direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadsweiden - Kruithuis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00104-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

Harderwijk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van plan methodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van Harderwijk.

Ten behoeve van de actualisering is het "Handboek actualisering bestemmingsplannen" opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na bijvoorbeeld "Stadsweiden", "Stadsdennen", "Frankrijk", "Tweelingstad-Slingerbos" en "Friesegracht 2010", is het bestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" een volgende plan binnen dit actualiseringsproces.

De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.

Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de planregels, kan het bestemmingsplan, zowel (digitaal) aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden om de woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie.

Het bestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" vervangt bij inwerkingtreding de bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan 'Stadsweiden 1970';
  • Bestemmingsplan 'Stadsweiden 1977';
  • Bestemmingsplan 'Buiten de Veste';
  • Bestemmingsplan 'Diepegracht 17';
  • Bestemmingsplan 'Harmonielaan 13';
  • Bestemmingsplan 'Harmonie - Randmeer';
  • Bestemmingsplan 'Kruithuis';
  • Bestemmingsplan 'Omgeving I.T.O. school';
  • Bestemmingsplan 'St. Janshof';
  • Bestemmingsplan 'Stadsweiden bijzondere doeleinden - 1';
  • Bestemmingsplan 'Stadsweiden fase 1a';
  • Bestemmingsplan 'Stationslaan 135-139';
  • Artikel 19 WRO 74 'Stationslaan 115-117';
  • Bestemmingsplan 'Stationsomgeving' (gedeeltelijk)

1.3 Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0001.jpg"

Het plangebied is een centraal gelegen gebied in Harderwijk dat loopt vanaf het ziekenhuis St Jansdal noordwaarts tot aan de binnenstad en het Wolderwijd. Het gebied ligt tussen tussen het Westeinde, de Westermeenweg en de Stationslaan en wordt omringd door de woonwijken Stadsweiden, Friesegracht en door het 'Stationsgebied'. De kantoren langs het Westeinde maken onderdeel uit van het bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.500 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00104-0003);
  • regels.


Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod.
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 5 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met "Stadsweiden - Kruithuis" en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk 'Stadsweiden'. Zoals de naam al aangeeft lagen hier in het verleden de weiden van de stad. Deze weiden waren tot 1976 in gemeenschappelijk gebruik van boeren in Harderwijk. In dit grote gebied stond zo goed als geen bebouwing. De boerderijen stonden in de stad, de zogenaamde stadsboerderijen. In 1911 en later in 1921 begon de gemeente met bouwen van boerderijen, buiten de stadsmuren voor de 'kruiwagen boertjes'. Deze boerderijen zijn nog te zien in het Nachthok (naast het station). Tegen de binnenstad aan lag de Voorste Wei, terwijl bij de vroegere Weisteeg (tevens voormalige gemeentegrens) de Achterste Wei lag. Daar tussenin bracht vroeger het vee de nacht door in het Nachthok. Na de aanleg van Wittenhagen en Stadsdennen voorziet een groeiend Harderwijk een verdere groei in de richting van de Stadsweiden. Met de vaststelling van het globale bestemmingsplan 'Stadsweiden' op 1 oktober 1970, kan met de ontwikkeling van het gebied worden begonnen. Voor de bouw van Stadsweiden is destijds het Westeinde aangelegd. Hiermee werd het gebied tussen het Westeinde en de Stationslaan afgesneden van de rest van Stadsweiden en ontstond ruimte om buiten de binnenstad het ziekenhuis en een groeiend aantal stedelijke voorzieningen een centraal gelegen plek te geven.

Langs de oostkant van het plangebied loopt de Stationslaan. Langs deze laan was reeds voordat de wijk Stadsweiden ontwikkeld werd bebouwing aanwezig. De Stationslaan maakt namelijk deel uit van de historische Zuiderzeestraatweg. In 1827 werd door Koning Willem I de aanleg van deze Zuiderzeestraatweg tussen Amersfoort en Zwolle goedgekeurd. Al in 1830 wordt de weg opengesteld. Bijna 100 jaar later, in 1927, wordt de Zuiderzeestraatweg opgenomen in het Rijkswegenplan. De gehele route krijgt dan een klinkerbestrating van 5 meter breedte en wordt begeleid met bomenrijen. Met 64,4 km is dit op dat moment het langste rijkswegtracé in het land. De Zuiderzeestraatweg is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de dorpen en de steden langs de voormalige Zuiderzeekust. De ruimtelijke structuur van alle dorpen en steden wordt erdoor bepaald. Veel historische bebouwing is gericht op deze weg. Zoals een groot aantal landgoederen, kazernecomplexen, boerderijen, villa's, woonhuizen, fabrieken etc.

Ook de bebouwing aan de Harmonielaan, Diepegracht en Weide Meesterlaan is ouder dan de rest van het plangebied. Het betreft hier kleinschalige woningbouwprojecten, ontstaan vanuit de Stationslaan en de Diepegracht, in verschillende tijdsperioden (jaren 30 en jaren 60).

2.2 Ruimtelijke structuur

Het gebied is globaal in vier delen te verdelen. Het gebied gelegen tussen het Kruithuis en de Stationslaan heeft overwegend een woonfunctie. In het zuidelijke deel van het plangebied is het ziekenhuis St Jansdal gevestigd. Tussen het Kruithuis en het Westeinde ligt een gemengd gebied met zowel woon- als werkfuncties. Ten noorden van het Westeinde bevindt zich het woonzorgcentrum 'Randmeer'. Het gebied ligt als een enclave in de stad, omringd door hoofdinfrastructuur. De bebouwing langs de Stationslaan is wel naar buiten gericht, terwijl de overige bebouwing in het gebied intern is georiënteerd en ook intern ontsloten wordt.

De solitaire instellingen met hun verschillende bebouwingscomplexen geven het gebied een diffuus karakter. De beeldbepalende gebouwen van het ziekenhuis St Jansdal, het woonzorgcentrum 'Randmeer', en het appartementencomplex 'de Schelpenhoek' contrasteren met de grondgebonden eengezinswoningen langs de Stationslaan, de Harmonielaan e.o. en de Wethouder Jansenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0002.png"

2.3 Aanwezige functies

2.3.1 Inleiding

Het plangebied bevat onder meer een aantal instellingen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast zijn er verschillende kantoorverzamelgebouwen aanwezig. Gecombineerd met deze stedelijke voorzieningen zijn in het overige deel van het gebied overwegend woningen aanwezig, zowel eengezins als meergezinswoningen. Deze meergezinswoningen zijn grotendeels te vinden in een viertal appartementencomplexen, te weten 'de Schelpenhoek, 'Modus Vivendi', 'Werkwereld Veluwerand' en 'het St Janshof'.

2.3.2 Wonen

Het gebied van het bestemmingsplan 'Stadsweiden - Kruithuis' komt overeen met de buurt 'Kruithuis' volgens de wijk en buurtindeling van Harderwijk zoals die geldt per 1-1-2012. Per 1 januari 2012 telde het gebied 910 inwoners en 550 woningen.

De leeftijdsopbouw van de bevolking wijkt sterk af van die in de gemeente Harderwijk als totaal. Meer dan de helft van de inwoners is 65 jaar of ouder. Dit is eenvoudig te verklaren uit het feit dat het gebied naast een verzorgingshuis (met aanleunwoningen) nog diverse andere wooncomplexen herbergt waar voornamelijk ouderen wonen.

Leeftijd   Stadsweiden - Kruithuis   Harderwijk  
0 tot 15 jaar   6 %   19  
15 tot 25 jaar   5 %   12  
25 tot 45 jaar   17 %   28  
45 tot 65 jaar   19 %   26  
65 jaar of ouder   53 %   15  

Het opvallende verschil in leeftijdsopbouw vertaalt zich ook in een totaal andere verdeling naar huishoudentype – meer eenpersoonshuishoudens en meer huishoudens zonder kinderen- en gemiddeld een veel lager aantal personen per huishouden.

Huishoudentype   Stadsweiden - Kruithuis   Harderwijk  
Eenpersoons   56 %   31 %  
Zonder kinderen   35 %   30 %  
Met kinderen   9 %   38 %  
     
Gemiddelde huishoudensgrootte   1,6   2,4  

Naar eigendomsverhouding bekeken wijkt de woningvoorraad in Stadsweiden - Kruithuis niet sterk af van de Harderwijker situatie. Wel is het aandeel huurwoningen iets groter. Door de sterke nadruk op ouderen-huisvesting bestaat de woningvoorraad in Stadsweiden - Kruithuis voor een relatief groot deel uit kleine(re) woningen in een gestapelde woonvorm.

Wonen   Stadsweiden - Kruithuis   Harderwijk  
Koopwoningen   54 %   57  
Huurwoningen   45 %   42  
Onbekend   1 %   1 %  
     
Gemiddelde WOZ waarde   225.000   236.000  

2.3.3 Werken en voorzieningen

Tussen het Kruithuis en het Westeinde bevinden zich een aantal (werk)voorzieningen. In de plint van het appartementencomplex 'de Schelpenhoek' zijn paramedische voorzieningen aanwezig. In dit gebied bevinden zich eveneens een drietal kantoor / bedrijfsgebouwen te weten 'Flevostaete', het gebouw 'Werkwereld Veluwerand' en het gebouw 'West end'. Op de begane grond en de eerste verdieping van het gebouw 'Werkwereld Veluwerand' zijn een kinderdagverblijf, een opvang voor jeugd onder de 16 jaar en een centrum voor werk en inkomen gevestigd. Daarnaast is er de basisschool 'de Springplank' aanwezig. In het zuidelijke deel van het plangebied is het ziekenhuis St Jansdal gevestigd. Ten noorden van het Westeinde bevindt zich het woonzorgcentrum 'Randmeer'. In het gebied tussen het Kruithuis en de Stationslaan zijn een woonzorgcentrum, het gebouw van de christengemeente Sefanja en het school gebouw van 'MijnSchool' gesitueerd. Deze functies liggen verspreid door het gebied, afgewisseld met reguliere woonfuncties.

2.3.4 Verkeer en Vervoer

Verkeersstructuur / ontsluiting

De ontsluiting van het gebied voor auto's vindt plaats via twee ontsluitingspunten op het Westeinde. De noordelijke ontsluiting vanaf het Westeinde wordt gevormd door de aansluiting van het Kruithuis; vanaf deze aansluiting worden de meeste functies in het noordelijke deel van het plangebied ontsloten. De zuidelijke aansluiting op het Westeinde dient ter ontsluiting van het zuidelijke deel van het gebied. Het is in feite de enige ontsluiting voor auto's van het ziekenhuisterrein. Daarnaast dient de Stationslaan als ontsluiting voor de woningen aan de oostzijde van het plangebied.

In verkeerskundige zin is het gewenst een duidelijke scheiding aan te brengen tussen het zuidelijk en het noordelijk deel van het plangebied. Belasting van de Wethouder Jansenlaan en het Kruithuis met verkeer en parkeren dat verband houdt met het ziekenhuis, moet zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het autoverkeer (bezoekers en medewerkers) van het ziekenhuis wordt zo rechtstreeks mogelijk vanaf de rotonde op het Westeinde naar de ingang van de parkeergarage geleid. Via een doorgang over het ziekenhuisterrein zelf kan eveneens het bestaande parkeerterrein aan de oostzijde van het ziekenhuis worden bereikt.

De zone met 'woon doeleinden' blijft zoals nu ontsloten op de Stationslaan. Er zijn dus voor autoverkeer geen achterontsluitingen tussen deze zone en de zone van het ziekenhuis. Uitsluitend vanwege het zeer grote belang dat wordt gehecht aan een directe routing van ambulances naar het ziekenhuis en omdat geschikte alternatieve mogelijkheden ontbreken, is door de gemeente medewerking verleend aan het maken van een toegang voor ambulances naar het ziekenhuisterrein vanaf de Westermeenweg. Deze toegang (in de vorm van een brug over de waterpartij die het ziekenhuis van de Westermeenweg scheidt) is uitsluitend bedoeld voor ambulances en overig spoedeisend verkeer.

Vanwege een nieuwe verkeersroute vanaf de A28 via de Oranjelaan naar het Westeinde dient rekening te worden gehouden met een groter ruimtebeslag voor de rotonde Westeinde/Westermeenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0003.jpg"

Fietsen

Centraal in het gebied ligt een deels vrijliggende fietsroute tussen Westeinde en Stationslaan die de 'leesbaarheid' van het gebied ook voor fietsers vergroot en de fysieke scheidslijn vormt tussen de zone met centrum doeleinden en de zone met maatschappelijke doeleinden. Fietsverkeer richting fietsvoorzieningen op het terrein van St Jansdal kan op een logische wijze worden 'afgetapt' van de centrale fietsroute. De fietsverbinding takt aan op fietsroutes in Stadsweiden aan de westkant en routes in park Friesegracht aan de oostkant.

Parkeren

Wat betreft parkeren hanteert de gemeente het beleid om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen het parkeren op eigen terrein te laten plaatsvinden. Parkeernormen staan opgenomen in de in 2013 vastgestelde gemeentelijke parkeernormen nota en in de ASVV (landelijk gehanteerde aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor ontwikkelingen in het plangebied geldt dus ook dat de gegenereerde vraag naar parkeerplaatsen op eigen terrein dient te worden opgelost, tenzij in overleg met de gemeente (eigenaar en beheerder openbare ruimte) een gezamenlijke oplossing kan worden gevonden. Dit beleid geldt ook voor (de eventueel verdere uitbreiding van) ziekenhuis St Jansdal.

Om het fietsgebruik te stimuleren dienen er voor bezoekers en werkers voldoende voorzieningen aanwezig te zijn in de vorm van fietsenstallingen.

Openbaar vervoer

Het plangebied, waaronder het ziekenhuis St Jansdal, wordt zeer goed ontsloten middels het openbaar vervoer. Naast het feit dat het treinstation van Harderwijk op loopafstand is gelegen, halteren nagenoeg alle streeklijnen, de stadslijnen en de buurtbus bij de halte(s) van het ziekenhuis aan het Westeinde. De vier haltes aan het Westeinde (“ziekenhuis St Jansdal”) voldoen aan de eisen van toegankelijkheid voor oudere en mindervalide mensen. Daarnaast is het uiteraard mogelijk om gebruik te maken van de Regiotaxi of een reguliere taxi naar het ziekenhuis.

2.3.5 Groen

Rondom het plangebied zijn hoofdgroenstructuren aanwezig, zoals de laanbeplanting in de Stationslaan en de Westermeenweg. Het Westeinde kent eveneens een laanbeplanting, maar bevat ook brede groenstroken langs de rijbanen. Langs het Westeinde en de Westermeenweg is het ziekenhuis omgeven door water en grasvelden. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied aan het plantagepark. Rondom het woonzorgcentrum 'Randmeer', met name tussen het gebouw en het randmeer, is eveneens veel groen aanwezig. Dit groen is onderdeel van een brede groenzone lopend langs de wijk Stadsweiden en de oever van het Wolderwijd bestaande uit riet, grasvelden en hoog opgaand groen. Het plangebied zelf kent weinig hoofdgroenstructuren. De laanbeplanting langs het Westeinde is langs de Stadswei het plangebied ingeleid. Ten noorden van de parkeergarage van het ziekenhuis is een houtwal aanwezig, die het ziekenhuis terrein goed afschermt van de overige bebouwing in het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sindsdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.

Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR zijn drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De drie rijksdoelen zijn in het SIVR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'. In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor het plangebied.

3.2.2 Streekplan Gelderland 2005/algemene structuurvisie ruimtelijke ordening

Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. Voor Harderwijk betekent dit dat de regionale centrumfunctie wordt voortgezet en geïntensiveerd. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en bereikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.

Op de beleidskaart Ruimtelijke structuur (die deel uitmaakt van het streekplan) is het gebied aangeduid als "Regionaal centrum (bebouwd gebied 2000)". Voor de wijk Stadsweiden - Kruithuis is geen specifiek beleid opgesteld.

3.2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben in december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld.
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels.

Het plangebied is aangewezen als bestaand stedelijk gebied. Ten aanzien van de verstedelijking over het algemeen wordt aangegeven dat de provincie als uitgangspunt hanteert dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied en binnen de zoekzones voor wonen en werken. Deze verordening legt het hierboven geschreven beleid van bundeling en intensivering vast door te bevorderen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt. Slechts een beperkt deel kan daarbuiten plaatsvinden.

Voor dit plangebied zijn met name de afspraken gemaakt binnen het Kwalitatief Woon Programma III (KWP-3) van belang. Woningen die tot 2020 binnen het plangebied gerealiseerd worden, gaan ten laste van het totaal in KWP-3 vastgelegde aantallen. Met andere woorden: iedere nieuwe woning die tot 2020 in het gebied wordt gebouwd gaat in mindering van beschikbare woningaantallen voor andere plangebieden. De gemeente heeft veel lopende plannen in de stad waardoor uiterst terughoudend moet worden omgegaan met het toewijzen van nieuwe woningbouwlocaties. In 2015 wordt gesproken over een nieuw regionaal programma wonen (RPW). Afhankelijk van de markt en vraag naar woningen in de regio kan dat leiden tot bijstelling van het KWP-3.

3.2.4 Stadsvisie 2031

Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.

Gekozen is voor scenario 2  "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.

De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema's:

  • woonklimaat: "Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen";
  • maatschappelijke voorzieningen: "Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn";
  • werken: "Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago";
  • bereikbaarheid: "Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".

De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welk doel Harderwijk voor ogen heeft. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale,  economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord.

3.2.5 Structuurvisie Harderwijk 2031

In de structuurvisie staat beschreven hoe de gemeente zich tot 2031 voor het wonen, werken en leven wil ontwikkelen. De visie is integraal gemaakt. Dit betekent dat sociale, fysieke en economische aspecten aan de orde komen.

Op de waarderingskaart van de structuurvisie is te zien dat de gemeente het gebied bestempeld als laag dynamisch. Dat wil zeggen dat de gemeente geen voornemens heeft om een actieve rol te nemen. Wel staat de gemeente open voor nieuwe ontwikkelingen of concepten waarmee programmatisch geen rekening is gehouden, mits economisch uitvoerbaar en niet concurrerend met hoog dynamische gebieden.  Op de visiekaart 'Aantrekkelijke stad' is de Stationslaan behorend tot het plangebied van Stadsweiden – Kruithuis  aangegeven belangrijk cultuur-historisch lint. Op de visiekaart 'Zorgzame stad' is de omgeving Wethouder Jansenlaan aangegeven als zoekgebied maatschappelijke doeleinden. Ten slotte is op de visiekaart 'Ondernemende stad' hetzelfde gebied aangeduid als zorgboulevard. Dit geeft invulling aan de doelstelling uit de structuurvisie: 'Meer regionale centrumvoorzieningen', 'sterkere zorgsector' en 'sterkere centrumfunctie in de regio'.

Plekken die een belangrijke publiek en/of toeristische functie hebben en het openbaar groen langs de hoofd-, recreatieve én cultuurhistorische infrastructuur alsmede de in deze structuurvisie benoemde ontmoetingsplekken krijgen een hogere onderhoudskwaliteit. Van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn ook de waterbelvedères (de belevingsplekken van Harderwijk als stad aan het water) en het groen in en om de stad die op de beleidskaart staan aangegeven, zoals in dit verband het Natura2000 gebied Veluwerandmeren.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Beleidsplan wonen

Het woonbeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in het Beleidsplan Wonen in Harderwijk 2016 (vastgesteld door de raad in mei 2012 ). Daarin is voor de te realiseren woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklasse) een referentiemodel opgenomen voor de periode t/m 2019. Het streven is om in die periode op elke woningbouwlocatie van enige omvang een woning-differentiatie volgens dit referentiemodel te realiseren. Iedere twee jaar wordt dit beleidsplan geëvalueerd en kan het referentiemodel worden aangepast aan actuele marktontwikkelingen. Daarnaast kan bij inbreidingslocaties de nieuwbouw van woningen ook bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de betreffende wijk. Zonodig kan in dat geval afgeweken worden van het referentiemodel.


In het gebied Stadsweiden - Kruithuis is de bestaande woningbouw voornamelijk in de noordelijke helft en langs de oostzijde van het plangebied gesitueerd. In de komende jaren worden geen grootschalige nieuwbouwontwikkelingen in dit gebied verwacht.

3.3.2 Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk

Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn is in april 2008 door de raad vastgesteld. Dit masterplan geeft aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, via het zogenoemde STAGG model en daaraan gekoppeld door woonzorgzones. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. De woonzorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijkcentrum zijn diensten beschikbaar, zowel haaldiensten als brengdiensten. Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte woningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte. Op termijn zijn vijf wijksteunpunten voorzien in Harderwijk.

In het noordoostelijk deel van het gebied Stadsweiden - Kruithuis ligt het zorgcentrum Randmeer. In het Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk is echter voor dit centrum geen rol toebedeeld als steunpunt voor een woonzorgzone . In het Masterplan valt het gebied Stadsweiden - Kruithuis onder het zorggebied (woonzorgzone) Stadsweiden, waarvoor de steunpuntfunctie is toebedeeld aan het zorgcentrum Weideheem.

3.4 Archeologie en monumentenbeleid

3.4.1 Nota Cultuurhistorie

In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.

3.4.2 Archeologienota

De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld.

In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden en hoe bij actualisatie van bestemmingsplannen eventueel archeologische waarden in het bestemmingsplan geborgd moeten worden.

Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellingsgrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingsplannen een dubbelbestemming
" waarde archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellingsgrenzen.

3.5 Welstandsbeleid

De gemeente Harderwijk beschikt over een fraai erfgoed. De gemeente en haar burgers hechten daarom veel belang aan het behoud van de historische en de visuele waarden van het landschap en de kernen van Harderwijk en Hierden. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de bestaande beeldkwaliteit en bijdragen aan een verrijking van het culturele erfgoed.

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen. Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechniek is het uiterlijk van een bouwwerk erg belangrijk voor de ruimtelijke inpassing. Hiervoor is welstandsbeleid opgesteld.

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillend type criteria: sneltoetscriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.

De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfafscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de sneltoetscriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria of er zullen aparte beeldkwaliteitplannen worden gemaakt, die door vaststelling door de raad, onderdeel worden van de Harderwijkse welstandsnota.

Het plangebied grenst aan twee invalswegen; de Stationslaan en de Westermeenweg. Voor bebouwingen aan de genoemde dragers gelden zwaardere welstandseisen, terwijl aanpassingen en verbouwingen in de binnen gebieden zich goed moeten voegen in de karakteristiek van de omgeving. Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen preventieve welstandstoetsing meer. Dat betekent dat vooral in de binnen gebieden zich ontwikkelingen kunnen voordoen, die de uitstraling en ligging van bebouwing in relatie tot de omgeving negatief kunnen beïnvloeden. Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn beeldkwaliteitcriteria opgesteld. Deze criteria zijn opgenomen als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.

3.6 Milieubeleid

3.6.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012

De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.

Binnen onze gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen. Het milieubeleidsplan is overigens in 2013 voor een jaar verlengd.

3.6.2 Milieugebiedvisie

In het milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedvisies opgesteld. In een milieugebiedvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Voor het voorliggende plangebied is nog geen definitieve milieugebiedvisie opgesteld.

3.7 Waterbeleid

Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

3.7.1 Waterbeleid 21ste eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

3.7.2 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.

Dit zijn:

  • 1. watersysteembenadering:
    per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen;
  • 2. waterketenbenadering:
    een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar;
  • 3. veiligheid:
    bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast;
  • 4. water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:
    studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik;
  • 5. geen afwenteling:
  • vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater;
  • schoon houden (van regenwater, grond water en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
  • een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
  • 6. ecologisch gezonde wateren (natte) landnatuur; ook in de stad:
    de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.
3.7.3 Waterplan Harderwijk 2006-2009

Het Waterplan Harderwijk 2006-2009 is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe (in 2013 gefuseerd tot Waterschap Vallei en Eem). Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving".

In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. De wijk Stadsweiden - Kruithuis staat op de Kansen en knelpuntenkaart als gebied dat deels binnen de grondwaterfluctuatiezone valt. In dit gebied is extra aandacht nodig gezien de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden.

Voor alle wijken met een gemengd rioolstelsel geldt dat herstructureringsprojecten, daar waar mogelijk gecombineerd worden met het afkoppelen van hemelwater.

3.7.4 Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (VGRP) 2010 - 2015

In het verbreed GRP zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd:

Stedelijk Afvalwater:

  • huishoudelijk afvalwater aansluiten op gemeentelijk rioolstelsel, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn.

Hemelwater:

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor inzameling en verwerking van hemelwater (infiltratie op eigen terrein)
  • Indien dit redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden verwacht, zal de gemeente de zorgplicht over moeten nemen
  • Perceeleigenaren van bestaande bebouwing worden gestimuleerd om hemelwater van de vuilwater riolering af te koppelen
  • Bij eventuele reconstructie: hemelwater van openbaar gebied afkoppelen van riolering, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn
  • Bij eventuele nieuwe grootschalige ontwikkelingen (inbreiding en/of herinrichting): hemelwater in principe bij voorkeur lokaal inzamelen en verwerken (infiltratie of lozing op oppervlaktewater), tenzij dit ondoelmatig blijkt te zijn (bijvoorbeeld bij hoge grondwaterstand of bestaand dicht stedelijk gebied).

Grondwater:

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het oplossen van grondwater onder of -overlast op eigen perceel en/of voor het daarop aanwezige bouwwerk (bouwkundige maatregelen)
  • De gemeente is verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterbestemming voor de aan de grond gegeven bestemming. Voor stedelijk gebied geldt dat sprake is van structureel grondwateroverlast indien de grondwaterstand langer dan 2 weken aaneengesloten hoger staat dan 0,7 m-mv.
  • De zorgplicht grondwater geldt niet met terugwerkende kracht (vanaf 1 januari 2008) en kan dus niet leiden tot aansprakelijkheid voor situaties uit het verleden.

3.8 Groenbeleid

In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld. Het groen dient naast belevingswaarde een duidelijke gebruikswaarde te bezitten (sport/spel). Door met bomen de straatprofielen optisch te versmallen werkt beplanting ook snelheidsverlagend, en vormt het een alternatief voor verkeersdrempels en andere obstakels.

3.9 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel 'Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan' (met een doorkijk tot 2015). Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder. Daarnaast wordt vol ingezet op het stimuleren van het fietsverkeer binnen de gemeente Harderwijk. Naast deze onderdelen/speerpunten zijn er voor de het plangebied geen specifieke aspecten opgenomen in het VSP. Het verkeersbeleid met betrekking tot het parkeren van auto's en fietsen is opgenomen in de gemeentelijke parkeernormennota (2013).

3.10 Economisch beleid

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

4.2 Uitgangspunten

Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande ruimtelijke opzet gehandhaafd zal blijven. Verder bestaan de ontwikkelingen waarin het plan voorziet voornamelijk uit, het verhogen van de toegestane bouwhoogte en het verruimen van de gebruiksmogelijkheden op diverse locaties, en het in het plan opnemen van met vrijstelling vergunde activiteiten en bouwwerken. Dit zal in de volgende paragrafen worden toegelicht. Met dit nieuwe bestemmingsplan ontstaat nu voor elke bewoner in Stadsweiden - Kruithuis een bestemmingsplanregeling die zoveel mogelijk in lijn is met de bestemmingsplanregelingen zoals die voor de andere wijken in Harderwijk worden gehanteerd. Verder wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen in de loop der jaren. Dit uit zich in het plan door bijvoorbeeld flexibelere gebruiksmogelijkheden van de woning, zoals bijvoorbeeld de regeling voor beroep aan huis.

4.3 Ruimtelijke en programmatische visie

Het plangebied herbergt een veelheid aan functies, wat zich manifesteert in een grote variatie aan bebouwing. Er is geen sprake van een duidelijke bebouwingsstructuur. De huidige bebouwing in het plangebied voldoet op sommige plaatsen niet meer aan de eisen van deze tijd en neemt door de manier van verkavelen relatief veel ruimte in beslag (bebouwing centraal op de kavel geplaatst). Voor het centrale deel van het plangebied is het beleid gericht op vestiging van maatschappelijke voorzieningen waarvan een centrale situering gewenst is, maar die vanwege aard of omvang niet in de historische binnenstad kunnen worden gevestigd. Daarnaast is het streven om de ruimtelijke samenhang en de attractiviteit van het gebied te versterken. Gelet op de beoogde doelstelling om in dit gebied ruimte te bieden aan het vestigen van centrumfuncties ligt het voor de hand om voor het plangebied uit te gaan van verdichting en schaalvergroting.

In het centrale deel van het plangebied wordt uitgegaan van een opschaling van de bebouwing, zodat een antwoord wordt gegeven op de ruimtedruk in het gebied en de beeldbepalende ligging in de stad. In de afgelopen jaren zijn de ontwikkelingen van 'Werkwereld Veluwerand' en 'de Schelpenhoek' en de uitbreidingen van het ziekenhuis St Jansdal de eerste aanzetten geweest van deze schaalvergroting.

Waar dat mogelijk is wordt in het centrale deel van het plangebied uitgegaan van realisering van voorzieningen en publieksfuncties in de onderste bouwlagen, en woningbouw op de hogere bouwlagen (onder meer voor senioren en andere doelgroepen waarvoor dit gebied een geschikte vestigingslocatie is). In de nabijheid van het ziekenhuis kunnen aanvullende (para-)medische voorzieningen worden gevestigd, waardoor bij het ziekenhuis en langs de Wethouder Jansenlaan een concentratie van zorgvoorzieningen (het zogeheten Zorgfront) kan ontstaan.

Omdat de beschikbare ruimte in het plangebied beperkt is en parkeerdruk in dit gebied hoog is (als gevolg van de nabijheid van ziekenhuis en binnenstad) wordt bij alle ontwikkelingen uitgegaan van intensief ruimtegebruik en realisering van parkeervoorzieningen op eigen terrein.

4.4 Toekomstige ontwikkelingen

St Jansdal

De belangrijkste functie in het gebied is het ziekenhuis St Jansdal. De verwachting is dat de in de planperiode van dit bestemmingsplan het ziekenhuis verder zal uitbreiden, in eerste instantie aan de zuidzijde langs de Westermeenweg, met de daarbij horende realisering van aanvullende parkeervoorzieningen voor personeel, patiënten en bezoekers. De maximale toegestane bouwhoogte van het zuidwestelijke deel van het ziekenhuis zal verhoogd worden tot 20 meter. Daarnaast is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bouwhoogte te verhogen tot 25 meter. De maximaal toelaatbare hoogte van het overige deel van het terrein zal in dit bestemmingsplan 16 meter worden. De parkeergarage en het zorgfront behouden in het plan de bestaande bouwhoogte.

Om de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden van het ziekenhuis te faciliteren is in dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om, indien noodzakelijk, een parkeerdek in één laag mogelijk te maken in het gebied tussen het ziekenhuis en de achterzijde van de woningen gelegen aan de Stationslaan.

Perceel t.o. Schelpenhoek

In het plangebied bevindt zich momenteel een perceel, dat nu nog onbebouwd is en waar in het oude bestemmingsplan reeds bebouwingsmogelijkheden aanwezig waren. Dit perceel bevindt zich aan de Wethouder Jansenlaan naast 'Flevostaete'. Deze bebouwingsmogelijkheden worden in dit bestemmingsplan vergroot, waarbij de maximale bouwhoogte op 13 meter wordt gesteld en het bebouwingspercentage maximaal 50% van het bouwperceel bedraagt. Daarnaast is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bouwhoogte te verhogen tot 16 meter. De gronden krijgen de bestemming 'gemengd' met een aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1'.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het parkeren op eigen particulier terrein opgelost worden.Onderstaand is inzichtelijk gemaakt dat deze voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling qua parkeren haalbaar is:

Huidige parkeercapaciteit ziekenhuis St jansdal: 1102 plaatsen

Overcapaciteit: 150 à 200 plaatsen

Theoretische planologische verruiming ziekenhuis St jansdal: 247 plaatsen

  • 10300 m² BVO;
  • Norm 1 pp / 41,73 m² BVO;
  • Benodigde parkeerplaatsen 247;

Verlies aan parkeerplaatsen t.b.v planologische verruiming : 76 plaatsen

Totaal extra benodigd: 322 plaatsen

Aangezien er op dit moment een overcapaciteit is van minimaal 150 parkeerplaatsen, en het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt een parkeerdek te realiseren dat ruimte biedt aan 200 parkeerplaatsen is aangetoond dat er voldoende ruimte is voor parkeren op eigen terrein indien gebruik wordt gemaakt van de in het bestemmingsplan aanwezige planologische mogelijkheden in de toekomst.

Verruiming gebruiksmogelijkheden Wethouder Jansenlaan e.o.

In de nabijheid van het ziekenhuis kunnen aanvullende (para-)medische voorzieningen worden gevestigd, waardoor bij het ziekenhuis en langs de Wethouder Jansenlaan een concentratie van zorgvoorzieningen (het zogeheten Zorgfront) kan ontstaan. Deze gronden krijgen in het bestemmingsplan een aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1'.

V erruiming bouwmogelijkheden Stationslaan 121

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk het bestaande pand aan de Stationslaan 121 aan de achterzijde met circa 10 meter te vergroten. Deze uitbreiding krijgt een maximale hoogte van 4,5 meter.

V erruiming bouwmogelijkheden Wethouder Jansenlaan 53-71

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk de maximaal toegestane bouwhoogte voor de woningen gelegen aan de Wethouder Jansenlaan 53-71 te verhogen naar 13 meter, zodat de bouw van een ondergeschikte dakopbouw mogelijk wordt.

Plannen stationsgebied

Door de voorgenomen aanpassing van het stations gebied (tunnel onder het spoor) zal de verkeersdruk op het Westeinde naar verwachting toenemen. Hierdoor bestaat de kans op verkeershinder / filevorming nabij de rotonde richting het ziekenhuis St Jansdal. Indien dit optreedt is het te overwegen op termijn een dubbele rijstrook voor het afslaand verkeer naar het ziekenhuis aan te leggen. De eventuele dubbele rijstrook voor afslaand verkeer valt binnen het bestemmingsplan Stadsweiden. Deze gronden hebben de bestemming verkeer. Eveneens de strook grond ten westen van de watergang (valt binnen dit bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis) heeft de bestemming verkeer. Bestemmingsplan technisch zal deze extra afslag mogelijk zijn.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Inleiding

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2 Cultuurhistorie

Beschermd Stadsgezicht.

Het uiterste noordelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de Plantage, is onderdeel van het rijks beschermde stadsgezicht van de historische binnenstad. Dit gedeelte maakt van oorsprong deel uit van de vestingwerken van Harderwijk, waaronder de stadsgracht en Zeebeer.

Door middel van een dubbelbestemming “waarde Cultuurhistorie” wordt deze waarde geborgd.

Stationslaan.

De Stationslaan was vroeger onderdeel van de Zuiderzeestraatweg In de jaren 1836 tot 1829 kwam de Zuiderzeestraatweg van Amersfoort naar Zwolle gereed. Bij de aanleg werd overigens ook gebruikt gemaakt van al bestaande wegen. Het tracé van de huidige Stationslaan is namelijk al zichtbaar op de kaart van Jacob van Deventer uit circa 1560. In 1864 kwam de spoorlijn van Utrecht naar Zwolle gereed. De spoorlijn kwam zo'n twee kilometer van de Binnenstad. Het station kreeg een plaats aan de zuidwestelijk van de stad, waar de spoorlijn de Zuiderzeestraatweg kruiste. Het stuk Zuiderzeestraatweg van het station naar de binnenstad werd in 1918 gewijzigd in Stationslaan.

Door de komst van het station en de ligging van diverse kazernes nabij het station ontstond er eind negentiende en begin twintigste eeuw lintbebouwing langs de Stationslaan. Deze lintbebouwing bestond uit woningen, die onder andere bedoeld waren voor officieren. Ook werden er bijzondere gebouwen langs de Stationslaan gebouwd, waaronder scholen.

Beschermde monumenten

In het plangebied komen geen beschermde rijksmonumenten. In het plangebied zijn in totaal 20 gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze monumenten zijn allemaal gesitueerd langs de historische Stationslaan en de Diepegracht. Het zijn de volgende gebouwen:

  • Stationslaan 91 t/m 113 (oneven), bestaande uit twee blokken van vier woningen van de bekende Harderwijkse architect Van Lonckhuizen;
  • Stationslaan 115-1 t/m 115-13, van oorsprong de Huishoudschool;
  • Stationslaan 117-1 t/m 117-13, van oorsprong de Ambachtschool;
  • Stationslaan 121 , van oorsprong militair tehuis;
  • Stationslaan 123, 141 en 165, woningen:
  • Diepegracht 3 en 5, een blok van twee woningen.

De aanwezige monumenten zijn sectoraal beschermd door de monumentenverordening.

5.2.3 Archeologie

De gemeente moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld. In het plangebied zijn verschillende archeologische verwachtingswaarden aanwezig. De Beleidskaart Archeologie is tot stand gekomen door onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP- rapport 2050 “Een actualisatie en herziening van de archeologische verwachting”). In het plangebied zijn volgens deze Beleidskaart twee zones met archeologische waarden en twee archeologische verwachtingszones aanwezig .

Het gebied in het beschermde stadsgezicht en langs de Diepegracht heeft een hoge archeologische waarde, omdat in dit gebied restanten van de oude vestingwerken zijn te verwachten. Ook valt een gedeelte van dit gebied in “De Tuinen”. Dit gebied was in de middeleeuwen in gebruik als tuinen voor de stad en er bevond zich bebouwing in dit gebied.

Het overige deel van het plangebied ligt in een lage archeologische verwachtingszone en een middelhoge archeologische verwachtingszone. Een gedeelte van het plangebied is in het recente verleden archeologisch onderzocht en verstoord door nieuwbouw.

Conform het acheologiebeleid wordt er alleen bij nieuwe planontwikkelingen een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Omdat in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt afgezien van een archeologisch vooronderzoek.

Conform het archeologiebeleid krijgen de gebieden met een archeologische waarde de dubbelbestemming 'Waarde archeologie 1 en 2'. Daarin zijn bodemingrepen met een omvang groter dan 50 m² en dieper dan 0,3 m belast met een onderzoeksplicht.

Het gebied met een middelhoge archeologische verwachting krijgt de dubbelbestemming “archeologische waarde 3”, daarin zijn bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 m belast met een onderzoeksplicht. Het gebied met een lage archeologische verwachting krijgt de dubbelbestemming “archeologische waarde 4” daarin zijn bodemingrepen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,3 m belast met een onderzoeksplicht.

5.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan een Natura 2000-gebied (Veluwerandmeren). De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957 en worden gevormd door vier ondiepe zoetwatermeren op de overgang van de Veluwe naar Flevoland. Binnen een afstand van 2 kilometer van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied (Veluwe). De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden.

Soortbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen voor de flora en fauna te verwachten.
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

5.4 Watertoets

5.4.1 Inleiding

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota Waterbeleid 21e eeuw is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen. In overleg met Waterschap Veluwe zijn de volgende thema's als relevant benoemd voor dit bestemmingsplan:

  • afkoppelen verhard oppervlak;
  • ligging in de grondwaterfluctuatiezone / voorkomen van grondwateroverlast;
  • beleving;
5.4.2 Bestaande situatie

Het plangebied ligt ten zuidwesten van de historisch binnenstad en vormt een verbinding tussen de binnenstad en de stationsomgeving. Het plangebied is ruim 21 ha groot. Het betreft een bestaande wijk met voornamelijk woningen, instellingen en kantoren. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het provinciaal Waterplan 2010-2015 . Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

De bodem is zandig en, uitgaande van ervaringsgegevens, goed doorlatend. Er zijn geen urgente bodem- en grondwaterverontreinigingen in het plangebied bekend.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is een beperkte oppervlaktewaterstructuur in de vorm van de singel rondom Ziekenhuis St Jansdal. Deze singel wordt gevoed door lokaal grondwater en heeft de status van een A- watergang volgens de legger van het Waterschap Vallei en Veluwe. Ten noorden grenst het plangebied aan de westelijke tak van de Weibeek en de Diepegracht/Friesegracht.

Waterschap Vallei en Veluwe is waterbeheerder en bevoegd gezag van/voor stedelijke oppervlaktewater in gemeente Harderwijk. Volgens de legger van het waterschap hebben de singels in en langs het plangebied de status van een A-watergang. Volgens de Keur gelden op- en langs deze watergangen inspectie- en onderhoud zones die gevrijwaard dienen te blijven en waarvoor bijzondere bepalingen gelden. Onderstaand is een themakaart opgenomen waarop indicatief de betreffende watergangen en bijbehorende keurzones staan aangegeven. Voor inzage in de voor de zones geldende bepalingen en verplichtingen wordt verwezen naar genoemd waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0004.jpg"

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra permanent oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater Door bij eventuele grootschalige herinrichtingen of nieuwbouw de afkoppelbeslisboom toe te passen, geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen en de zogenaamde DOB-methode toe te passen met betrekking tot chemische bestrijdingsmiddelen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit.

Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Grondwater

Het grondwaterpeil onder het plangebied varieert tussen de 60 (GHG) en 120 (GLG) cm beneden maaiveld. De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg om nu en in de toekomst geen overlast te veroorzaken. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het plangebied ligt aan de zuidzijde deels in de grondwaterfluctuatiezone zoals de provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd (dit is ook het deel waar incidenteel kritisch hoge grondwaterstanden voor kunnen komen, echter slechts voor relatief korte aaneengesloten periodes). Dit is een zone waar de ontwateringsdiepte door grondwaterstijgingen op langere termijn kritisch kan worden. Het gereguleerde peil in de watergangen in de omgeving (Couperussingel, Weibeek Diepegracht/Friesegracht heeft hier echter een dempende invloed op).

Hemelwater

Bij eventuele grootschalige herinrichting of nieuwbouw zal hemelwater binnen het plangebied worden geïnfiltreerd of via een retentie vertraagd worden afgevoerd naar een watergang. Door het toepassen van de afkoppelbeslisboom wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Natuur

Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

Droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA)

In het gebied is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd waarvan het overtollige relatief schone regen water wordt geloosd wordt op een aantal locaties langs de omliggende singels. Het huishoudelijk afvalwater wordt verdeeld over rioolgemalen Diepegracht en Weiburg afgepompt naar het gemengde vrijverval transport riool richting rioolwaterzuivering Harderwijk waarvan het gezuiverde effluent wordt geloosd op het Veluwemeer.

Bij eventuele grootschalige herinrichting en/of particuliere nieuwbouw zal hemelwater worden aangesloten op het bestaande hemelwaterstelsel. Dit is doelmatiger dan afkoppelen en infiltreren, ook gezien de beperkte beschikbare ruimte.

Wateroverlast

Het maaiveld in het plangebied ligt grotendeels boven de +1,6 mNAP waarmee ook op lange termijn de veiligheid tegen overstroming vanuit oppervlaktewater is gegarandeerd.

Procedures

Doordat dit plan een consoliderende actualisatie betreft van een bestemmingsplan uit 1977 dat bovendien buiten Keurzones valt, geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft is, met Waterschap Vallei en Veluwe, overeengekomen dat voor de watertoets volstaan kan worden met een melding en een waterparagraaf volgens 'standaard wateradvies'. Het plan is ook voor vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) aan het Waterschap aangeboden (zie paragraaf Reacties artikel 3.1.1 Bro). Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

5.4.3 Toekomstige situatie

Afkoppelen

De gemeente Harderwijk zal, zolang dat technisch haalbaar en economisch doelmatig is, in het plangebied hemelwater van verhard oppervlak afkoppelen cq. niet aankoppelen op vuilwaterstelsels van het gemengde stelsel. Dit is in de praktijk alleen doelmatig bij grootschalige ingrepen in het openbaar gebied zoals rioolvervanging, herstructurering en vervanging van wegen. Hierbij wordt het afgekoppelde hemelwater geborgen en geïnfiltreerd in (een combinatie van) IT-riolen en wadi's. Hiervoor geldt een bergingsnorm van 10 mm neerslag in relatie tot het aangesloten verhard oppervlak. Daarboven worden neerslagoverschotten waar mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater waarbij rekening gehouden moet worden met de algemene regel van het waterschap dat bij oppervlakken groter dan 250 m² er tot een maatgevende bui van 36 mm niet meer dan de landelijke afvoernorm (1 l/s/ha) op het oppervlaktewater geloosd wordt. Daarbij hanteert het waterschap als norm voor het stedelijk gebied dat overstroming vanuit de watergang niet vaker mag optreden dan eens per honderd jaar. Hemelwateroverschotten die niet in de bodem geïnfiltreerd kunnen worden of via het oppervlaktewaterstelsel kunnen worden afgevoerd, worden afgevoerd via het gemengde vuilwater rioolstelsel.

Voorkomen van grondwateroverlast

Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in de grondwaterfluctuatiezone. De verwachte grondwaterstijging kan in dit gebied tot overlast leiden. Om dit te voorkomen, zal in de toekomst, waar nodig, overtollig grondwater worden afgevangen en afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel in het plangebied Friesegracht. Om de stijging van het grondwater te kunnen monitoren is in 2009 een gemeentedekkend grondwatermeetnet opgezet.

Beleving

Om de beleving van water te vergroten, is in het plangebied zelf vanwege de dichte bebouwing slechts beperkt ruimte. Echter, het plangebied grenst aan de noordzijde direct aan westelijke tak van de Weibeek en de Diepegracht/Friesegracht. Als maatregel uit het waterplan zijn gemeente/waterschap voornemens om een delen van de oevers daar waar technisch/economisch haalbaar natuurlijker in te richten waardoor meer gevarieerde biotopen voor flora en fauna in en het langs tot ontwikkeling kunnen komen.

Aangezien geen grootschalige ingrepen in de planperiode worden voorzien heeft het plan geen nadelige invloed op het lokale (grond)watersysteem.

5.5 Milieu

5.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

Dit bestemmingsplan is voornamelijk een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken.

5.5.2 geluidhinder

Algemeen

De mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer en railverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen. De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar.

Geluid afkomstig van bedrijven wordt geregeld in de Wet milieubeheer.

Wegverkeerslawaai

Verkeerswegen hebben volgens de Wet geluidhinder aan weerszijden zones. Een zone kan, afhankelijk van de situatie, een breedte hebben van 100 tot 600 m. Binnen deze wettelijke zones geldt het grenswaardensysteem van de Wgh voor het toetsen van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, wanneer dergelijke bestemmingen nieuw in de wettelijke zones worden geprojecteerd.

Spoorweglawaai

Geluid van rijkswegen en spoorwegen is aan grenzen gebonden om omwonenden tegen geluidoverlast te beschermen. Hierdoor zijn er wettelijke normen voor de hoeveelheid geluid die het verkeer op een weg of spoorweg maximaal mag produceren. Deze norm wordt een geluidproductieplafond (GPP) genoemd.

In de Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 is vastgelegd dat het geluid rond rijkswegen niet onbeheerst mag toenemen. Dit hoofdstuk is sinds 1 juli 2012 van kracht. Op punten langs rijkswegen en spoorwegen (zogenaamde referentiepunten) is met de GPP's de maximaal toegestane hoeveelheid geluid vastgesteld. Per punt verschilt de waarde van de geluidproductieplafond's. De punten liggen op 50 meter van de infrastructuur en 100 meter van elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0005.jpg"

Referentiepunten langs de spoorbaan

De geluidproductieplafonds moeten door Rijkswaterstaat en ProRail worden nageleefd. Rijkswaterstaat en ProRail controleren dit ieder jaar en rapporteren daarover aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Bij dreigende overschrijding van de geluidproductieplafonds moeten Rijkswaterstaat en ProRail maatregelen nemen om te voorkomen dat er een overschrijding ontstaat. Op deze wijze worden bestaande geluidsgevoelige bestemmingen beschermd tegen onbeheerste toename van de geluidbelasting.

Industrielawaai

Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd. Het plangebied laat geen grote lawaaimakers toe en er is dan ook geen sprake van een gezoneerd industrieterrein.

Ziekenhuis St Jansdal

Het ziekenhuis en de toegangsweg naar het ziekenhuis grenst aan de noordzijde aan gronden met de bestemming 'gemengd'. Binnen de definitie van deze bestemming zijn ook geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Uit onderzoek (zie Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis in relatie tot Ziekenhuis St Jansdal, Peutz, d.d. 5 mei 2014) is gebleken dat deze geluidsgevoelige bestemmingen de huidige bedrijfsvoering van het ziekenhuis niet nadelig beinvloeden.

5.5.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.

Toetsing wet- en regelgeving

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De gevallen zijn:

  • Voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • Voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • Voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

In het kader van dit bestemmingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5.4 Bodemkwaliteit

Als uitgangspunt voor deze analyse zijn de gegevens uit het Provinciale archief en uit het gemeentelijk bodemarchief. Diverse plekken zijn al eens onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0007.png"

Daarnaast zijn op diverse locaties nog historisch bodembestand locaties die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Deze zijn niet in alle gevallen onderzocht. Met name aan de Stationslaan hebben enkele kleine bedrijfjes gezeten (schildersbedrijf etc.). Een groot deel van de onderzoeken zijn verouderd (ouder dan vijf jaar) en de meeste onderzoeken zijn ouder dan twee jaar. In het geval van herontwikkeling/nieuwbouwprojecten kan het noodzakelijk zijn om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren. Voor grondverzet kan, naast een Ap-04 onderzoek conform het besluit Bodemkwaliteit, in overleg met het bevoegd gezag, gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan.

In de grond worden plaatselijk enkele zware metalen, met name met koper dikwijls verhoogd aangetroffen. In het grondwater bij Kruithuis 2 is nikkel en bij het ziekenhuis arseen verhoogd aangetroffen (vermoedelijk verhoogde achtergrondconcentraties). Bij Stationslaan 115-117 is een klein PAK-verontreiniging aanwezig in de verharding.

Asbest

In het gebied Kruithuis bestaat volgens de asbestkansenkaart een kleine kans op asbest (zie onderstaand figuur). Daarnaast is er op diverse locaties geen asbest aangetoond in gebouwen en zijn er enkele locaties waarvan bekend is dat er asbest is verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00104-0003_0009.png"  

Asbestkansenkaart

5.5.5 Externe veiligheid

Algemeen

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op ernstige ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen en het transport van deze stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Externe veiligheid kent twee toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering hetgeen inhoudt dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen ook merkbaar kunnen zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Wet en regelgeving

In het plangebied zelf zijn geen risicobronnen aanwezig. Wel ligt het plangebied voor een klein deel binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation aan de Verkeersweg 3. In onderstaande tabel zijn de op de aanvraag van toepassing zijnde risicobronnen en de bijbehorende wet- en regelgeving opgenomen.

Risicobron   Vigerende wet- en regelgeving  
Tinq LPG tankstation, verkeersweg 3   Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit LPG-tankstations milieubeheer  

Risicobronnen met daarbij behorende wet en regelgeving

LPG tankstation

Het invloedsgebied van het LPG tankstation bedraagt 150 meter en geldt vanaf het vulpunt voor LPG en het reservoir (ondergronds, ingeterpt of bovengronds), gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen en het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij het reservoir. Het plangebied ligt voor een zeer klein gedeelte binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation.

Plaatsgebonden risico

Voor het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat realisatie van kwetsbare objecten binnen de aanwezige 10-6/jaar contour niet is toegestaan. De 10-6/jaar contouren van het LPG tankstation vallen niet over het plangebied.

Groepsrisico

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico geldt dat zolang de overschrijdingsfactor beneden de 0,1 ligt (10% van de oriëntatiewaarde), er geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig is bij een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied. Het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation ligt, heeft de bestemming “wonen”. In dit gedeelte van het plangebied zijn een paar woningen aanwezig. Het betreft een bestaande situatie waarin niks wijzigt. De dichtheid van personen in dit stukje plangebied zal zodoende gelijk blijven, waardoor het groepsrisico van het LPG tankstation niet zal toenemen en er geen aparte groepsrisico berekening hoeft plaats te vinden.

5.5.6 Klimaat en energie

Door de gemeente Harderwijk is de routekaart 'de Energieke Stad' vastgesteld. Met behulp van deze route wil de gemeente Harderwijk in 2031 de uitstoot van CO2 met 45% reduceren. De routekaart is opgebouwd uit drie pijlers; energiebesparing, het benutten van duurzame energie en het compenseren. De CO2-uitstoot wordt door verschillende sectoren veroorzaakt namelijk; door de gemeentelijke organisatie, de woningbouw, de utiliteitsbouw, de industrie en verkeer en vervoer. Het gebied Stadsweiden –Kruithuis bestaat voornamelijk uit woningbouw. Om een bijdrage te leveren aan de doelstelling zal in de woningbouwsector jaarlijks 1,5 % CO2 bespaard moeten worden. De woningbouw in Stadsweiden –Kruithuis stamt hoofdzakelijk uit de jaren '70 of nog eerder. De woningen uit deze tijd hebben veelal een laag energielabel. Met behulp van isolatiemaatregelen is het energielabel te verbeteren en kan een substantiële bijdrage worden geleverd. Door toepassing van eenvoudige maatregelen zoals leidingisolatie, kierdichtingisolatie buitenschil en energiezuinige apparatuur, is het mogelijk om het energieverbruik met 20 % te reduceren. De benodigde investeringen zijn in minder dan tien jaar terug te verdienen. Het opwekken van duurzame energie in de woningbouwsector kan bijvoorbeeld met behulp van zonnepanelen, zonneboilers en  warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.5.7 Nieuwe ontwikkelingen

Wegverkeerslawaai

In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen de maximale toegestane bouwhoogte van het zuidwestelijke deel van het ziekenhuis te vergroten tot 20 meter. Aangezien deze bebouwing zich bevindt in de nabijheid van de hoofdinfrastructuur van de stad is akoestisch onderzoek naar de invloed van het wegverkeer uitgevoerd. In dit onderzoek is eveneens onderzocht wat de geluidsbelasting van het verkeerslawaai is op de gevels van een in de toekomst te ontwikkelen gebouw op een perceel aan de Wethouder Jansenlaan naast 'Flevostaete' (zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Ziekenhuis St Jansdal, Omgevingsdienst Noord-Veluwe, d.d. 2 april 2014). Uit dit onderzoek is gebleken dat op een aantal beoordelingspunten de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ten gevolge van wegverkeer op het Westeinde en de Westermeenweg. Voor het Westeinde en de Westermeenweg dienen hogere waarden vastgesteld te worden van respectievelijk 55 en 54 dB. Er zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning tevens nader onderzoek moeten worden gedaan naar de geluidwering van de gevels. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de eisen voor het binnenniveau voor ziekenhuizen strenger zijn dan bij woningen, namelijk 28 dB t.o.v. 33 dB voor woningen.

Milieuvergunning ziekenhuis St Jansdal

Er is onderzoek verricht naar het geluid in de omgeving ten gevolge van een aantal mogelijke wijzigingen op en rond het terrein van het ziekenhuis.Deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen betreffen onder andere uitbreidingen van het ziekenhuis, maar ook de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij het ziekenhuis. In dit onderzoek is onderzocht wat de akoestisch consequenties zijn van deze ontwikkelingen (zie bijlage 3 - Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Stadsweiden - Kruithuis in relatie tot Ziekenhuis St Jansdal, Peutz, d.d. 5 mei 2014). Het betreft hierbij de volgende aspecten:

  • het toestaan van mogelijke geluidgevoelige bestemmingen van derden (zorghuis/hotel) op het terrein ten noorden van het ziekenhuis;
  • het mogelijk maken van een uitbreiding van het ziekenhuis door het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwdeel D van het ziekenhuis;
  • de realisatie van een parkeerdek ten oosten van het ziekenhuis om in toekomstige parkeerbehoefte te voorzien;
  • beschouwing van optredende geluidniveaus ten gevolge van het verkeer op de toegangsweg naar de parkeergarage van het ziekenhuis als directe hinder.

Uit dit onderzoek is gebleken dat alle hierboven beschreven aspecten akoestisch geen onoverkomelijke problemen opleveren. Met het toepassen van een aantal realistische geluidreducerende maatregelen, zoals het niet ontwikkelen van parkeerplaatsen in de nabijheid van een aantal beoordelingsposities waar sprake is van overschrijding van grenswaarden of het realiseren van een schuin geluidscherm ter hoogte van de parkeerplaatsen in de nabijheid van deze beoordelingsposities, kan de realisatie van het parkeerdek inpasbaar worden gemaakt binnen de geluidgrenswaarden uit de vigerende vergunning van het ziekenhuis.

Luchtkwaliteit

Er is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit in de omgeving ten gevolge van de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor uitbreiding van Ziekenhuis St. Jansdal met nieuwe bouwdelen en een parkeerdek. Uit het rapport 'Luchtkwaliteit in de omgeving van het ziekenhuis St (zie bijlage 4) blijkt dat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit er geen belemmeringen bestaan voor vaststelling van het bestemmingsplan en ontwikkeling van de parkeergarage.

Lichthinder

Het parkeerdek krijgt een maximale bouwhoogte van 2,5 meter. Het parkeerdek zal aan de oostzijde een gesloten achterwand krijgen (vergelijkbaar met de bestaande parkeergarage), waardoor er geen lichthinder zal ontstaan.

5.6 Kabels en leidingen

De hoogspanningslijn, het straalpad en de hoofdaardgasleiding in de omgeving van Harderwijk lopen ten zuiden van de wijk Stadsweiden en hebben geen invloedssfeer die reikt tot in het plangebied.

 

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

6.1.1 Uitgangspunten

Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.

Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is.

6.1.2 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.

6.1.3 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  • b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  • c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
6.1.4 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Algemene uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan 'Stadsweiden - Kruithuis' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen vallen alle eengezinswoningen, alsmede de tuinen, verhardingen en erftoegangswegen;
  • om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.

6.3 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2013-03. Voor dit bestemmingsplan is het handboek op onderdelen aangevuld. Deze worden hieronder opgesomd. Een inhoudelijke toelichting op deze regels is terug te vinden in paragraaf 6.4.

In dit bestemmingsplan is in aanvulling op het handboek de bestemming 'Gemengd' toegevoegd. Deze bestemming is toegekend aan gebouwen waar zowel maatschappelijke voorzieningen als kantoren zijn toegestaan.

Op de verbeelding en in de regels is een aantal functieaanduidingen met bijbehorende regels toegevoegd, die niet voorkomen in het handboek:

  • 'Beroep aan huis' is toegevoegd aan de bestemming 'Wonen';
  • 'Specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1' is toegevoegd aan de bestemming 'Gemengd';
  • 'Specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 2' is toegevoegd aan de bestemmingen 'Gemengd' en 'Wonen';
  • 'Specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 3' is toegevoegd aan de bestemming 'Gemengd';
  • 'Specifieke vorm van maatschappelijk - werkplaats' is toegevoegd aan de bestemming 'Wonen';

Aan de bestemming 'Maatschappelijk' is een bouwaanduiding opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bovenop het parkeerdek.

6.4 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

  • Gemengd;
  • Groen;
  • Maatschappelijk;
  • Verkeer;
  • Water;
  • Wonen;
  • Waarde - Archeologie;
  • Waarde - Cultuurhistorie.

Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.

6.4.1 Gemengd

Op de woningen in de bocht van de Wethouder Jansenlaan na is deze bestemming toegekend aan de gronden tussen Wethouder Jansenlaan en Kruithuis. De bestemming is ook toegekend aan het gebouw Wethouder Jansenlaan 72-80 (West End). Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn zowel maatschappelijke voorzieningen als kantoren toegestaan. Daarnaast wordt op verschillende locaties via functieaanduidingen een aantal specifieke functies geregeld.

In het gebouw Wethouder Jansenlaan 1-49 wordt op de verdiepingen gewoond. Dit is geregeld via de functieaanduiding 'wonen'.

Het gebouw Wethouder Jansenlaan 73 (Flevostaete) en het naastgelegen terrein (huidig P4 van het St Jansdal ziekenhuis) hebben de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1'. Op grond van deze aanduiding is medische en/of zorggerelateerde detailhandel en dienstverlening toegestaan. Deze regeling is aanvullend op de toegestane maatschappelijke voorzieningen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling hier reguliere detailhandel toe te staan. Het moet gaan om het leveren van producten en diensten die veelal niet verkrijgbaar zijn in reguliere winkels en waarvoor een medische aanleiding is of die voortvloeit uit een zorgbehoefte. Winkels of dienstverlenende bedrijven die overwegend of in hoofdzaak de 'normale' consumentenmarkt bedienen zijn hier niet toegestaan.

Om een omissie uit het bestemmingsplan "Stationsomgeving" te herstellen zijn de percelen Westeinde 23 t/m 31 toegevoegd aan het plangebied. Maatschappelijke voorzieningen en een aantal aanvullende functies waren niet opgenomen in het bestemmingsplan "Stationsomgeving", terwijl dit in het daaraan voorafgaande bestemmingsplan wel was toegestaan. Dit is hersteld door deze percelen/gebouwen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan met de bestemming 'Gemengd'. Om dezelfde reden is voor dit gebied de aanduiding 'specfieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 3' opgenomen om de functies vergaderruimten (met café-restaurant tot een vloeroppervlak van maximaal 200 m2), kappersbedrijven, schoonheidsinstituten en fotografische ateliers weer mogelijk te maken.

Voor het perceel tussen Wethouder Jansenlaan 73 en het ziekenhuisterrein is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een hogere bouwhoogte van het gebouw tot 16 meter, onder voorwaarde dat de economische uitvoerbaarheid is verzekerd. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening of in het kader van een zorgvuldige belangenafweging kunnen ook andere voorwaarden worden gesteld.

6.4.2 Groen

Structurele groenvoorzieningen worden apart onderscheiden, om daarmee voor de wijk belangwekkende groene ruimten aan te wijzen en te behouden. Binnen de bestemming ‘Groen’ is het niet mogelijk om wegen en parkeerplaatsen te realiseren. Wel is het plaatsen van voorzieningen, ter
ondersteuning van en passend in de groene ruimte mogelijk. Ook wandel- en fietspaden passen binnen deze bestemming.

6.4.3 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan de maatschappelijke functies in het plangebied, waarvan het Sint Jansdal ziekenhuis de grootste is. Binnen deze bestemming is voor een gedeelte op het terrein van het ziekenhuis de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 2' toegekend. Hier is hetzelfde toegestaan als binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk 1' (zie voor een toelichting hierop paragraaf 6.4.1), echter worden op het ziekenhuisterrein in aanvulling hierop kiosken en een lunchroom toegestaan.

Voor de parkeergarage is een 'specifieke bouwaanduiding - parkeergarage' opgenomen. In de bouwregels is hierbij opgenomen dat bouwwerken zoals afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden enzovoort tot een hoogte van 3 meter zijn toegestaan bovenop het parkeerdek. Deze voorzieningen mogen dus uitkomen boven de maximale bouwhoogte, ongeacht of sprake is van een ondergeschikt bouwdeel.Verder is een bouwmogelijkheid opgenomen voor een parkeerdek met een maximale hoogte van 2,5 meter (eventueel halfverdiepte begane grond met één parkeerdek). Binnen het gebied dat is aangeduid als 'parkeergarage' is alleen een parkeergarage en fietsenstalling met bijbehorende voorzieningen toegestaan en geen andere gebouwen.

Voor een gedeelte van het bouwvlak in de zuidwestelijke hoek van het ziekenhuisterrein is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een hogere bouwhoogte van het gebouw tot 25 meter, onder voorwaarde dat de economische uitvoerbaarheid is verzekerd. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening of in het kader van een zorgvuldige belangenafweging kunnen ook andere voorwaarden worden gesteld.

6.4.4 Verkeer

Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie voor de gehele stad. Binnen het plangebied gaat het slechts om gedeelten van het Westeinde, de Stadswei en de Westermeenweg. De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie.

6.4.5 Wonen

Binnen deze bestemming vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin- en erfgedeelte. Daarnaast valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen binnen deze bestemming. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.

Algemeen uitgangspunt is dat bij woningwijzigingen geen verschil wordt gemaakt tussen huur- en koopwoningen, ook al zullen wijzigingen bij huurwoningen minder vaak voorkomen. Er is gestreefd naar een eenduidige bebouwingsregeling voor het gehele plangebied.

Alleen de woning zelf en eventuele bijgebouwen aan de voorzijde zijn door middel van het bouwvlak en verschillende maatvoeringsvlakken geduid. De goot- en bouwhoogten zijn zoveel mogelijk aangegeven in de verbeelding. De zij- en achtergevel zijn de minst zichtbare gevels van een woning. Aan de achtergevel wordt een uitbreiding toegestaan over de volle breedte van de achtergevel. De diepte van de aan- of uitbouw aan de achtergevel is vrij, maar in totaal mag het bebouwde oppervlak op het achtererf niet meer bedragen dan 50 m². De uitbreiding aan de zijgevel moet 1 meter uit de voorgevelrooilijn blijven en 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein.
Het hoofdgebouw is op de plankaart aangegeven door een afzonderlijk maatvoeringsvlak. Voor rijenwoningen is een maatvoeringsvlak met een diepte van 10 meter opgenomen. Voor twee-onder-één-kapwoningen bedraagt de diepte 12 meter en voor vrijstaande woningen 15 meter. Dit geeft de mogelijkheid om het hoofdgebouw over de volle hoogte te vergroten. In het algemeen wordt terughoudend omgegaan met uitbreidingen aan de voorkant ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Aan de voorgevel is een erker toegestaan, mits de bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de goothoogte lager is dan 3 meter en de breedte niet meer dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt. Vrijstaande bijgebouwen kunnen op het zij- of achtererf worden gebouwd, mits het bebouwde oppervlak van het achtererf de 50 m² niet overschrijdt (inclusief aan- en uitbouwen). Voor het zijerf gelden de regels, zoals vermeld bij aan- of uitbouwen.

Daarnaast wordt er ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning, zoals Bed & Breakfast en bedrijvigheid aan huis.

Bed&Breakfast
Onder wonen is Bed & Breakfast mede begrepen. Met deze regeling voorziet de gemeente in een toenemende behoefte aan geschikte bed- en breakfastruimten. De voorwaarden voor het toestaan van Bed & Breakfast zijn mede gebaseerd op de in 2009 verschenen "Beleidsnotitie Bed & Breakfast" van het Platform Bed & Breakfast Nederland. Deze voorwaarden houden verband met de ruimtelijke consequenties die toelating van een verblijfsrecreatieve functie binnen de woonbestemming kan hebben en de gevolgen voor het toeristisch product in kwalitatieve zin.

Belangrijke voorwaarden zijn dat:

  • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat het een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie;
  • 5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de normen in de gemeentelijke parkeernormennota.

Mantelzorg

Ruim 2,6 miljoen Nederlanders zorgen langere tijd intensief voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze vorm van onbetaalde zorg heet mantelzorg en omvat dus niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.

Mantelzorg is in woningen vanzelfsprekend toegestaan, in vrijstaande bijgebouwen echter niet. In dit bestemmingsplan is geregeld dat er ten behoeve van mantelzorg een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m². Daarnaast is mantelzorg toegestaan in een vrijstaande speciaal voor mantelzorg bedoelde unit. Deze regeling is bedoeld om mantelzorg te ondersteunen en is niet bedoeld voor het vergroten van de te bebouwen oppervlakte. Daarom geldt deze regeling alleen tijdelijk, voor zolang mantelzorg wordt gegeven. Daarna moet het perceel weer in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht, danwel in overeenstemming worden gebracht met de bouwregels.

Bedrijvigheid aan huis

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woongebieden kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woongebied worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in het gebied. Aan huis gebonden beroepen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is wel belangrijk dat de woonfunctie uitgangspunt blijft. De bedrijvigheid mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijgebouwen en is beperkt tot maximaal 75 m². Op 7 februari 2013 is de 'Beleidsregel voor beroepen en bedrijven aan huis' in werking getreden. Deze beleidsregel is het kader om aanvragen voor bepaalde beroeps- of bedrijfsuitoefening in vrijstaande bijgebouwen aan te toetsen, alsmede voor aanvragen voor beroepen of bedrijven die niet in het bestemmingsplan bij recht zijn toegestaan, zoals bijvoorbeeld webwinkels. Voor een tweetal locaties is de nadere aanduiding 'beroep aan huis' opgenomen. Dit gaat om bestaande situaties, waarvan de bestaande oppervlakte groter is dan op grond van de beleidsregel. Hiervoor wordt een uitzondering gemaakt en mag de bestaande oppervlakte worden gehandhaafd.

Gebouw De Schelpenhoek

Voor het gebouw De Schelpenhoek (Wethouder Jansenlaan 100-184) gelden bijzondere regels. Omdat de hoofdfunctie van dit gebouw wonen is, is deze ondergebracht bij de bestemming 'Wonen'. Op de begane grond is een breed scala aan andere activiteiten mogelijk. Via de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook is de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening 1' van toepassing (zie voor een toelichting hierop paragraaf 6.4.1). De werkplaats van een orthopedische praktijk is geregeld via de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - werkplaats'.

6.4.6 Waarde - Archeologie 1, 2 of 3

Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart zijn aangeduid als gebieden met een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde. Voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en het beschermd stadsgezicht geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 meter. Voor de gebieden met een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 1.000 m². Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 5.000 m².

De rijks- en/of gemeentelijke monumenten worden afdoende beschermd door de Monumentenwet en/of de gemeentelijk monumentverordening. In het voorliggende bestemmingsplan wordt hiervoor geen specifieke regeling opgenomen.

6.4.7 Waarde - Cultuurhistorie

De gronden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

6.5 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.

In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.

Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.

Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.

Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanvoorschriften voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.

In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het bestemmingsplan maakt hierbij geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk. Daarom hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Deze kosten worden betaald uit de algemene middelen.

De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" is onderwerp geweest van inspraak. De reacties zijn beoordeeld en becommentarieerd in het eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" (zie Bijlage 5). Met inachtneming van het gestelde in dit eindverslag is dit ontwerpbestemmingsplan voorbereid. De inspraak heeft geleid tot de volgende aanpassing van het plan:

  • Het bouwvlak op het perceel aan de Stationslaan 121 zal vergroot worden.

8.2 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, Liander N.V. en N.V. Nederlandse Gasunie afdeling grondzaken. Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reacties zijn beantwoord in het document 'vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro Stadsweiden – Kruithuis' (zie Bijlage 6). Het vooroverleg heeft geleid tot de volgende aanpassing van het plan:

  • De gasdrukmeet- en regelstations inclusief een zone gebaseerd op de afstanden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer krijgen een aanduiding als 'veiligheidszone – aardgas'.

8.3 Ter visie

Het ontwerpbestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" heeft met ingang van 29 mei 2014 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon een ieder schriftelijk zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad. In totaal zijn drie zienswijzen ingediend. Het (gedeeltelijk) delen van deze zienswijzen heeft geleid tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De zienswijzen zijn becommentarieerd in de commentaarnota op de zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Stadsweiden - Kruithuis" (zie Bijlage 7).