direct naar inhoud van Regels
Plan: Kawoepersteeg 28-30A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPkawoeperstg2830a-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kawoepersteeg 28-30A met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPkawoeperstg2830a-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouwen:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:

  • a. aan een niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 m achter het snijpunt met de voorgevel, en
  • b. aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel;
1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.11 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het plan, of een andere planologische procedure;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.27 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.31 inwoning:

het wonen in een woning door één of meer personen die geen deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner(s) van die woning, zonder dat sprake is van een voormalige meergeneratiewoning;

1.32 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.33 nutsvoorziening::

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.34 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.35 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
1.38 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de versterking en bescherming van groene waarden;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, andere voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik conform artikel 4 is uitsluitend toegestaan indien landschappelijke elementen en groenvoorzieningen ter plaatse van de bestemming Groen worden behouden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het rooien/kappen van bomen;
    • 1. Indien een boom wordt gekapt geldt hiervoor een herplantplicht van 1 op 1.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep en bedrijf;

met daarbij

  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. tuinen en erven.
4.2 bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal te bouwen woningen niet meer mag bedragen dan dit aantal.
4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de woningen mogen uitsluitend vrijstaand met dien verstande dat de afstand van de vrije zijde van de woningen onderling niet minder mag bedragen dan 5 meter dan wel niet minder dan de bestaande afstand;
  • b. de goothoogte van een woning bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van een woning bedraagt niet meer dan 7 meter;
  • d. het maximale oppervlakte van een woning bedraagt 75 m2;
  • e. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een woning, met een maximum van 50% van het oppervlak.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. per hoofdgebouw is maximaal 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt 10 m2;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn uitgesloten, met uitzondering van:

  • a. een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
  • b. twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • c. een aangebouwd of vrijstaand afdak voor openhaardhout, waarvan de lengte niet meer dan 2 meter, de breedte niet meer dan 0,60 meter en de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • d. kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,60 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting - Inrichting

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ter plaatse van de bestemming Wonen - 1 gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de bestemming Wonen - 1 zonder de aanleg/uitvoering en instandhouding van de maatregelen conform de in paragraaf 4.5.2.1 van de toelichting genoemde maatregelen en teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en inpassing.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarden dat binnen 12 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform de in paragraaf 4.5.2.1 van de toelichting genoemde maatregelen en teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en inpassing.

4.3.3 Voorwaardelijke verplichting - Duurzaamheid

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de bestemming Wonen - 1 zonder de aanleg/uitvoering en instandhouding van de maatregelen in de bestemming Wonen - 1 conform het in Bijlage 2 van de regels opgenomen overzicht, teneinde te komen tot een duurzame omgeving.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarden dat binnen 12 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de maatregelen conform het in Bijlage 2 bij de regels opgenomen overzicht, teneinde te komen tot een duurzame omgeving.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep en bedrijf;

met daarbij

  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal te bouwen woningen niet meer mag bedragen dan dit aantal.
5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de woningen mogen uitsluitend twee aaneen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een woning bedraagt niet meer dan 4 meter, tenzij bij de ter visie legging van het ontwerp de bedrijfswoning al een grotere goothoogte heeft, deze mag worden gehandhaafd;
  • c. de bouwhoogte van een woning bedraagt niet meer dan 8 meter, tenzij bij de ter visie legging van het ontwerp de bedrijfswoning al een grotere goothoogte heeft, deze mag worden gehandhaafd;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • e. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een woning.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt 75 m2;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter;
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn uitgesloten, met uitzondering van:

  • a. een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 3 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
  • b. twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • c. een aangebouwd of vrijstaand afdak voor openhaardhout, waarvan de lengte niet meer dan 2 meter, de breedte niet meer dan 0,60 meter en de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • d. kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 meter op het voorerf;
    • 2. 2 meter op het achtererf en aangrenzend aan openbare ruimte.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.

6.3 Afwijken bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de onbebouwde gronden en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. een gebruik van gronden als paardenbak;
  • d. een gebruik voor (detail)handel;
  • e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein;
  • f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • g. een gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • c. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • d. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter; 
9.2 Afwegingskader

De in artikel 8.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeernormen
  • a. Voor de voormalige recreatiewoningen binnen dit bestemmingsplan geldt, in afwijking van het bestemmingsplan 'Parkeernormen', een parkeernorm van 1,3 parkeerplekken per woning.
  • b. Voor de woningen Kawoepersteeg 28 en Kawoepersteeg 30 binnen dit bestemmingsplan geldt, conform het bestemmingsplan 'Parkeernormen', een parkeernorm van 2,3 parkeerplekken per woning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kawoepersteeg 28-30A