Plan: | Buitengebied Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.00000900-va01 |
Consumenten (en supermarktketens) stellen steeds hogere eisen aan de kwaliteit, veiligheid en productiewijze van agrarische producten (gezondheid, dierwelzijn, natuur en milieu). Agrariërs proberen inkomsten te handhaven dan wel te vergroten door schaalvergroting (te groeien) of door te kiezen voor verdieping en/of verbreding van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld met een niet-agrarische neventak). De veranderingen in de vraag naar producten en de functies van het landelijk gebied (van productieruimte naar consumptieruimte) zal de landbouw steeds meer kansen bieden voor verdieping en/of verbreding van de bedrijfsvoering.
De gemeente Heerde wil daarom de landbouw ruimte bieden om zich te kunnen ontwikkelen en aan te passen aan gewijzigde omstandigheden. Bedrijven die door willen gaan in de landbouw, zullen hiervoor de ruimte moeten krijgen. Wel dient daarbij rekening te worden gehouden met natuur- en landschapswaarden. In deze paragraaf wordt toegelicht welke ruimte de gemeente de landbouw biedt.
Opgemerkt wordt dat een goede ruimtelijke ordening slechts één van de factoren is die bijdraagt aan een gezonde landbouwstructuur. Het beleid van de Europese Unie en het Rijk is in veel grotere mate bepalend voor de landbouw (markt- en prijsbeleid, milieubeleid). De beïnvloedingsruimte van de gemeente is beperkt.
Binnen de agrarische sector kan onderscheid worden gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Niet-grondgebonden bedrijven zijn bedrijven die niet afhankelijk zijn van grond als productiemiddel. Ze komen voornamelijk voor binnen de hoofdgroep veehouderij en worden daarom ook vaak intensieve veehouderijen genoemd. Over het algemeen zijn de kenmerken van de intensieve veehouderij:
De champignonteelt is een teelt, die plaatsvindt in gebouwen en wordt daarom ook beschouwd als niet-grondgebonden.
Om in aanmerking te komen voor een agrarische bedrijfsbestemming moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Om te kunnen beoordelen of op een bepaald perceel sprake is van een agrarisch bedrijf, is een veldinventarisatie uitgevoerd, waarbij gekeken is of de bebouwing, die in de vigerende plannen een agrarische bedrijfsbestemming had, nog gebruikt wordt ten dienste van het agrarisch bedrijf. De uitkomst van deze veldinventarisatie is weergegeven op een zogenoemde functiekaart, die voorafgaand aan het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2007 voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage heeft gelegen. De gegevens van de functiekaart zijn in 2012 aan de hand van aanvullend onderzoek en de ingediende inspraakreacties uit 2007 geactualiseerd en als zodanig in het plan verwerkt.
Voor wat betreft de agrarische bedrijfsbestemming is een bestemmingsplan in principe gebonden aan wat verstaan wordt onder een agrarisch bedrijf. Daarnaast kan in het bestemmingsplan onderscheid worden gemaakt in ontwikkelingsmogelijkheden voor de verschillende bedrijfstypen. Aan dit onderscheid dienen ruimtelijke overwegingen ten grondslag te liggen.
De gemeente Heerde kiest ervoor een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een boomkwekerij, een houtteeltbedrijf, een sierteeltbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een inweidersbedrijf, een witlofkwekerij of een vis- of wormenkwekerij, uit te sluiten van de definitie van agrarisch bedrijf. Dit betekent dat deze bedrijfstypen niet toegestaan zijn binnen de reguliere agrarische bedrijfsbestemming, die in voorliggend plan is aangeduid met "bouwvlak". Hierna wordt uitgelegd waarom bepaalde bedrijfstypen uitgesloten worden van de reguliere agrarische bedrijfsbestemming.
Glastuinbouwbedrijven zijn bedrijven waarvan de gehele agrarische productie onder (verwarmd) glas plaatsvindt. Omdat het gaat om grote kasoppervlakten, het gaat vaak om minimaal 10.000 m2 glas, is omschakeling van een regulier agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf niet mogelijk.
De ruimtelijke uitstraling van een erf van boomkwekerij-, sierteelt- en houtteeltbedrijven wijkt over het algemeen ook af van het erf van een regulier agrarisch bedrijf. Naast een bedrijfsgebouw is er namelijk ook vaak behoefte aan een ruimte onder glas of folie (kas of tunnelkassen) en soms aan een schaduwhal. Een schaduwhal (ook wel schermhal genoemd) is een vaste constructie met tentdoeken om verbranding van planten door de zon tegen te gaan en de planten tegen extreme weersinvloeden te beschermen. Ook vindt de teelt soms plaats in pot of container. Gekozen is daarom aan deze bedrijven, naast vollegrondstuinbouwbedrijven niet toe te staan.
Champignonkwekerijen en vis- en wormenkwekerijen worden uitgesloten van de definitie van agrarisch bedrijf, omdat de teelt uitsluitend plaatsvindt binnen gebouwen en het over het algemeen gaat om grote oppervlakten aan bebouwing. De genoemde bedrijven komen binnen de gemeente Heerde niet voor.
Inweidersbedrijven zijn uitgesloten van de definitie, omdat het tijdelijk inscharen van vee geen specifieke ruimtebehoefte met zich meebrengt. De bouwmogelijkheden bij burgerwoonbestemmingen (max. 200 m² voor hobbybedrijven) zijn toereikend om in zeldzame gevallen te voorzien in onderdak van ziek vee.
In de reconstructieplannen zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden bepaald (zie paragraaf 2.4.3). De zonering intensieve veehouderij werkt rechtstreeks door naar het bestemmingsplan. Voor wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij is daarom aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe.
Op basis van het reconstructieplan is de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen (op maagdelijke) locaties in het buitengebied van Heerde niet toegestaan. Hervestiging op bestaande locaties in het verwevingsgebied is wel toegestaan. Om het beleid omtrent de landbouw te laten aansluiten op de toekomstvisie en de uitkomsten van het planMER, is er voor gekozen om omschakeling/hervestiging van intensieve bedrijven op bestaande agrarische bouwvlakken ten oosten van het Apeldoorns Kanaal mogelijk te maken. In de toekomstvisie is dit gebied aangewezen als "natuur, cultuur en voedselproductie". Als gevolg van de uitgevoerde planMER is opgenomen dat hervestiging in dit gebied alleen tot de mogelijkheden hoort als er sprake is van een verplaatsing in het kader van de "afwaardse beweging". Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Binnen het 'verwevingsgebied' is uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven of de intensieve veehouderij mogelijk tot maximaal 1 hectare. Uitbreiding van bebouwing voor intensieve veehouderij boven de 1 hectare is in beginsel uitgesloten, tenzij de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid.
Binnen het 'extensiveringsgebied' is uitbreiding alleen mogelijk als dit noodzakelijk is voor dierenwelzijn. Hervestiging is uitgesloten en wordt daarom ook niet mogelijk gemaakt in het voorliggende plan. Omdat geen van de agrarische bouwvlakken in het extensiveringsgebied is gesitueerd, is het overbodig om de reconstructiezonering op de verbeelding op te nemen. De ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven zijn overigens onderzocht in het PlanMER en een aanvulling hierop.
Aan bestaande agrarische bedrijven is een passend bouwvlak toegekend. Agrarische bouwvlakken worden toegekend om recht te doen aan het concentratiebeginsel. Concentratie van bebouwing is vanuit bedrijfseconomisch en vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk. De bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing moet daarom geconcentreerd worden opgericht volgens het principe van bebouwingsconcentratie. Hiermee wordt voorkomen dat het landschap wordt ontsierd met verspreid liggende bouwwerken. Bebouwing mag alleen worden opgericht indien deze ten dienste staat van het agrarisch bedrijf.
Aan reguliere agrarische bedrijven, dat wil zeggen agrarische bedrijven die vallen onder de definitie van agrarisch bedrijf, is, binnen de bestemming "Agrarisch", de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Daarbij is gekozen voor ruime bouwvlakken waarbij rekening is gehouden met gevoelige bestemmingen en plaatselijke waarden. Voor bedrijven gelegen in de uiterwaarden is aangesloten bij de vigerende bouwvlakken.
Binnen een bouwvlak is het afhankelijk van de bedrijfsgrootte toegestaan een bouwblok van 1 of 0,5 ha te bebouwen. Ook is bepaald dat, gezien het concentratiebeginsel, de grootste lengte van het daadwerkelijke bouwblok niet meer mag bedragen dan 150 meter. Voor bedrijven in de uiterwaarden geldt dat de bestaande oppervlakte aan bouwwerken is toegestaan. Dit is als zodanig op de verbeelding weergegeven.
Als agrarische bedrijven op dit moment een bouwblok hebben dat kleiner is dan 0,5 ha, dan kunnen zij bij recht tot maximaal 0,5 ha uitbreiden (met uitzondering van de uiterwaarden). Alleen met een afwijkingsbevoegdheid kan het bedrijf worden vergroot tot 1, 1,5 of 2 ha. Deze vergroting zal onder andere onderbouwd moeten worden met een bedrijfsplan. In paragraaf 4.3 is het beginsel van bebouwingsconcentratie nader toegelicht.
Bedrijfswoning(en) zijn meegenomen binnen de agrarische bedrijfsbestemming. Een bedrijfswoning is in het algemeen noodzakelijk voor een goede agrarische bedrijfsvoering. Op de verbeelding wordt met een aanduiding aangegeven hoeveel bedrijfswoningen toegestaan zijn.
Veel agrarische bouwvlakken worden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet meer agrarisch gebruikt. Het gebruik is dan niet meer in overeenstemming met het bestemmingsplan waardoor formeel geen vergunning meer verleend kan worden voor verbouw of herbouw van de voormalige bedrijfswoning. Dit is een onwenselijke situatie. Bouwvlakken die niet meer agrarisch in gebruik zijn, krijgen waar mogelijk een woonbestemming. Overigens zal dit in verband met bijvoorbeeld de Wet geluidhinder, de Wet geurhinder of het geval waarbij bedrijfswoningen door derden (niet de bedrijfsvoerder) worden bewoond niet te allen tijde mogelijk zijn.
Sinds 1 januari 2013 is de 'Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen)' in werking getreden. Deze wet bepaalt dat het planologisch regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor de bescherming tegen milieueffecten. In het plangebied is geïnventariseerd hoe vaak zich de situatie voordoet dat een tweede bedrijfswoning in de afgelopen planperiode is afgesplitst van het agrarisch bedrijf. De tweede bedrijfswoning wordt dan feitelijk gebruikt ten dienste van het wonen en niet langer ten dienste van het agrarische bedrijf. Door nu de bestemming wonen aan het perceel Kerkweg 36a toe te kennen, wordt het agrarische bedrijf belemmerd in de bedrijfsvoering. In totaal doet zich deze situatie 4 maal voor. Om deze bedrijven ruimte te geven en de illegale woonsituatie op te heffen, wordt voor deze 4 percelen een aanduiding plattelandswoning opgenomen. Daarnaast wordt een wijzigingsbevoegeheid opgenomen om de tweede bedrijfswoning te voorzien van een aanduiding plattelandswoning. Aan deze bevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.
Gezien de huidige technische ontwikkelingen bij agrarische bedrijven is de noodzaak voor een tweede bedrijfswoning steeds moeilijker aan te tonen. Hierdoor wordt in het bestemmingsplan deze mogelijkheid niet opgenomen. Wanneer door schaalvergroting toch een behoefte ontstaat aan een tweede bedrijfswoning, kan worden teruggevallen op de regelingen voor inwoning en woningsplitsing.
Nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf worden steeds vaker ontplooid. Gedacht kan worden aan kamperen bij de boer, verkoop van agrarische producten aan huis en rondleidingen en recreatief-toeristische activiteiten op het agrarisch bedrijf, zoals boerengolf. De gemeente wil de landbouw mogelijkheden bieden dergelijke activiteiten te ontplooien. Het beleid voor nevenactiviteiten is overgenomen van het regionale functieveranderingsbeleid en de gemeentelijke nota Verblijfsrecreatie.
De regeling voor nevenactiviteiten, als onderdeel van het functieveranderingsbeleid, is opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat de algemene regeling (gebruik van bestaande bebouwing) waar mogelijk bij recht van toepassing is verklaard op de agrarische bedrijfsactiviteiten. De aanvullende regeling (waarbij meer m2 aan nevenactiviteit of nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt) is waar mogelijk in de flexibiliteitsbepalingen vertaald.
De productiegerichte paardenhouderijen worden in dit bestemmingsplan aangemerkt als een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken en opfokken van paarden (vermeerderen), die geschikt zijn voor een bepaalde taak, alsmede hengstenhouderij en paardenmelkerij. Daarmee komt de gemeente tegemoet aan de bevindingen van de sectorraad paarden en de VNG die stellen dat zuiver agrarische paardenhouderijen tegenwoordig nauwelijks bestaan. De productiegerichte paardenhouderijen hebben een ontwikkeling doorgemaakt waarin verbreding van de bedrijfsactiviteiten aan de orde is. Dit hoeft immers niet ten koste te gaan van de agrarische uitstraling.
In het plangebied komt een gebruiksgerichte paardenhouderij voor. Deze is bestemd als "Agrarisch" en aangeduid met een aparte aanduiding. Onder een gebruiksgerichte paardenhouderij wordt verstaan een bedrijf dat is gericht op het stallen, beleren en trainen van paarden, niet zijnde een manege. De gemeente kiest er dus voor om gebruiksgerichte paardenhouderijen uit te sluiten van de definitie van een agrarisch bedrijf. Bij eventuele verzoeken zal dit buitenplans geregeld worden in een separate procedure. Het bestemmingsplan heeft immers een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.