE kan worden beperkt tot de locaties waar door de geplande civieltechnische werkzaamheden een verhoogd risico ontstaat voor de Arbo- en/of Openbare Veiligheid. In dit geval betreft dit vooral de locaties waar grondroerende werkzaamheden zoals graafwerkzaamheden, het plaatsen van damwanden en funderingspalen, aanbrengen van verticale drainage, etc., gaan plaatsvinden.

Conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven betreft geen onoverkomelijke beperking voor het planvoornemen. Bij uitvoering van civieltechnische werkzaamheden dient het verhoogde risico in acht genomen te worden.

4.12 Duurzaamheid

De gemeente Nijkerk heeft de ambitie om de ontwikkeling op een duurzame manier vorm te geven. Naast de eisen die gesteld worden in het bouwbesluit met betrekking tot duurzaamheid heeft de gemeente in de stedenbouwkundige visie een aantal extra maatregelen opgenomen die toegepast worden bij de ontwikkeling. Dit zijn de volgende maatregelen:

  • De wijk wordt verwarmd met een alternatief voor gas (zoals opgenomen in de Warmetevisie Nijkerk);
  • Energieverbruik: er wordt ten minste energieneutraal gebouwd;
  • Duurzame mobiliteit staat hoog in het vaandel. Hiervoor wordt laadinfrastructuur gerealiseerd en worden deelauto's geplaatst;
  • Er wordt rekening gehouden met klimaatadaptatie: er komt groen in openbare ruimte en er komen groene daken waar mogelijk;
  • Hemelwater wordt afgekoppeld en opgevangen en hergebruikt waar mogelijk;
  • Circulariteit staat voorop bij de ontwikkeling. Te denken valt aan hergebruik bij sloop en de ontwikkelaar uitdagen door bijvoorbeeld een aanbesteding hier specifiek op te richten.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.13.1 Algemeen

Sinds september 2006 kent de Nederlandse m.e.r.-regelgeving de verplichting om bij een aantal ruimtelijke plannen en besluiten een m.e.r.- procedure te volgen. Dit is geregeld in de Wet milieubeheer met het hieraan gekoppelde Besluit m.e.r.. Het doel van de m.e.r. is dat bij de besluitvorming het milieu een volwaardige plaats krijgt op basis van goede informatie. In de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn onderdeel C en D opgenomen, welke lijsten bevatten met activiteiten waarvoor het besluit omtrent die activiteit een m.e.r. moet worden doorlopen (onderdeel C) dan wel waarvoor een m.e.r-beoordeling moet worden uitgevoerd (onderdeel D).

4.13.2 (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht

Voor een activiteit die is genoemd in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., moet eerst beoordeeld worden of de activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Per activiteit zijn in de bijlage drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit zich qua omvang boven de drempelwaarde bevindt is een m.e.r.-beoordeling verplicht. Indien de activiteit zich qua omvang onder de drempelwaarde bevindt is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Onderhavig plan is getoetst aan de activiteiten en de bijbehorende drempelwaarden uit de zogenaamde D-Lijst. Het bestemmingsplan bevat één ontwikkellocatie, namelijk de locatie van het huidige stadhuis.

Het bestemmingsplan is met deze ontwikkellocatie een kader voor een besluit dat een activiteit mogelijk maakt uit kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., namelijk de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject (D11.2).

De totale oppervlakte van het te ontwikkelen gebied en het aantal woningen vallen echter ruim onder de indicatieve drempelwaarden die hiervoor gelden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Er worden maximaal 35 woningen mogelijk gemaakt. De limiet van 2.000 woningen wordt niet overschreden.

Er dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden aan de hand van de criteria uit Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r., om te bepalen of (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen mogelijk zijn geldt voor besluiten, die op basis van het bestemmingsplan genomen kunnen worden, geen m.e.r.-plicht op grond van het Besluit m.e.r.. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet zijn uit te sluiten, dan is het uit te werken plan dat in de toekomst moet worden opgesteld om de ontwikkeling van het Kerkplein mogelijk te maken m.e.r.-beoordelingsplichting. Voorliggend bestemmingsplan, dat een kader stelt voor dit beoordelingsplichtig besluit wordt daarmee plan-m.e.r.-plichtig.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gekoppeld aan de wettelijke vereisten uit bijlage II van de Europese richtlijn m.e.r, waarbij kort ingegaan dient te worden in:

  • 1. De plaats van de activiteit.
  • 2. De kenmerken van de activiteit.
  • 3. De kenmerken van het potentiële effect.
4.13.3 De plaats van de activiteit

Bij de plaats van het project gaat het met name om de mate van kwetsbaarheid van het gebied waarin het project plaatsvindt. Hierbij wordt conform de EU richtlijn in overweging genomen wat het bestaande grondgebruik is en hoe het is gesteld met het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied en het opnamevermogen van het natuurlijke milieu.

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied, namelijk het centrumgebied van de stad Nijkerk. Door deze ligging hebben de ontwikkelingen in het plangebied weinig of geen effecten op het natuurlijk milieu. De effecten op beschermde gebieden is nader uitgewerkt in paragraaf 4.3.

In de directe omgeving van het gemeentehuis is geen gevoelig natuurgebied gelegen. Buiten de stad, ten westen zijn de Natura 2000 gebieden ‘Arkemheen’ en ‘Veluwerandmeren’ gelegen. Ten noorden en ten oosten van de stad bevinden zich natuurgebieden die onderdeel zijn van het Natuur Netwerk Nederland.

De ontwikkellocatie heeft, gelet op voorgaande beschrijving, geen nadelige effecten op het natuurlijk milieu in de gebieden om het plangebied heen. De voornamelijk oorspronkelijke winkelfunctie verdwijnt ten gunste van een woonmilieu, uitgezonderd de eerste bouwlaag waarin commerciële doeleinden en beperkte detailhandel is toegestaan. Het zijn functies die er nu reeds toegestaan zijn.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het project plaatsvindt in een stedelijke omgeving op ruime afstand van gevoelige gebieden. De plaats van het project rechtvaardigt geen m.e.r.-(beoordelings)procedure.

4.13.4 De kenmerken van de activiteit

De ontwikkeling is opgenomen in de stedenbouwkundige visie Havenkom. Voor een uitvoeriger behandeling van de kenmerken van de activiteit wordt verwezen naar de paragraaf 2.3, en Bijlage 1.

De ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling en realisatie van circa 25 tot 35 woningen op een terrein van ruim 7 hectare. Achter de nieuwe bebouwing wordt parkeergelegenheid gerealiseerd. In het monumentale gemeentehuis zijn horeca doeleinden toegestaan.

Het plan dient tevens duurzaam ontwikkeld en gerealiseerd te worden. De intentie is met de ontwikkelaar afspraken vast te leggen over duurzame ontwikkeling, waarbij uit wordt gegaan van minimaal bouwen volgens BENG, dat wil zeggen ‘bijna energie neutrale gebouwen’.

In het onderzoek ten behoeve van uit te werken plan dient nader in te worden gegaan op alle duurzaamheidsaspecten waarmee in het plan rekening is gehouden (energie, waterverbruik en verwerking, afval, klimaatadaptatie enzovoort).

Het woningbouwplan heeft, gelet op voorgaande beschrijving, geen kenmerken die een potentieel risico op grote milieueffecten met zich meebrengt. De kenmerken van het project rechtvaardigden zodoende geen m.e.r.-(beoordelings)procedure.

4.13.5 De kenmerken van het potentiële effect

De beschrijving van de potentiele effecten is gebaseerd op de uitkomsten uit het onderzoek, zoals dat in Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten in dit bestemmingsplan is beschreven. Een aantal aspecten volstaat met een kwalitatieve beschrijving. Voor een aantal aspecten is er een onderzoek al dan niet in combinatie met vervolgonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, al dan niet door het treffen van maatregelen. De realisatie van de woningen zelf voorziet niet in een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse. Er wordt geen afbreuk gedaan aan een goede ruimtelijke ordening. Van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu is geen sprake.

Ook als niet alleen naar de afzonderlijke milieuaspecen wordt gekeken, maar naar de milieueffecten in cumulatie, leidt het project niet tot belangrijk nadelige gevolgen voor het mlieu. Het bestemmingsplan voldoet voor vrijwel alle aspecten aan de wettelijke eisen. Alleen voor geluid moeten maatregelen worden getroffen om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. Nu deze maatregelen worden getroffen en zijn geborgd in de planregels, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het plan leidt tot belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu.

Tenslotte is gekeken naar de cumulatie effecten van andere ontwikkelingen in de buurt. Dit betreft dan met name de plannen voor de Stadshaven als geheel. In de Notitie cumulatie milieueffecten Stadshaven is dit uitgewerkt. Ook hieruit blijjkt dat er geen sprake is van belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu.

4.13.6 Conclusie

Gelet op de globale toets uit voorgaande paragraaf blijkt dat het uitgesloten is dat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn. Er bestaat geen noodzaak of aanleiding tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is er voor gekozen de planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk aan te sluiten (met inachtneming van de Wro) bij recente bestemmingsplannen van de gemeente Nijkerk. Het onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de meest recente versie van het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012-v1.3.1).

5.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan Stadshaven, fase 1a Nijkerk is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0267.BP0161-0002) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.

Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. De verbeelding omvat één kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

5.3 Plansystematiek

Gekozen is voor een vrij gedetailleerde wijze van regelen, gebaseerd op de vastgestelde stedenbouwkundige visie. De kaderstellende kaart van de stedenbouwkundige visie is de onderlegger voor de verbeelding geweest.

De nieuwe bebouwing ter plaatse van het te slopen gedeelte van het gemeentehuis is bestemd als Wonen. Het te behouden oude gemeentehuis is bestemd als Horeca. De openbare ruimte rondom de bebouwing is vastgelegd in de bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijfsgebied en Water. Dit in aansluiting op de bestemmingen van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Daarbij is de plangrens zodanig gelegd dat een logisch geheel van bestemmingen ontstaat.

5.4 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsregels
  • Algemene regels
  • Overgangs- en slotregels

Inleidende regels
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1) en worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2).

Nadere toelichting op begrip voorgevelrooilijn:

In het Besluit Omgevingsrecht (Bor) zijn in bijlage II de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen opgenomen. Een aantal van die vergunningvrije mogelijkheden is gekoppeld aan het begrip voorgevelrooilijn. In artikel 1, lid 1 van bijlage II van het Bor is de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening. De ligging van de voorgevelrooilijn is met name van belang om helder te kunnen vaststellen of sprake is van een vergunningvrije erf- of perceelsafscheiding. Vooral bij hoekpercelen, waarbij twee zijden van een perceel naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijn, leidt dit tot discussies. Daarom is in deze Parapluherziening een eenduidige definitie voor het begrip voorgevelrooilijn opgenomen. Dit begrip is daarom tevens in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

Bestemmingsregels
De Bestemmingsregels bevatten de volgende enkelbestemmingen:

Daarnaast is een dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen (Waarde - Archeologie). Daarin is voor de locatie van het te slopen stadhuis geregeld dat slopen alleen mogelijk is onder archeologische begeleiding, conform het uitgevoerde archeologische onderzoek (zie paragraaf 4.4).

Wonen

De nieuw te bouwen woningen en appartementen zijn bestemd als Wonen. Voor de geplande bebouwing is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Daar waar geen bouwvlak is aangegeven kunnen de parkeerplaatsen een plek krijgen, en is er ruimte voor groenvoorzieningen en tuinen. Het in de stedenbouwkundige visie vastgelegde aantal bouwlagen is vastgelegd op de verbeelding, evenals de goot- en bouwhoogte.

Daar waar in het stedenbouwkundig plan uitsluitend appartementen zijn voorzien, is via de aanduiding 'gestapeld' geregeld dat hier uitsluitend gestapelde woningen (= appartementen) zijn toegestaan. Omgekeerd zijn locaties aangeduid als 'gestapeld uitgesloten', omdat op die locatie op basis van de stedenbouwkundige visie geen appartementen wenselijk zijn.

Op deze manier zijn de kaderstellende onderdelen uit de stedenbouwkundige visie vertaald naar de verbeelding.

Het aantal woningen is niet vastgelegd. Dat biedt de ruimte aan een ontwikkelaar om binnen de geboden ruimte een pasend bouwplan te realiseren.

Daarnaast is de aanduiding 'dove gevel' opgenomen voor het gedeelte van de bebouwing dat als dove gevel uitgevoerd moet worden vanwege de uitkomsten van de akoestische onderzoeken (zie paragraaf 4.2).

Horeca en Groen

Voor het historische oude stadhuis is de bestemming Horeca opgenomen. Dit om de gewenste functie van het stadhuis voor ceremoniële diensten en bijeenkomsten mogelijk te maken. Binnen de bestemming Groen is ook ondersteunende horeca mogelijk gemaakt om eventueel een 'orangerie' te kunnen bouwen. Dit geldt alleen voor de bestemming Groen nabij het oude stadhuis. In de groenbestemming naast Raadhuisstraat 3 zijn geen gebouwen toegestaan.

De gewenste ‘stadhuistuin’ is bestemd als Groen.

Gemengd

In deze bestemming zijn de bestemmingen Wonen en Groen gecombineerd. Dit betreft twee locaties aansluitend aan de gewenste 'stadhuistuin'. In de stedenbouwkudige visie is daarbij aangegeven dat er op één van de beide locaties een woning gebouwd kan worden. Op de andere vindt dan een groene inrichting plaats. Welke locatie beboouwd wordt, wordt overgelaten aan de ontwikkelaar.

In de bouwregels is vastgelegd dat er binnen deze bestemming maximaal één hoofdgebouw (= woning) is toegestaan.

Algemene regels
In artikel 12 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van bouwvergunningen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden.

In de algemene bouwregels (artikel 13) is de geluidzone - industrie geregeld van het nabijgelegen bedrijventerrein.

De algemene afwijkingsregels (artikel 15) hebben betrekking op afwijkingen ten aanzien van de maatvoering, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, van de grens of richting van wegen, paden en waterlopen, de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, enzovoort. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Overgangs- en slotregels
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 16). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 17).

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

 

Planspecifiek

De gronden binnen het plangebied zijn volledig in eigendom van de gemeente. Voor de herontwikkeling van het gemeentehuis naar woningbouw wordt, gelijktijdig met de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan, een grondexploitatie geopend. De grondexploitatie toont aan dat een deel van de gemeentelijke kosten niet kan worden gedekt met de verwachte inkomsten uit de gronduitgifte. Voor het voorziene tekort in de grondexploitatie is om die reden een verliesvoorziening ingesteld binnen de Reserve Bouwgrondexploitatie van de gemeente.

Voor de inrichting van het plein van de Havenkom en de omgeving van de Havenkom/Koetsendijk heeft de gemeenteraad in 2017 een investeringskrediet beschikbaar gesteld van € 1,95 miljoen. De herinrichting van het bestaand openbaar gebied binnen het thans voorliggende bestemmingsplangebied kan uit dit investeringskrediet worden gedekt.

Uit vorenstaande blijkt dat het verhaal van gemeentelijke kosten volledig anderszins is verzekerd, het plan economisch uitvoerbaar wordt geacht, en het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen bij onderhavig bestemmingsplan.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Vooroverleg

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.1, voert het college van burgemeester en wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn.

Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het bestemmingsplan

Participatie

Op 13 december 2020 heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden waar de plannen zijn toelicht aan de inwoners van Nijkerk. Tijdens deze bijeenkomst zijn overwegend positieve reacties gegeven op de plannen.

Vervolgens zijn er diverse participatiemomenten geweest om met betrokken partijen de mogelijkheden van de ontwikkeling te bespreken:

  • Januari '21: algemene informatiebijeenkomst voor omwonenden en belangstellenden.
  • Februari '21: bijeenkomst werkgroep - toelichting kaders en verkennen mogelijkheden/suggesties.
  • Maart '21: bijeenkomst werkgroep - bespreken specifieke punten (overgang bestaande bouw/nieuwbouw, bouwhoogtes) en beeldkwaliteit.
  • Maart'21 : diverse 1-op-1 gesprekken met inwoners die specifieke vragen/wensen hadden.
  • Mei 2021:1-op-1 gesprekken met inwoners/partijen; aangeven wat met de persoonlijke vragen/wensen is gedaan.
  • Mei 2021 Werkgroep; concept-document bespreken en mogelijkheid reacties.
  • Juni 2021: Algemene informatiebijeenkomst; concept-document toelichten en mogelijkheid reacties.
  • 21 juni 2021: Beeldvorming aan de gemeenteraad met een toelichting op de conceptstedenbouwkundige visie fase 1a Havenkom.


Mede op basis van de inbreng die tijdens bovenstaande participatiemomenten is ingebracht, is de Stedenbouwkundige visie tot stand gekomen. De verslagen van de bijeenkomsten van de werkgroep en ook een overzicht van gestelde vragen en antwoorden als gevolg van de algemene informatiebijeenkomst staan op de website van de gemeente.

De stedenbouwkundige visie is vervolgens gebruikt om het bestemmingsplan uit te werken.

Formele procedure

Het bestemmingsplan heeft met ingang van 24 maart 2022 gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn 8 zienswijze ingediend op het plan. In de Nota zienswijzen zijn deze samengevat en van commentaar voorzien. Voorts is in deze nota aangegeven in hoeverre de zienswijzen aanleiding hebben gegeven tot wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is uiteindelijk op 15 december 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. test