direct naar inhoud van Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
Plan: Buitengebied Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000900-va01

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • 3. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • 4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • 5. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • 6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m², tot een extra hoogte van 3 m;
  • 7. het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van bedrijfsbebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 2 m, mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • 8. het voorschrift dat gebouwd moet worden overeenkomstig het beginsel van bebouwingsconcentratie, voorzover dat noodzakelijk is vanuit het oogpunt van veiligheid en medische noodzaak.

25.2 Inwoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 1.90 (woning) voor het huisvesten van meerdere huishoudens in één woning ten behoeve van inwoning waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. woonsituatie;
    • c. milieusituatie;
    • d. de verkeersveiligheid;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzend gronden;
    • f. de sociale veiligheid.

25.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 1.90 (woning) voor het huisvesten van meerdere huishoudens in één woning ten behoeve van mantelzorg waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. de mantelzorg dient gerealiseerd te worden binnen de bestaande woning;
  • 2. de ruimten voor mantelzorg dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdbewoning;
  • 3. de mantelzorg wordt beperkt tot 30% van het netto vloeroppervlak van de bestaande woning met een maximum van 60 m²;
  • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ingeding zijnde belangen waaronder die van omwonenden.

25.4 Mantelzorg in vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 23.1 voor het wonen ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaande bijbehorende bouwwerken, mits is aangetoond dat mantelzorg in de bestaande woning redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. bijwoning dient te geschieden in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk dat binnen de bestaande bouwmogelijkheden past;
  • 2. bijwoning eindigt wanneer de mantelzorg eindigt;
  • 3. binnen 1 jaar na beëindiging van de mantelzorg wordt het teruggebracht in de oorspronkelijke situatie danwel een situatie die voor wat betreft het gebruik en bouwregels voldoet aan het geldende bestemmingplan;
  • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ingeding zijnde belangen waaronder die van omwonenden;
  • 5. er dient gebruik te worden gemaakt van één inrit;
  • 6. er dient sprake te zijn van gemeenschappelijk nutsvoorzieningen;
  • 7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. woonsituatie;
    • c. milieusituatie;
    • d. de verkeersveiligheid;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzend gronden;
    • f. de sociale veiligheid.

25.5 Kleinschalige kampeerterreinen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in de regels van dit plan ten behoeve van kleinschalige kampeerterreinen bij woningen en bedrijfswoningen, met dien verstande dat:

  • 1. het aantal standplaatsen ten hoogste 25 mag bedragen;
  • 2. het terrein voor kleinschalig kamperen dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak, indien dit binnen de betreffende bestemming is opgenomen, en met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • 3. de landschappelijke inpassing is aangetoond door een landschappelijk inpassingsplan;
  • 4. de hoofdverschijningsvorm van het perceel of het pand niet onevenredig wordt aangetast;
  • 5. de voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden ondergebracht in de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van 100 m²;
  • 6. de oppervlakte van het perceel ten behoeve van het kleinschalig kamperen ten minste 0,5 hectare bedraagt;
  • 7. de onderlinge afstand tussen terreinen voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
  • 8. de afstand tot bouwvlakken van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • 9. het kleinschalige kampeerterrein de cultuurhistorische waarden of de bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse moet versterken;
  • 10. voor zover het betreft een terrein ter plaatse van de aanduiding 'ehs-natuur' en 'ehs-verwevingsgebied' of de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone' kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan, indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuurlijke of landschappelijke waarden.

25.6 Afwegingskader
25.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • 1. de mate waarin de waarden, waaronder de aanwezige landschaps- en natuur- en cultuurhistorische waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • 2. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • 3. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • 4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, geluid, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • 5. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • 6. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
  • 7. stiltegebiedentoets;
  • 8. EHS-toets (nee tenzij-toets).

25.6.2 Weigering

Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 25.6.1 onder 1, 2, 7 en 8 onevenredig worden geschaad en/of de 25.6.1 onder 3, 4 en 5 genoemde uitvoerbaarheid/ inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de 25.6.1 onder 6 genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.

Waarbij tevens moet vaststaat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet en Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.