Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPrecreatieterrein-0404

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. In de Natuurbeschermingswet is de wijze van aanwijzing, instandhouding en bescherming van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten wettelijk vastgelegd. De bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soorten- en gebiedsbescherming.
  
Gebiedsbescherming
 
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats, de habitats van soorten en de soorten zelf mogen niet worden aangetast. Ermelo wordt begrensd door en maakt deels deel uit van de Vogel- en Habitatrichtlijnengebieden de Veluwe (oosten en zuiden) en de Veluwerandmeren (westen). Naast de bescherming van het gebied zelf kennen deze beschermde gebieden ook een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die (net) buiten het beschermde gebied plaatsvinden ook moeten worden getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen. Tevens dient rekening te worden gehouden met de wezenlijke waarden en kenmerken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
  
Soortenbescherming
 
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
  
Natuurtoets
 
Dit bestemmingsplan ziet op het bestemmen van de geldende situaties zoals die in verschillende bestemmingsplannen zijn geregeld. Verschillende recreatieterreinen liggen binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden. Zorgvuldigheid is hierbij van groot belang.
  
Bureau Waardenburg heeft daarom op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een voortoets uitgevoerd naar de mogelijke effecten van de ingreep op de beschermde soorten en habitattypen in de Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren. Daarnaast is door Bureau Waardenburg b.v. ook een globale toetsing aan de Flora- en faunawet en EHS-toetsing uitgevoerd.
  
In het rapport van 30 juli 2009, rapportnr. 09-076, Natuurtoets Bestemmingsplan Recreatieterreinen, Ermelo, Oriënterend onderzoek in het kader van de natuurwetgeving en EHS wordt verslag gedaan van de bevindingen. In overleg met de provincie Gelderland zijn de recreatieterreinen gevat in 20 clusters. Terreinbezoeken hebben plaatsgevonden op 25 en 26 februari 2009. Hierbij is een aantal locaties bezocht waarbij een relatief grote inbreiding mogelijk wordt gemaakt. Deze inbreidingen waren reeds al mogelijk conform het oude bestemmingsplan. Deze locaties zijn betreden en hebben korte interviews met de eigenaren plaatsgevonden. Verder is per overige cluster een globale inschatting gemaakt, hierbij zijn niet alle locaties betreden. Dit werd niet noodzakelijk geacht. In de meeste gevallen zijn geen wijzigingen in aantallen huisjes, stacaravans of mobiele plaatsen mogelijk gemaakt. Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
  
Natura 2000
 
Effecten en invloedssfeer
 
De clusters met recreatieterreinen liggen deels in het Natura 2000-gebied Veluwe. Op grond van dit feit is het in principe mogelijk dat locaties waar op grond van het huidige bestemmingsplan nog inbreiding mogelijk is, negatieve effecten op de natuur kunnen veroorzaken door verstoring in de gebruiks- en aanlegfase.
 
Er liggen geen clusters binnen het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren, voor dit gebied zijn alleen externe effecten beoordeeld. Hieronder worden de conclusies ten aanzien van instandhoudingsdoelen van de
 
Veluwe getrokken. Hierbij worden alleen de locaties waar inbreiding mogelijk is in beschouwing genomen.
  
Veluwe
 
Effecten habitattypen
 
In clusters L, M en N zijn inbreidingen mogelijk. Er zijn geen beschermde vegetatietypen aanwezig. Er zijn geen effecten te verwachten op beschermde vegetatietypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
  
Effecten soorten II HR
 
De recreatieterreinen binnen de Veluwe hebben geen functie voor gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander, drijvende waterweegbree en meervleermuis. Vanuit de onderhavige locaties zijn geen effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten.
 
Op locaties waar oude eiken groeien en aanwezig is, bestaat de kans dat vliegend hert aanwezig is. Wanneer herinrichting op grond van het 'worst case' scenario geen verwijderen van rottend (ondergronds) eikenhout tot gevolg heeft, worden geen effecten verwacht op de populatie (en de instandhoudingsdoelstellingen) van vliegend hert.
  
Effecten op broedvogels
 
De meeste recreatieterreinen kunnen voor zwarte specht, wespendief en boomleeuwerik een (beperkte) foerageerfunctie vervullen. Als broedlocatie zijn de terreinen niet of nauwelijks geschikt. Inbreiding en/of herinrichting van terreinen binnen clusters L, M en N hebben naar verwachting geen effect op de populatiegrootte, noch op de kwaliteit van het foerageergebied binnen de clusters. Wanneer ten behoeve van
 
inbreiding bomen moeten verdwijnen, kan dit ten koste gaan van foerageermogelijkheden. Ten opzichte van de directe omgeving en de huidige mate van verstoringdruk op de onderhavige terreinen, zal dit geen grote gevolgen hebben voor lokaal verblijvende broedvogels. Er worden dan ook geen effecten verwacht op de
 
instandhoudingsdoelstellingen voor zwarte specht, wespendief en boomleeuwerik. Voor de overige soorten broedvogels waarvoor de Veluwe is aangewezen hebben de recreatieterreinen geen betekenis, effecten op instandhoudingsdoelstellingen worden niet verwacht.
  
Cumulatie
 
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwe wanneer mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Cumulatie is derhalve uitgesloten.
  
Significantie van effecten
 
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwe wanneer mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Significantie van effecten is derhalve uitgesloten.
  
Externe werking N2000 Veluwerandmeren
 
Effecten op habitattypen
 
Recreatiepark Aqua Horst grenst aan de Veluwerandmeren. Het lozen van verontreinigde stoffen in het oppervlaktewater is verboden. De beïnvloeding van de kwetsbare onderwatervegetaties via de waterkwaliteit is dan ook niet aan de orde.
  
Effecten op soorten Bijlage II HR
 
Meervleermuis is met name foeragerend bekend bij de Veluwerandmeren. De huisjes in cluster A vormen mogelijk geschikte verblijfplaatsen. De huisjes in cluster B zijn mogelijk ook geschikt. Meervleermuizen verblijven in principe graag in woonhuizen, deze zijn in de hele westelijke buitengebied aanwezig. De woningen in de clusters A en B hebben geen bijzondere aantrekkingskracht voor meervleermuis. Het is niet te verwachten dat op enige wijze effecten zullen optreden voor meervleermuis. Kleine modderkruiper heeft bij cluster A mogelijk bij de aanlegsteigers geschikt leefgebied. Er vindt geen ingreep in het water plaats, effecten op de populatie en kwaliteit van het leefgebied worden niet verwacht. De overige clusters hebben geen watergangen die in directe verbinding staan met de Veluwerandmeren.
  
Effecten op broedvogels
 
De clusters A en B hebben geen enkele betekenis voor roerdomp en grote karekiet. Effecten vanuit deze clusters op broedvogels zijn niet te verwachten.
  
Effecten op niet-broedvogels
 
Cluster A grenst aan de Veluwerandmeren. Het terrein 'Aquahorst' heeft op grond van het ontbreken van geschikt rust- en foerageerhabitat geen betekenis voor niet broedvogels. Bovendien gaat een jaarronde verstoringdruk uit van de pleziervaart. Er zijn geen inbreidingen binnen cluster A aan de orde, dus ook geen effecten te verwachten.
  
Significantie en cumulatie van effecten
 
Er worden geen effecten verwacht op de Veluwerandmeren. Significantie en cumulatie van effecten is derhalve uitgesloten.
  
Veluwe
 
Effecten op habitattypen
 
De locaties op indirecte wijze in theorie als zaadbron fungeren (positief effect). Voor de locaties buiten en grenzend aan de Veluwe is het niet aannemelijk dat negatieve beïnvloeding plaatsvindt op indirecte wijze (zoals via oppervlaktewater).
  
Effecten op soorten Bijlage II HR
 
Clusters kunnen deel uitmaken van leefgebieden van beschermde soorten waarvoor De Veluwe is aangewezen: meervleermuis (verblijfplaats, jachtbiotoop, overvliegen) en vliegend hert. Het is echter niet te verwachten dat inbreiding of herinrichting van deze recreatieterreinen voor meervleermuis negatieve effecten zal veroorzaken op de overwinteringsfunctie op de Veluwe. Ook worden geen effecten verwacht op
 
mogelijke verblijfplaatsen van vliegend hert: oude eikenopstanden zijn niet binnen deze terreinen aanwezig. Er zijn ook geen wateren, waardoor de clusters geen deel uitmaken van het leefgebied van gevlekte witsnuitlibel, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander en drijvende waterweegbree. Daarom worden ook geen indirecte effecten verwacht op deze soorten .
  
Effecten op broedvogels
 
Er worden geen broedparen zwarte specht en/of wespendief verwacht. Als foerageerlocatie kan het tijdens de rustige momenten van de dag onderdeel van het foerageerbiotoop vormen. De boomleeuwerik kan op geschikte locaties wel voorkomen in lage dichtheden, evenals foerageren in geschikte biotopen. Feitelijk zijn voor deze drie soorten alleen de locaties van belang die grenzen aan de Veluwe. Het belang is echter laag. De drie soorten zijn gebonden aan de bossen en (overgangen naar) heide, en veel minder aan het verstedelijkte tot open agrarisch gebied. Bij inbreiding van deze clusters worden daarom geen effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen.
  
Significante verstoring van deze soorten is daarom ook niet aan de orde. Voor de overige soorten broedvogels is geen geschikt biotoop aanwezig, instandhoudingsdoelstellingen worden in geen geval in gevaar gebracht.
  
(Algemene) instandhoudingsdoelen en kernopgaven
 
Er zijn voor de clusters geen negatieve effecten op de Veluwe en de Veluwerandmeren in het licht van de algemene instandhoudingsdoelen te verwachten, noch op de realisatie van de kernopgaven.
  
Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
 
Naar verwachting treden als gevolg van de recreatieve clusters geen negatieve effecten op ten aanzien van de Veluwerandmeren en de Veluwe. Een vergunning wordt niet noodzakelijk geacht. De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt echter bij het bevoegd gezag (Provincie Gelderland).
  
Flora- en faunawet
 
De meeste clusters van bestemmingsplan Recreatieterreinen vallen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied Midden West (BMW). Ten behoeve van het BMW is door Zoon (2007) een uitgebreid natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Locaties die buiten de reikwijdte (begrenzing van het BMW) vallen van Zoon (2007) betreffen de cluster in tabel 5.1. De toetsing van Bureau Waardenburg b.v. is op deze clusters toegespitst. De overige clusters liften mee op de teksten uit het natuurwaardenonderzoek van Zoon (2007). Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
  
Flora
 
Op grond van de beschikbare informatie is het voorkomen van strikt(er) beschermde plantensoorten binnen of nabij de diverse planlocaties uit het bestemmingsplan Recreatieterreinen niet aannemelijk. Verbodsbepalingen worden dan ook niet overtreden.
  
Vissen
 
Voorzover bekend worden middels het bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor beschermde soorten vissen verbodsbepalingen overtreden worden.
  
Amfibieën
 
Voorzover bekend worden middels het bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren die als voortplantingswater van strikt(er) beschermde soorten amfibieën in gebruik zijn, worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor strikt(er) beschermde soorten amfibieën verbodsbepalingen overtreden worden.
  
Reptielen
 
Binnen clusters K, L, O en S bestaat een mogelijkheid tot inbreiding. Deze locaties bevinden zich in het leefgebied van diverse soorten reptielen. Afhankelijk van de voorziene ontwikkeling bestaat een kans dat verbodsbepalingen worden overtreden. Per locatie dient onderzocht te worden of het specifieke voortplantingslocaties betreft of leefgebied in brede zin. Een ontheffingsaanvraag ten aanzien van de Flora- en faunawet kan aan de orde zijn voor met name soorten als levenbarende hagedis,
 
hazelworm en zandhagedis.
  
Grondgebonden soorten zoogdieren
 
Binnen de gemeente Ermelo komen diverse soorten strikt(er) beschermde soorten zoogdieren voor: das, boommarter, wild zwijn, edelhert en eekhoorn Het is het niet aannemelijk dat verbodsbepalingen worden overtreden voor das. Wanneer niet kan worden voorkomen dat bomen met holten en/of eekhoornnesten moeten verdwijnen, kan een ontheffingsaanvraag aan de orde zijn voor boommarter en/of eekhoorn
 
(artikel 11 Flora- en faunawet). Ten aanzien van schuwe boommarter is de kans klein dat verbodsbepalingen worden overtreden. De gunstige staat van instandhouding is voor beide soorten niet in het geding. Voor wild zwijn en edelhert worden geen verbodsbepalingen overtreden.
  
Vleermuizen
 
Er komen verschillende soorten vleermuizen voor in gemeente Ermelo: meervleermuis, watervleermuis, laatvlieger, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis en baardvleermuis. De recreatieclusters kunnen met name een functie als foerageergebied vervullen, en mogelijk ook (in mindere mate) als verblijfplaats (zomer, winter) geschikt zijn. Wanneer niet kan worden voorkomen dat bomen met verblijfplaatsen van vleermuizen moeten verdwijnen, is een ontheffingsaanvraag
 
aan de orde. Indien sloop van gebouwen plaatsvindt die geschikt zijn als vleermuisverblijfplaats, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. Mogelijk is een ontheffingsaanvraag aan de orde.
  
Broedvogels
 
Vogelsoorten waarvan de verblijfplaats jaarrond beschermd is en waarvan bekend is dat deze binnen het plangebied voorkomen zijn onder andere bosuil, ransuil, steenuil, kerkuil, groene specht, zwarte specht, kleine bonte specht, grote bonte specht, raaf, zwarte kraai, gierzwaluw, boerenzwaluw, huiszwaluw, boomvalk, havik, buizerd, wespendief, sperwer en torenvalk. Op locaties waar niet voorkomen kan worden dat bomen worden gekapt waarin vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn van deze
 
vogelsoorten, zal ontheffing noodzakelijk zijn.
  
Ongewervelden
 
Er komen verschillende soorten beschermde ongewervelden voor in gemeente Ermelo. De kans op het overtreden van verbodsbepalingen voor vliegend hert is nihil in clusters in het westelijke buitengebied en relatief klein in de clusters in de rest van de gemeente. Alleen in gevallen waar rottend (ondergronds) eikenhout aanwezig is, bestaat deze kans. Voorzover bekend worden binnen de clusters geen ontwikkelingen voorzien waarbij wateren worden aangetast. Het is dan ook niet aannemelijk dat voor libellen
 
verbodsbepalingen overtreden worden. De gunstige staat van instandhouding is niet in het geding.
 
Binnen cluster O zijn nog inbreidingen mogelijk. Het is dan ook mogelijk dat voor het heideblauwtje verbodsbepalingen worden overtreden, hoewel de kans hierop niet groot is.
  
Mitigatie en ontheffingsaanvraag
 
Bij de uitvoering van ingrepen zoals het slopen van gebouwen, kappen van bomen en herinrichten van bosranden en heischrale graslanden, zal rekening moeten worden gehouden met beschermde soorten. Als de voorgenomen ingreep naar verwachting leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen, zal de initiatiefnemer moeten (laten) nagegaan of een vrijstelling geldt of dat ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet moet worden verkregen.
  
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
 
Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS geldt het nee, tenzij beginsel: ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of warden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang zijn, kunnen bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur alleen door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd, indien de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door compenserende maatregelen. Per saldo zal op planniveau of op gebiedniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Niet alle cluster van dit bestemmingsplan zijn binnen de EHS gesitueerd. Tabel 6.1 uit het rapport van Waardenburg b.v. geeft een overzicht van clusters binnen of buiten de EHS.
  
Bureau Waardenburg b.v. komt in het rapport van Waardenburg b.v. tot de volgende conclusies en aanbevelingen.
  1. De clusters A, L, M (deels), N, O (deels), P, T en U zijn gelegen binnen de begrenzing van de EHS.
  2. De clusters G, H, I, J, O (deels), Q, R, en S zijn gelegen grenzend aan begrenzing van de EHS.
  3. Effecten worden niet verwacht aangezien de inbreidingen (worst case scenario) niet van invloed zijn op de kernkwaliteiten van de Veluwe noch van de Veluwerandmeren.
 
De natuurtoets is aan de Provincie Gelderland voorgelegd. Ambtelijk heeft de provincie aangegeven dat zij enkele tekstuele opmerkingen op het rapport hebben. Deze zijn in het rapport aangepast en hebben verder geen gevolgen voor de uitkomsten van het onderzoek.
 
Daarnaast heeft de provincie bij één perceel, te weten Russulalaan 22, aangegeven dat zij van oordeel zijn dat er wel kans is op een negatief effect. Inmiddels zijn er in nauw overleg met de eigenaren van Russulalaan22 aanvullende natuuronderzoeken uitgevoerd. Hierbij stond de vraag centraal of woningbouw mogelijk is op dit perceel. De provincie Gelderland heeft in een vooroverleg laten weten in principe (onder voorwaarden) medewerking te willen verlenen aan woningbouw op dit perceel. De woningen dienen ruimtelijke kwaliteit in zich te hebben. Wel is vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig omdat het gaat om een minimale verslechtering maar dit is wel een permanente verslechtering. De provincie Gelderland verwacht dat deze vergunning zonder al te veel moeite afgegeven kan worden.
 
Omdat uit bovenstaande blijkt dat het niet wenselijk is dat het terrein weer in gebruik wordt genomen als recreatieterrein en de eigenaren ook de voorkeur hebben voor woningbouw op dit perceel, is dit perceel uit dit bestemmingsplan Recreatieterreinen gehaald. De eventuele woonbestemming zal dan geregeld worden met een separate ruimtelijke procedure.