direct naar inhoud van 4.4 Geluid
Plan: Bedrijventerrein 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0001-0006

4.4 Geluid

Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen die in artikel 2.4 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel “grote lawaaimakers” genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als “Industrieterrein”.

Wet geluidhinder

Industrielawaai

Rond een industrieterrein dient een geluidzone te worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen buiten de grens van het industrieterrein, maar die binnen de geluidszone liggen of komen te liggen, geldt in beginsel een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de uitwendige scheidingsconstructie. Voor geluidgevoelige terreinen geldt dit ter plaatse van de

terreingrens. Een woning of andere geluidsgevoelige bestemmingen, gelegen op een gezoneerd industrieterrein, hoeven op grond van de Wet geluidhinder niet te worden beschermd.

Een geluidszone rond een industrieterrein omvat de 50 dB(A)-contour vanwege alle activiteiten van alle inrichtingen op het industrieterrein die onder de Wet milieubeheer vallen. De ligging van de geluidszone is een afweging tussen de geluidsruimte voor de bedrijven en de bescherming van de omliggende woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen).

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde overschrijdt dient onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kan door middel van bronmaatregelen of maatregelen in de overdracht (bijv. Afscherming). Indien blijkt dat deze maatregelen niet mogelijk en/of onvoldoende doeltreffend blijken te zijn kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van de voorkeursgrenswaarde en een hogere grenswaarde vaststellen.

In de Wgh is daarvoor een bovengrens opgenomen voor woningen, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) . Indien de geluidsbelasting hoger is dan deze waarde, dan is het realiseren van woningen niet mogelijk. Als de geluidsbelasting ligt in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting - het aandachtsgebied - dan is het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. De waarde in het aandachtsgebied wordt een 'hogere waarde' genoemd. De vaststelling van

deze hogere waarde wordt middels een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders, conform Hoofdstuk VIIIa Wgh. Een vastgestelde hogere waarde kan slechts eenmaal middels een hogere grenswaarde procedure met maximaal 5 dB(A) worden verhoogd - artikel 55 Wgh.

Voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen kan eveneens een hogere waarde worden vastgesteld. De waarden van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting alsmede de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) zijn in een algemene maatregel van bestuur vastgesteld - Besluit geluidhinder (Bgh) artikel 2.1 en 2.2. De definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is opgenomen in artikel 1 Wgh en nader gespecificeerd in het artikel 1.2 Bgh.

Binnenwaarden

Aan de vaststelling van de hogere waarden koppelt de Wgh eisen aan de geluidwerendheid van de geluidsbelaste gevel, hetgeen tot uitdrukking komt in de maximale binnenwaarde of het binnenniveau.

De Wet geluidhinder bepaalt in hoofdstuk VIIIb 'Binnenwaarden van aanwezige of in aanbouw zijnde woningen en gebouwen in zones', artikel 111, dat indien voor gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting - vanwege een industrieterrein - als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten

ramen ten hoogste 35 dB(A) bedraagt. Hetgeen het zogeheten binnenniveau betreft en als zodanig ook is opgenomen in het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit – ex artikel 3.1 en 3.2. In het geval van een bestaande situatie met een hogere geluidsbelasting dan 55 dB(A) is vastgesteld - met gebruikmaking van artikel 63 lid 2 Wgh - geldt een binnenniveau van ten hoogste 40 dB(A). De aan de gevel berekende waarden worden gebruikt om te bepalen welke maatregelen er moeten worden

getroffen om aan de vereiste binnenwaarde te voldoen.

In artikel 113 Wgh is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur – Besluit geluidhinder (Bgh) - voor daarbij aan te wijzen andere geluidsgevoelige gebouwen met betrekking tot de in de artikelen 111 geregelde binnenniveau, overeenkomstige regels kunnen worden gesteld. De vereiste binnenwaarde zijn opgenomen in artikel 2.4 en 2.5 Bgh en gekoppeld aan het type verblijfsruimte, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, onder e. Bgh. Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen gebouwen met een geluidsbelasting tot en met 55 dB(A) en hogere dan 55 dB(A), respectievelijk de artikelen 2.4 en 2.5. Voor de meer geluidsgevoelige verblijfsruimten geldt een binnenwaarde van ten hoogste 30 dB(A) en bij meer dan 55 dB(A) op de gevel een binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en voor de overige geluidsgevoelige verblijfsruimten gelden respectievelijke binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en 40 dB(A).

Hogere waarden

Wettelijk kader

Het wijzigen van de buitengrens en het verkleinen van de binnengrens hebben tot gevolg dat (bedrijfs-)woningen of andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone komen te liggen. De geluidsgevoelige objecten voldoen dan niet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien de geluidsgevoelige objecten zijn gelegen in het aandachtsgebied - tussen de voorkeursgrenswaarde en maximaal toelaatbare geluidsbelasting op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) - is het behouden en realiseren van geluidsgevoelige objecten aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. Indien de geluidsbelasting op de gevel van bestaande geluidsgevoelige objecten de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) overschrijdt, ontstaat een saneringssituatie.

Voor de geluidsgevoelige objecten is derhalve het vaststellen van 'hogere waarden' noodzakelijk. Met de inwerkingtreding van de herziene Wet geluidhinder per 1 januari 2007 ontstaat voor het college van burgemeester en wethouders - met in achtneming van artikel 110a van de Wgh – de mogelijkheid om op verzoek hogere waarden vast te stellen, indien het vasthouden aan de voorkeursgrenswaarden tot knelpunten zou leiden. Artikel 110a lid 5 bepaalt dat 'indien maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet vanwege stedenbouwkundige of financiële aard' kan een hogere waarde worden vastgesteld.

Tevens is in de Wgh de mogelijkheid gecreëerd om geluidsgevoelige objecten met zogenaamde dove gevels te realiseren. Aangezien de Wet geluidhinder uitgaat van het toetsen van de geluidsbelasting aan een gevel, zijn plannen waarbij er als het ware een geluidsscherm aan de gevel wordt gebouwd (vliesgevel) of er een gevel komt zonder te openen delen (dove gevel), volgens de definitie uitgezonderd van toetsing - ex. Artikel 1b lid 5 Wgh. Hierdoor wordt het mogelijk te bouwen op geluidsbelaste locaties. Belangrijk is dan dat er sprake is van een geluidsluwe zijde.

Vast te stellen hogere waarden

In de geluidzone zijn een groot aantal (bedrijfs-)woningen en woonboten gelegen. Andere geluidsgevoelige objecten -, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidzorggebouwen - waarvoor op basis van de Wgh of Bgh een hogere waarde dient te worden vastgesteld, zijn niet in de geluidzone gelegen. De procedure voor verhoging of ontheffing van de hogere grenswaarden loopt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.

In de geluidzone zijn woningen gelegen, waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld op basis van de vigerende geluidzone middels een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde. Voor deze woningen is ex artikel 46 Wgh een tweede ontheffing mogelijk met maximale verhoging van 5 dB(A) ten opzichte van eerder vastgestelde hogere waarde. Voor de overige woningen is een hogere waarde vastgesteld ex artikel 45 Wgh, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting betreft in dit geval - bestaande woningen - ten hoogste 60 dB(A). Voor de tabel met hogere waarden en eerder vastgestelde waarden wordt verwezen naar bijlage 3 van het akoestisch onderzoek, zoals bijgevoegd in Bijlage 1.

In de praktijk verandert voor de bestaande woningen er niets, de geluidsbelasting blijft gelijk. De hogere waarde is enkel geformaliseerd middels een ontheffingsprocedure op basis van de feitelijke geluidzone in het voorliggende bestemmingsplan.

Bestaande situatie

Op dit moment zijn slecht een zeer beperkt aantal “grote lawaaimakers” gevestigd op de Arkervaart. Het betreft Arla food en de Asfaltcentrale Nijkerk (ACN). Slechts die plandelen waar “grote lawaaimakers” zijn gevestigd of waar vestiging van dit soort “grote lawaaimakers” mogelijk is ,dienen te worden bestemd voor deze “grote lawaaimakers”. Op dit ogenblik maakt een groter deel van het bedrijventerrein onderdeel uit van het gebied waar zich grote lawaaimakers mogen vestigen dan daadwerkelijk het geval is.

Het is mogelijk om voor een bedrijventerrein een bestemmingsplan vast te stellen waarin “grote lawaaimakers” worden uitgesloten. In het kader van het beperken van de administratieve lasten is dit dezoneren daar waar dit mogelijk is gewenst. Dit is echter alleen mogelijk daar waar deze “grote lawaaimakers” niet aanwezig zijn en niet gewenst zijn.

Het plandeel ten noorden van de Ambachtstraat, ten oosten van de Watergoorweg en ten westen van de Berencamperweg bevat “grote lawaaimakers”, ook vanuit een goede ruimtelijke invulling zijn “grote lawaaimakers” hier niet ongewenst. Voor dit plandeel wordt de vestiging van “grote lawaaimakers” toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Voor het overige plandeel achten wij het toestaan van“grote lawaaimakers” niet gewenst en noodzakelijk.

Toekomstige situatie

De gemeente is met dit besluit (het vaststellen van de geluidzone 2012) voornemens om het gedeelte Watergoor uit te sluiten voor de vestiging van zogeheten grote lawaaimakers. Dit terreindeel kan dan ook gezien worden als bedrijventerrein.

Het overige deel van het terrein zal gezien worden als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. De gemeente Nijkerk is van plan om rond het nieuwe industrieterreinen in de zin van de Wet geluidhinder een gewijzigde geluidszone vast te stellen. En daarnaast voor de terreindelen die buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen een beleidskader op te nemen ter voorkoming van ongewenste situaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0008.jpg"

Zoals hierboven aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplan procedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidzone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren. Dit betekent dat de zone geen informatie geeft over de beschikbare geluidruimte binnen de zone. Om toch te kunnen beschikken over een juridisch instrumentarium voor het zonebeheer wordt in dit bestemmingsplan gekozen voor een systeem waarbij geluidruimte wordt toegedeeld aan de bedrijfsgronden.

Indirecte hinder: verkeersaantrekkende werking

Voor bedrijven op gezoneerde industrieterreinen wordt het aspect verkeersaantrekkende werking buiten beschouwing gelaten.

Geluidverkaveling (zonebeheer)

Algemeen

Op grond van het huidige bestemmingsplan kan elk daarop gevestigd bedrijf, via een verandering van zijn milieuvergunning, een fatale claim op de beschikbare geluidruimte leggen. Het gevolg is dat het bedrijventerrein akoestisch 'op slot' wordt gezet. Nieuwe bedrijven kunnen zich vervolgens niet meer vestigen en bestaande bedrijven kunnen zich niet meer verder ontwikkelen ondanks het feit dat zij daar bijvoorbeeld qua grondpositie wel de mogelijkheid toe hebben. Dit probleem is niet exclusief voorbehouden aan de Nijkerker situatie. Integendeel, het betreft hier een landelijk probleem. Een goed en adequaat en een goede organisatie van het zonebeheer is noodzakelijk om aan deze praktijk een einde te maken. Voor de Nijkerker situatie voorziet het onderhavige bestemmingsplan in die voorwaarde.

Zonebeheer versus zonebewaking

Onder zonebewaking is te verstaan: “het waken voor het overschrijden van geluidgrenswaarden”. Zonebewaking staat in het teken van het “overlastmotief”. Zonebeheer daarentegen, is het omgaan met de beschikbare geluidruimte. Dit bestemmingsplan richt zich derhalve ook op zonebeheer en derhalve niet op zonebewaking. Zonebeheer staat in het teken van het motief van een 'goede ruimtelijke ordening'. Zonebewaking is krachtens de Wgh het exclusieve domein van de Wet milieubeheer (Wm). Dit volgt uit het feit dat de zonegrens ex artikel 40 Wgh is ingesteld om overlast in de vorm van geluid effectief tegen te gaan. Artikel 2.14 lid 1 sub c onder 2 Wabo (voorheen: artikel 8.8. lid 3 sub a. Wm) bepaalt dat de zonegrens in acht moet worden genomen.

De Wgh heeft uitsluitend zonebewaking tot doel en derhalve niet het zonebeheer. Dat blijkt uit het feit dat de Wgh voor de geluidbelasting op het industrieterrein zelf geen normen bevat3. De Wgh legt uitsluitend een relatie met de Wm als het gaat om zonebewaking. De milieuvergunning komt dan ook uitsluitend relevantie toe in het kader van de zonebewaking. De milieuvergunning reguleert de geluidbelasting op de zonegrens. Binnen de zone, dus in het kader van het zonebeheer, komt aan de milieuvergunning geen relevantie toe.

De geluidbelasting op het industrieterrein is een terrein waarover noch de Wgh, noch de Wm zich uitstrekken. Voor veel industrieterreinen, waaronder Bedrijventerrein 1, ontstaat daardoor een vacuüm aangezien de gemeentelijke praktijk zich doorgaans beperkt tot zonebewaking. Dit heeft tot gevolg dat op oneigenlijke wijze, namelijk via de milieuvergunning krachtens de Wm, ruimtelijke claims worden gelegd op de zone. Dat manifesteert zich in het feit dat een milieuaanvraag getoetst wordt aan de beperkingen die de bestaande vergunningen al op de zonegrens hebben gelegd. De ruimtelijke mogelijkheden binnen de zone van de één worden dus beperkt door milieurechten van de ander.

Zonebeheer via het bestemmingsplan

Het eerder genoemde vacuüm kan uitsluitend via de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden opgevuld. De ruimtelijke ordening moet haar intrede doen op het gezoneerde industrieterrein, in die zin dat via het ruimtelijke instrumentarium een ordening tot stand wordt gebracht op het industrieterrein. Een geluidverkaveling, vertaald naar regels in een bestemmingsplan (geluidemissie per kavel), is daartoe het geschikte middel. Een dergelijk bestemmingsplan wordt een “geluidverkavelingsplan” genoemd. Is eenmaal een bestemmingsplan vastgesteld voor het zonebeheer, dan bepaalt dat bestemmingsplan de mate waarin de geluidruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. De oneigenlijke ruimtelijke claims die via de milieuvergunning op de zone (niet zijnde de zonegrens) zijn gelegd worden daarmee illusoir. Het in normatieve zin 'braakliggende terrein' van de zone is dan immers ingenomen door normering van de geluidgebruiksruimte in het bestemmingsplan.

Bedacht dient te worden, dat het geluidverkavelingsplan is ingegeven door ruimtelijke overwegingen. Het oogmerk van de regeling is immers een 'goede ruimtelijke ordening' van de geluidgebruiksruimte op het gezoneerde industrieterrein. Met het opnemen van geluidnormen in het bestemmingsplan wordt aldus een optimale invulling van het bedrijventerrein beoogd. De betreffende normen hebben niet ten doel de kwaliteit van het milieu te beschermen. Daarmee zijn deze eisen niet aan te merken als een milieukwaliteitsnorm.

Zonebeheerplan als alternatief voor geluidverkavelingsplan

Met ingang van 1 januari 2007 is de Wgh gemoderniseerd. Bij die gelegenheid is het instrument van het Zonebeheerplan in de wet verankerd. In het kader van het vooronderzoek voor dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre met dit specifieke instrument uit de Wgh een juridisch bindende geluidverkaveling tot stand zou kunnen worden gebracht. Gebleken is dat dit niet het geval is. In de artikelen 163 en 164 Wgh is aan burgemeester en wethouders slechts de opdracht gegeven om via de opstelling van een zonebeheerplan voldoende informatie beschikbaar te hebben over de geluidruimte binnen de zone. Buiten deze beperkte werking, laat de wettekst geen ruimte voor de opvatting dat aan het zonebeheerplan een verderstrekkende juridische betekenis toekomt. Daar komt nog bij dat het zonebeheerplan geen probaat middel oplevert om ongewenst geluidgebruik tegen te gaan. Zo bestaat er bijvoorbeeld geen mogelijkheid om voorbereidingsbescherming soortgelijk aan het voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 lid 4 Wro in het leven te roepen. Bovendien vormt het zonebeheerplan geen toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning.

Toedeling geluidsruimte

Om te komen tot een goede toedeling van geluidruimte zijn de bedrijven op het bedrijventerrein onderverdeeld in maatgevende en niet-maatgevende bedrijven. De maatgevende bedrijven betreft een groep bedrijven die tezamen nagenoeg bepalend zijn voor de hoogste geluidbelasting op de zone. Als criterium voor een maatgevende inrichting geldt dat de inrichting een bijdrage op de zonegrens levert van ten minste 25 dB(A). Het gaat hier om 92 bedrijven. Aan de bedrijfskavels van deze bedrijven is geluidruimte toegekend die gebaseerd is op de bestaande situatie.

Door vaststelling van een zone is de maximale geluidbelasting van het industrieterrein op de omgeving vastgelegd. Om binnen de geluidzone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de beschikbare geluidruimte over de fysieke ruimte noodzakelijk. De gemeente wil de zone zo beheren dat bedrijven niet onnodig worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, lege kavels gebruikt kunnen worden voor nieuwe bedrijven zonder dat er overschrijding van de normen bij woningen optreden. Om aan dat aspect tegemoet te komen, heeft de gemeente Nijkerk er voor gekozen om op perceelsniveau geluidruimte toe te kennen in de vorm van dB/m2 (lees: geluidruimte per m2).

Voor de bedrijven ten noorden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van het terrein van 60 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de bedrijven ten zuiden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van 50 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de meeste bedrijven is deze maat ruim voldoende. Deze maat is ook zodanig ruim dat hiermee recht wordt gedaan aan het karakter van het bedrijventerrein. Aan de kavels van bedrijven die op basis van de bestaande vergunde situatie ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan meer geluidruimte nodig hebben is deze hogere geluidruimte toegekend. Voor de kavels waar nog geen geluidsbron in het zonebeheersmodel was opgenomen is afhankelijk van de nabijheid van woningen buiten het industrieterrein als basis een kavelkental van 50 dB(A), 55 dB(A) of 60 dB(A) etmaalwaarde per m2aangehouden.

Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 is bij een aantal bedrijven rekening gehouden met uitbreiding. Deze uitbreiding is meegenomen bij het bepalen van de geluidruimte.

Voor een uitgebreidere toelichting op dit onderwerp wordt verwezen naar het als Bijlage 1 bij deze toelichting behorende Akoestisch onderzoek bestemmingsplan “Toedeling geluidruimte bedrijventerrein 1 te Nijkerk”.

Verkeerslawaai

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd. Dit onderwerp zal daarom ook niet nader worden beschouwd in het akoestisch rapport.

Railverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom ook niet noodzakelijk.