direct naar inhoud van 4.3 Natuur
Plan: Bedrijventerrein Veldzicht 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401

4.3 Natuur

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de structuurvisie is vastgelegd.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau.

Ecologische Hoofdstructuur

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Onderzoek

In en direct grenzend aan het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden of Ecologisch hoofdstructuur gelegen, zie afbeelding 5. In de omgeving is het Natura 2000 gebied Veluwe en Veluwe Randmeer gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401_0006.jpg"

Afbeelding 5: overzicht EHS en Natura 2000

Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 (rood = Natura 2000 en groen EHS)

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Vanwege de wijzigingsbevoegdheid voor de Groene Zoom in het plangebied is door Groenewold Adviseurs voor Milieu & Natuur medio 2012 een natuuronderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.

Uitgangspunten voor de natuurtoets zijn:

  • Integrale herziening bestemmingplan Veldzicht;
  • Conserverend plan voor het bestaande deel van Veldzicht
  • Verbreden van wegen op het bestaande terrein.
  • Veldzicht Noord vierde fase maakt nadrukkelijk geen deel uit van het voorliggende plan.
  • Inrichting agrarisch gebied aan de Fokko Kortlanglaan als een werklandschap, in lijn met de Structuurvisie Groene Zoom, waar deze strook deel van uit maakt. Het zou dan moeten gaan om 25% wonen en werken en 75% groen in deze strook. Hierin is een aantal ontwikkelingen voorzien, onder andere:
    • 1. het verwijderen van enige bomen en opslag
    • 2. het slopen van enkele opstallen
    • 3. het bouwrijp maken van gronden
    • 4. het aanleggen van wegverharding
    • 5. het realiseren van groenvoorzieningen
  • herinrichting F. Kortlanglaan 164a
  • woon-/werklandschap Harderwijkerweg 215/F. Kortlanglaan
  • ontwikkeling woonwerkunit, perceel tussen F. Kortlanglaan 164a en 174
  • realisatie schuur F. Kortlanglaan 190

Resultaat

Flora- en faunawet

Voor aanvang van de werkzaamheden is het niet noodzakelijk om een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en Faunawet aan te vragen voor de algemene soorten en de strikt beschermde soorten. Het betreft een conserverend plan met alleen aan de noordzijde enige ruimte voor uitbreiding en planwijziging. Deze onderdelen liggen alle in de Groene Zoom waarvoor een gebiedsvisie is vastgesteld. De te realiseren bestemmingen in de Groene Zoom moeten alle landschappelijk worden ingepast. De werkzaamheden vinden zoveel mogelijk plaats in de periode die voor aanwezige beschermde soorten de minste schade op zal leveren. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling.

In het plangebied zijn jaarrond beschermde soorten aanwezig, met name de Huismus en de Steenuil. Ingeval bebouwing wordt gesloopt is onderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van deze soorten.

Als er nesten van de Huismus verdwijnen door realisatie van de plannen is het aanbieden van vervangende nestruimte als mitigerende maatregel noodzakelijk.

Voor de Steenuil is in 2011 uitvoerig onderzoek gedaan voor het bestemmingsplan 'Veldzicht Noord 4e fase'. Het daarbij behorende 'Uitvoeringsplan maatregelen Steenuil' beschrijft te treffen compenserende en mitigerende maatregelen, welke deels binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt. Om strijdigheid van dat plan met de Flora- en faunawet te voorkomen is het van belang dat uitvoering van bedoelde maatregelen niet door de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt belemmerd of onmogelijk gemaakt.

In het plangebied komen vleermuizen voor. Tijdens veldbezoeken zijn Gewone en Ruige dwergvleermuis en de Laatvlieger aangetroffen. Van de Gewone dwergvleermuis zijn in 2011 zwermplaatsen/paarverblijven gevonden. Ingeval van sloop van gebouwen of de kap van grotere bomen dient zorgvuldig te worden onderzocht of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als er verblijfplaatsen aanwezig zijn dient door een ter zake deskundige onderzoek plaats te vinden of mitigerende en/of compenserende maatregelen mogelijk zijn en worden uitgevoerd. Uitstel van de actie tot een gunstig moment kan ook een maatregel zijn.

Voor vleermuizen is de beste tijd voor sloop of kap direct ná de overwinteringsperiode (half maart tot en met april) of net vóór de overwinteringsperiode (september tot half november). In combinatie met het broedseizoen is dan de periode vóór de overwintering het meest geschikt.

Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt de functionaliteit van deze beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd en vindt geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet.

Tot slot worden er vanwege de voorkomende steenuil mitigerende en compenserende maatregelen genomen. Het betreft beplanting en een boomgaard bij de herinrichting van Fokko Kortlanglaan 164/164a, specifieke inheemse beplanting langs het fietspad Jagerserf-F. Kortlanglaan, specifieke beplanting rond F. Kortlanglaan 162 en 174, inrichting en beplanting van en langs de waterberging (hoek Jagerserf/Middelerf) en de zoombelanting langs de nog aan te leggen Meeboerserf. Deze maatregelen zijn mogelijk op basis van het bestemmingsplan.

Natuurbeschermingswet

Uit het onderzoek blijkt, dat de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied kleiner is dan 600 meter. In paragraaf 5.1. van het onderzoek wordt ingegaan op Natura 2000 (bijlage 3). Conclusie is dat geen van de relevante habitats en soorten van de Veluwe in het plangebied zijn aangetroffen of te verwachten. Gezien de biotoopeisen van de relevante soorten in relatie tot het plangebied en de huidige terreingesteldheid zijn hier ook geen voortplantings-, foerageer-, overwintering- of (vaste) rustplaatsen te verwachten. Het betreft een bestaand bedrijventerrein. Er worden met dit plan geen grote uitbreidingen gerealiseerd. De beoogde ingrepen c.q. bouw van de nieuwe bedrijfspanden heeft geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten. Realisatie brengt de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe niet in gevaar.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De ingreep vindt plaats buiten de begrenzing van de EHS. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van de EHS mag aangenomen worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied Veluwe. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.

Voorbehoud en zorgplicht

Om de risico's op verstoring van beschermde soorten op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten.

Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden.

Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).

Bij het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden volgens de 'Gedragscode Flora- en faunawet voor de bouw en ontwikkelsector' hoeft geen vrijstelling te worden aangevraagd bij de aanwezigheid van vogels of soorten uit Tabel 2 van de Flora- en faunawet.

Conclusie

Gezien het voorgaande en het conserverend karakter van het bestemmingsplan, is het aannemelijk dat de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de EHS geen belemmeringen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan.