Plan: | Enspijk 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.ENSenspijk2009-VGS3 |
De voor 'Wonen - Dijkbebouwing 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning zijn uitsluitend toegestaan via de wijziging zoals bedoeld in 10.6.1.
Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 10.6.2.
Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.
Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:
Het aanbrengen van grondkeringen, plankieren, steigers, beschoeiingen e.d., anders dan in verband met het normale onderhoud van oevers is niet toegestaan, behoudens steigers en vlonders als bedoeld in 10.2.6 onder d en e.
Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde en het waardevolle ruimtelijk beeld als bedoeld in 10.1.1 onder e.
De bestemming heeft betrekking op de woonpercelen gelegen aan de Kampsedijk en de aansluiting hiervan met de Dorpsstraat. Ter hoogte van de aansluiting met de Dorpsstraat heeft de dijkbebouwing een gesloten bebouwingsbeeld. Nagenoeg alle panden zijn direct aan het dijkprofiel gesitueerd.
De bebouwing dient een bij voorkeur aan de dijk gebonden karakter te hebben, hetgeen tot uiting komt in de situering van de hoofdgebouwen direct aan het dijktalud. Gebouwen die zijn gesitueerd binnen een afstand van 3 m uit het openbaar gebied hebben qua situering nog een sterke binding met de kruin van de dijk of de dijkstoep en kunnen wat maatvoering betreft hieraan worden gerelateerd. Liggen gebouwen iets verder van de dijk dan is de relatie met het aanwezige talud of hoogteverschil bepalend en wordt de hoogte van gebouwen aan de terreinhoogte gerelateerd. In de wijze van meten wordt hiermee rekening gehouden. De regeling mag niet leiden tot een verstoring van de architectonische samenhang tussen gebouwen onderling als gevolg van ongewenste hoogteverschillen.
Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. De bebouwde gedeelten hebben een vrij hoge dichtheid. De vrij smalle woningen staan dicht op elkaar of zijn zelfs met meerdere woningen aan elkaar gebouwd.
Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Daarbij dient de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel te veranderen ten opzichte van het bestaande beeld. Rekening dient te worden gehouden met de Lingezone (Linge en oevers), die onderdeel is van de ecologische hoofdstructuur (verbindingszone en natuur).
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:
één en ander, voor zover van toepassing, met inachtneming van de gemeentelijke monumentenverordening.
In afwijking van het bepaalde in 10.2.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
In afwijking van het bepaalde in 10.2.3. zijn tevens openbare nutsgebouwen toegestaan, waarvoor de volgende maatvoeringseisen gelden:
Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden zoals nader beschreven in 10.1.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.2, tenneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3 onder a, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woon functies te wijzigen en/of nieuwe niet-woon functies in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woon functies, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken., mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: