direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Buitengebied West
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000800-on01

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van de glastuinbouw, met dien verstande dat:

  • 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
  • 2. de bestaande gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van zorgfuncties en ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen, hobbycursussen in de creatieve sfeer of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m²;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van de aanwezige karakteristieke hoofdvorm van bouwwerken;
  • 4. de instandhouding van wegen, paden (inclusief kabels en leidingen) en infrastructurele voorzieningen en de aanleg van infrastructurele voorzieningen;
  • 5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen sprengen en beken, en voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • 6. extensief recreatief medegebruik;
  • 7. agrarisch beheer van gronden;

met de daarbij behorende gebouwen, ander-bouwwerken, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 39(Algemene bouwregels);
  • 2. deze dienen gebouwd te worden met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • 1. de goothoogte van gebouwen, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • 3. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 tot en met 6 geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, ook in geval van (ver)nieuwbouw;
  • 5. het gezamenlijke oppervlakte aan glasopstanden mag niet meer bedragen dan het in onderstaande tabel bij maximaal oppervlak vermelde oppervlak:
adres   maximaal oppervlak (m²)  
Kerkdijk 1/3   18200  
Kerkdijk 5   8388  
Kerkdijk 12   18780  
Achter Kerkdijk 20   3600  
Borchgraverweg 3A   7776  
Borchgraverweg 5   9492  
Bisschopstraat 3/5 in combinatie met Borchgraverweg 7   7080

420  
Bruggenhoek 8   4128  

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • 1. bij een bedrijf mogen niet meer bedrijfswoningen worden gebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' is toegestaan;
  • 2. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • 3. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een bedrijfswoning mogen de huidige gevels, uitgezonderd de voorgevel, met niet meer dan 10 m overschreden worden, waarbij de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen, mits daardoor de omliggende agrarische bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering;
  • 4. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • 5. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • 6. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • 7. in afwijking van het bepaalde onder 2 tot en met 6 geldt dat bestaande maten en afmetingen gehandhaafd mogen worden.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • 3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt.
4.2.5 Andere-bouwwerken

Voor andere-bouwwerken geldt dat:

  • 1. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van andere-bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen indien deze vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;
  • 3. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Artikel 46 (Nadere eisen) is van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 4.2.3 onder 3 ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfswoning binnen het bestemmingsvlak;
  • 2. 4.2.3 onder 4 en 5 en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
  • 3. 4.2.3 onder 6 en een afwijkende dakhelling toestaan;
4.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 42 Algemene afwijkingsregels.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 40 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • 2. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • 3. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerk voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 4.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • a. het aantal standplaatsen ten hoogste 25 mag bedragen;
    • b. het beginsel van bebouwingsconcentratie in acht dient te worden genomen;
    • c. de landschappelijke inpassing is aangetoond door een landschappelijk inpassingsplan;
    • d. de hoofdverschijningsvorm van het perceel of het pand niet onevenredig wordt aangetast;
    • e. de voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden ondergebracht in de bestaande bebouwing tot een oppervlakte van 100 m²;
    • f. de oppervlakte van het perceel ten behoeve van het kleinschalig kamperen ten minste 0,5 hectare bedraagt;
    • g. de onderlinge afstand tussen terreinen voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
    • h. voor zover het betreft een terrein ter plaatse van de aanduiding 'ehs-natuur' en 'ehs-verwevingsgebied' of de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone' kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan, indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuurlijke of landschappelijke waarden;
4.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 42 Algemene afwijkingsregels.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen naar Agrarisch - Kwekerij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - indien tot opheffing van het glastuinbouwbedrijf is overgegaan - de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Kwekerij ten behoeve van een houtteelt-, sierteelt- en boomkwekerijbedrijf.

4.7.2 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - indien tot opheffing van het glastuinbouwbedrijf is overgegaan - de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van de bestemming Wonen, waarbij geldt dat:

  • 1. de karakteristiek van de voormalige bedrijfswoning en de complexiteit van het (voormalige) erf, alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) waar mogelijk worden versterkt en in ieder geval niet worden aangetast;
  • 2. door de wijziging geen milieuhygiënische belemmeringen ontstaan voor omringende agrarische bedrijven;
  • 3. de infrastructuur niet verzwaard mag worden. Onder verzwaren wordt mede verstaan: het verharden van zandwegen;
  • 4. de verkeersaantrekkendheid in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks mag toenemen;
  • 5. alsmede monumentale en karakteristieke bebouwing gehandhaafd dient te blijven;
  • 6. het aantal woningen niet toeneemt.
4.7.3 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 43.5 (Algemene wijzigingsregels).

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.8.1 Vergunningplicht

Voor het slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een omgevingsvergunning vereist.

4.8.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.8.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.8.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.