Plan: | Geldermalsen woongebied 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE |
De voor 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Niet-woonfuncties als bedoeld in 20.1.1 onder b zijn toegestaan in maximaal de bestaande omvang.
Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 20.6.2.
Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.
Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:
Onder cultuurhistorische waarden als bedoeld in 20.1.1 onder e wordt in ieder geval het verstaan, het behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld. Het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.
Met name in Het Rot kenmerkt zich door de aanwezigheid van kleinschalige bebouwing. Uitbreiding met grootschalige bijgebouwen of een vergroting van hoofdgebouwen buiten de kleinschalige signatuur van het gebied dient te worden vermeden. De bebouwingslinten in het Rot hebben een variabele rooilijn en een nagenoeg gelijke kaveldiepte, met hier en daar als uitzondering een wat dieper gebruiksperceel. Bestemmingsgrens overschrijdende uitbreidingen zijn niet toegestaan. Doorzichten naar het buitengebied dienen te worden gehandhaafd. Gebouwen hebben een lage goot en worden afgedekt met een kap. De kaprichting is wisselend.
Voor de overige gebieden geldt dat er een duidelijk onderscheid is tussen de hoofdgebouwen aan de straat en de bijgebouwen op het achtererf. De bebouwing wordt gekenmerkt door vrijstaande (soms voormalige agrarische) bebouwing op doorgaans ruime percelen. De rooilijn is wisselend. Gestreefd wordt de bijgebouwen achter de hoofdgebouwen te situeren mede ten behoeve van het behoud van het open bebouwingsbeeld. Hoofdgebouwen bestaan uit één tot anderhalve bouwlaag met kap. Ook is hier sprake van afwisseling van kaprichting.
De korrelgrootte van gebouwen dient te worden afgestemd op het bestaande bebouwingsbeeld. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie.
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 en 20.2.3 zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - garage" garageboxen toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m.
Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:
Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2, teneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw; voorzover het uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw betreft, mag hierbij tevens van het bepaalde in 20.2.2 onder b worden afgeweken; een en ander mits mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2 onder c en 20.2.3 , teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: