direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Waterfront - Strandeiland en de Wijde Wellen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00223-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Strandboulevard en strandeiland

Het westelijk deel van de Strandboulevard is ontwikkeld in het kader van het project Waterfront Harderwijk. De gemeente Harderwijk werkt vanaf 1995, in nauw overleg met andere overheden en betrokkenen, aan plannen ter verbetering van de oeverzone. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 14 oktober 2004 het Structuurplan Waterfront vastgesteld. Het gehele project Waterfront van Harderwijk strekt zich uit langs vrijwel de gehele kustlijn van Harderwijk langs het Wolderwijd en het Veluwemeer. In totaliteit gaat het bij het Waterfront om een complexe ruimtelijke operatie die primair is gericht op een kwaliteitsimpuls van de gebieden ten westen en ten noorden van de historische binnenstad. De ontwikkelingen zijn gericht op een structurele verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de Boulevard en omgeving en van het gebied van het voormalige industrieterrein Haven.

Het deelgebied Boulevard West heeft met name een (dag)recreatieve functie gekregen. De oude binnenstad is weer aan het water komen te liggen. De boulevard is versmald en langs de boulevard is een haven voor recreatievaart gegraven. Aan de overzijde van de havenkom is een strandeiland aangelegd met een strand, een horecagelegenheid, een openbaar toiletgebouw en speelvoorzieningen. Sinds kort bevindt zich hier ook de (tijdelijke) halte van de waterbus naar Zeewolde.

Meer naar het noorden toe heeft de Boulevard-Oost ook een dagrecreatieve maar ook horecafunctie gekregen. Er bevinden zich hier meerdere restaurants met terrassen. Tevens zijn hier aanlegvoorzieningen voor de recreatieve vaart aanwezig.

Wijde Wellen

In het verlengde van Boulevard West en ten zuiden van het Strandeiland ligt deelgebied De Wijde Wellen. Het noordelijk deel is bekend als de Wellen en het zuidelijk deel als de Stille Wei. De Wijde Wellen ligt buiten de stadsmuur, direct aan het water. Het vormt het gebied tussen de boulevard en het Plantagepark. De Wijde Wellen heeft net als het Strandeiland ook een recreatieve functie. Er kan gewandeld en gefietst worden en er vinden evenementen plaats. De Stille Wei wordt in de winter gebruikt als ijsbaan. Aan de rand van de ijsbaan staat het clubgebouw van de ijsbaan.

In 2020-2021 heeft een omvangrijke herinrichting van het gebied de Wijde Wellen plaatsgevonden. Zo zijn er verschillende recreatieve voorzieningen aangelegd, zoals een uitkijkpunt, steiger, nieuwe wandel- en fietspaden, ministrandjes, en bankjes en is de mogelijkheid geboden voor een nieuw terras.

Knarland

In het Wolderwijd ligt tegen de gemeentegrens met Zeewolde het natuur- en recreatiegebied Knarland. Knarland bestaat uit drie eilanden waarvan de twee noordelijke natuurgebied zijn en het zuidelijke te bezoeken is voor recreanten. Op het recreatie-eiland zijn aan de noordzijde aanlegvoorzieningen aanwezig voor de recreatieve vaart. Bezoekers van het eiland kunnen hier aanmeren en overnachten. Hierbij mag men tevens gebruik maken van het eiland.

De twee noordelijke eilanden zijn niet toegankelijk voor dagrecreatie.

Ontwikkelingen

Er zijn enkele kleine ontwikkelingen die aanleiding waren om de geldende bestemmingsplannen te herzien. Op het Strandeiland gaat het om de volgende zaken:

  • Voor de horecagelegenheid is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend en de opzet is om de komende jaren te werken naar een permanente voorziening. Ten aanzien van de grondverkoop zijn afspraken vastgelegd over de omvang van de toekomstige voorziening. Deze worden in dit bestemmingsplan vastgelegd.
  • Er is een sanitairunit gebouwd waarin het geldende bestemmingsplan niet voorziet. In 2017 is een vergunning verleend voor de bouw van een sanitairunit. In dit bestemmingsplan is het gebouwtje nu planologisch-juridisch vastgelegd;
  • Op het strandeiland worden af en toe kleinere evenementen georganiseerd. Uit natuuronderzoek is gebleken dat voor het kunnen houden van deze evenementen vanwege de ligging aan het water enkele voorwaarden gelden. Deze worden benoemd in het bestemmingsplan. Deze voorwaarden zullen worden gesteld bij het verlenen van vergunningen. Om duidelijkheid vooraf te scheppen is besloten de voorwaarden ook op te nemen in de regels van het bestemmingsplan
  • vanwege de toenemende behoefte aan het bieden van sup-activiteiten heeft ecologisch onderzoek uitgewezen dat er, net als bij het houden van kleine evenementen, voorwaarden gesteld moeten worden aan deze activiteit. Deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Voor De Wijde Wellen is een herinrichtingsplan opgesteld en deze is het afgelopen jaar uitgevoerd. Dit plan is uitgevoerd binnen de regels van het huidige bestemmingsplan. Daar waar dit niet mogelijk was, zijn procedures reeds doorlopen. Alhoewel er dus ontwikkelingen plaats hebben gevonden en nog zullen vinden, is er planologisch gezien geen sprake van wijzigingen in het bestemmingsplan. De vergunde situatie wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd. Daarnaast is het bestaande bestemmingsplan (1984) aan vervanging toe.

Verder geldt voor de Wellen dat hier (grote) evenementen worden georganiseerd die nog hun weerslag moeten krijgen in een bestemmingsplan. Ten aanzien van de evenementen geldt dat hiervoor later een separaat (paraplu)bestemmingsplan wordt opgesteld wanneer de evenementenprofielen zijn vastgelegd.

Overige ontwikkelingen die aanleiding zijn om het bestemmingsplan aan te passen zijn:

  • Een deel van de het Wolderwijd is nog niet vastgelegd in een bestemmingsplan. Er is voor gekozen om dit deel in voorliggend bestemmingsplan mee te nemen en het bestaand gebruik planologisch-juridisch vast te leggen.
  • Voor een terras midden op Boulevard West is een vergunning verleend. Deze is meegenomen in dit bestemmingsplan.
  • Van de bouwmogelijkheid van twee kiosken die in de geldende ruimtelijke plannen staat, wordt geen gebruik gemaakt. Deze mogelijkheid wordt daarom niet overgenomen in het voorliggend bestemmingsplan.

Net als bij de Wellen geldt dat voor de bestaande evenementen op de Boulevard later een separaat paraplu bestemmingsplan wordt opgesteld.

Om een overzichtelijke hoeveelheid ruimtelijke plannen te creëren is ervoor gekozen om de drie geldende ruimtelijke plannen in zijn geheel te herzien middels voorliggend bestemmingsplan. Enkele ontwikkelingen van beperkte omvang zijn hierbij eveneens opgenomen. In paragraaf 1.2 wordt hier verder op in gegaan.

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. De ontwikkelingen en wijzigingen zoals genoemd in paragraaf 1.1 worden verankerd in dit bestemmingsplan.

Op dit moment gelden 4 ruimtelijke plannen. Om het aantal ruimtelijke plannen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om deze 4 ruimtelijke plannen te vervangen door één nieuw plan. Daarmee wordt voorkomen dat voor een gebied een lappendeken aan plannen geldt en er verwarring ontstaat welk plan vigeert.

Het bestemmingsplan "Waterfront - Strandeiland en de Wijde Wellen" vervangt (deels) bij inwerkingtreding de volgende ruimtelijke plannen:

  • 1. Bestemmingsplan Waterfront Zuid Boulevard West (vastgesteld op 10 juni 2010 en onherroepelijk op 29 februari 2012)
  • 2. Wijzigingsplan Waterfront Zuid Boulevard West Strandeiland (vastgesteld op 20 maart 2012 en onherroepelijk op 24 mei 2012)
  • 3. Partiële herziening Waterfront Zuid Boulevard West (vastgesteld op 28 juni 2012 en onherroepelijk op 6 september 2012)
  • 4. Boulevard 1984 (vastgesteld op 21 maart 1985, goedgekeurd op 3 april 1986)

Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0001.jpg"

Globale ligging plangebied

In onderstaande luchtfoto is ingezoomd op het Strandeiland en De Wijde Wellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0002.jpg"

Globale ligging Strandeiland en De Wijde Wellen

1.3 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het Strandeiland, De Wijde Wellen, een groot deel van het omliggende water (Wolderwijd), een kleine, zuidelijke strook van het Dolfinariumterrein en een stukje van Boulevard West (tussen Monopole en de Vischpoort). Het plangebied wordt aan de zuidoostzijde begrensd door de historische stadsmuur. In onderstaande afbeeldingen zijn de plangrenzen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0003.png"

Plangrenzen gehele plangebied

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Waterfront - Strandeiland en de Wijde Wellen" heeft als IMRO-idn NL.IMRO.0243.BP00223-0003 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in samenhang gelezen te worden. Indien er verschil bestaat tussen de analoge en de digitale verbeelding, gaat de digitale verbeelding voor.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. De toelichting van dit bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven aan de hand van de ontstaansgeschiedenis en de aanwezige functies;
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven;
  • in hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Tot in de eerste helft van de 20e eeuw bestond het plangebied grotendeels uit water met een strook
grasland. De stad lag toen direct met de stadsmuur aan het water. In de loop van de tijd raakte de kust voor Harderwijk meer verzand en kwamen er zandplaten voor de kust te liggen. De bereikbaarheid van
Harderwijk via het water verslechterde en vele malen werd gepleit voor de aanleg van een haven. In 1650 werd een kleine haven aangelegd nabij de steiger van de Hoge Bruggepoort. Pas in de 20e eeuw kwam er een havengeul langs de Havendam. De uitbreiding van deze haven volgde met de aanleg van Oostelijk (1957) en Zuidelijk (1968) Flevoland. De Zuiderzee bestond toen al niet meer door de komst van de Afsluitdijk in 1932. Mede ter vervanging van de visserij op de Zuiderzee, ontwikkelde Harderwijk zich
meer als recreatief centrum aan het Wolderwijd. Daarin paste ook de komst van het Dolfinarium in 1965 en de aanleg van de boulevard. De directe relatie tussen de binnenstad en het water werd geleidelijk
steeds minder.

2.2 Functies

2.2.1 Recreatie en toerisme

De boulevard is van strategisch belang voor het functioneren van de binnenstad. Een belangrijk doel van het project Waterfront is om de boulevard aantrekkelijker te maken voor recreanten en toeristen. De verblijfskwaliteit is in de afgelopen tijd verbeterd door de relatie met het water te herstellen, door de parkeerfunctie op de boulevard te weren en door een stadshaven te realiseren. Ook is door het ontwikkelen van het Strandeiland een aantrekkelijke recreatieve functie toegevoegd. Op het Strandeiland zijn een stadsstrand, sanitaire voorzieningen, speelvoorzieningen en een horecagelegenheid aanwezig.

De Wijde Wellen heeft een dagrecreatieve functie die met de herinchting versterkt is. Het gebied wordt nu nog beschouwd als "los" gebied, maar het verbindt na de herinrichting Boulevard West met het Zeepad. In De Wijde Wellen zijn onlangs uitkijkpunten, een ouderenstrand, een hondenstrand, een aangepaste ijsbaan en een terras gerealiseerd.

Het zuidelijke eiland van Knarland heeft een recreatieve functie. Hier kan de pleziervaart afmeren en overnachten. Op het eiland mag men verblijven en recreëren.

2.2.2 Cultuurhistorie

De zuidoostelijke begrenzing van het plangebied valt ongeveer samen met de historische stadsmuur van Harderwijk. Deze muur is een Rijksmonument. Een deel van het plangebied maakt deel uit van het gebied dat door het Rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dit is aangegeven middels de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

Op de oostelijke punt van het Strandeiland staat een kunstwerk, het Hanzebaken dat refereert aan het (Hanze-)verleden van de stad. Op deze plek is het Hanzebaken goed zichtbaar vanaf de boulevard en de Vischpoort. De NV Stadsherstel Harderwijk heeft het Hanzebaken aan de gemeente Harderwijk geschonken. Het kunstwerk is vervaardigd naar ontwerp van beeldend kunstenares Marte Röling en bestaat uit een zuil van circa 12,5 meter hoog, waarop het model van een koggeschip is geplaatst, uitgevoerd in bladgoud en varend op een blauwe zee.

Oorspronkelijk liep de voormalige Zuiderzee tegen de stadsmuur en de Zeebeer aan. In de loop van de tijd ontstond er door aanslibbing land tegen de stadsmuur en de Zeebeer. Dit land werd de Wellen genoemd. De Wellen fungeerden in de zomer als weilanden. Door de komst van het Dolfinarium in de jaren zestig van de vorige eeuw, werd het oostelijk deel van de de Wellen omgevormd tot parkeerterreinen. Met de komst van het project Waterfront zijn deze getransformeerd naar de Haven en het Strandeiland. Het westelijk deel van de Wellen zijn in stand gebleven. Sinds 1912 wordt een deel in de winter gebruikt als ijsbaan. Een dergelijk niet-bebouwde vooroever is zeldzaam en daarom van cultuurhistorische waarde en maakt daarom deel uit van het rijksbeschermde stadgezicht van de binnenstad van Harderwijk.

2.2.3 Natuurwaarden en water

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit water. Dit water is nagenoeg geheel aangewezen als Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren' en Gelders Natuur Netwerk (GNN). Op deze natuur wordt in paragraaf 5.3 nader ingegaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020) biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050.

In Nederland staan we voor een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Denk aan periodes van droogte, afgewisseld met extreme regenval, de zeespiegelstijging, de overgang naar duurzame energie en de ruimte die nodig is voor windmolens en zonnepanelen. Of de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen om het woningtekort op te lossen, de groei en het bereikbaar houden van steden en plekken voor distributiecentra. Denk ook aan het versterken van de natuur en biodiversiteit, het behoud van het landschap en de vitaliteit van onze landbouw. Dit zijn voorbeelden van grote, ingewikkelde opgaven. Deze opgaven kunnen niet meer apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland.


De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen we staan, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke keuzes we maken en welke richting we meegeven aan decentrale keuzes. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij horen. Met de Nationale Omgevingsvisie geeft het Rijk een langetermijnvisie om de grote opgaven aan te pakken.

Belangrijkste keuzes in de NOVI zijn:

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zo is ingericht dat het de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben dient goed gekeken te worden naar omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat eerst wordt gekeken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsten;
  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij tegelijk goed geconcurreerd wordt en een aantrekkelijk vestigingsklimaat geboden wordt. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;
  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden. De ambities en mogelijkheden in steden en regio’s in heel Nederland worden benut. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieën, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;
  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden.
  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

In de NOVI zijn 21 nationale belangen benoemd. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn vooral de volgende van belang:

  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
  • Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het Barro is sindsdien verschillende malen aangepast, momenteel geldt de geconsolideerde versie van 1 december 2020.
Het besluit gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. In het bestemmingsplan voor het buitengebied dient met name rekening te worden gehouden met de door het Rijk geformuleerde belangen inzake natuur (Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden). Via het Barro werkt het rijksbeleid door naar de ruimtelijke verordeningen van de provincies.

Het Barro heeft het IJsselmeergebied aangewezen als een gebied waar instructieregels gelden voor het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan binnen dit gebied maakt geen nieuwe bebouwing en landaanwinning mogelijk.

In het Barro is het Wolderwijd aangeduid als Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het betreft hier beschermde natuur waarvoor de provincie verder verantwoordelijk is voor het stellen van regels bij nieuwe ontwikkelingen.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is opgezet met als primair doel het tot stand brengen van een goede ruimtelijke ordening, door middel van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Concreet houdt dit in dat de ladder als ondersteuning dient voor decentrale overheden (provincies en gemeenten) bij de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. Hierdoor kan er een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming plaatsvinden bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Daarbij mogen dus enkel criteria een rol spelen die ruimtelijk relevant zijn.

De juridische grondslag van de ladder voor duurzame verstedelijking ligt in het Bro (artikel 3.1.6 lid 2), beleidsmatig is de ladder geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De ladder is daarmee kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, zoals de gemeentelijke bestemmingsplannen en de provinciale inpassingsplannen. Voorheen bestond de ladder uit drie treden die doorlopen moesten worden ter verantwoording van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar per 1 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen van kracht geworden. Eén van de belangrijkste is dat de drie treden worden losgelaten. Feitelijk is er nog maar één trede: "er dient gemotiveerd worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte." Het betreft ontwikkelingen zowel binnen als buiten stedelijk gebied. Het realiseren van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet nadrukkelijk gemotiveerd worden.

De definitie van een stedelijke ontwikkeling luidt als volgt: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

In principe is er geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt echter dat ontwikkelingen met relatief weinig ruimtelijke impact, zoals één of enkele woningen, niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling. In dat licht hoeven de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, niet beschouwd te worden als stedelijke ontwikkeling. Het betreft voornamelijk het vastleggen van de bestaande, vergunde situatie. De nieuwe ontwikkelingen zijn de verhuur van strandartikelen en vaartuigjes, de bouw van een fietsenstalling en de aanleg van enkele recreatieve functies in de Wellen, zoals de uitkijkpunten en een speelstrandje. Daar staat tegenover dat de bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan afnemen.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet toegepast hoeft te worden.

3.2.4 Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland

Provinciale Staten hebben op woensdag 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en geactualiseerde Omgevingsverordening vastgesteld. Deze zijn op 1 maart 2019 in werking getreden en sindsdien een paar keer geactualiseerd.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.

In de Omgevingsvisie is onder andere opgenomen dat één van de opgaven voor de regio Noord-Veluwe is om de bestaande kwaliteiten, zoals water, natuur en steden, te behouden, versterken en benutten.

Ten aanzien van beschermde natuur is in de visie opgenomen dat de provincie maatregelen treft vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van natuur, onder andere Natura 2000-gebieden. Juridisch is dit uitgewerkt in de Omgevingsverordening.

 
In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.

In de verordening (zie afdeling 2.6) zijn instructieregels opgenomen voor de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk. Binnen dit netwerk vallen ook Natura 2000-gebieden. De essentie van die regels is dat gewaarborgd wordt dat een plan de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurgebied niet aantast. Uitsluitend ontwikkelingen van groot openbaar belang zijn binnen het Gelders Natuurnetwerk toegestaan, mits er compensatie en mitigatie plaatsvinden. Een deel van het plangebied valt binnen het Gelders Natuurnetwerk en Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. In paragraaf 5.3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Voor het overige geeft de Omgevingsvisie geen instructieregels voor dit bestemmingsplan.

3.2.5 Stadsvisie 2031

Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.

Gekozen is voor scenario 2 "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.

De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema’s:

  • woonklimaat:
    "Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen";
  • maatschappelijke voorzieningen:
    "Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn";
  • werken:
    "Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago";
  • bereikbaarheid:
    "Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".

De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welke koers Harderwijk wil varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

3.2.6 Structuurvisie Harderwijk 2031

De structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.


De structuurvisie fungeert als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken, indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie is daarmee:

  • een visie op de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk voor de middellange en lange termijn;
  • een integrale visie met de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen betreffende het leven, werken en verblijven in Harderwijk;
  • de wijze waarop de gemeente de doelstellingen denkt te realiseren.

In de structuurvisie staat dat voor de kwaliteit van de leefomgeving de waterbelvédères (de belevingsplekken van Harderwijk als stad aan het water) en het groen in en om de stad van belang zijn.

Op de visiekaart 'Aantrekkelijke stad' is het plangebied aangegeven voor de ontwikkeling van natte natuur en waterbelvédère.

Op de visiekaart 'Ondernemende stad' is voor het plangebied niks aangegeven.

Op de visiekaart 'Zorgzame stad' is het Wellenpad aangewezen als fietspad als onderdeel van de hoofdfietsstructuur. Deze loopt door naar Boulevard West en Oost.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Harderwijk. Door de aanleg van het Strandeiland en de herinrichting van De Wijde Wellen wordt de beleving van het water versterkt. Het fietspad over het Wellenpad blijft toegestaan.

3.3 Archeologie en monumentenbeleid

3.3.1 Erfgoed

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast de ondergrondse (te verwachten) cultuurhistorische waarden (archeologie), ook een beschrijving moet worden gegeven van de bovengrondse cultuurhistorische waarden, zoals (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. In de toelichting van de aanpassing, is aangegeven dat de bovengrondse cultuurhistorische waarden niet alleen de beschermde monumenten betreffen.

De gemeente Harderwijk heeft daarom in 2015 een inventarisatie laten uitvoeren naar alle bovengrondse cultuurhistorische waarden en deze opgenomen in de cultuurhistorische waardenkaart.

In paragraaf 5.2.2 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

3.3.2 Archeologienota

De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld. De Beleidskaart Archeologie is tot stand gekomen door onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP- rapport 2050 "Een actualisatie en herziening van de archeologische verwachting"). In de beleidskaart Archeologie is aangegeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden. Op grond van de Erfgoedwet kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (omgevingsvergunning aanlegactiviteiten), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden.

Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellingsgrenzen aangegeven. Het beleid is om in bestemmingplannen een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellingsgrenzen.

In paragraaf 5.2.3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

3.4 Welstandsbeleid

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.


In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:

  • kleine bouwinitiatieven die welstandsvrij zijn;
  • kleine bouwinitiatieven waarvoor de zogenaamde 'sneltoetscriteria' gelden (criteria voor meest voorkomende kleine bouwactiviteiten);
  • grote bouwinitiatieven waarvoor lichte, gemiddelde en zware welstandstoets gelden;
  • grote bouwinitiatieven voor ontwikkelingslokaties, die in aparte beeldkwaliteitsplannen zijn vervat.


In de welstandsnota is het volgende opgenomen over Waterfront-Zuid waar voorliggend bestemmingsplan onderdeel van is: "De gemeente Harderwijk en het Consortium Waterfront hebben gezamenlijk een supervisor aangesteld die zorg draagt voor de ruimtelijke kwaliteit van Waterfront-Zuid."

Voor de horecagelegenheid op het Strandeiland zal in overleg met de supervisor een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan zal te zijner tijd worden vastgesteld als welstandscriteria voor dit gebied.

3.5 Milieubeleid

3.5.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012

De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.

Binnen de gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling wordt gestreefd streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen.

3.5.2 Gebiedsgericht milieubeleid

In het Milieubeleidsplan is voor verschillende delen van Harderwijk gebiedsgericht milieubeleid opgesteld. Door het opstellen van gebiedsgericht milieubeleid komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Welk milieubeleid voor het voorliggende plangebied geldt, is weergegeven op een interactieve kaart op de gemeentelijke milieuwebsite: https://geo.harderwijk.nl/geoinformatie/hwk_175_MilieuCompositieApart.html.

3.5.3 Routekaart naar een klimaatneutraal Harderwijk: De Energieke stad

Harderwijk heeft vele kansen om zich te profileren op het gebied van duurzaamheid en in het bijzonder duurzame energie. Vanwege die kansen stelt de gemeente zich het volgende doel: in 2031 (Harderwijk 800 jaar) wordt binnen de gemeentegrenzen 45 % minder CO2 uitgestoten (referentiejaar 2010). Deze ambitie zal worden bereikt door in te zetten op:

  • Energie besparing;
  • Opwekken van duurzame energie;
  • Compenseren (bijvoorbeeld door inkoop groene energie).

Met het stellen van deze ambitie wil de gemeente in het bijzonder lokaal bijdragen aan de economische vitaliteit, leefbaarheid en identiteit van de gemeente. Het loont om te investeren in energiebesparende maatregelen vanwege lagere lasten en vanwege de toegevoegde waarde aan het investeringsobject. Maar het betekent ook dat het opwekken van energie geld oplevert, duurzame energie zal in de toekomst alleen maar waardevoller worden. Door nu te investeren in het opwekken van duurzame energie wordt de afhankelijkheid van stijgende energieprijzen en het opraken van fossiele brandstoffen in de toekomst beperkt. Het lokaal investeren van die opbrengsten of meedelen in revenuen draagt bij aan de vitaliteit en zelfvoorzienendheid van de gemeente. Daarnaast laat de gemeente met deze doelstelling zien dat zij haar principiële verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van klimaatverandering. Let op! Duurzaamheid is nadrukkelijk meer dan alleen het besparen van energie of het treffen van milieumaatregelen (people-profit-planet).

3.6 Water- en bodembeleid

3.6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, grondwater, waterberging en waterkwaliteit centraal.

Bodem

De overheid streeft naar duurzaam gebruik van de bodem. Dit door middel van het schoonmaken van ernstig verontreinigde grond (saneren), licht verontreinigde grond blijvend te beheren en schone grond schoon te houden. Deze algemene landelijke doelstellingen zijn vastgelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan. In diverse wet? en regelgeving zijn deze doelstellingen nader uitgewerkt.


Water

Diverse beleidsdocumenten op verschillende bestuursniveaus liggen ten grondslag aan de uitgangspunten op het gebied van duurzaam waterbeheer:

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).
  • Zwemwaterrichtlijn

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.


De provincie en het waterschap hebben deze uitgangspunten verder doorvertaald in regionaal beleid en uitvoeringsplannen. Wettelijke verankering van het waterbeleid vindt plaats in de Waterwet en onderliggende uitvoeringsregels. De regels die zijn vastgelegd in een verordening van de waterschappen, worden 'de Keur' genoemd. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben. De Waterwet kent één watervergunning, de voormalige Keurvergunning is hierin opgenomen.

De watertoets is een proces waarmee in ruimtelijke plannen de mogelijke risico's (zoals waterveiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging en verzilting van grond? en oppervlaktewater) en kansen van water vroegtijdig in beeld worden gebracht in overleg met de waterbeheerders. In het kader van dit bestemmingsplan heeft afstemming plaats gevonden met de waterbeheerders, in dit geval het Waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren, en Rijkswaterstaat Midden Nederland, water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem.

In paragraaf 5.4 zijn de resultaten van de watertoets beschreven.

3.6.2 Bestaande situatie

Bodemopbouw

Over de lokale bodemopbouw van de Wellen en Strandeiland zijn weinig gegevens bekend. Er is 1 bodembeschrijving centraal in deze gebieden beschikbaar in het DINOloket waaruit blijkt dat de oorspronkelijke bodem voornamelijk uit matig fijn tot uiterst grof zand bestaat. Het strandeiland is opgespoten met zand uit het Veluwemeer. Uit eerdere projecten in de oeverzone langs het Wolderwijd is bekend dat er lokaal stoorlagen voorkomen van klei en veen die zijn afgezet (en plaatselijke weer afgeslagen) toen de Zuiderzee nog vrij spel had. Voor het Knarland zijn geen bodemgegevens bekend.

Bodemkwaliteit

De gemeente heeft samen met de omliggende gemeenten Elburg, Ermelo, Nunspeet, Elburg, Oldebroek en Putten een bodemkwaliteitskaart en bodembeheernota opgesteld. De Nota bodembeheer regio Noord Veluwe is vastgelegd in het document met kenmerk R002-1206995LNH-baw-V02-Nl d.d 21 januari 2014 (Tauw). In deze nota is omschreven welke keuzes de gemeenten hebben gemaakt ten aanzien van generiek en gebiedsspecifiek beleid, en onder welke voorwaarden grond en bagger mag worden toegepast binnen de regio.

Grondwater

Uit het gemeentelijk grondwatermeetnet blijkt dat de grondwaterstand varieert tussen NAP -0,25 m en NAP +0,05 m. Uit de metingen volgt verder dat de grondwaterstroming een noordwestelijke richting heeft, vanaf de Veluwe richting het Wolderwijd en de Flevopolders.

Waterkwantiteit en -kwaliteit

Het plangebied ligt aan de rand van het Wolderwijd. Op het Veluwemeer wordt een zomerpeil van NAP -0,05 m gehandhaafd en een winterpeil van NAP -0,3 m. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft aan dat, in tegenstelling tot het IJsselmeer, de streefpeilen voor de waterstanden op het Wolderwijd en Veluwemeer niet worden verhoogd.

Het plangebied is niet gelegen in een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

De maaiveldhoogten van het Knarland ligt tussen 0 en 1+ mNAPin. Het maaiveld van het strandeiland en de Wellen liggen globaal tussen de NAP +0,7 m en NAP +1,5 m. Er is geen primaire of regionale waterkering langs het Veluwemeer aanwezig. Uit een onderzoek naar de hoogwaterstatistiek van de Zuidelijke Veluwerandmeren (HKV Lijn in Water; 2019) blijkt dat de overstromingskans gering is: 1/1.000 jaar voor 0,7 mNAP en 1/100.000 jaar voor 1,5+ mNAP. Dit zijn -naar huidige inzichten- herhalingskansen tot het jaar 2100. Door de wereldwijde klimaatverandering zal op de lange termijn de kans op hoogwater situaties gaat toenemen.

3.6.3 Autonome ontwikkeling

Peil Veluwemeer

In het huidige peilbesluit is het streefpeil in de zomer voor de Veluwerandmeren - 0,05 m NAP en in de winter is het streefpeil -0,30 m NAP. Het vaakst voorkomend meerpeil in de zomer is -0,06 m NAP, in de winter is dit -0,28 NAP. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 is voor de Veluwerandmeren een bandbreedte in de zomer opgenomen die aansluit bij de huidige praktijksituatie, zijnde -0,05 tot -0,10 m NAP. In het peilbeheer wordt net als in de huidige situatie voortdurend gestuurd op -0,05 m NAP. Ook in de winter is een bandbreedte opgenomen die aansluit bij de huidige praktijksituatie, te weten -0,30 tot -0,10 m NAP voor de Veluwerandmeren.

Er is voor de Veluwerandmeren geen sprake van een relevante peilstijging (naar huidige inzichten tot 2050).

Afvalwater en riolering 

Het afvalwater van het strandeiland wordt ingezameld en via een minigemaal afgevoerd naar een vrijvervalriool in de Strandboulevard

3.6.4 Lokaal waterbeheer

Algemene regels

Veel handelingen op en nabij de waterstaatswerken zijn vrijgesteld van de vergunningsplicht. Deze handelingen heeft het waterschap in algemene regels opgenomen.

Grondwater

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Oppervlaktewater

Rijkswaterstaat Midden Nederland is verantwoordelijk voor het peil- en waterbeheer in het hoofdwatersysteem.

Provincie Gelderland is bevoegd gezag voor de Europese zwemwaterrichtlijn en wijst officiële zwemwaterlocaties in oppervlaktewater aan. Rijkswaterstaat Midden Nederland is als waterbeheerder belast met de controle op de waterkwaliteit tijdens het zwemseizoen (mei-oktober).

Op officiële open water zwemlocaties wordt de waterkwaliteit gecontroleerd. De gezondheidsrisico's van het zwemmen op deze locaties is beperkt. Desondanks kunnen ook in open water dat wordt gecontroleerd ziekteverwekkers voorkomen (bijvoorbeeld virussen, bacteriën en parasieten). In niet gecontroleerd water is die kans groter. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor honden.

Het Strandeiland is in 2015 toegevoegd aan de lijst met officieel aangewezen zwemwater locaties in oppervlaktewater. Hiervoor is een zwemwaterprofiel opgesteld (RHDHV; 2014)

3.6.5 Zuiveringskring Afvalwaterketen Plan WHEP 2016-2023 (ZAP)

Het ZAP is een gezamenlijk plan van gemeenten Harderwijk, Ermelo en Putten alsmede Waterschap Vallei en Veluwe en heeft de status van het (wettelijk verplicht) verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP). In het plan zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd voor de wettelijke gemeentelijk zorgplichten stedelijke afvalwater, hemelwater en grondwater:

Stedelijk Afvalwater

Uitgangspunt voor stedelijk afvalwater zijn de wettelijke verplichtingen Wet milieubeheer art. 10.33. Stedelijk afvalwater bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. De zorgplicht voor stedelijk afvalwater kent in vergelijking met de andere zorgplichten weinig vrijheid: inzamelen, transporteren en zuiveren (door het waterschap) is verplicht.

Hemelwater

Op het gebied van hemelwater is de belangrijkste opgave de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. We doen dit door aanpassingen van onze systemen en door meer gebruik te gaan maken van de openbare ruimte voor opvang en afvoer van hemelwater. Vanuit de Waterwet artikel 3.5 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. Deze verantwoordelijkheid geldt alleen zolang degenen die zich wil ontdoen van hemelwater niet redelijkerwijs de mogelijkheid heeft om het hemelwater zelf in de bodem of op een oppervlaktewater te lozen.

Uitgangspunten hierbij zijn:

  • perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor inzameling en verwerking van hemelwater (infiltratie op eigen terrein). Indien dit redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden verwacht, zal de gemeente de zorgplicht over moeten nemen.
  • perceeleigenaren van bestaande bebouwing worden gestimuleerd om hemelwater van de vuilwater riolering af te koppelen.
  • bij eventuele reconstructie: hemelwater van openbaar gebied afkoppelen van riolering, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn.
  • bij eventuele nieuwe grootschalige ontwikkelingen (inbreiding en/of herinrichting): hemelwater in principe bij voorkeur lokaal inzamelen en verwerken (infiltratie of lozing op oppervlaktewater), tenzij dit ondoelmatig blijkt te zijn (bijvoorbeeld bij hoge grondwaterstand of bestaand dicht stedelijk gebied).

Om het afstromend hemelwater schoon te houden worden geen uitlogende materialen gebruikt bij de woningbouw en in de openbare ruimte (straatmeubilair en dergelijke). Op nieuwe bouwlocaties zal alleen het huishoudelijk afvalwater worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Voor het hemelwater moet een andere wijze van afvoeren worden gevonden. Hiervoor bestaan in principe twee mogelijkheden, namelijk infiltratie in de bodem en lozing op het oppervlaktewater.

Grondwater

De bewoner heeft de verplichting om grondwater op eigen terrein te verwerken (Waterwet art. 3.6). De gemeente heeft een regierol wat inhoudt dat in overleg met degene die overlast ervaart er wordt gekeken naar een mogelijke oplossing.

Uitgangspunten hierbij zijn:

  • de perceeleigenaar: verwerkt grondwater op eigen terrein en zorgt voor een waterdicht pand.
  • de gemeente: neemt meldingen in ontvangst en zoekt naar een oplossing.
  • alleen als geen enkele andere partij een oplossing kan of hoeft te bieden, dan neemt de gemeente maatregelen. Er worden alleen maatregelen genomen als sprake is van structurele grondwateroverlast die de gemeente op een doelmatige manier kan oplossen.
  • het waterschap; neemt peilbesluiten en beïnvloedt hiermee de grondwaterstand. Vooral buiten de bebouwde kom speelt het waterschap hiermee een belangrijke rol. Ook verleent het waterschap vergunning voor kleinere grondwateronttrekkingen.
  • de provincie: verleent vergunningen voor grotere industriële grondwateronttrekkingen, onttrekkingen voor de drinkwatervoorziening en onttrekkingen voor een bodemenergiesysteem. Ook werkt de provincie aan natuurontwikkeling. Vooral als ergens sprake is van verdroging zal grondwater voor de provincie een belangrijk onderwerp zijn.
  • Bij nieuwbouw ligt de bodem van de kruipruimte minimaal 0,2 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand.


Grondwaterneutraal bouwen

Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimte loos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is. Om grondwateroverlast te voorkomen moet er een watertoets worden uitgevoerd.

3.7 Groenbeleid

In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld. Het groen dient naast belevingswaarde een duidelijke gebruikswaarde te bezitten (sport/spel).

De Wijde Wellen is een belangrijk groengebied aan de rand van binnenstad. Met de herinrichting van het gebied zijn de belevings- en gebruikswaarde versterkt.

3.8 Verkeers- en vervoersbeleid

3.8.1 Verkeer

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015).

Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder en daarnaast het stimuleren van het fietsverkeer in de gemeente Harderwijk.

In paragraaf 5.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

3.8.2 Parkeren

Op 23 mei 2013 is door de gemeenteraad een Parkeernormennota vastgesteld. Deze Parkeernormennota is een uitwerking van de vastgestelde visie op parkeren in Harderwijk (GVVP). De
Parkeernormennota dient tevens als uitbreiding/toevoeging aan de parkeerfondsregeling.

Omdat er geen wettelijke, door de rijksoverheid vastgestelde en voorgeschreven parkeernormen bestaan, heeft de gemeente Harderwijk besloten om de parkeernormen in één document vast te stellen met normen die specifiek toepasbaar zijn voor de situaties binnen de gemeente Harderwijk.

Deze parkeernormen worden gebruikt bij het berekenen van de parkeerbehoefte bij voorzieningen als woningen, scholen, winkels, kantoren en bedrijven. Het vaststellen van deze parkeernormen is onder meer voor burgers, projectontwikkelaars en de gemeente Harderwijk zelf van belang. Door het vaststellen is het namelijk voor iedere belanghebbende duidelijk en inzichtelijk welke parkeernormen voor een bepaalde functie gehanteerd worden. Hierdoor ontstaat eenduidigheid in het parkeernormenbeleid.

In paragraaf 5.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Dit houdt in dat met name de bestaande situatie vastgelegd wordt. Zoals in paragraaf 1.1 genoemd, is er sprake van enkele ontwikkelingen van beperkte omvang ten aanzien van de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen. In dit hoofdstuk wordt per gebied ingegaan op de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele wijzigingen van gebruiks- en bouwmogelijkheden ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen.

4.2 Strandeiland

Het Strandeiland is al een paar jaar een belangrijke plek voor dagrecreanten. Het strand met horecagelegenheid is uitgegroeid tot een bekend stadsstrand waar inwoners van Harderwijk en dagjesmensen kunnen recreëren.

Bij wijze van pilot is een horecavoorziening met terras gerealiseerd. Vooralsnog staan hier nu tijdelijke bouwwerken, maar het idee is om hier een permanente voorziening mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan legt de toekomstige situatie vast. Er mag een gebouw worden gerealiseerd van maximaal 400 m2 en het terras mag eenzelfde oppervlakte hebben. De toegestane bouwhoogtes zijn gespecificeerd voor de nieuw locatie. De bestaande horeca-activiteiten kunnen worden doorgezet. Vanwege het nabijgelegen natuurgebied mag er geen toename zijn van geluid en licht richting het Wolderwijd. Een nieuwe horecavoorziening zal worden getoetst aan het beeldkwaliteitsplan Waterfront-Zuid (2013).

Grenzend aan de westzijde van de horecavoorziening is in 2018 een openbare sanitairunit gerealiseerd. Deze sanitairunit is planologisch verankerd in voorliggend bestemmingsplan.

Het strand is ook geschikt om kleinschalige, kortdurende evenementen te organiseren. Aandachtspunt hierbij is dat ook deze evenementen een kans op verstoring door geluid, licht en optische beweging met zich mee kunnen brengen. Er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd om de mogelijke effecten van kleinere evenementen op natuur in beeld te brengen. In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan.

Ook maakt dit bestemmingsplan het mogelijk om via een wijzigingsbevoegdheid 400 m2 extra te mogen bouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen. Hier kan hier bijvoorbeeld gaan om het verhuur van strandartikelen en kleine niet-gemotoriseerde vaartuigen te verhuren. Het idee is dat de verhuur plaatsvindt vanuit een klein gebouw.

In het geldende bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om twee kiosken te plaatsen. Van deze mogelijkheid is en wordt geen gebruik gemaakt en wordt daarom niet overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

4.3 De Wijde Wellen

Voor De Wijde Wellen is een herinrichtingsplan opgesteld en deze is in 2021 nagenoeg gereed gekomen. Met de herinrichting wordt de recreatieve waarde gestimuleerd en de ruimtelijke kwaliteit vergroot. Er zijn meerdere recreatieve voorzieningen gerealiseerd gericht op wandelaars en fietsers en dagtoerisme.

Met de nieuwe inrichting van de Wijde Wellen zijn de volgende voorzieningen gerealiseerd (van noord naar zuid):

  • langs het water is een wandelpromenade met een lengte van 600 m gerealiseerd;
  • in de noordelijke punt van de Wellen is nabij de Hoge Brug een houten vlonder met terras gerealiseerd. Het terras wordt gebruikt ten behoeve van de commerciële horeca;
  • de Stille Wei is geschikter gemaakt om de bestaande grotere evenementen te houden;
  • de kustlijn is enigszins gewijzigd. In het noordelijke deel is een strook dat nu nog land is, veranderd naar water. In het zuidelijke deel juist andersom, dus een strook water wordt daar land;
  • er zijn twee uitkijkpunten gebouwd. Eén ervan is 3,2 meter hoog met uitzicht over het Wolderwijd. Deze hoogte verwijst naar de hoogst gemeten waterstand in de Zuiderzee ooit. De ander is even hoog als de waterspiegel, zodat er zicht is over het wateroppervlak heen;
  • de waterkant is groener en natuurlijker ingericht en her en der komen kleine zitgelegenheden;
  • er komt een hondenstrand en een landschapmeubel;
  • de ijsbaan heeft een metamorfose ondergaan om dit deel van de Wijde Wellen aantrekkelijker te maken. De ijsbaan krijgt met 333 meter een officiële status van de schaatsbond (KNSB). Verder worden op de ijsbaan twee bestaande lichtmasten vervangen door masten met duurzame LED-verlichting. De hoogte van de masten blijft gelijk.

Voor de overige hierboven beschreven activiteiten zijn reeds omgevingsvergunningen verleend. De vergunde situatie wordt één op één overgenomen in dit bestemmingsplan.

In onderstaande afbeeldingen zijn het ontwerp en impressies van de nieuwe situatie van de Wijde Wellen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0004.png"

Inrichtingsplan De Wijde Wellen

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0005.png"

Impressie noordelijk deel

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0006.png"

Impressie zuidelijk deel

Voor het houden van (grote) evenementen zijn evenementenprofielen in voorbereiding. Deze zullen verwerkt worden in een separaat (paraplu)bestemmingsplan en zijn dus niet meegenomen in onderliggend bestemmingsplan.

Langs de ijsbaan staat het clubgebouw van de ijsbaan. Dit gebouw wordt tot op heden alleen gebruikt in de periode dat de ijsbaan open is. Om andere vormen van gebruik toe te staan is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om binnen het bouwvlak dagrecreatieve voorzieningen te ontplooien.

4.4 Strandboulevard West

Ter hoogte van de brug naar het Strandeiland is een terras aangelegd midden op Boulevard West. Hiervoor is in 2018 een omgevingsvergunning verleend. Deze wordt planologisch verankerd in dit bestemmingsplan. Voor het overige zijn de bestaande planologische rechten overgenomen.

4.5 Wolderwijd en Knarland

Een deel van de Veluwerandmeren dat binnen de gemeentegrens ligt, is nog niet vastgelegd in een bestemmingsplan. Er is voor gekozen om dit deel van het Wolderwijd mee te nemen in voorliggend bestemmingsplan. De bestemmingsregeling is afgestemd op omliggende bestemmingsplannen.

Ook voor Knarland geldt dat het nog niet is vastgelegd in een bestemmingsplan. Deze drie eilanden liggen in het Wolderwijd.

Knarland bestaat uit drie aangelegde eilanden in beheer bij Natuurmonumenten. De twee noordelijke eilanden zijn natuurgebied en deze zijn niet betreedbaar. Het zuidelijke eiland is geschikt gemaakt voor recreatieve doeleinden. Er zijn kades aangelegd waar boten kunnen aanleggen. Het is toegestaan om hier te overnachten waarbij het ook mogelijk is om tentjes op te zetten op het eiland. Het eiland kan verder gebruikt worden voor kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, zoals ligweides en voor sport en spel. Voor Knarland geldt dat het bestaande gebruik planologisch wordt vastgelegd.

4.6 Samenvatting

Voorliggend bestemmingsplan biedt een actueel planologisch-juridisch kader waarin bovenstaande wijzigingen verwerkt zijn. Geconcludeerd kan worden dat het aantal wijzigingen beperkt is. Veruit de meeste gebruiks- en bouwactiviteiten zijn reeds vergund en gerealiseerd. Het conserveren van de bestaande en al vergunde situatie vormt grotendeels het uitgangspunt. Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen in het bestemmingsplan. Deze hebben na vaststelling van dit bestemmingsplan hun eigen procedure.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Inleiding

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. De gemeente Harderwijk hanteert het uitgangspunt dat bij ruimtelijke ingrepen in de bestaande ruimtelijke structuur cultuurhistorische waarden waar mogelijk worden ingepast. Wanneer er geen sprake sprake is van ingrepen in de ruimtelijk structuur (actualisatieplannen), is het uitgangspunt dat cultuurhistorische waarden geen directe reden zijn om bestaande rechten in te perken.

5.2.2 Cultuurhistorie

De oostelijke begrenzing ter hoogte van De Wijde Wellen valt ongeveer samen met de historische stadsmuur van Harderwijk. Deze is aangewezen als beschermd rijksmonument. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor dit monument.

Een deel van het plangebied maakt deel uit van het gebied dat is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht (de binnenstad van Harderwijk). De belangrijkste waarde van dit deel van het beschermde gezicht zijn de nog onbebouwde groene Wellen en ijsbaan met zijn openheid richting het Wolderwijd, de voormalige Zuiderzee. Dit is aangegeven middels de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

Binnen het plangebied zijn geen overige cultuurhistorische waarden aanwezig.

5.2.3 Archeologie

Het Strandeiland en de Wellen hebben volgens de Beleidskaart archeologie een hoge archeologische waarde, omdat het binnen de attentiezone van het AMK-terrein van de binnenstad van Harderwijk valt. Bij de ontwikkeling en aanleg van het strandeiland, boulevard en de nieuwe haven is in 2006 een archeologische vooronderzoek uitgevoerd door archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP rapport 1366). Archeologische adviesbureau ADC heeft in 2012 archeologische onderzoek uitgevoerd naar de voormalige havenbrug. (ADC rapport 3534). Bij de aanleg van de haven heeft er een extensieve archeologische begeleiding plaatsgevonden. Bij de aanleg van de vernieuwde boulevard heeft er geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden, omdat bij die aanleg geen archeologische waarden werden verstoord. Er is nu sprake van een actualisatie van het bestemmingsplan, die geen nieuwe ingrepen in de ruimtelijke structuur mogelijk maakt. Om deze reden is- conform het archeologiebeleid- in kader dit bestemmingsplan geen (verder) archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.

Op basis van de al gedane onderzoeken kan geconcludeerd worden, dat ter plaatse van de boulevard, een deel van het strandeiland, en de huidige dam naar het strandeiland nog archeologische waarden aanwezig kunnen zijn en de archeologische verwachting voor die gebieden nog hoog is. Om deze reden wordt voor die gebieden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' conform het archeologiebeleid opgelegd.

De bodem van de Veluwerandmeren heeft ook een archeologische verwachtingswaarde. Daarom is aan grote delen van het water (met uitzondering van de officiële vaarwegen) de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 toegekend. Bij de aanleg van de haven is de bodem zodanig verstoord dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. Om deze reden wordt er voor dat gebied geen archeologische dubbelbestemming opgelegd. Wel kunnen in dat gebied nog losse archeologische voorwerpen in de bodem aanwezig zijn. Deze zullen op de grond van de Erfgoedwet gemeld moeten worden bij bevoegd gezag.

Voor de zone in Knarland waar de boten varen en aanmeren is in 2008 archeologisch onderzoek uitgevoerd. Er zijn toen geen archeologische resten aangetroffen. Omdat het in theorie mogelijk is dat zich volledig afgedekte wrakken in het plangebied bevinden, is geadviseerd de bodemverstorende werkzaamheden uit te voeren onder archeologische begeleiding. Dit komt erop neer dat tijdens de uitvoering een meldingsprotocol voor archeologische vondsten van kracht is. De uitvoerders worden geïnstrueerd over de te verwachten archeologie. Zodra er een vondst wordt gedaan zal zo spoedig mogelijk een aan het project verbonden archeoloog worden ingeschakeld. Het streven is om archeologische vondsten tijdig te signaleren, zodat onderzoek in situ mogelijk is. De exacte invulling van deze begeleiding dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Voor dit deel van het plangebied geldt geen dubbelbestemming voor archeologie.

Conclusie

Vanuit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt is er geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.3 Ecologie

Wet natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het doel van de wet is het behouden en herstellen van de natuur. Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige soorten zijn kwetsbaar. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten. De wet kent twee soorten bescherming: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Binnen de Wet natuurbescherming zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het Europees beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet alleen ter bescherming van gebieden, maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Natura 2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. Voor de Natura 2000-gebieden geldt ook de zogenaamde externe werking. Dit betekent dat ook gekeken moet worden of er negatieve effecten zijn van ontwikkelingen die plaatsvinden buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebieden maar die toch van invloed kunnen zijn op dit gebied.

Het plangebied ligt deels in Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. De deelgebieden waar ontwikkelingen plaatsvinden, liggen niet binnen Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0007.png"

Natura 2000-gebied Veluwerandmeren

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang.

De Groende Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de GO initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies.

Het plangebied ligt grotendeels binnen het GNN (zie donkergroene deel in onderstaande afbeelding) en in de GO (zie lichtgroene deel in onderstaande afbeelding). Van de deelgebieden waar ontwikkelingen plaatsvinden, ligt het grootste deel van het Strandeiland in de GO. Van belang is dat ontwikkelingen niet leiden tot significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het GNN en de GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0008.png"

Ligging Gelders Natuurnetwerk (donkergroen) en Groene Ontwikkelingszone (lichtgroen)

Soortenbescherming

De soortenbescherming in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. In grote lijnen blijft de bescherming gelijk aan de oude Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende dier- en plantensoorten. De wet hanteert het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiervoor moet een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De aanvraag moet onderbouwd worden met een onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.

In de nieuwe wet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen, zoals bouwactiviteiten, altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Ecologisch onderzoek

Zoals in hoofdstuk 4 is gemeld bestaat dit bestemmingsplan vooral uit het planologisch regelen van activiteiten en bebouwing die al aanwezig zijn. Om de mogelijke effecten van de huidige en toekomstige vormen van gebruik op de gebieds- en soortenbescherming in beeld te brengen, zijn enkele ecologische onderzoeken uitgevoerd:

  • 1. Natuurtoets herontwikkeling Strandzone

Deze natuurtoets is uitgevoerd door Ecogroen (5 maart 2020, kenmerk 18-406, zie bijlage 1). De realisatie van een permanente horeca-locatie en een openbare sanitairruimte zijn hierin getoetst aan de Wet natuurbescherming en de provinciale regels ten aanzien van het GNN en de GO. Ten aanzien van de horeca is uitgegaan van de huidige situatie qua activiteiten en openingstijden. Er is rekening gehouden met een openingstijd tot 1.00 uur en dat er geen toename plaats vindt van versterkte muziek en verlichting.

Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving. Er is geen sprake van negatieve effecten op Natura 2000-gebied en het Gelders NatuurNetwerk. Ook ten aanzien van de soortenbescherming is geen sprake van belemmeringen.

Wel is er het volgende aandachtspunt:

  • Om broedbiotopen van aanwezige vogels zo min mogelijk te storen dient de uitvoering van werken in elk geval opgestart te worden in de periode voor half maart en na eind juli. Indien dit niet mogelijk is dan wordt aangeraden om het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Bij uitvoering van de werkzaamheden in de periodes tussen half februari - half maart en half juli - half december, is het wel van belang om na te gaan of nog bewoonde nesten van vroeg of laat in het seizoen broedende soorten als Turkse tortel en Wilde eend aanwezig zijn binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Wanneer aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, is uitvoering van het plan niet strijdig met de Wet natuurbescherming.

  • 2. Haalbaarheidsonderzoek intensivering recreatie Strandeiland

Voor de mogelijke intensivering van de recreatiemogelijkheden op het Strandeiland is een ecologisch haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd door Ecogroen (20 februari 2020, kenmerk 19-200, zie bijlage 2). De volgende activiteiten zijn getoetst: verhuur van niet-gemotoriseerde vaartuigen (kano’s, waterfietsen en SUP’s) te verhuren vanuit een locatie van circa 30 m2, het aanleggen van een verplaatsbaar vlot (inmiddels gerealiseerd) en het houden van kleinschalige evenementen (zoals beachvolleybal of cultuur).

De conclusie van het haalbaarheidsonderzoek is dat intensivering kan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • voor het plaatsen van een verhuurpunt op het eiland gelden geen belemmeringen. Dit bestemmingsplan maakt een verhuurpunt niet direct mogelijk. Wel bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid om nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen. Bij de wijzigingsprocedure zullen alle relevante omgevingsaspecten betrokken moeten worden;
  • voor de verhuur van vaartuigen en het individueel suppen in de periode van 1 april tot 1 november gelden geen belemmeringen, wel dient gewezen te worden op de Gedragscode Recreatie IJsselmeergebied. Dit bestemmingsplan maakt een verhuurpunt niet direct mogelijk. Wel bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid om nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen op het Strandeiland. Bij de wijzigingsprocedure zullen alle relevante omgevingsaspecten betrokken moeten worden;
  • voor het groepsgewijs of in sportschoolverband suppen dient nader ecologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Hiervoor geldt hetzelfde als bij de vorige bullet. Voor het individueel suppen is geen nader onderzoek nodig. Voor het permanent mogelijk maken van een dergelijke voorziening dient een wijzigingsplan opgesteld te worden. Bij dit wijzigingsplan zal een nadere ecologische onderbouwing moeten worden gegeven over de passendheid van groepsgewijs suppen;
  • voor de kortdurende en kleinschalige evenementen zonder versterkt geluid/verlichting (1 april tot en met 30 september) gelden geen belemmeringen. Hier hoeven in het bestemmingsplan geen bepalingen over opgenomen te worden;
  • voor de kortdurende en kleinschalige evenementen met versterkt geluid/verlichting wordt in de periode 1 april tot 1 september geadviseerd de speakers en verlichting van het Natura 2000-gebied af te richten (wateroppervlak en oeverzones ontzien). Voor de maand september geldt dat vanwege de overlap met niet-broedvogels er geen gebruik mag worden gemaakt van versterkt geluid/verlichting. Indien dit wel gewenst is dan is nader ecologisch onderzoek vereist. Alhoewel kleine, kortdurende evenementen normaal gesproken niet in een bestemmingsplan geregeld worden, zal deze randvoorwaarde opgenomen worden in de regels van het bestemmingsplan.

  • 3. Voortoets suppen kustzone Harderwijk

Er zijn verschillende initiatieven om groepsgewijze sup-activiteiten te ontplooien op het Wolderwijd, met als startpunt enkele locaties dichtbij het Wolderwijd. Uit een recente haalbaarheidsonderzoek blijkt dat suppen als een nieuwe activiteit voor Natura 2000 geldt, die niet getoetst is in het kader van het beheerplan voor Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Voor suppen, zoals vanaf een sup-verhuurlocatie, is daarom een effectbeoordeling nodig om eventuele gevolgen in het kader van Natura 2000 inzichtelijk te maken.

Deze effectbeoordeling is gedaan in de "Voortoets suppen Harderwijk", bijgevoegd in bijlage 3.

In dit rapport is een voortoets uitgewerkt voor de verhuur van maximaal 100 sup’s per etmaal in de periode van 1 april t/m 30 september. De voortoets dient ter onderbouwing van toekomstige vergunningaanvragen ten aanzien van permanente sup-verhuurlocaties vanaf de kustzone van de gemeente.

Conclusie van de voortoets is dat het groepsgewijs suppen van 1 mei tot 1 september geen problemen oplevert. In de periode hier buiten (dus van 1 september tot 1 mei) zijn significant negatieve gevolgen door verstoring op niet-broedvogels slobeend, tafeleend, brilduiker en grote zaagbek niet uit te sluiten. Groepsgewijs suppen kan in die periode geen doorgang vinden nadat nader onderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van significant negatieve gevolgen.

In overleg met het bevoegd gezag dient bepaald te worden of en onder welke voorwaarden significant negatieve effecten wel zijn uit te sluiten zodat groepsgewijs suppen ook buiten de zomerperiode kan.

Vanwege deze conclusie is in de regels van het bestemmingsplan opgenomen dat groepsgewijs suppen alleen is toegestaan in de periode van 1 mei tot 1 september. Voor de periode hier buiten dient aangetoond te zijn dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Conclusie

Uit de ecologische onderzoeken volgt dat voor het toestaan van verschillende activiteiten verschillende periodes gelden. Om de natuurbelangen in voldoende mate te beschermen dient men zich te houden aan de periodes en andere voorwaarden zoals in onderstaande tabel is dit samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00223-0003_0009.png"  

5.4 Watertoets

5.4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

In het kader van het wettelijke vooroverleg is het bestemmingsplan opgestuurd naar de relevante waterbeheerders. Onderstaande geeft een weergave van de relevante wateraspecten voor het plangebied waarbij de vooroverlegreactie van Rijkswaterstaat is meegenomen.

5.4.2 Analyse

De aanwezigheid van de sanitairunit is gunstig voor de kwaliteit van het zwemwater. Voorwaarde is dat het afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. Het afvalwater van de sanitairunit is aangesloten op een minigemaal nabij de horecalocatie met een persleiding over de toegangsdam.

Het Strandeiland is geschikt als zwemlocatie. In 2014 is een zogenaamd zwemwaterprofiel opgesteld. Onderdeel daarvan was een veiligheidsonderzoek door provincie Gelderland (bevoegd gezag zwemwater). Bij het toevoegen van functies/activiteiten kan het noodzakelijk zijn om dit veiligheidsonderzoek te actualiseren

Om het gebied te beschermen tegen hoog water, bestaat de mogelijkheid om de kades die het plangebied deels omgeven, uit te breiden, zodat het gehele plangebied in de toekomst kan worden afgesloten met een waterkering. De waterkering is in dit plan mogelijk gemaakt door het opnemen van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering .

Bij evenementen is het achtergebleven afval een aandachtspunt. Hier kunnen scherpe objecten tussen zitten, zoals gebroken glas.

5.4.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterbeleid.

5.5 Milieu

5.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

De Omgevingsdienst heeft een advies gegeven over het bestemmingsplan. Het advies is bijgevoegd in bijlage 4.

Dit bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken.

5.5.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder is van toepassing zodra er in het project geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd worden. In voorliggende plan worden geen geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd en daarmee is wegverkeerslawaai niet van toepassing.

Horecavoorziening

Ten aanzien van de horecavoorziening op het Strandeiland het ODNV geadviseerd omtrent het mogelijk maken van activiteiten zoals een bar, café, biljartcentrum of zalenverhuur (zonder regulier gebruik). Bij de beoordeling is ODNV uitgegaan van een concept-ontwerp van een gebouw met verdieping en dakterras.

Hiermee wil men met name inspelen op het eventueel verhuren van zalen (bv. bruiloften). Hierbij wordt een beperking opgelegd van max. 12 keer per jaar. De dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemmingen liggen op circa 100 meter.

Er zijn ook beperkingen opgelegd aan het gebruik van het dakterras en versterkte muziek. Zo mag het dakterras tot 23:00 uur gebruikt worden en mag er alleen binnen, met gesloten ramen/deuren, versterkte muziek worden afgespeeld. Er worden geen tijdbeperkingen opgelegd voor het gebruiken van het overdekte buitenterras op de begane grond. ODNV raadt aan het gebruik van versterkte muziek uit te sluiten omdat deze ruimte niet afsluitbaar is terwijl tegelijkertijd gesteld wordt dat de afstand van 100 meter tot de dichtsbijziijnde gevoelige bestemmingen voldoende lijkt voldoende om overlast te beperken. De natuurtoets geeft aan dat het huidige gebruik van versterkte muziek geen belemmeringen met zich mee brengt.

Overigens blijft de mogelijkheid bestaan bij collectieve en incidentele feesten een aantal keren boven de geluidnormen geluid te produceren. Dit staat omschreven in artikelen 4.2 en 4.3 van de APV van Harderwijk.

Aandachtspunt bij de realisatie van een nieuwe voorziening is wel de gevelwering. Aanbevolen wordt bij verdere uitwerking van het plan aandacht te besteden aan de geluidisolerende werking van het pand.

Evenementen

Ten aanzien van de kortdurende, kleinschalige evenementen op het Strandeiland heeft de ODNV ook geadviseerd. Voor het strandeiland wordt er van uitgegaan dat jaarlijks 10 (kleinschalige) evenementen, waarvan de helft met versterkt geluid, gehouden worden. Voor evenementen wordt uitgegaan van een duur van een dag.

Dergelijke kortdurende evenementen zijn voor het bestemmingsplan niet ruimtelijke relevant aangezien ze incidenteel en kortdurend zijn. Hiermee veroorzaken zij geen overmatige hinder voor de leefomgeving.

Daarom wordt wat betreft het toestaan van dit soort evenementen aangesloten bij de adviezen die zijn gegeven in het ecologisch onderzoek. Zo wordt aangegeven dat versterkt geluid en licht van het Natura 2000-gebied af moeten worden gericht.

In de evenementenvergunning worden normen gesteld ten aanzien van het gebruik van versterkt geluid en licht en tevens is dit opgenomen in de gebruiksregels van dit bestemmingsplan.

In het advies van ODNV wordt ook ingegaan op het houden van grote evenementen op de Wijde Wellen. Deze worden in onderhavig bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Voor de grote evenementen zal een separaat bestemmingsplan worden opgesteld nadat de evenementenprofielen zijn vastgesteld.

5.5.3 Luchtkwaliteit

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteitseisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer, en de bijbehorende bijlagen.

Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (<3% van de jaargemiddelde grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.


Er worden geen nieuwe functies in het plangebied toegevoegd die invloed hebben op de luchtkwaliteit.


Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5.4 Bodemkwaliteit

Het bodemadvies van 4 oktober 2018 klopt nog voor het deel van Strandeiland en hoeft niet geactualiseerd te worden. Voor het deel De Wijde Wellen geldt dat deze voor een klein deel is onderzocht. De locatie Wellenpad 10 (clubgebouw ijsclub) is in 2011 onderzocht. Hierbij zijn geen noemenswaardige verontreinigen aangetroffen. Het herinrichtingsproject voor de Wijde Wellen nadert zijn afronding.

Aangezien er geen verdere ontwikkelingen zijn voorzien hoeft er geen nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd.


Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

5.5.5 Bedrijvigheid

Ten aanzien van bedrijven is beoordeeld of omliggende bedrijven geen onevenredige hinder veroorzaken op de bestemmingen die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan en omgekeerd of de bestemmingen geen hinder opleveren voor de omgeving.

De horecavoorziening op het Strandeiland betreft een voorziening in categorie 3 van de horecalijst, zie bijlage 1 van de regels. Het betreft hier een café/ restaurant welke een grootste richtafstand kent van 10 m ten opzichte van gevoelige bestemmingen. Gezien de afstand tot de dichtst bijgelegen woningen is horeca-categorie 3 mogelijk op het Strandeiland op grond van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering". Op basis van deze zonering zijn dus geen belemmeringen te verwachten voor de aspecten geur en geluid van de horeca en is een goed woon- en leefklimaat te garanderen in de omliggende woningen. Desalniettemin vormt de geluidssituatie wel een aandachtspunt aangezien het geluid over het water 'ver draagt'. Het pand zal een goede geluidsisolatie moeten hebben.

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die een bovenmatige hinder met zich mee brengen. Dit heeft er ook mee te maken dat in het bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige functies toegelaten worden. Er is dus geen sprake van eventuele hinder van omliggende bedrijven.


Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het plangebied met betrekking tot milieuzonering van bedrijven. In de paragraaf geluid wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot horeca.

5.5.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.


Circulaire effectafstanden LPG tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.


Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.


Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.


Beleidsvisie externe veiligheid

In april 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Harderwijk vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.


Stationaire risicobronnen

Binnen en nabij het plangebied zijn geen (geprojecteerde) stationaire risicobronnen aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor het bestemmen van de horeca functie en sanitaire gebouw. Er is geen wettelijke belemmering vanuit externe veiligheid voor het realiseren van de planontwikkeling.


Mobiele risicobronnen

Plaatsgebonden risico

Nabij de planlocatie zijn twee mobiele risicobronnen gelegen te weten; de spoorlijn Amersfoort - Zwolle (op ca. 1500 meter) en de N302 (op ca. 900 meter).

De spoorlijn Amersfoort-Zwolle en de provinciale weg N302 hebben geen plaatsgebonden risico contour of een plasbrandaandachtgebied. De planontwikkeling is wettelijk mogelijk vanuit het externe veiligheid.


Groepsrisico

Het plangebied ligt op ca. 900 meter van de N302. Op grond van de Tebodin rapportage "Inventarisatie risicobronnen Harderwijk (documentnummer: 2234180002)" blijkt dat geen sprake is van een overschrijding van meer dan 10% van de oriëntatiewaarde. Er kan worden volstaan met een verantwoording van het groepsrisico voor de onderdelen zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Dit conform de eerder genoemde beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Harderwijk.

Ook ligt het plangebied binnen het invloedsgebied toxisch van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle Het groepsrisico dient standaard verantwoord te worden voor de onderdelen zelfredzaamheid en rampenbestrijding


Verantwoording Groepsrisico 

Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico dient advies opgevraagd te worden bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG). Op 14 april 2020 is advies ingediend bij de VNOG en hun advies is ontvangen op 11 mei 2020. Het advies is bijgevoegd in bijlage 5 en is meegenomen in de verantwoording groepsrisico.


Maatgevende scenario's

Zowel voor het transport over de spoorlijn Amersfoort-Zwolle als de provinciale weg N302 is sprake van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen. De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.


De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.


De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.


Conclusie externe veiligheid

Het bestemmen van de gewenste functies in het plangebied Strandeiland Harderwijk is wettelijk gezien mogelijk voor externe veiligheid. Er zijn voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Er worden geen nadere eisen gesteld in het kader van het aspect externe veiligheid.

5.6 Kabels en leidingen

In en nabij het plangebied zijn er geen ondergrondse kabels en leidingen die planologisch relevant zijn. Ook zijn er geen bovengrondse hoogspanningslijnen aanwezig.

Als met een graafmachine wordt gegraven, dient een graafmelding bij KLIC gedaan te worden. Dan wordt er nadere informatie verschaft teneinde graafschade te voorkomen.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen werkt niet belemmerend op het project.

5.7 Verkeer en parkeren

Het Strandeiland is bereikbaar middels een verhard pad vanaf Boulevard West. De Wijde Wellen is bereikbaar vanaf de boulevard (aan de noordzijde) en Zeepad, Wellenpad en Plantage (aan de zuidzijde).

Het Strandeiland en De Wijde Wellen zijn alleen toegankelijk voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers). Motorvoertuigen zijn er niet toegestaan, behalve voor aan- en aflevering. Er zijn daarom geen parkeerplaatsen aanwezig danwel voorzien. De boulevard is afgesloten voor automobilisten gedurende de zomerperiode. Het parkeren van de bezoekers van het plangebied met de auto is voorzien in de (toekomstige) parkeergarage Dolfinariumeiland en andere tijdelijke en permanente parkeervoorzieningen. Gedurende de ontwikkeling van Waterfront zijn enkele tijdelijke parkeerterreinen aanwezig. In en rond de binnenstad van Harderwijk zijn meerdere permanente parkeervoorzieningen aanwezig met in totaal voldoende capaciteit. De bezoekers met de fiets kunnen de fietsen stallen in de fietsenstalling aan de boulevard.

De fietsenstalling en de informele opstelplaats van fietsen op het Strandeiland beschikken over onvoldoende fietsparkeercapaciteit tijdens mooi weer dagen. Daarom wordt gezocht naar een locatie/voorziening met een fiets parkeercapaciteit van circa 100 fietsen in de directe omgeving in of op het Strandeiland. Dit om de overlast van de te veel geparkeerde fietsen op de boulevard te voorkomen en de bereikbaarheid van de hulpdiensten van het Strandeiland te borgen. In dit bestemmingsplan is daarom de mogelijkheid opgenomen om ook een overdekte fietsenstalling op het Strandeiland zelf te realiseren middels een wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

6.1.1 Informatie bestemmingsplan

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen, dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd, gepresenteerd en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op de Wro, Bro en daarbij behorende ministeriële regelingen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Een bestemmingsplan kan echter niet alles regelen. Via het Besluit omgevingsrecht is het bijvoorbeeld mogelijk om in bepaalde situaties vergunningvrij te bouwen ondanks dat het bestemmingsplan die bebouwing niet toestaat. In die gevallen gaat hetgeen bij wet vergunningvrij gebouwd kan worden voor op de bepalingen van het bestemmingsplan.


Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).


Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).
6.1.2 Verbeelding, regels en toelichting

Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.

Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkelbestemming' (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.


De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, indien de regels en de verbeelding hier ruimte voor laten.


Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze bepaald waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouw- en gebruiksregels en, eventueel, ook regels voor het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel van de hoofdbestemmingen kent, eveneens conform de 'RO standaarden 2012', een vaste opzet.

Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn onder andere:

  • a. antidubbeltelregel: Deze bepaling regelt dat grond die reeds eerder bij een verleende bouw- of omgevingsvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro;
  • b. algemene gebruiksregels: In dit artikel wordt een algemeen gebruiksverbod gegeven, wat geldt voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan, voor gebruik in strijd met de bestemming;
  • c. algemene afwijkingsregels: In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor algemene en geringe afwijkingen van de bouwregels (maatvoering) voor zover al elders in de planregels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden en biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.

  • a. overgangsregels: Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken), welke niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, te regelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Dat wil zeggen dat deze bouwwerken mogen blijven bestaan. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd. De regeling bevat voorts een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van een beperkte uitbreiding (maximaal 10%) van het niet in het nieuwe bestemmingsplan passende bouwwerk. Bouwwerken die wel bestonden op de genoemde peildatum, maar zijn gebouwd zonder (omgevings)vergunning, zijn expliciet uitgesloten van de beschermende werking van het overgangsrecht. Het overgangsrecht voor met het nieuwe bestemmingsplan strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan, is echter van deze beschermende werking van het overgangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is om hiertegen op te treden.
  • b. slotregel: Dit artikel bevat de titel (naam) van het vast te stellen bestemmingsplan.
6.1.3 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.

6.1.4 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  • b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  • c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%;
  • e. in geringe mate mag het beloop of het profiel van wegen aangepast worden.

6.2 Algemene uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan 'Waterfront - Strandeiland en de Wijde Wellen' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het huidige gebruik als de huidige bebouwing;
  • de bestaande situatie wijzigt op enkele onderdelen, zie ontwikkelingen in paragraaf 1.1. Deze wijzigingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan.

6.3 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2019-02.

Vanwege het ontbreken van dergelijke regels in het handboek is het volgende toegevoegd:

  • de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen, zodat planologisch mogelijk is gemaakt om het plangebied in de toekomst af te sluiten met een waterkering;

6.4 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

Daarnaast zijn er 5 dubbelbestemmingen opgenomen:

Bij elk van deze (dubbel)bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.

6.4.1 Groen

Het deelgebied De Wijde Wellen valt in de bestemming Groen. Het inrichten van het gebied als groen en (dag)recreatief gebied staat voorop. Ook is een (horeca)terras en de ijsbaan mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een dagrecreatieve voorziening te realiseren in het gebouw van de ijsbaan. Mogelijk dat hier een permanente vorm van dubbelgebruik kan voorkomen.

6.4.2 Natuur

De bestemming Natuur is opgenomen voor Knarland. Knarland bestaat uit drie eilanden gelegen in het Wolderwijd die allen vallen onder het Natura 2000/gebied Veluwerandmeren. Bij het zuidelijke eiland zijn aanlegvoorzieningen gerealiseerd. Hier kunnen vaartuigen afmeren en is het toegestaan te overnachten. Hierbij kan men tevens gebruik maken van het eiland om een tentje op te zetten of om te recreëren. Hierom is op dit eiland een aanduiding 'recreatie' opgenomen.

De twee noordelijke eilanden betreffen natuurgebied.

6.4.3 Recreatie - Dagrecreatie

Voor het strandeiland is de bestemming Recreatie - Dagrecreatie opgenomen. Hierbinnen is een ruime bestemmingsomschrijving opgenomen. Zo zijn dagrecreatie, een stadsstrand, een speel- en ligweide, een fietsenstalling, speelvoorzieningen etc. toegestaan. Ook valt de bestaande horeca onder de bestemming en het houden van kleine evenementen. Er is een relatief ruim bouwvlak op het eiland opgenomen zodat een permanente horecavoorziening en mogelijke toekomstige functie enige schuifruimte hebben qua locatie.

Ook een smalle strook aan de zuidzijde van het Dolfinaruimeiland is meegenomen in dit bestemmingsplan.

Gezien de ligging nabij Natura 2000-gebied zijn gebruiksregels opgenomen ten aanzien van bepaalde activiteiten. Deze regels voorkomen dat sprake is van significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren.

6.4.4 Verkeer-Verblijfsgebied

Hierin valt de boulevard, het terras midden op de boulevard en een deel van de weg aan de zuidzijde van het Dolfinariumeiland. De verblijfsfunctie staat hier voorop. Het gemotoriseerd verkeer is voor grote delen van het jaar niet toegestaan op de boulevard.

6.4.5 Water

Het plangebied bestaat grotendeels uit water dat als zodanig bestemd is. Dit betreft de Veluwerandmeren. In de bestemming Water is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen om het Strandeiland te ontsluiten vanaf de boulevard.

6.4.6 Waarde - Archeologie 1 en 2

Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied zijn deze dubbelbestemmingen opgenomen. Waarde - Archeologie 1 betreft het deel dat binnen de bestemming Water valt. Het gaat hierbij specifiek om de bescherming van archeologische waarden in waterbodems. Bij werken of werkzaamheden groter dan 1.000 m2 geldt een vergunningsplicht en is archeologisch onderzoek nodig.

Waarde - Archeologie 2 is gelegd op delen 'op land'. Hier geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde waarbij een onderzoeksplicht geldt bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,3 meter.

6.4.7 Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en de bescherming van het Beschermd Stadsgezicht.

6.4.8 Waarde - Natuur

Het deel van het water dat valt binnen Natura 2000-gebied Veluwerandmeren heeft de dubbelbestemming Waarde - Natuur gekregen.

6.4.9 Waterstaat - Waterkering

Hiermee is het mogelijk gemaakt om het plangebied af te sluiten met een waterkering. Deze dubbelbestemming is toegevoegd met het oog op toenemende klimaatverandering in de toekomst en het betreft een reserveringszone.

6.5 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

Handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018

Op 14 januari 2014 is het handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018 vastgesteld. De gemeente Harderwijk gunt iedereen zijn of haar vrijheid om te doen en laten wat hij of zij wil. Echter, daar waar de vrijheid van de één die van een ander schaadt, moet worden ingegrepen. In de vorm van kaderstelling in verschillende nota's legt de gemeente vast wat de spelregels zijn. Handhaving van deze regels is essentieel in het bewaken van orde, regelmaat én veiligheid in een leefgemeenschap. Als de handhaving onvoldoende is, verliezen de regels hun kracht. En daarom geldt: Vertrouwen waar het kan, handhaven waar het moet!


Milieu

Het milieu is misschien wel de meest collectieve 'ruimte' die er is. Een goed milieu is essentieel voor een gezonde leefomgeving. Omdat een goed milieu zo belangrijk is, moeten de regels die daarvoor zijn, strak worden nageleefd. Het streven is om te zorgen voor een duurzame leefomgeving waar huidige en toekomstige generaties gezond kunnen wonen.


Ruimtelijke ordening

Een stad is een levend organisme en heeft behoefte aan evenwicht in de ordening van schaarse ruimte. De samenleving en ruimte moeten zo goed mogelijk met elkaar in harmonie zijn. Omdat ruimtelijke ordening vaak grote objecten betreft, is handhaving erg belangrijk. Het nalaten van deze taak zou leiden tot een onevenwichtige stad, waar wonen, werken en infrastructuur niet op elkaar zouden zijn afgestemd.


Bouwen

Bouwen en veiligheid zijn termen die hand in hand behoren te gaan. Iedereen in het bezit van een valide bouwvergunning heeft het recht om te bouwen conform de verleende vergunning. Veiligheid is een belangrijk argument om bouwvoorschriften te handhaven. Zodra er sprake is van een overtreding is het de plicht van de gemeente of brandweer een handhavingsprocedure te starten. Deze kan soms heel urgent zijn als er sprake is van overtreding die bijvoorbeeld de brandveiligheid in de weg staat. Een goede naleving van de regels verkleint de kans op ernstige calamiteiten. Een ander punt is welstand. Met name de stijl van het vooraanzicht van een pand is bepalend voor de sfeer en uitstraling van een buurt. Als deze stijl niet aansluit bij de uitstraling die in de buurt gewenst is, dan moet er worden ingegrepen. Richtlijnen voor welstand zijn daarom nodig. Naleving van deze regels is net zo hard nodig. Op deze manier draagt ook een stijlvolle welstand bij aan een evenwichtige stad die voor iedereen aangenaam is.


Coalitieakkooord 2018-2022

In mei 2018 is het coalitieakkoord 2018-2022 opgesteld. Dit coalitieakkoord heeft de titel ‘‘Aanpakken met Ambitie”, waarrmee het nieuwe college aangeeft door te willen pakken op onderwerpen die al eerder in gang zijn gezet. Toezicht en handhaving is daarbij een belangrijk speerpunt, omdat beiden bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen.


Nota integrale toezicht en handhaving

Op 8 september 2015 heeft het college de Nota integrale toezicht en handhaving vastgesteld. Deze nota is op 19 november 2015 in werking getreden. Deze nota geeft onder andere inzicht en antwoord op wat de gemeentelijke doelstellingen zijn en welke toezicht- en handhavingsonderwerpen daarbij horen. Daarnaast wordt ingegaan op wat de bouwstenen zijn voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma integraal toezicht/handhaving en hoe dat in de praktijk plaatsvindt.

Toezichthouders controleren of inwoners en ondernemers zich houden aan regels. Toezicht heeft een belangrijk preventief karakter. Door toezicht te houden kan een overtreding worden voorkomen. Als men weet dat ergens op gelet wordt, is men minder geneigd regels te overtreden. Handhaving gaat een stap verder dan toezicht. Bij handhaving schrijft het gemeentebestuur iemand aan om een overtreding te beëindigen. Het gemeentebestuur neemt een handhavingsbesluit. Deze is gericht op herstel.

Bij integraal toezicht en handhaving vindt het toezicht plaats op basis van gestelde prioriteiten en doelen waarbij de prioriteit leidend is voor de frequentie van het toezicht. Toezichthouders hebben een signaalfunctie voor elkaar. En waar dit mogelijk/wenselijk is, wordt samen toezicht/controle uitgevoerd. Door dit vooraf met de verschillende afdelingen af te stemmen wordt integrale samenwerking gestimuleerd. Dat levert efficiencyvoordelen op maar ook een afname van de toezichtlast voor inwoners en ondernemers.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Strandeiland

Voor het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-West is de financiële haalbaarheid getoetst. De
toetsing heeft plaatsgehad op basis van de gehele ontwikkeling van het Waterfront. Per saldo levert de gehele ontwikkeling inclusief de (externe) bijdragen een sluitend resultaat op. Op 22 december 2006 is na een niet-openbare Europese aanbestedingsprocedure een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een consortium van private partijen. Dit consortium heeft voor haar rekening en risico de herinrichting van het plangebied gerealiseerd. De gemeentelijke inzet voor het gebied beperkt zich tot de planontwikkeling, de verwerving, het tot stand brengen van het benodigde planologische kader vanuit haar publieke functie, de inbreng van gelden en het verkrijgen van subsidies.

De overige taken worden op basis van de vorengenoemde samenwerkingsovereenkomst door het
consortium uitgevoerd. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan verzekerd. Er bestaat voor dit bestemmingsplan geen verplichting tot de vaststelling van een exploitatieplan. De
samenwerkingsovereenkomst voorziet uitputtend in het verhaal van kosten van de grondexploitatie.

De bouw en exploitatie van de horecagelegenheid is voor eigen kosten en risico van de ondernemer.

Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. Voor voorliggend bestemmingsplan wordt inspraak niet nodig geacht.

Strandeiland

Over het project Waterfront heeft er uitvoerig overleg plaatsgevonden met direct omwonenden. Deelplan Strandeiland was ook onderdeel van dit overleg. In het kader van het bestemmingsplan Waterfront Zuid Boulevard West (vastgesteld op 10 juni 2010 en onherroepelijk op 29 februari 2012) heeft reeds inspraak plaatsgevonden. De wijzigingen van voorliggend bestemmingsplan zijn beperkt. Per saldo is er sprake van een vermindering van de bouwmogelijkheden.

De Wijde Wellen

Over het plan De Wijde Wellen is uitvoerig overlegd met betrokkenen. Er is een klankbordgroep opgericht die vanaf het begin heeft bijgedragen aan de planvorming. Hierin zaten inwoners, het ijsbaanbestuur en ondernemers. De uitkomst kan bijna volledig toegeschreven worden aan de klankbordgroep. De gemeenteraad heeft in oktober 2018 besloten dat het advies van de klankbordgroep wordt overgenomen. Het bestemmingsplan is de juridisch-planologische verankering van het nagenoeg reeds gerealiseerde herinrichting van De Wijde Wellen.

Conclusie

De wijzigingen in deelgebied Strandeiland zijn beperkt. Ook heeft bij zowel Waterfront/Strandeiland als De Wijde Wellen uitvoerig overleg plaatsgevonden. Daarom wordt inspraak voor dit bestemmingsplan niet nodig geacht.

8.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Waterfront - Strandeiland en de Wijde Wellen" is opgestuurd naar de relevante vooroverlegpartners. Drie instanties hebben een reactie gegeven op het plan. De reacties en de gemeentelijke beantwoording zijn weergegeven in bijlage 6.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 februari 2022 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is samengevat en van een beantwoording voorzien in bijlage 7.

Voorgesteld is het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.