direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2
Plan: Geldermalsen woongebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE

Artikel 21 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. kamerverhuurbedrijf;
  • c. behoud, beheer en herstel van de binnen deze bestemming aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

21.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Kamerverhuurbedrijf

Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 21.6.2.

b Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

c Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
  • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. Als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
d Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

e Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het met die aanduiding aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan;
  • b. een kangoeroewoning wordt aangemerkt als één woning.
f Cultuurhistorische waarden

Onder cultuurhistorische waarden als bedoeld in 21.1.1 onder c, wordt in ieder geval het waardevolle ruimtelijk beeld verstaan. Het behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. In afwijking hiervan kunnen de nieuwe woningen aan de Genteldijk zich onderscheiden door een meer individueel, statig vormgegeven woningen in een open setting, in aansluiting op het aanwezige bebouwingsbeeld.

Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

De rooilijn is wisselend. Gestreefd wordt de bijgebouwen achter de hoofdgebouwen te situeren mede ten behoeve van het behoud van het open bebouwingsbeeld. Hoofdgebouwen bestaan uit één tot anderhalve bouwlaag met kap. Er is sprake van afwisseling van kaprichting. Bijgebouwen worden afgedekt met een kap.

De korrelgrootte van gebouwen dient te worden afgestemd op het bestaande bebouwingsbeeld. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

21.2.2 Situering gebouwen

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw".
21.2.3 Maatvoering hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 4,50 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de dakhelling bedraagt minimaal 40° en maximaal 60°;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. mogen ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
21.2.4 Maatvoering bijgebouwen

Voor bijgebouwen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 4,35 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7,5 m;
  • c. de gezamenlijk maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak, exclusief de gronden ter plaatse van de aanduiding hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 90 m2;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50 %.
21.2.5 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 21.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

21.2.6 Openbare nutsgebouwen

Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
21.2.7 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. overige andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bijgebouwen;
  • b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven;
  • c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen;
  • d. de afmetingen van de gebouwen;

één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Omgevingsvergunning uitbreiding hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.2 teneinde het hoofdgebouw buiten de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" uit te breiden, mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu, de waarden genoemd in 21.1 en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en de oppervlakte van het hoofdgebouw na uitbreiding niet meer bedraagt dan 110 % van het bestaande hoofdgebouw.

21.4.2 Omgevingsvergunning hoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.3, teneinde een hogere goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 20% afwijkt van de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bouwhoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.
21.4.3 Omgevingsvergunning grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.4, teneinde een grotere oppervlakte bijgebouwen toe te staan, mits:

  • a. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw niet meer mag bedraagt dan 90 m2;
  • b. het bebouwingspercentage in 21.2.4 onder d in acht wordt genomen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.
21.4.4 Omgevingsvergunning maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Omgevingsvergunning aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.1.2 onder d, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • d. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • e. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • g. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g, met uitzondering van d, bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • k. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
21.6.1 Wijzigingsbevoegdheid niet-woonfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.
21.6.2 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuurbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 21.1.