direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen - Landelijk
Plan: Geldermalsen woongebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE

Artikel 22 Wonen - Landelijk

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Landelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. de volgende niet-woonfuncties, uitsluitend in combinatie met een bijbehorende woning:
    • 1. verhuur van marktkramen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - verhuur van marktkramen";
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. behoud en herstel van landschappelijke waarden;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

22.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

b Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
  • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. De aanleg van overige parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het groene karakter van de omgeving plaatsvindt.
c Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

d Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan.

e Bouwwijze

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig de bestaande bouwwijze.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

22.2.2 Situering gebouwen

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
22.2.3 Maatvoering hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een woning bedraagt niet meer dan:
    • 1. 500 m³ voor bestaande woningen waarvan de inhoud kleiner is dan of gelijk is aan 500 m³;
    • 2. 650 m³ voor bestaande woningen waarvan de inhoud groter is dan 500 m³ en kleiner dan of gelijk aan 650 m³;
    • 3. de bestaande inhoud indien deze groter is dan 650 m³, vermeerderd met 10%;
  • b. de afstand tussen gebouwen bedraagt niet meer dan 20 m, dan wel de bestaande afstand indien deze meer bedraagt;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • d. de hoofdgebouwen worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 60°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° of meer dan 60° bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste 8,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is.
22.2.4 Maatvoering bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een totale bebouwde oppervlakte van 75 m2;
  • b. indien de oppervlakte van het bouwperceel voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" meer bedraagt dan 200 m2, dan mag, in afwijking van het bepaalde onder a., de genoemde oppervlakte van 75 m2 worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een maximum van in totaal 90 m2;
  • c. aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m, dan wel de bestaande goot- respectievelijk bouwhoogte indien deze hoger is;
22.2.5 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 22.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

22.2.6 Openbare nutsgebouwen

Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
22.2.7 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. overige andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Omgevingsvergunning grotere inhoud

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3, teneinde een grotere inhoud van een woning toe te staan, mits:

  • a. de inhoud van de woning met niet meer dan 200 m3 wordt vergroot;
  • b. per 1 m³ vergroting van de woning ten minste 2 m² aan overtollige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, met dien verstande, dat de oppervlakte aan bestaande bijgebouwen niet minder dan 75 m² zal gaan bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • e. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de verkeersveiligheid;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.3.2 Omgevingsvergunning hoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3 en/of 22.2.4, teneinde een hogere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • c. de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte maximaal 125% van de bij recht toegestane waarde bedraagt;
  • d. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.3.3 Omgevingsvergunning dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3, voor een dakhelling van minder dan 30° dan wel een platte afdekking, mits:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is te achten;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.3.4 Omgevingsvergunning oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.4, voor een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van niet meer dan 200 m² indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 75 m² en van dit meerdere per 0,6 m² vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen ten minste 1 m² wordt gesloopt, waarbij tevens vervangende nieuwbouw mogelijk is, met dien verstande, dat bij nieuwbouw de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen en de bouwhoogte 6 m, een en ander mits:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is te achten;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.3.5 Omgevingsvergunning maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte niet meer zal bedragen dan 10 m;
  • c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • d. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de verkeersveiligheid;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en stacaravans voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Omgevingsvergunning aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1.2 onder c, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • d. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • e. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • g. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g, met uitzondering van d, bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen.
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.
22.5.2 Omgevingsvergunning bed and breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels teneinde bed and breakfast/kamerverhuur ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden in een woning en/of in een bijgebouw toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de bed and breakfast/kamerverhuur ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden maximaal 50 m2 bedraagt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende belangen en waarden.
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe hoofdgebouwen / bouwvlak, afwijkende situering of bouwwijze

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde nieuwe hoofdgebouwen toe te staan en zonodig de daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak, die niet is gebaseerd op de aangeduide situering van het hoofdgebouw en/of die niet overeenkomt met de aangegeven bouwwijze, één en ander met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend kan worden toegestaan, indien uit onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden;
  • c. de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" en eventueel de aanduiding "bouwvlak" worden gewijzigd/ verplaatst;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 22.1.