Plan: | Oostersedijk 9, Hattem |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0244.bpOostersedijk9-0004 |
Hinder
In de directe omgeving van het geplande woongebouw is een agrarisch bedrijf gelegen. Het betreffende bedrijf is eveneens gelegen aan de Oostersedijk. De afstand tussen de nieuwe kavels en het bedrijf moet op basis van de Wet geurhinder en veehouderij 50 meter bedragen. Er wordt voldaan aan de minimale afstand tussen het bedrijf en de geurgevoelige objecten, dat wil zeggen de nieuwe woningen. Volgens de Wet milieubeheer AmvB's dient in open lucht opgeslagen veevoeder op een minimale afstand van 25 meter van woningen te gebeuren. Aan deze afstand wordt voldaan. Door de nieuwe ontwikkelingen worden de agrarische bedrijven in de omgeving niet onevenredig belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de directe omgeving van het plangebied is geen spoorweg of industrie gelegen. Hier wordt daarom niet verder op in gegaan. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op het geluidsaspect wegverkeerslawaai.
In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een buitenstedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 250 meter.
De weg waaraan het nieuwe woongebouw komt te liggen betreft de Oostersedijk waarvoor een maximumsnelheid van 60 km/u geldt.
Op basis van de verkeersprognose 2013 is gebleken dat de 50 dB(A)-contour op 3 meter uit de as van de weg is gelegen.
Deze prognose is verouderd, aangezien sinds deze prognose wijzigingen in de Wet geluidhinder zijn doorgevoerd. In de nieuwe Wet geluidhinder wordt gesproken van een hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB.
Gezien de geringe contour in de verkeersprognose 2013 worden geen beperkingen met het oog op de gewenste ontwikkelingen gezien. Derhalve hoeft geen aanvullend akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Wat het aspect geluid betreft worden geen beperkingen gezien met het oog op de gewenste ontwikkeling.
Externe veiligheid
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi. Ook zijn er geen routes gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig. Wel is de aanwezigheid van een gasleiding geconstateerd. Deze leiding is in 2008 uit bedrijf genomen en hoeft niet als leiding beschouwd te worden bij de planvorming. In verband met mogelijke graafwerkzaamheden moet er binnen een 4-meter strook rekening gehouden worden met de ligging van "het ijzer".
Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.
Luchtkwaliteit
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de Wet luchtkwaliteit en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip "niet in betekenende mate" gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties voor maximaal 500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 1.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geldt dat er geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden.
Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.
Bodem
Voorheen bevond zich in het onderhavige plangebied een agrarisch bedrijf. De opstallen die bij deze bedrijfsvoering horen worden gesloopt. Gezien de aard van de bedrijvigheid worden geen verontreinigingen in de grond verwacht. Voor de goede ruimtelijke ordening en om de haalbaarheid van het plan verder vast te stellen is besloten dat een verkennend bodemonderzoek moet plaatsvinden.
Het betreffend verkennend bodemonderzoek is verricht door Boluwa Eco Systems BV ("Verkennend bodemonderzoek op een locatie aan de Oostersedijk 9 te Hattem", kenmerk: 09072, opgesteld op 22 april 2009).
Er kan worden opgemaakt dat er mogelijk bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie zelf hebben plaatsgevonden.
Volgens het toetsingskader uit de circulaire bodemsanering 2009, gedateerd van april 2009, behoeft op de betreffende locatie geen nader onderzoek plaats te vinden. Hergebruik van eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond op het eigen terrein is toegestaan. Eventueel vrijkomende grond mag echter tegenwoordig niet zondermeer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop van toepassing.
Wat het aspect bodem betreft zijn er geen beperkingen met het oog op de gewenste ontwikkelingen.
De rapportage is als Bijlage 2 Natuurtoets toegevoegd.