Plan: | Bedrijventerrein 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0013-0003 |
Voor het bedrijventerrein zijn meerdere uitgangspunten bij het opstellen van dit bestemmingsplan van belang. In de hierop volgende paragrafen wordt op de verschillende onderwerpen in het kort ingegaan.
Het belangrijkste uitgangspunt is dat de bedrijventerreinen bedoeld zijn voor bedrijven. Aan de bedrijven wordt dan ook zo veel mogelijke ruimte geboden. In dit bestemmingsplan zijn alle bestaande bedrijven/kantoren op de drie bedrijventerreinen als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan dient een veelheid aan typen bedrijven toe te staan. Om hier toch sturing aan te geven is in de regels een lijst opgenomen waarin de toegestane bedrijven zijn weergegeven. Wanneer sprake is van een andere functie is gebruik gemaakt van een andere bestemming.
Om optimaal gebruik te maken van de ruimte op de bedrijventerreinen en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden is een inwaartse milieuzonering opgenomen. Bij het hanteren van de inwaartse zonering zijn de geldende plannen als uitgangspunt gebruikt. De milieuzonering is gebaseerd op de huidige voorkomende bedrijven in combinatie met de afstanden tot gevoelige bestemmingen. De zonering leidt er toe dat aan de randen alleen bedrijven met een lagere milieucategorie zijn toegestaan. De 'zwaardere' bedrijven met een hogere categorie worden uitsluitend toegestaan in de delen van de bedrijventerreinen waar de kans op hinder voor omliggende gevoelige objecten minimaal is. De bedrijven die nu afwijken van de toegestane categorie hebben een specifieke functieaanduiding gekregen. Op dergelijke locaties mogen in de toekomst uitsluitend bedrijven met een lagere milieucategorie of bedrijven met exacte dezelfde activiteiten terugkomen. Hiermee wordt een planologische verslechtering voor de toekomst voorkomen.
De overwegingen voor de milieuzonering zijn te vinden in paragraaf 5.3.
Met name op het bedrijventerrein Hogenbrink komen enkele bedrijfswoningen voor. Deze bedrijfswoningen zijn in dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan staat verder niet toe dat in de toekomst nog nieuwe bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen komen.
Het bestemmingsplan staat op geen van de drie bedrijventerreinen inrichtingen toe die gelet op externe veiligheid een gevaar voor de omgeving kunnen zijn. Daarnaast is de vestiging van grote lawaaimakers binnen de bestemming "bedrijventerrein" uitgesloten.
Op de bedrijventerreinen Horstbeek en Overhorst komen met name langs de rijksweg A1 meerdere kantoorgebouwen voor. De huidige zelfstandige kantoorgebouwen, of de kantoorgebouwen die reeds als recht bestaan, op de bedrijventerreinen hebben binnen de bestemming "bedrijventerrein" een aparte aanduiding (k) gekregen. Het bestemmingsplan heeft voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van kantoren de rechten uit de bestaande plannen overgenomen. In hoofdzaak komt het er op neer dat op bedrijventerreinen alleen ondergeschikte kantoren bij industriële bedrijven zijn toegestaan.
Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" wordt detailhandel niet met recht toegestaan. Middels een afwijkingsbevoegdheid worden onder bepaalde voorwaarden verschillende vormen van detailhandel op het bedrijventerrein toegestaan. De verschillende vormen van detailhandel die via deze afwijkingsbevoegdheid mogelijk zijn, betreffen detailhandel in volumineuze goederen, grootschalige detailhandel, internetdetailhandel en ondergeschikte detailhandel. De voorwaarden die verbonden zijn aan de afwijkingsbevoegdheid zijn gebaseerd op de uitgangspunten zoals opgenomen in de gemeentelijke "beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen".
De overige voorzieningen die op de bedrijventerreinen voor komen, zoals maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en woningen, worden specifiek bestemd. Nieuwe voorzieningen worden binnen het plangebied niet direct toegestaan.
Kenmerkend voor bedrijventerreinen is veelal het sterk wisselend beeld door de grote variatie in bedrijfsbebouwing en het gebruik van de erven ten behoeve van opslag van goederen en het parkeren van (bedrijfs-) auto's. Als er aandacht wordt besteed aan de visuele aspecten rond een bedrijf zal dat een positieve bijdrage leveren aan het imago van dat bedrijf en een impuls geven aan het gehele bedrijventerrein.
Samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing en het erf is positief voor het individuele karakter en de eigen identiteit van de bedrijven. Voor de bedrijventerreinen op zichtlocaties zijn richtlijnen voor architectuur, kleur- en materiaalgebruik, de inrichting van het erf en het openbaar gebied van groot belang. Ook voor bedrijven op minder in het zicht liggende locaties is het wenselijk de nodige aandacht te geven aan deze aspecten. Een middel om dit, in het kader van een goed beheer van het bedrijventerrein, te bereiken is het vastleggen van de gewenste beeldkwaliteit in een zogenaamd Beeldkwaliteitplan. Voor de drie bedrijventerreinen in het algemeen zijn geen beeldkwaliteitplannen opgesteld. In het kader van enkele kleine ontwikkelingen in het verleden zijn in sommige gevallen wel beeldkwaliteitplannen opgesteld. Dit geldt onder andere voor Overhorst 3 en Horstbeek. De uitgangspunten uit deze beeldkwaliteitplannen zijn waar mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan
Naast de overgenomen uitgangspunten uit de beeldkwaliteitplannen zijn ook regelingen gericht op de uitstraling van bedrijventerreinen uit de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Eén van deze regelingen is de representatieve zone voor Horstbeek en Overhorst. Met de representatieve zone wordt stedenbouwkundige kwaliteit op de bedrijventerreinen waar mogelijk via het bestemmingsplan gewaarborgd.
Naast het aansluiten bij geldende bestemmingsplannen en beeldkwaliteitplannen zijn voor de bedrijventerreinen op basis van de gemeentelijke welstandsnota enkele welstandscriteria van toepassing. De welstandscriteria gaan in op de aspecten en elementen die bepalend zijn voor het visuele totaalbeeld, de uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang van de bebouwing.
Bouwaanvragen worden aan zowel de criteria uit de welstandsnota, het bestemmingsplan als de geldende beeldkwaliteitplannen getoetst.