Plan: | Bedrijventerrein 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0001-0006 |
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaand bedrijfsterrein, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.
De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Bodem
De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.
Er zal dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Geluid
De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.
Het plangebied is gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom ook niet noodzakelijk.
Zoals in de betreffende paragraaf is aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplanprocedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidszone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren.
In de praktijk verandert voor de bestaande woningen er niets, de geluidsbelasting blijft gelijk.
Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Milieuhinder
Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein met zowel "grote lawaaimakers" als risicobedrijven. Door betere zonering en stringentere maatregelen in het kader van de externe veiligheid wordt de milieusituatie in positieve zin beïnvloed.
Luchtkwaliteit
Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties.
Ecologie
In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.
Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.
Landschap
In paragraaf 4.6 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.
Conclusie
De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaand bedrijventerrein) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.