direct naar inhoud van Regels
Plan: Waterfront-Zuid - Stadswerven en De Kades
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00210-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Waterfront-Zuid - Stadswerven en De Kades met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00210-0003 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede gastouderopvang, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

klein (meestal eenmans) bedrijfje, waar met de hand en slechts eenvoudige hulpmiddelen wordt gewerkt.

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen;

1.13 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin:

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), dan wel;
  • b. waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.26 erfgrens:

de grens van een erf;

1.27 gastenverblijf:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf, aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiksoppervlak:

gebruiksoppervlakte van een gebouw zoals bedoeld en bepaald in de NEN 2580;

1.30 gezamenlijk gebruiksoppervlak:

het totale gebruiksoppervlak die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.31 groenvoorzieningen:

het geheel van de aanplant van onder meer gazon, bomen, hagen, struiken en planten;

1.32 historisch schip:

een vaartuig dat bestemd is en gebruikt wordt om te varen en dat voldoet aan de in het Beleid historische schepen Harderwijk opgenomen toetsingskader;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.35 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.36 ligplaats:

als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een vaartuig;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.38 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.39 mantelzorg:

zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband;

1.40 mantelzorgunit:

een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.41 molen:

door windkracht aangedreven krachtwerktuig met de status van monument ingevolge de Monumentenwet, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt, dat specifiek is opgericht, bestemd of geschikt voor de uitoefening van het maalbedrijf;

1.42 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.43 peil:
  • 1. voor gebouwen: + 1,90 NAP;
  • 2. voor overige bouwwerken: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • 3. voor bouwwerken in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn;
1.44 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 stelling:

het houten platform dat om de romp van de molen loopt;

1.46 voorerf:

erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;

1.47 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.48 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

1.49 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is;

1.50 woning:

een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;

1.51 zijerf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;

2.6 de stellinghoogte:

vanaf de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de molen (+2,20 NAP) tot aan de onderkant van de stelling;

2.7 wijze van meten:

tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • f. nutsvoorzieningen, bovengronds danwel ondergronds;
  • g. kunstwerken.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en -partijen, waaronder mede zijn begrepen de voor het beheer en onderhoud noodzakelijke voorzieningen;
  • d. oevers, taluds en beschoeiingen;
  • e. steigers en aanmeervoorzieningen;
  • f. verkeer over water, waaronder de beroepsvaart begrepen;
  • g. voorzieningen voor het scheepvaartverkeer;
  • h. ligplaatsen uitsluitend voor historische schepen voor de volgende doeleinden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - historische schepen 1': recreatie, wonen, maatschappelijke voorzieningen, en/of horeca in categorie 1a of 1b, zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - historische schepen 2': recreatie, wonen en/of maatschappelijke voorzieningen;
  • i. ligplaatsen voor vaartuigen, niet zijnde historische schepen, voor recreatieve doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • j. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. recreatief medegebruik;
  • m. bruggen;
  • n. nutsvoorzieningen, bovengronds danwel ondergronds;
  • o. kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat bijbehorende bouwwerken ten behoeve van ligplaatsen, zoals bedoeld in lid 4.1 onder h en i, niet zijn toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het bepaalde in lid 4.1 onder h, geldt dat:

  • a. het totaal aantal historische schepen waarin maatschappelijke voorzieningen danwel horeca is toegestaan, niet meer mag bedragen dan 2;
  • b. het aantal parkeerplaatsen die gebruikt worden ten behoeve van historische schepen niet meer mag bedragen dan 18.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder i voor het toestaan van een ligplaats voor een historisch schip, zoals bedoeld in lid lid 4.1, onder h, mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit het Beleid historische schepen Harderwijk en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. in tegenstelling tot het bepaalde onder a zijn op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' uitsluitend maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
  • c. in tegenstelling tot het bepaalde onder a zijn op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 1' uitsluitend maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca in categorie 1a en 1b, zoals bepaald in bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten, toegestaan;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, ambachtelijke bedrijven en dienstverlening, op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 2';
  • e. maatschappelijke voorzieningen en horeca in categorie 1a, zoals bepaald in bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 3';
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. voet- en fietspaden;
  • l. parkeervoorzieningen, al dan niet verdiept;
  • m. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • n. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • o. bruggen;
  • p. nutsvoorzieningen, bovengronds danwel ondergronds;
  • q. kunstwerken.

Onder wonen is mede begrepen:

  • r. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
  • s. bed & breakfast en gastenverblijf.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het uiteindelijke aantal woningen mag niet minder bedragen dan 708 en niet meer dan 944;
  • c. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bouwhoogte (m)' en 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de bouwhoogten niet meer bedragen dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
    • 2. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%;
    • 3. het bebouwde oppervlakte van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 4. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits:
      • de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 3 en 5 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen;
      • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
      • de afstand tot de voorgevelbouwgrens niet minder dan 1 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
      • de afstand tot de zijdelingse perceelgrens, grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein, niet minder dan 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
    • 5. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat:
      • de bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      • de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
      • de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort;
      • de afstand van de erker tot de aan de weg gelegen perceelgrens niet minder bedraagt dan 2 m.
  • d. de rechtstreeks op de N302 georiënteerde gevels bij gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' moeten uitgevoerd worden als dove gevel. Het is toegestaan een voordeur in de dove gevel te plaatsen, indien deze grenst aan een niet-geluidgevoelige ruimte (hal). Het is niet toegestaan deze niet-geluidgevoelige ruimte (hal) te verwijderen.
5.2.2 Gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van speeltoestellen in openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • 2. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • 3. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afstand voorgevelbouwgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, onder c sub 4 voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 1 m tot een minimale afstand van 0 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.
5.4.2 Mantelzorgunit

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, onder c, sub 3 en lid 5.2.1, onder c, sub 4 ten behoeve van de plaatsing van een mantelzorgunit, met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding op zij- en/of achtererf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. de afwijking geldt voor een periode van niet meer dan 5 jaar. Deze kan na afloop tekens worden verlengd met een periode van niet meer dan 5 jaar;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.1, onder c, sub 2 is dienovereenkomstig van toepassing.
5.4.3 Wijziging aantal woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, onder b voor het vergroten van het aantal woningen, mits er aan de parkeernormen wordt voldaan zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting dove gevel

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' conform de bestemming is alleen dan toegestaan, indien de bebouwing uitgevoerd is met een dove gevel, zoals bepaald in lid 5.2.1 onder d.

5.5.3 Aan huis verbonden beroep

In afwijking van het gestelde onder lid 5.5.1, wordt onder strijdig gebruik niet begrepen het gebruik ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

5.5.4 Bed & breakfast en/of gastenverblijf

In afwijking van het gestelde onder lid 5.5.1, wordt onder strijdig gebruik niet begrepen het gebruik ten behoeve van bed & breakfast en/of gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met niet meer dan 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het gebruiksoppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de activiteiten geen afbreuk mogen doen aan de woonfunctie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk.
5.5.5 Cumulatie

Het gezamenlijk oppervlak dat wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, bed & breakfast en/of gastenverblijf, zoals bedoeld in lid 5.5.3 en lid 5.5.4, mag niet meer bedragen dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken.

5.5.6 Detailhandel

De oppervlakte ten behoeve van detailhandel, zoals bedoeld in lid 5.1 onder c en d, mag niet meer bedragen dan 50 m2 per vestiging.

5.5.7 Ambachtelijke bedrijvigheid

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijven' mag het aantal ambachtelijke bedrijven, zoals bedoeld in lid 5.1 onder d, niet meer bedragen dan het aangegeven aantal.

5.5.8 Horeca

De oppervlakte ten behoeve van horeca, zoals bedoeld in lid 5.1 onder c, mag niet meer bedragen dan 100 m2 per vestiging.

5.5.9 Markthal

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 1' is het toegestaan deze functies uit te voeren als een geclusterd concept met een centrale toegang, met inachtneming van de oppervlaktebepalingen in lid 5.5.6 en lid 5.5.8.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder b en c en wonen op de begane grond toestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Bouwhoogte verhogen

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het verhogen van de bouwhoogte tot 30 m ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'.

5.7.2 Voorwaarden

Wijziging als bedoeld in lid 5.7.1 mag uitsluitend plaatsvinden, indien:

  • a. kan worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk danwel voldoende aannemelijk is gemaakt dat alternatieve oplossingen voorzien in de parkeerbehoefte;
  • b. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • c. de windvang van de molen niet onevenredig aangetast wordt;
  • d. de verhoging van de bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 6 Leiding - Riool

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. hoofdrioolleiding(en);
  • b. belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszone.
6.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bebouwing wordt gebouwd. Daarvoor wint het bevoegd gezag vooraf advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder waaruit moet blijken dat die hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar heeft.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    • 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    • 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    • 4. het aanbrengen van verharding.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  • d. Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
    • 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik
8.1.1 Algemeen

Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.1.2 Seksinrichting

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

8.2 Groenvoorziening
8.2.1 Percentage

Op niet minder dan 5% van de gronden, berekend over het totale plangebied, moet een openbare groenvoorziening zijn aangebracht.

8.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden;
    • 2. het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen in openbaar gebied, wanneer het niet gaat om normaal beheer en onderhoud.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien:
    • 1. op andere wijze groenvoorzieningen worden aangebracht (ten behoeve van ecologische mitigatie), verstening wordt voorkomen (ter voorkoming van hittestress) dan wel waterdoorlatendheid is geregeld (ter voorkoming van overstroming door hevige regenval);
    • 2. vooraf advies bij een ter zake kundige is ingewonnen.
8.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Bij nieuwbouw of uitbreiding waarbij het gebruiksoppervlak toeneemt dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de op het tijdstip van de aanvraag van het gebruik, dan wel, in het geval van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, het tijdstip van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernormennota ;
  • b. Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk van toepassing. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  • c. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben zoals die zijn voorgeschreven in de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor de onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's komen in ieder geval niet in aanmerking gronden die bedoeld en/of ingericht zijn als openbare groenvoorziening(en);
  • d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • e. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a. en c.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij een inbreidingslocatie, op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
9.1.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat de gronden mede bestemd zijn voor het behoud van de openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen.

9.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' wordt geen nieuwe bebouwing opgericht hoger dan het bepaalde in de bouwregels bij de bestemmingen, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 .

9.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.

9.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning opgaande beplanting aan te brengen met een grotere uitgroeihoogte dan de stellinghoogte van de molen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering ervan dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen afbreuk wordt gedaan aan de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Geen omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a., is vereist voor het aanbrengen van opgaande beplanting die behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer en/of die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag, zoals bedoeld onder a., moet naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate door de aanvrager middels een rapport zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m², een inhoud van niet meer dan 70 m³ en een hoogte van niet meer dan 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  • b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat de diepte van balkons niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
  • c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 25 m;
  • d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met niet meer dan 10%, met dien verstande dat;
    • 1. de bescherming van de molenbiotoop in acht moet worden genomen, zoals bepaald in lid 9.1;
    • 2. deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel;
  • e. het overschrijden van bouw- en aanduidingsgrenzen, uitsluitend indien bij de definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. grenzen worden met niet meer dan 5 meter overschreden;
    • 2. de overschrijding is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
    • 3. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Artikel 11 Verwijzing wettelijke regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met uitzondering van de Parkeernormennota Harderwijk waarvoor de laatst vastgestelde nota geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • a. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid - Stadswerven en De Kades.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 mei 2020.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Categorie 1 'lichte horeca'

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a aan de detailhandel verwante horeca:

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur;

1b overige lichte horeca:

- bistro;

- restaurant;

- hotel;

1c bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

- bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250  m²;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.

Categorie 2 'middelzware horeca'

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en

muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 'zware horeca'

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

- dancing;

- discotheek;

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).