direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1
Plan: Geldermalsen woongebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE

Artikel 20 Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. de volgende niet-woonfuncties, uitsluitend in combinatie met een bijbehorende woning:
    • 1. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 2. kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
    • 3. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";
    • 4. aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - aannemersbedrijf";
    • 5. autokeuringsstation, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - autokeuringsstation";
    • 6. autohandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - autohandel";
    • 7. kinderdagverblijf, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf";
    • 8. koeriersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - koeriersbedrijf";
    • 9. lijstenmakerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - lijstenmakerij";
    • 10. loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf";
    • 11. meubelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - meubelbedrijf";
    • 12. peuterspeelzaal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - peuterspeelzaal";
    • 13. schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf";
    • 14. stoffeerderij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - stoffeerderij";
    • 15. timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - timmerbedrijf";
    • 16. verhuur van attracties, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - verhuur attracties";
    • 17. verhuur van machines, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - verhuur machines";
  • c. kamerverhuurbedrijf;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - rijksmonument" en "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument", behoud, beheer en herstel van rijks- en gemeentelijke monumenten en van binnen deze bestemming aanwezige cultuurhistorische waarden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

20.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Niet-woonfuncties

Niet-woonfuncties als bedoeld in 20.1.1 onder b zijn toegestaan in maximaal de bestaande omvang.

b Kamerverhuurbedrijf

Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 20.6.2.

c Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

d Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
  • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. De aanleg van overige parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
e Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

f Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:

  • 1. tevens woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • 2. een kangoeroewoning wordt aangemerkt als één woning.
g Cultuurhistorische waarden

Onder cultuurhistorische waarden als bedoeld in 20.1.1 onder e wordt in ieder geval het verstaan, het behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld. Het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Met name in Het Rot kenmerkt zich door de aanwezigheid van kleinschalige bebouwing. Uitbreiding met grootschalige bijgebouwen of een vergroting van hoofdgebouwen buiten de kleinschalige signatuur van het gebied dient te worden vermeden. De bebouwingslinten in het Rot hebben een variabele rooilijn en een nagenoeg gelijke kaveldiepte, met hier en daar als uitzondering een wat dieper gebruiksperceel. Bestemmingsgrens overschrijdende uitbreidingen zijn niet toegestaan. Doorzichten naar het buitengebied dienen te worden gehandhaafd. Gebouwen hebben een lage goot en worden afgedekt met een kap. De kaprichting is wisselend.

Voor de overige gebieden geldt dat er een duidelijk onderscheid is tussen de hoofdgebouwen aan de straat en de bijgebouwen op het achtererf. De bebouwing wordt gekenmerkt door vrijstaande (soms voormalige agrarische) bebouwing op doorgaans ruime percelen. De rooilijn is wisselend. Gestreefd wordt de bijgebouwen achter de hoofdgebouwen te situeren mede ten behoeve van het behoud van het open bebouwingsbeeld. Hoofdgebouwen bestaan uit één tot anderhalve bouwlaag met kap. Ook is hier sprake van afwisseling van kaprichting.

De korrelgrootte van gebouwen dient te worden afgestemd op het bestaande bebouwingsbeeld. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

20.2.2 Situering gebouwen

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw";
  • c. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen".
20.2.3 Maatvoering gebouwen

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte. Voorzover het uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen betreft, mag hierbij van het bepaalde in 20.2.2 onder b en c worden afgeweken;
  • b. de bestaande goothoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden verhoogd en / of verlaagd, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10% van de bestaande hoogte, mits de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt;
  • c. de bestaande bouwhoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden verhoogd en/of verlaagd, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10% van de bestaande hoogte, mits de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c, zijn ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" nieuwe bijgebouwen toegestaan, waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met die aanduiding is aangegeven.
20.2.4 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

20.2.5 Garageboxen

In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 en 20.2.3 zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - garage" garageboxen toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m.

20.2.6 Openbare nutsgebouwen

Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
20.2.7 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. overige andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bijgebouwen;
  • b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven;
  • c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen;
  • d. de afmetingen van de gebouwen;

één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Omgevingsvergunning aantal woningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient bij te dragen aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden;
  • b. het hoofdgebouw heeft een grotere inhoud dan 1000 m3;
  • c. een extra woning heeft een grotere inhoud dan 300 m3;
  • d. voor elke woning is maximaal 75 m2 aan bijgebouwen toegestaan, mits het aansluitend terrein met niet meer dan 50% wordt bebouwd. Hierbij mag van het bepaalde in 20.2.2 onder c worden afgeweken. Onder aansluitend terrein wordt hierbij verstaan het bij het oorspronkelijke hoofdgebouw behorende bouwperceel, voorzover gelegen buiten de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw";
  • e. het is passend binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • f. het mag niet leiden tot onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.2 Omgevingsvergunning overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2, teneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw; voorzover het uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw betreft, mag hierbij tevens van het bepaalde in 20.2.2 onder b worden afgeweken; een en ander mits mits:

  • a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt gewijzigd, tenzij er aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie;
  • b. bijgebouwen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. hoofdgebouwen en bijgebouwen voor niet meer dan 50% van de gezamenlijke bestaande oppervlakte worden gesitueerd in het gebied buiten het bouwvlak;
  • d. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat voldaan dient te worden aan de Wet geluidhinder en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.3 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits:

  • a. het bebouwingspercentage maximaal 50% bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.4 Omgevingsvergunning hoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 20% zal afwijken van de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bouwhoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen;
  • c. de goothoogte en/of bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan respectievelijk 4,35 m en 7,50 m;
  • d. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.5 Omgevingsvergunning dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:

  • a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt aangetast;
  • b. het gebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25°;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.6 Omgevingsvergunning nieuwe vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2 onder c en 20.2.3 , teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen door het oprichten van het bijgebouw maximaal 90 m2 bedraagt;
  • c. het bebouwingspercentage door het oprichten van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 50%;
  • d. de goothoogte maximaal 4,35 m en de bouwhoogte maximaal 7,5 m bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.4.7 Omgevingsvergunning maatvoering andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.7, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte niet meer zal bedragen dan 10 m;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Omgevingsvergunning aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • d. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • e. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • g. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g bepaalde, met uitzondering van d, met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen.
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe en andere niet-woonfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. de aanleg van parkeervoorzieningen mag niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving plaatsvindt;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.6.2 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuurbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.
20.6.3 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen hoofdgebouw en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits:

  • a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat voldaan dient te worden aan de Wet geluidhinder en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
  • d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen;
  • e. de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" en eventueel de aanduiding "bouwvlak" worden verplaatst;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 20.1.