Plan: | Kom Ermelo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPkomermelo-0401 |
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Beheer bestaande situatie
De bestaande situatie wordt vastgelegd en van een ruimtelijke-juridische regeling voorzien en daarmee integraal beheerd. In het plangebied zijn binnen verschillende bestemmingen hindergevende en hindergevoelige functies mogelijk. Hindergevende functies zijn winkels, bedrijven, horeca en maatschappelijke voorzieningen. Andere maatschappelijke functies zoals verpleegtehuizen, praktijken en klinieken zijn evenals woningen hindergevoelig. In en buiten het plangebied van de Kom zijn enkele situaties bekend waarbij sprake is van hinder. Op het bedrijventerrein Kerkdennen is het vleesverwerkingsbedrijf Polskamp gevestigd. Dit bedrijf zorgt regelmatig voor geurhinder van omliggende bebouwing. Met dit plan worden echter geen ruimere mogelijkheden of uitbreiding mogelijk gemaakt. Om deze reden hoeft dit situatie niet nader te worden behoordeeld. Buiten het plangebied, op het terrein Veldzicht, is een palletfabriek 'Presswood' gevestigd. Ook van dit bedrijf is geurhinder bekend door de lijmstoffen die nodig zijn voor de vervaardiging van pallets. Gezien de ligging vanaf het plangebied (circa 600 m.) en het feit dat ook hier geen uitbreiding mogelijk wordt gemaakt hoeft deze situatie niet nader te worden beoordeeld.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit is van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik.
Wijzigingsbevoegdheden
Om goed inzicht te krijgen van de bodemkwaliteit en eventuele beperkingen qua uitvoering of financiën moeten onderzoeken worden uitgevoerd. Aangetoond moet worden of de bodem geschikt is voor de voorgenomen functie(s) en activiteiten. Als de bodem daar niet geschikt voor is, dient omschreven te worden of het geschikt maken van de bodem financieel haalbaar is. Bij activiteiten moet gedacht worden aan onder andere koude-warmteopslag, grondverzet en ondergronds ruimtegebruik. Voor de beoordeling van de diffuse bodemkwaliteit kan gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart. Voor de beoordeling van lokale verontreinigingen is een gedegen historisch onderzoek nodig, eventueel aangevuld met bodemonderzoek om leemten of verouderde onderzoeken aan te vullen. Op grond van historische informatie kan ook onderzoek naar asbest in bodem of puin nodig zijn.
Beheer bestaande situatie
In het plangebied zijn drie verdachte locaties aanwezig met een mogelijke bodemverontreiniging. Dit zijn 'De Zanderij', 'Groevenbeek' en locatie 'De Driesprong'. De Zanderij betreft een terrein met sportvoorzieningen die in dit bestemmingsplan conform huidige situatie worden bestemd. Een onderzoek naar de aard en schaal van de vervuiling is in dit geval niet noodzakelijk. Groevenbeek is een mogelijke woningbouwlocatie. In dit bestemmingsplan wordt deze locatie bestemd conform de huidige situatie. Om deze reden is nu geen onderzoek nodig naar de bodemkwaliteit ter plaatse. De Driesprong betreft twee deellocaties waarbij in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen van de bestemming Bedrijf naar Maatschappelijk of Woondoeleinden 1 (nr. 2).
Voor deze locaties zijn deze wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Een haalbaarheidsonderzoek naar de kwaliteit van de bodem en de mogelijke vervuiling zal bij omzetting van de bestemming moeten worden uitgevoerd evenals andere noodzakelijke milieuonderzoeken.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is op grond van de Wet Geluidhinder gelegen binnen de onderzoekszones van verschillende wegen en spoorwegen. Veel functies in de bebouwde kom zijn geluidgevoelig, waarvan wonen in een groot deel voorkomt. Aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd is het niet nodig om de geluidshinder op woningen te onderzoeken. Akoestisch onderzoek Verkeerslawaai is dan ook niet nodig.
Industrielawaai
Dit bestemmingsplan staat geen uitbreiding van aanwezige bedrijven toe ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Op het bedrijventerrein Kerkdennen zijn echter wel hindergevende bedrijven aanwezig. Er is geluidsoverlast bekend van bedrijven op de omliggende woningen. Omdat het plan niet voorziet in een uitbreiding van bedrijven of het toestaan van meer ontwikkelingsmogelijkheden hoeft de situatie niet nader te worden beoordeeld.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Beheer bestaande situatie
Doordat alleen de bestaande situatie in het bestemmingsplan wordt vastgelegd is een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig. Een beperkte scan van de luchtkwaliteit op basis van de NIBM-tool van VROM en de kaarten van het Nationale samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) geven genoeg zekerheid om de goede luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te garanderen.
Uitsnede saneringstool 3.1
De luchtkwaliteit van het plangebied moet voldoen aan de norm van 40 µg/m³. Voor het plangebied geldt een achtergrondconcentratie voor NO2 van 20-22,5 µg/m³. Deze luchtkwaliteit voldoet aan de norm en is passend bij de te realiseren bestemmingen.
Conclusie
Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Navolgende afbeelding betreft een uitsnede uit de risicokaart.
Uitsnede risicokaart (bron: provincie Gelderland)
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Stationaire bronnen
In het plangebied zijn Bevi inrichtingen aanwezig. In het plangebied is op het perceel aan de Oude Telgterweg 177 een ammoniak opslag aanwezig. Dit bedrijf (Polskamp Meat Industry) heeft ter plaatse van deze opslag een plaatsgebonden risicocontour van 35 meter. Voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied. Dit bedrijf vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Mobiele bronnen
In het zuidwestelijke deel van het plangebied loopt een gasleiding (Transportroutedeel N-570-28-KR-002) ter hoogte van het bedrijventerrein 'Kerkdennen'.
Het berekende groepsrisico van beide aardgasleidingen lig ter plaatse beneden de oriënterende waarde van het groepsrisico. Het invloedsgebied van deze leidingen is gelegen over het plangebied. Mocht tijdens het opstellen van het bestemmingsplan blijken dat het aantal (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van het groepsrisico toeneemt, dan dient een nadere verantwoording van het groepsrisico worden uitgevoerd.
Ter bescherming van de leiding (Transportroutedeel N-570-28-KR-002) wordt een dubbelbestemming opgenomen met een vrijwaringszone van 5 m.
Ten westen van het plangebied ligt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. Ter hoogte van deze spoorlijn is er sprake van een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Binnen dit gebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Dit plan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het gebied mogelijk waarbij geldt dat de PAG geen belemmering vormt. Daarnaast heeft de spoorlijn ook een plaatsgebonden risicocontour van 9 meter.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.