Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPrecreatieterrein-0404

3.3 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid is voornamelijk vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005 (29-6-2005). Inmiddels is er voor de verblijfsrecreatie een streekplanuitwerking vastgesteld (26 september 2006). In deze paragraaf wordt op de relevante onderdelen van deze plannen ingegaan.
  
Streekplan Gelderland 2005
 
Het Streekplan Gelderland 2005 bestaat voor een deel uit generiek beleid welke voor de hele provincie geldt, en voor een deel uit regiospecifiek beleid wat voor de betreffende regio geldt. In het generieke beleidsdeel staan de algemene uitgangspunten voor de recreatie verwoord. Hierin wordt ingegaan op de verschillende vormen van recreatie en toerisme. Omdat dit bestemmingsplan enkel ziet op terreinen met intensieve verblijfsrecreatie, wordt in deze toelichting enkel op dit onderdeel van het streekplan ingegaan.
  
Recreatiewoningen, stacaravans
 
In het Streekplan Gelderland 2005 is aangegeven dat terreinen met recreatiewoningen, gezien hun aard en functies, een aan de omgeving aangepast karakter moeten hebben. Om dit te waarborgen heeft de Provincie richtlijnen gesteld ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume van recreatiewoningen. Er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m² en 300 m³ (inclusief berging en kelder).
  
In het Streekplan is voor stacaravans het volgende opgenomen: Stacaravans die groter zijn dan 55 m² (inclusief bijgebouwen en overkappingen), ook wel chalets genoemd, worden voor wat betreft de handhaving beschouwd als zijnde recreatiewoningen.
  
Consequenties
 
De maatvoering vanuit het Streekplan is in het bestemmingsplan overgenomen:
  • Maximummaat recreatiewoningen 75 m² en 300 m³
  • Maximummaat stacaravans: 55 m²
 
Definitie bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein
 
In het Streekplan is opgenomen dat uitbreidingen of nieuwvestiging van terreinen voor recreatiewoningen of stacaravans alleen kunnen worden toegestaan indien sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, vastgelegd in het bestemmingsplan.
 
De provincie hanteert de volgende definitie van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein:
 
"het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden". Daarbij heeft de provincie nog opgemerkt dat voor recreatiewoningen als nadere eis geldt dat deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Met deze eis beoogt de Provincie dat alle recreatiewoningen door middel van verhuur door steeds wisselende personen worden gebruikt en dus niet worden gebruikt als tweede woning. Tevens kan permanente bewoning zo worden voorkomen.
  
De Raad van State heeft inmiddels overwogen dat het opleggen van de eis van bedrijfsmatige exploitatie (incl. de eis van wisselende verhuur van recreatiewoningen) bij recreatieparken, waar tot op heden geen bedrijfsmatige exploitatie heeft plaatsgevonden in beginsel niet mogelijk is (uitspraken betreffende de bestemmingsplannen Buitengebied van Harderwijk en Epe). In geval een bestemmingsplan op dit moment geen nadere definiëring van bedrijfsmatige exploitatie bevat, is het opleggen van de nieuwe definitie volgens de Raad van State uit oogpunt van rechtszekerheid voor eigenaren van recreatiewoningen en exploitanten van verblijfsrecreatieterreinen onaanvaardbaar, tenzij aangetoond is dat in de komende planperiode de bedrijfsmatige opzet wordt doorgevoerd.
  
De uitspraak van de Raad van State heeft dus betrekking op bestaande complexen met recreatiewoningen die nu niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd en waarbij de eis van bedrijfsmatige exploitatie (incl. de wisselende verhuur van recreatiewoningen) niet of niet juist in de regels van het geldende bestemmingsplan is opgenomen. Uit deze uitspraken volgt dat voor recreatiewoningen die feitelijk niet worden verhuurd en waarvoor de eis tot verhuur ook niet goed in de regels is geregeld, de eis van bedrijfsmatige exploitatie niet kan worden gesteld.
  
Naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van State heeft de provincie zich beraden over de gevolgen voor hun beleidsuitvoering op dit punt. Bij brief van 7 november 2006 informeert de provincie de verschillende gemeenten hierover. In deze brief geeft de provincie aan dat zij in het kader van de planbegeleiding en –toetsing zich bij de uitspraak van de Raad van State zullen aansluiten. De provincie zal in die gevallen de eis van bedrijfsmatige exploitatie niet langer hanteren.
  
In de verschillende bestemmingsplannen in Ermelo is al langere tijd de eis van bedrijfsmatige exploitatie van de recreatieparken opgenomen. Echter, nergens is in deze bestemmingsplannen opgenomen dat de op het park aanwezige recreatiewoningen gebruikt moeten worden voor de wisselende verhuur. Een groot deel van de recreatiewoningen in Ermelo wordt al langere tijd gebruikt als tweede woning. Voor deze woningen kan, volgends de uitspraak van de Raad van State, de eis van wisselende verhuur niet opgelegd worden. Voor dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden om na te gaan welke recreatiewoningen nu al niet voor de wisselende verhuur worden gebruikt. Dit omdat voor deze recreatiewoningen de eis van wisselende verhuur niet kan worden opgenomen.
  
Consequenties
 
Voor de recreatieterreinen in de gemeente Ermelo is de eis van bedrijfsmatige exploitatie, zoals de provincie die in het Streekplan heeft verwoord, opgenomen. Echter voor recreatiewoningen die nu al feitelijk gebruikt worden voor eigen recreatief gebruik, is deze eis van wisselende verhuur niet opgenomen.
  
Gebruiksvoorwaarden verblijfsrecreatievoorzieningen
 
In het Streekplan is opgenomen dat onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven ongewenst is. Het adequaat en eenduidig bestemmen van de functies kan onrechtmatig gebruik voorkomen. Ook de handhaving zal dan eenvoudiger zijn.
  
Ter uitwerking van de Nota Ruimte is in het Streekplan opgenomen dat indien handhaving van het recreatieve gebruik niet mogelijk is gebleken, volstaan moet worden met een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor de hoofdgebruiker tot het moment dat de recreatiewoning wordt verlaten. Legalisatie – omzetting van recreatiewoningen naar reguliere woningen- is slechts mogelijk indien de woningen voldoen aan het Bouwbesluit (2003), ze buiten het groenblauwe raamwerk zijn gelegen, er wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en milieueisen, en handhaven niet tot de mogelijkheden behoort. Inmiddels ligt er een ministerieel besluit over hoe een gemeente moet omgaan met verzoeken tot omzetting van de bestemming.
  
In 1996 heeft de gemeenteraad van Ermelo het handhavingsbeleid betreffende beëindiging van permanente bewoning van recreatieverblijven vastgesteld. Iedereen die zich na 14 maart 1996 (datum publicatie van het besluit) in een recreatieverblijf vestigt om daar te gaan wonen, wordt aangeschreven de permanente bewoning te beëindigen. Degenen die voor deze datum al permanent woonden in een recreatieverblijf konden toentertijd een persoonsgebonden gedoogbeschikking aanvragen.
 
Legalisatie naar reguliere woningen is niet aan de orde. De situaties waarbij al voor de peildatum sprake is van onrechtmatige bewoning voldoen niet aan de voorwaarden welke gesteld worden om in aanmerking te komen voor een bestemmingswijziging. Met name wordt niet voldaan aan de voorwaarden welke betrekking hebben op de situering van de recreatieparken (veelal ligging binnen kwetsbaar gebied) en de eisen van het Bouwbesluit.
  
Consequenties
 
De gemeente zet het huidige beleid betreffende handhaving voort en de verschillende recreatieterreinen zijn adequaat en eenduidig bestemd. Permanente bewoning is uitdrukkelijk niet toegestaan in het bestemmingsplan.
  
Groei- en krimp van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief
 
Voor de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en Krimpbeleid. Dit beleid komt voort uit het plan Veluwe 2010 en het Reconstructieplan Veluwe. Hoofdlijn van dit beleid is enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) toestaan aan recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig zijn gelegen.
  
Het Groei- en Krimpbeleid gaat uit van de volgende inhoudelijke hoofdlijnen:
  • groei en krimp houden elkaar in evenwicht; het groei- en krimpscenario leidt per saldo tot 0-groei in hectares verblijfsrecreatie op het Veluwemassief;
  • groei vindt plaats binnen de aangegeven zoekgebieden voor groeiclusters van bedrijven;
  • voorwaarde is dat de betreffende uitbreiding of omzetting past in de ontwikkelingsvisie die voor het gehele zoekgebied is opgesteld;
  • groei wordt ingezet voor toeristische verblijfsrecreatie, d.w.z. voor verblijfsrecreatie, waarbij sprake is van een toeristische verhuur van overnachtingeenheden (tenten, toer- en stacaravans, recreatiebungalows) onder een bedrijfsmatige exploitatie van de terreinen;
  • groei wordt ingezet ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de bedrijven; deze verbetering heeft zowel betrekking op de bedrijven zelf, als op de omgeving en de aanwezige natuur;
  • terreinen, waar permanente bewoning plaatsvindt, worden uitgesloten van groei; dergelijke terreinen komen alleen nog in aanmerking voor mogelijke ontwikkelingskansen, wanneer gegarandeerd is, dat de permanente bewoning is beëindigd;
  • krimp wordt in eerste instantie gezocht in de in het scenario aangegeven solitaire bedrijven;
  • krimp vindt plaats hetzij via sanering van bedrijven, hetzij via uitplaatsing naar de aan de Veluwe grenzende gebieden. In beginsel vindt dit plaats op basis van vrijwilligheid en goed overleg met de betrokken ondernemers. In krimpgebied worden de planologische rest- en omwisselcapaciteiten gesaneerd;
  • in het kader van het groei- en krimpscenario is sprake van een specifieke toepassing van het regime van bos- en natuurcompensatie. Daarbij vindt de fysieke bos en natuurcompensatie voor de groeiclusters plaats in de krimplocaties; hierbij wordt uitgegaan van 100% compensatie, in plaats van de gebruikelijke 120, 130 of 140%.
 
Per groeicluster is een ontwikkelingsvisie gemaakt. In deze visie is aangegeven welke ontwikkelingsrichtingen in het cluster worden nagestreefd en waar vanuit ruimtelijk ordeningsoptiek uitgebreid of geherstructureerd kan worden. Om Veluwebreed een zorgvuldige afweging mogelijk te maken heeft de provincie een streekplanuitwerking opgesteld als kader voor de gemeentelijke visies.
  
verplicht
 
Figuur 1: Fragment van de overzichtskaart van de Veluwe waarop groei- en krimpgebieden staan weergegeven.
  
Bron: Streekplanuitwerking Groei- en Krimp
  
Buiten de groeiclusters is op het Veluwemassief sprake van het krimpgebied verblijfsrecreatie. Het beleid is hier primair gericht op ontwikkeling van natuur en landschap. Het beleid voor dit gebied is gericht op "krimp" dat wil zeggen: extensivering, sanering of eventueel verplaatsen van de aanwezige verblijfsrecreatie. Voor terreinen die niet gekrompen (kunnen) worden zijn er mogelijkheden voor optimalisatie van de ruimtelijke inrichting door middel van herstructurering. Ontwikkelingen gericht op uitbreiding in oppervlakte of omzetting naar recreatiewoningen zijn uitgesloten.
  
Consequenties
 
Voor de recreatieterreinen die in het groei- en krimpgebied vallen, worden alle rest- en omwisselcapaciteit van recreatiewoningen gesaneerd. Voor recreatieterreinen die in een groeicluster vallen, is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de herinrichting van de bestaande recreatieterreinen.
  
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de streekplanuitwerking, de clustervisies en de gevolgen van dit beleid voor het bestemmingsplan Recreatieterreinen.
  
Uitwerking Streekplan Gelderland 2005 Groei- en Krimp
 
Binnen de Veluwe zijn verschillende groeiclusters aangewezen. In Ermelo liggen 3 groeiclusters, te weten Ermelo, Speuld en Garderen. De groeicluster Garderen valt voor een gedeelte op het grondgebied van Ermelo en voor het andere gedeelte op het grondgebied van de gemeente Barneveld. Gronden buiten de groeiclusters vallen binnen het krimpgebied (voor zover deze gronden zijn gelegen binnen het groei- en krimpgebied). Per groeicluster is een clustervisie opgesteld. Deze visie geeft duidelijkheid over de mogelijkheden voor uitbreiding van de verblijfsrecreatie in de aangewezen recreatieclusters en de meest geschikte vorm waarin dat zou kunnen. De voor Ermelo relevante clustervisies zijn op 26 april 2007 vastgesteld door de gemeenteraad.
  
verplichtFiguur 2.
 
Fragmenten van de groeicluster kaarten in Ermelo.
  
Bron Streekplanuitwer-king Groei- en Krimp
  
De clustervisies hebben tot doel om:
  • vanuit de gevoeligheid van de natuur en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied aan te geven waar de ontwikkelingsruimte voor recreatieondernemers in de cluster Ermelo Zuidoost, Garderen en Speuld ligt;
  • de ruimtelijke en economische ontwikkelingsrichting te schetsen die tot een kwaliteitsimpuls voor de recreatiesector en de natuur leidt;
  • een handreiking aan te bieden voor ondernemers om met kansrijke uitbreidingsplannen te komen;
  • een afwegingskader aan te reiken voor het beoordelen van plannen. De uitbreidingsplannen worden aan de ruimtelijke clustervisie getoetst.
 
De provincie Gelderland heeft de clustervisies vastgesteld als Streekplanuitwerking. De streekplanuitwerking moet ervoor zorgen dat de doelen van het project groei en krimp in de uitvoeringsfase daadwerkelijk kunnen worden bereikt en bewaakt. In de streekplanuitwerking worden de verschillende stappen en procedures beschreven die doorlopen moeten worden om te komen tot uitgifte van de groeiruimte. De streekplanuitwerking ziet voornamelijk op het realiseren van de groeiruimte, dus op mogelijkheden voor uitbreiding van de bestaande recreatieterreinen in de groeigebieden.
  
Consequenties
 
Zoals is aangegeven zijn in dit bestemmingsplan enkel de terreinen opgenomen die nu al de bestemming verblijfsrecreatie hebben. De groeiclusters omvatten een groter gebied dan enkel de positief bestemde terreinen. De clusters vormen een zoekgebied waarbinnen de bestaande recreatieterreinen, onder verschillende voorwaarden, kunnen uitbreiden. Om deze reden zijn de groeiclusters, als gebied, niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Eventuele medewerking aan uitbreidingsplannen van recreatieterreinen in de groeiclusters zullen in aparte bestemmingsplannen worden geregeld.
  
Planologische verankering Groei en Krimp
 
Door de provincie is een rapport opgesteld over de planologische verankering van het beleid. Dit rapport is een aanvulling op de ontwikkelingsvisies die in het kader van "Groei en Krimp" zijn opgesteld. De ontwikkelingsvisies geven de doelstellingen en de daarbij behorende strategie voor de verschillende gebieden. In het rapport wordt aangegeven op welke wijze gemeenten deze doelstellingen planologisch kunnen verankeren in een bestemmingsregeling. De modelvoorschriften die in het rapport worden gegeven sluiten aan op de beleidsmatige uitgangspunten van "Groei- en Krimp". In het rapport wordt aandacht besteed aan:
  • de wijze waarop een bestemmingsplan kan worden vormgegeven dat volledig tegemoet komt aan de beleidsuitgangspunten van de ontwikkelingsvisies;
  • de wijze waarop planologische restcapaciteit kan worden wegbestemd;
  • de eventuele planschaderisico´s die voortvloeien uit het wegbestemmen van bouwmogelijkheden en het opleggen van de plicht tot verhuur aan permanent wisselende bewoners.
 
Consequenties
 
De modelvoorschriften uit het rapport planologische verankering groei en krimp vormen één van de uitgangspunten van de regels.
  
Overige Streekplanuitwerkingen
 
Naast de Groei- en Krimp uitwerking zijn er meer uitwerkingen van het Streekplan 2005. Hierbij moet gedacht worden aan de streekplanuitwerkingen Nationale Landschappen, Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen, Kernkwaliteiten en omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur.
  
Streekplanuitwerking Nationale Landschappen
 
De Provincie Gelderland heeft in de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen het beleid uit de Nota Ruimte verder uitgewerkt. In deze Streekplanuitwerking zijn de gebieden concreet begrensd ten opzichte van de globale begrenzing uit de Nota Ruimte. In de Nationale Landschappen is het ruimtelijke beleid uit het streekplan van toepassing. De Nationale Landschappen vallen voor een groot deel samen met de waardevolle landschappen, waarin het 'ja, mits'-beleid geldt. Bovendien geldt dat in de EHS en waardevolle open gebieden binnen de waardevolle landschappen een 'nee, tenzij'-beleid geldt. Het 'ja, mits' en 'nee, tenzij'-beleid is uitgewerkt in de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten EHS en Kernkwaliteiten waardevolle landschappen.
  
Consequenties
 
Aangezien het ruimtelijke beleid uit het Streekplan 2005 van toepassing is voor de Nationale Landschappen zijn de consequenties voor dit bestemmingsplan te vinden in het Streekplan 2005.
  
Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen
 
In deze Streekplanuitwerking zijn de waardevolle landschappen begrensd en zijn afwegingsformules opgenomen. Per waardevol landschap zijn de kwaliteiten weergegeven.
  
Voor het omgaan met kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie in Waardevolle landschappen wordt een inhoudelijke uitwerking van de in het streekplan genoemde kernkwaliteiten gegeven. De kernkwaliteiten zijn per Waardevol landschap zowel in een korte tekst als op een kaart uitgewerkt. De kaart geeft deelgebieden weer waarbij is aangegeven welke kernkwaliteiten waar voorkomen. Dit maakt het mogelijk om selectiever om te gaan met de kernkwaliteiten dan met het streekplan zelf mogelijk is.
  
Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die het krijgt, zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren.
  
Tabel 1: Afwegingskader
 
BeleidscategorieAfwegingsformule
Waardevol landschap (geen EHS, geen waardevol open gebied).Ja, mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt.
Waardevol landschap (samenvallend met EHS).Nee, tenzij
Waardevol open gebied (valt altijd binnen Waardevol Landschap).Nee, voor nieuwe bouwlocaties, tenzij voor overige ruimtelijke ingrepen.
 
Kernkwaliteiten in regionale context: het Veluwemassief
 
Het Veluwemassief vormt de grootschalige 'groene long' van Nederland. Dit grootschalige landschap bestaat uit uitgestrekte bossen, kleine oude dorpen en gehuchten, enclaves van heide en stuifzand, aardkundig en archeologisch interessante fenomenen en recreatieve bedrijven, vliegvelden en snelwegen. Het natuurlijke systeem is een belangrijke vormer van dit landschap en wordt als zodanig ook herkend: de eindeloze Veluwe waar bos groter is dan een krant, waar het zand kan stuiven en waar ontmoetingen met groot wild mogelijk zijn. Maar het gebied kent ook een rijke cultuurgeschiedenis: in prehistorie tot en met de vroege Middeleeuwen is het gebied relatief dicht bewoond geweest; de sporen daarvan zijn door het later slechts extensieve gebruik goed bewaard gebleven in landschap en ondergrond.
 
Meer centraal in het gebied en aan de zuidkant liggen uitgestrekte heidevelden. De oostelijke helft kent veel reliëf en bestaat vooral uit (oud) loofbos, landgoederen en aan de randen sprengen en recreatiebedrijven. De menselijke invloed en de toegankelijkheid zijn daar relatief gering. De westelijke helft is vlakker en kent meer afwisseling van heide, vennen, zandverstuivingen, naaldbos en recreatie(bedrijven). De toegankelijkheid is hier groter dan in de oostelijke helft. De randen van de Veluwe zijn vanuit de wijde omgeving over snelwegen goed bereikbaar en dus beleefbaar, maar in het natuurkerngebied zelf wordt de ontsluiting bewust afgebouwd (ontsnippering). Grootschalige verblijfsrecreatie vormt echter ook een bedreiging voor het landschap. Het Veluwemassief met uitzondering van de agrarische enclave Uddel-Elspeet is in zijn geheel een waardevol landschap
  
Inhoudelijke uitwerking kernkwaliteiten: Veluwemassief
 
De groene long van Nederland
  • De betekenis van de Veluwe voor de verstedelijkende Nederlandse samenleving wordt steeds groter: het omringende stedelijke gebied groeit, de Randstad is eigenlijk al nabij, de stedelijke druk uit het westen is aan de Veluwe al voelbaar bij Nijkerk, Barneveld en Wageningen. Maar ook is, meer vanuit eigen dynamiek, de stedelijke druk groot en groeiend aan de zuidkant (Arnhem), de oostkant (Apeldoorn) en de noordkant (Zwolle). Als groene contramal en producent van schone lucht is het Veluwemassief steeds belangrijker.
  • De Veluwe is veruit het grootste aaneengesloten groene gebied van Nederland waar voor mens en dier een zekere 'eindeloosheid' is te ervaren. Dat is een unieke kwaliteit.
  • De identiteit van de groene long van het Veluwemassief wordt niet alleen bepaald door het 'groen' in de zin van natuur, maar ook door de unieke aardkundige kwaliteiten (reliëf en bodem) en de rijke cultuurhistorische kwaliteiten.
 
Stuwwal met grootschalige afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand en vennen, agrarische enclaves.
  • Deze afwisseling is in het westelijk deel sprekender dan in het oostelijk.
  • Het westelijk deel kent meer open enclaves van heide, zand en landbouwgebied dan het oostelijk deel; dat laatste is een grootschalig besloten bosgebied.
  • Behalve de interne afwisseling met de verschillen tussen oost en west is er sprake van een sterk contrast tussen de besloten randen van de Veluwe met de lager gelegen, en veelal intensiever bebouwde, omgeving.
 
Rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf)
  • Het Veluwemassief is een 'ijstijdrelict'. In de voorlaatste ijstijd is het reliëf in zijn hoofdvorm ontstaan door opstuwing van grotendeels zandige rivierafzettingen door het ijs. Daarna hebben smeltwater, bodemafschuiving, verstuiving en andere erosieverschijnselen het huidige reliëf doen ontstaan. De zandverstuivingen zijn het resultaat van menselijke invloed (overbegrazing, houtoogst, strooisel- en plaggenwinning). Het geheel van aardkundige kwaliteiten op deze schaal is internationaal zeer zeldzaam.
 
Afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van de vennen en enkele beken
  • Door de zandige ondergrond beperkt oppervlaktewater zich tot de enkele plaatsen waar een ondoorlaatbare ondergrond is: de vennen maar ook het dal van de Hierdense beek die als Staverdensche beek diep in het Veluwemassief begint.
  • In noord-zuid richting loopt een waterscheiding onder het Veluwemassief. Het grondwater in het westelijk deel komt pas buiten het massief aan de oppervlakte in het Randmeergebied en de Gelderse Vallei; het grondwater in het oostelijke en zuidelijk deel wordt, deels nog op het massief, aangesneden door tal van sprengenbeken (zie nr. 25); hier komen ook veenachtige gebieden voor met zeer hoge waterstanden en kwel.
 
Weinig bebouwing
  • Bebouwing op het massief zelf beperkt zich tot enkele oude landbouwenclaves, bebouwing samenhangend met de 'watereconomie' van de beken, 19e- en 20e-eeuwse landgoedbebouwing, 19e- en 20e-eeuwse bebouwing voor medische, zorg- en militaire instellingen. Tot deze bebouwing behoren grote bijzonderheden, zoals het jachtslot St. Hubertus op de Hoge Veluwe, Radio Kootwijk, het militaire complex op de Kop van Deelen en voormalige sanatoria.
  • Veel van de meer recente bebouwing is bedoeld voor recreatie, vooral huisjesterreinen met bijbehorende voorzieningen.
  • Aan de zuidrand ligt relatief veel bebouwing binnen de begrenzing met onder meer de kernen van Doorwerth en Heveadorp, landgoederen en militaire en instellingsbebouwing.
 
Karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open essen op de flanken
  • Dit betreft met name enkele complexen van oude bouwlanden ten noorden van Ede: de Doesburger Enk, Lunterense Eng, de Wekeromse Eng, en daarnaast de oude bouwlanden bij Harskamp en in de landgoedgordel tussen Velp en Dieren. Vele complexen van open oude bouwlanden liggen juist buiten de begrenzing van het Veluwemassief. De bouwlanden ten noorden van 't Hof te Dieren (deels oud open bouwland, deels voormalig bos) verdragen toevoeging van opgaande elementen in het kader van ecologische verbinding.
 
Een 'antropogene' leegte van nu met een schatkamer van cultuurwaarden van toen: landgoederen, grafheuvels, boerderijen et cetera
  • De Veluwe is in de IJzertijd een kerngebied van bewoning geweest met omringende natte, onbewoonde gebieden. In de Middeleeuwen is dat omgedraaid. Van de prehistorische bewoning resteren grafheuvels en celtic fields. De ijzerwinning uit de tijd dat de Veluwe het eerste 'industriegebied' van de lage landen was heeft geleid tot ontbossing en relicten zoals houtskoolbrandplaatsen met rode zanden.
  • 'Een deel van de kleine landbouwenclaves zijn zeer oude nederzettingen die teruggaan tot de Vroege Middeleeuwen of eerder; tot die stokoude nederzettingen behoren Vierhouten, Drie, Garderen/Houtdorp, Koudhoorn, Boesschoten, Hoog Soeren, De Ginkel en Gortel.
  • Uit de tijd dat de Veluwe een zeer extensief gebruikt doorgangsgebied was, dateren de hessenwegen die overwegend in oost-west richting het massief doorkruisen.
  • Tot de landgoederen behoren enkele zeer oude langs de Hierdensche beek: Staverden en Leuvenum. Andere landgoederen zijn als boslandgoederen gesticht nadat de heide functieloos was geworden en daarom bebost kon worden; in de meeste gevallen is een klein deel van het landgoed bijzonder verfraaid waar het landhuis staat. Een uitzonderlijk geval is de Hoge Veluwe dat door het echtpaar Kröller-Müller als een symbiose tussen natuur en kunst is bedoeld.
 
Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot
 
rechtlijnig verkaveld productiebos en recent ontwikkeld 'oerbos' met begrazers
  • Zeer oude loofboscomplexen komen voor bij sommige van de oudere nederzettingen. Ze komen vooral voor op de Noord- en Oost-Veluwe en plaatselijk in de zuidrand. Voorbeelden zijn: Speulderbos, Sprielderbos, Putterbosch, Vierhouterbos, Gortelsche Bosch, Hoog Soerense bos, Vreebosch en Meerveldsche bosch. Verspreid komen hakhoutbossen voor met een hoge ouderdom.
  • Deels oude, deels jongere landgoederen en buitenplaatsen aan de zuidrand.
  • Landgoedbossen uit de 19e en 20e eeuw naar de inzichten van de particuliere eigenaren met veelal over kleine oppervlakten parkachtige structuren met bebouwing.
  • Staats- en gemeentelijke bebossingen in rechtlijnige patronen.
  • Rust, ruimte, donkerte.
 
Consequenties
 
Gemeenten dienen in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit. Aangezien het om een overwegend consoliderend bestemmingsplan is een nadere verantwoording van de kernkwaliteiten niet noodzakelijk.
 
Bij afwijkingen, wijzigingen en herzieningen van dit bestemmingsplan dienen bovenstaande kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen in ogenschouw genomen te worden. Aangezien het in dit bestemmingsplan om het bestemmen van bestaande recreatieterreinen gaat is een nadere verantwoording in dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
  
Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur
 
In het Streekplan Gelderland is aangegeven dat de natuurwaarden binnen de EHS worden beschermd door middel van het 'nee, tenzij'-principe. Dit houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een bepaald gebied zijn. In deze streekplanuitwerking worden deze kwaliteiten en waarden uitgewerkt.
  
Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:
  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AMvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet.
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren.
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast.
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).
 
Gedeputeerde Staten maken hierop een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities. Voor onderstaande kernkwaliteiten geldt dat Gedeputeerde Staten het schaalniveau waarop een beoogde ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, zullen afwegen tegen de gevolgen voor de kernkwaliteiten. Op basis hiervan zullen Gedeputeerde Staten beoordelen of een aantasting als significant is te beschouwen.
  
Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten in de gehele EHS:
  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden op de Veluwe.
  • Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
  • De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse, Beekberger-, Soerense, Haviker-, Renkumse, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
  • De landschappelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense Beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden, en kruidenrijke akkers en bossen.
  • De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
  • De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.
 
Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten in de Randmeerkust:
  • De droog-nat en voedselarm-rijk gradiënt vanaf de Veluwe tot aan de randmeren en het samenhangende systeem van infiltratie op de Veluwe en kwel in de overgangszone en de Randmeerkust, tussen Harderwijk en Elburg met de daarbij behorende hoge waarden van en potenties voor beken, kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden) en weidevogels.
  • De openheid en hoge waterstanden in Arkemheen, van de veen- en kleigebieden tussen Harderwijk en Elburg, in polder Oosterwolde en bij Dasselaar en de daarvan afhankelijke weidevogels.
  • De relatie tussen de randmeren (slaapplaats) en open veen- en kleigebieden langs de randmeerkust (foerageergebied) voor ganzen, zwanen en eenden.
  • De samenhang die de randmeerkust heeft met andere gebieden in de nationale natte as van water- en moerasgebieden met aan (riet)moeras gebonden soorten.
  • De strandwallen langs de randmeren met de daarbij behorende droge (stroomdal)graslanden en struwelen.
  • De (potentiële) uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de Veluwe en het Randmeer, in de nog weinig bebouwde delen van de Veluwerand, in het bijzonder de Hierdense poort.
 
Consequenties
 
Bij afwijkingen, wijzigingen en herzieningen van dit bestemmingsplan dienen bovenstaande kernkwaliteiten van de omgevingscondities van Gelderse Ecologische Hoofdstructuur in ogenschouw genomen te worden. Aangezien het in dit bestemmingsplan om het bestemmen van bestaande recreatieterreinen gaat is een nadere verantwoording in dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
  
Ruimtelijke Verordening Gelderland
 
Op 15 december 2010 heeft Provinciale staten van de Provincie gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Met deze ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
  
In hoofdstuk 6 van de Regels stelt de provincie regels met betrekking tot het onderwerp recreatieparken. Deze regels komen overeen met het beleid zoals eerder opgenomen in het Streekplan Gelderland en het Groei- en Krimpbeleid zoals reeds beschreven in deze paragraaf.
  
Nieuw in de ruimtelijke verordening Gelderland is dat er een ontheffingsbevoegdheid van Gedeputeerde Staten is opgenomen voor recreatiewoningen in recreatieparken met een grotere omvang dan 75m2 en geen grotere inhoud dan 300m3, indien wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie (artikel 8.7).
  
Een ontheffing als in artikel 8.7 van de provinciale verordening kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • het recreatiepark wordt bedrijfsmatig geëxploiteerd;
  • een maximaal bebouwingsoppervlak van het totaal aantal recreatiewoningen wordt vermeld; en
  • een concreet voorstel met betrekking tot de verdeling van de maatvoeringen van de recreatiewoningen wordt gedaan.
 
Een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening dient te worden ingediend door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van het besluit waarvoor die ontheffing wordt aangevraagd. Dit betekent dat wanneer met de te verlenen ontheffing een bestemmingsplan of beheersverordening zal worden vastgesteld, het verzoek om ontheffing zal worden ingediend door de gemeenteraad. Wanneer ontheffing wordt verleend ten behoeve van een te verlenen omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3º, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt de aanvraag ingediend door het op grond van de Wabo bevoegde gezag. Dit zal in de meeste gevallen het college van Burgemeester en Wethouders zijn.
  
De ontheffingsaanvraag dient vergezeld te gaan van een beschrijving van het project, een motivering en een kaart. In de motivering zal moeten worden ingegaan op de criteria die de verordening aan toepassing van de betreffende ontheffing stelt. De beschrijving van het project in samenhang met de kaart dient voor Gedeputeerde Staten voldoende duidelijk te zijn om op de aanvraag te beslissen. Vervolgens zal binnen maximaal 8 weken na ontvangst van de aanvraag worden besloten of ontheffing al dan niet wordt verleend. Op (het uitblijven van) een besluit op een ontheffingsaanvraag is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van toepassing. Tegen een besluit op een ontheffingsaanvraag staat op grond van de Awb een normale bezwaar- en beroepsprocedure open.