Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Het Spaanse Leger
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0267.BP0062-0003

Regels

hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Het Spaanse Leger van de gemeente Nijkerk;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0062-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanvullend assortiment
artikelen die niet tot het tuincentrumassortiment behoren, maar daarmee wel een relatie hebben, zoals cadeau en sfeer/interieurdecoratie, seizoensartikelen (kerst, pasen etc), dierenbenodigdheden en levende dieren, verlichting en elektra, tuinkleding en accessoires, vuurwerkverkoop;
 
1.5 agrarisch gebruik
gebruik van gronden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
1.7 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
 
1.8 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;
 
1.10 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
 
1.19 bouwvergunningplichtig
omgevingsvergunningplichtige activiteit, voor zover het betreft het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;
 
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.21 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
 
1.22 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.24 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.25 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
 
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.28 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en spijzen voor het gebruik ter plaatse;
 
1.29 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;
 
1.30 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.31 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.32 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
 
1.33 niet-woonactiviteiten aan huis
alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1bijlagen bij de regels bijlage 1, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;
 
1.34 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
 
1.35 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;
 
1.36 ondergeschikte horeca
horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;
 
1.37 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.38 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.39 plankaart/verbeelding
  1. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Het Spaanse Leger, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0062-0002;
  2. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Het Spaanse Leger;
1.40 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.41 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
 
1.42 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.43 speelvoorziening
voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;
 
1.44 tuincentrumassortiment
artikelen die onderdeel zijn van het assortiment van een tuincentrum, waaronder in ieder geval begrepen: zaden, eenjarige planten, vaste planten, bomen en heesters, coniferen, kamerplanten, snijbloemen, bloembollen, droog-/zijdenbloemen, potterie, beelden en ornamenten, vijvermaterialen (incl. vijvervissen), tuingereedscap (motorisch en niet-motorisch), tuinverlichting, grondproducten, tuinmeubelen inclusief kussens en parasols, tuinhout, meststoffen, gewasbescherming, bestrating, blokhutten/kasjes/ serres, bbq en accesssoires, tuinspeelgoed;
 
1.45 verkoopvloeroppervlak
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte (binnen of buiten) waar artikelen voor de verkoop worden aangeboden, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte;
 
1.46 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.47 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
 
1.48 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
 
1.49 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
 
1.50 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.51 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.52 zolder
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
  1. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak minus de overstekende delen van het dak.
  6. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
 
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik;
  2. het weiden van vee;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande stallen en schuren mogen worden herbouwd naar de omvang die zij hadden op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan en kunnen schuilstallen voor landbouwhuisdieren worden toegestaan, mits:
  1. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. per agrarisch bedrijf ten hoogste twee gebouwen worden gebouwd;
  3. de rij-afstand tot het bouwperceel van het bedrijf ten minste 500 m bedraagt;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 100 m²;
  5. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 m respectievelijk 4,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  3. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.4.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 3 lid 4.1 is een strafbaar feit.
 
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoveniersbedrijven, plantsoenendiensten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens voor:
    adresbedrijfsactiviteit
    Jan Plassensteeg 26garagebedrijf, waaronder begrepen de handel in auto's, niet zijnde een autoplaatwerkerij of -spuiterij
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mede voor ten hoogste één bedrijfswoning, met dien verstande dat aan Jan Plassensteeg 18 geen bedrijfswoning is toegestaan na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 18 lid 1 onder d;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' uitsluitend voor een voorziening ten behoeve van geluidsreductie, waarvan de hoogte niet meer dan 3,5 mag bedragen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. ontsluitingspaden;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
  1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
4.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan de in de tabel aangegeven maximale oppervlakte:
    bestemmingsvlak op adresmaximale oppervlakte in m2
    Jan Plassensteeg 16250
    Jan Plassensteeg 18, 18a, 18b2.785, met dien verstande dat deze oppervlakte na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 18 lid 1 onder d maximaal 2.648 m2 bedraagt;
    Jan Plassensteeg 26335
    Jan Tymensteeg 20225
  2. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', in welk geval geldt dat:
    1. niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan;
    2. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer dan 600 m3 mag bedragen of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m3 bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde inartikel 4 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 70 m², of indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 70 m²;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
4.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 4 lid 2.2onder a en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
4.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 4 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend de
 
bewoning van bedrijfsruimten.
 
4.5.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 4 lid 5.1 is een strafbaar feit.
 
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' uitsluitend is toegestaan verkoop van:
    1. tuincentrumassortiment;
    2. aanvullend assortiment tot maximaal 20% van het verkoopvloeroppervlak met een maximum van 1.500 m2;
    3. horeca, functioneel aan het tuincentrum, met een maximumoppervlakte van 300 m2;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
5.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. paden en verhardingen;
  5. water;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
6.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
 
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
6.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
 
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
7.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,50 m mag bedragen.
 
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
8.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. spoorwegvoorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.
 
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
9.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding;
  3. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. kruisingen met (spoor)wegen, waaronder bruggen;
  4. dammen;
  5. duikers.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. bestaande niet-woonactiviteiten aan huis;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens voor:
adres
bedrijfsactiviteit
Amersfoortseweg 84schoonmaakbedrijf
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. het aantal woningen in een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
  3. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde hoofdgebouw behorende bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 70 m², of indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 70 m² niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 5 m bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
11.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 19 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 11 lid 2.2onder a en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk tot aan de voorgevel van het hoofdgbouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
11.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 11 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bijgebouwen;
  2. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
11.5.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 11 lid 5.1 is een strafbaar feit.
 
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde inartikel 11 lid 1ten behoeve van het gebruik voorniet-woonactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
  1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van debijlagen bij de regels bijlage 1bijlagen bij de regels bijlage 1 milieucategorie 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit (daaronder begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden);
  2. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
  3. alleen de bewoners van het betreffende adres mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
  4. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
  5. een seksinrichting is niet toegestaan;
  6. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
  7. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  8. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
  9. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
  10. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
  11. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
11.6.2 Afwegingskader
Een in artikel 11 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:
  1. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;
met daarbij behorende:
  1. leidingzone;
  2. veiligheidszone;
  3. gebouwen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.
 
12.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12 lid 2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.
 
12.3.2 Afwegingskader
Een in artikel 12 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.
 
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. graafwerkzaamheden;
  3. het in de grond drijven van voorwerpen;
  4. diepploegen;
  5. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  6. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden;
  7. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
12.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 12 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
12.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de betreffende leidingbeheerder(s).
 
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:
  1. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
  2. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en of;
    2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 2': 250 m² en 0,4 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 4': 250 m² en 0,3 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 5': 1.000 m² en 0,4 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
    3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
  1. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod
Ter plaatse van de in artikel 13 lid 1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische waarden beleidskaart;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 13 lid 4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
13.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 13 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
    • 'specifieke vorm van waarde - 2': 250 m² en 0,4 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 4': 250 m² en 0,3 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 5': 1.000 m² en 0,4 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
  2. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  3. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 13 lid 1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Bestaande maten
Afwijkingen in maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
 
15.2 Parkeernormen
Bouwen ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen bestemmingen dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de gemeentelijke parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag van de omgevingsvergunning.
 
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
16.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
16.1.1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 16 lid 1is een strafbaar feit.
 
16.1.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    2. hoogspanningsleidingen;
    3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
tenzij deze in het plan zijn bestemd.
 
16.2 Parkeernormen
Inrichting van gronden ten behoeve van de in dit bestemmingsplan aangewezen bestemmingen dient uitsluitend plaats te vinden met inachtneming van de gemeentelijke parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag van de omgevingsvergunning.
 
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
17.1 Afwijkingsbevoegdheid
17.1.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  1. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
17.1.2 Afwegingskader
Een in artikel 17 lid 1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
18.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
  1. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  2. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  3. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de externe veiligheid;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Agrarisch' wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' en daarbij aanduidingen opnemen en de regels aanpassen ten behoeve van maatwerk, met dien verstande dat:
    1. het aantal woningen niet meer dan 1 mag bedragen;
    2. verzekerd is dat de bedrijfswoning aan Jan Plassensteeg 18 gesloopt wordt binnen een termijn van 1 jaar na ingebruikname van de te bouwen woning ter plaatse van de nieuwe bestemming 'Wonen';
    3. inrichting van het gebied plaatsvindt overeenkomstig een door aanvrager overgelegd en door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    4. de grond vóór het op te nemen bouwvlak tevens mag worden gebruikt voor het parkeren en stallen van voertuigen ten behoeve van de op het adres Jan Plassensteeg 18/18a/18b gelegen bestemming 'Bedrijf'.
18.2 Afwegingskader
18.2.1 Algemeen afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 18 lid 1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
18.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in artikel 18 lid 2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.
Artikel 19 Algemene procedureregels
19.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 20 Overige regels
20.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Het Spaanse Leger